Johannes Lodewijk van Haselen
* 1 maart 1911 - † 27 september 1995
Tiende kind van Hermanus van Haselen en Joachima Johanna Montizaan
Hij werd op 19 maart 1911 in de Gereformeerde
kerk aan de Langegracht in Amersfoort gedoopt door ds. A.M. Donner met de namen van zijn
broertje, het zesde kind, dat in 1907 overleed, 8 dagen oud.
Het tweeling-broertje daarvan, Willem Hendrik, stierf na één dag. Na hen werd in 1908
een zusje geboren, Clara Alberta (Bep) dat overleefde, en vervolgens kwam er in 1909 nog een broertje dat
ook Willem Hendrik werd genoemd.
Vader Herman van Haselen was graanhandelaar, en bewoonde een zeer ruim huis,
even buiten de Koppelpoort in Amersfoort (rechts, als je de Koppelpoort in de rug had). Even
verderop stond de fabriek, waarvan een van de belangrijkste producten Kindermeel
was.
Laudor was
het merk. Het bestaat nog, elders.
Pappa herinnerde zich dat ze met pijl en boog over het huis heen schoten.
Met zo'n groot gezin waren er natuurlijk verschillende 'knechten en meiden'...
Er werd veel gelopen, maar soms mochten de kinderen mee op de wagen, als die
richting school reed.
De oudere leden van het gezin herinnerden zich
de komst van de eerste auto's... Ook van de trein werd niet vanzelfsprekend
gebruik gemaakt. Maar vader Herman van Haselen, die zeer sociaal voelend was, ging wel
elke zomer een weekje varen met het personeel (en het gezin).
Vacantie, en zeker in deze vorm, was in die tijd iets heel bijzonders. Dat deden
andere werkgevers niet snel.
De familie van Haselen vormde een hechte clan in Amersfoort.
De talrijke neven
en nichten vormden zelfs een eigen waterpolo team!
Radio had de familie niet. Zo kon het gebeuren
dat, toen Hitler in 1933(?) alle buitenlandse tegoeden bevroor, Herman dat
niet tijdig hoorde. Bijna heel de productie van Kindermeel en granen werd nl. geëxporteerd naar Duitsland, en natuurlijk stonden daar grote rekeningen
uit.
De meesterknecht echter had wel een radio, en hij zag zijn kans schoon:
hij ging naar de fabriek, lichtte de la, en verdween.
De volgende dag was Herman van Haselen geruïneerd. Alle liquide en uitstaande
middelen waren weg.
Dat hij zelfs de salarissen van het personeel niet kon
betalen, was voor hem een diepe wonde, die nooit echt heelde. Het grote huis werd verkocht, en zijn
vrouw en hij trokken eerst naar een woning in Rotterdam, daarna naar Nieuwkoop,
en later trokken ze in bij een van de getrouwde dochters in Bilthoven. Maar er
was iets in hem geknakt.
Dat de jongere kinderen niet de opleiding konden volgen, die hij ze zo graag gunde, deed
pijn.
Het gezin was Gereformeerd, en hing een sobere
levensstijl aan. Op zondag kookte men niet, want je mocht als huisvrouw tijdens
de kerkdienst per ongeluk eens denken aan de nog te koken maaltijd! En het was
natuurlijk werk!
(Ik vermoed dat de 'warme' maaltijd op zaterdag werd gekookt, en op zondag werd
opgewarmd. Of overnachtte in de hooikist, en zo warm gehouden werd.)
Als jongste kind werd Jo liefkozend Uk
genoemd, en dat bleef binnen de familie zo, ook toen hij allang volwassen was.
Hij zal al ruim 70 geweest zijn, eer hij zijn oudste zus durfde te zeggen dat hij
daar geen prijs op stelde.
'Johannes is mijn naam', zei hij haar, toch ietwat
verbolgen.
Voor de vrienden was hij Jo of Joop.
Een charmante jongen was het, die ongetwijfeld veel
harten heeft gebroken toen hij jong was.
Na de ULO kwam hij naar Alkmaar, waar
hij een tijdlang onder zijn zwager Herman Vlug in de firma 'de Kat' werkte.
Hij
woonde aanvankelijk ook bij hen.
Maar, al bleef
de band bestaan, zeker met zijn oudste zus, hun wegen gingen uiteen.
In 1933 was Jo lid van de Christelijke Gymnastiekvereniging Kracht en
Vlugheid waar hij in een treffen met een concurrerende vereniging (Door
Eendracht Sterk???) kennis maakte met Gré Pool, die hij bewonderde omdat ze
zowel geestelijk als lichamelijk zo sterk was.
Het turnen bleek een sterke band, en al was Gré lid van de Hervormde Kerk (foei
toch!), ze werden een paar.
Op 30 september 1936 trouwden ze, midden in de
crisisjaren. Jo werkte als suikersjouwer (zakken van 50 kilo!) voor 19 gulden
per week. Het was wel heel weinig, maar toch anderhalf keer de
minimumwerkloosheidsuitkering in die tijd.
In de verlovingstijd gingen Jo en Gré vaak op de fiets helemaal naar Nieuwpoort,
maar echt op haar gemak voelde Gré zich daar niet.
Ze had in allerlei op zicht
een andere achtergrond, en schoonmama had nog steeds iets van de
directeursvrouw. Bovendien was er een kerkelijk verschil, en dat telde in die
jaren.
Om persoonlijke banden waren de ouders lid geworden van de Gereformeerde Kerk
Vrijgemaakt onderhoudende artikel 31.
Dat was een beweging die Jo niet kon en wilde meemaken, dus hij ging bij zijn
huwelijk over naar de Hervormde kerk.
Het werd Gré niet in dank afgenomen door haar schoonfamilie! Jo ook niet,
maar...
In 1939 werd de eerste dochter geboren. Ze kreeg de namen van Jo's moeder.
De
tweede dochter kreeg vijf jaar later de naam van haar andere grootmoeder mee,
zij het in gemoderniseerde vorm, en die van een van de zussen. (Haar peettante.)
De derde kreeg nog weer vijf jaar later een
bloemennaam. :-)
De oorlogsjaren gingen niet onopgemerkt
voorbij. Jo zat diep in het verzet, en natuurlijk was Gré op de hoogte; wat haar rol
precies was, is niet bekend. Ogenschijnlijk was ze een brave huismoeder, maar
toen er een prijs op Jo's (ondergedoken) hoofd stond, werd ze regelmatig
opgeschrikt doordat er Duitsers in de tuin opdoken. In de hoop dat ze de heer
des huizes zouden betrappen. Zeker toen ze in 1943 zwanger was.
Op een
gegeven moment kregen de Duitsers er lucht van dat de verzetsgroep
waarschijnlijk ondergedoken was in de Ringersfabriek. Het verhaal van een van de
mensen die dat meemaakten, leest u hier.
De directeur van de fabriek werd meegenomen naar Amsterdam, naar het
Euterpeplein, en bleef daar een aantal maanden.
Ook Jo's jongste broer Wim werd opgepakt en gevangen gezet tot na de bevrijding.
Hij moet veel op zijn broer geleken hebben, en de Duitsers dachten aanvankelijk
dat ze een vette vis buitgemaakt hadden. Hij heeft het moeten bezuren!
Bij het einde van de oorlog ging het verzet
over in de Binnenlandse Strijdkrachten, Jo droeg een vreselijk lelijk grof bruin
uniform. :-(
Het voelde aan als jute, maar dan dikker. Er was een auto waar hij wel eens in
reed, en er werden verwoede pogingen gedaan om te voorkomen dat schuldigen aan
oorlogsmisdaden de dans ontsprongen. Zelf heeft hij Joseph Kotälla gearresteerd
en verhoord. Een van de vier
van Breda. Het verslag van de verhoren is in copie bij de familie aanwezig.
De verzetsmensen kwamen na de oorlog een tijdlang regelmatig thuis in de
Snaarmanslaan, waar een groot biljard stond, dat buitgemaakt was op de Duitsers.
Het biljart kreeg een andere plek, bij iemand met een groter huis, en de zwaar
doorrookte bijeenkomsten verhuisden mee.
Het verschijnsel PTTS kende men nog niet bij name, maar ik weet dat verschillende leden van de groep (achteraf gezien)
daaraan geleden moeten hebben.
Jo werd ook driftig en prikkelbaar, moest van de
dokter aan het kanaal gaan zitten vissen. Nog erger! ;-/ Maar hij leerde er mee
om te gaan, al moest je niet aan zijn kinderen komen!
Op zijn vijftigste verjaardag stopte hij met roken. In één keer!!! Zonder dat
het gezin daar last van had. :-)
Na de oorlog moest er weer gewerkt worden...
Eerst bij Kaashandel Eysden, later werd het de N.C.Z.
Hij werd er een geliefd expeditie chef. Van kaas hield hij niet, pas toen zijn
tweede kleindochter werd gedoopt, en er een keur aan Franse kaasjes werd
geserveerd, mondde hem dat wél!
Tot zijn 65ste werkte hij bij de N.C.Z. Het loon bleef matig. Vaak gingen de
werklui met een hoger bedrag naar huis, want hun overwerk werd wel betaald, maar
het zijne niet: overwerk zat in die paar tientjes per maand meer.
Via het verzet kende hij Gerrit Soecker, die een Banketbakkerij had in de
Langestraat.
Diens kracht was het gebruik van uitsluitend eersteklas grondstoffen.
Bovendien zag
het gebak er altijd zeer verzorgd uit. Verschillende mensen, die bij hem hun
opleiding hebben gehad, deden later niet voor hem onder. Ook zij hadden een
eersteklas bedrijf.
Als het erg druk was,
zo rond de feestdagen, werkte Jo vaak hele nachten mee in de banketbakkerij.
Voor het gezin was het
extra feest als hij lekkernijen mee naar huis kon brengen.
Voor de echtgenote,
die het geld beheerde, waren de extra inkomsten vaak de verhoring van haar
gepijnigde gebeden. Want krap waren de financiën nog steeds.
Na de opheffing van de BS trad Jo toe tot de vrijwillige
politie. Dat was één van de
mogelijkheden om in de Koude Oorlog een bijdrage te leveren aan de samenleving.
Ook dat bleef hij doen tot zijn leeftijdsontslag.
(Mogelijk ook na zijn 65ste,
dat weet ik niet meer.)
Kerk
Jo en Gré trouwden in de Hervormde Kerk, en
bleven er trouwe en ijverige leden van.
Jo werd onder andere lid van het college der
collectanten, en daarbij hoorde dat je soms ook de mededelingen van de gemeente
moest voorlezen.
Hij trok daarbij altijd een heel ernstig gezicht, waar de
kinderen wel om moesten lachen!
Na
de dienst werden de collecten geteld, en daar mochten wij als kinderen wel eens
bij helpen. Heel gewichtig voelde dat!
Er moesten allerlei dingen worden gedaan, waar
de kinderen niets van hoorden, want dat was zo in die tijd.
Wel zagen ze dat hij
de verspreiding van de Kerkbrieven op zich genomen had, en dat betekende dat er
grote stapels kaarten door heel de stad moesten worden bezorgd. Postzegels
daaraan uitgeven was natuurlijk zonde, want 'dat geld had ook aan de armen
besteed kunnen worden'!
'Laat uw linkerhand niet weten wat
uw rechterhand doet' was een van de bijbelcitaten, waarnaar
geleefd werd.
Met het goede dat ze deden, had niemand iets nodig. Zo was dat!
Jo moet al minstens 50 geweest zijn, toen er in de Grote- of St. LaurensKerk
eens grondig schoongemaakt moest worden. En dat betekent ook: de dwarsbalken,
hoog in het schip. Met een dakhoogte van 35 meter, moeten die balken zich op
minstens 20 meter hoogte bevinden. En alleen maar hier en daar was er een laag
hekje, dat dan ook nog schuin afstond van het loopvlak. Dood-eng! Vooral als je een
lichte vorm van hoogtevrees hebt.
Maar Jo vond dat hij mee moest doen, want: 'Ik
kan het van de jongere mensen niet vragen om mee te doen, als ik het zelf niet
doe!' (Dat was het enige dat hij er over zei, toen hij aan tafel bevraagd werd
of hij dat nu wel moest doen.)
Punt uit. Het tekende hem.
Over moeilijke of lastige klussen werd niet moeilijk gedaan.
Geloof.
Daar werd niet over gesproken. Dat dééd je. Maar de Gereformeerde wortels
werden wel zichtbaar in de humor en de vertrouwdheid waarmee er met de Tekst
gespeeld werd. Hij was een koningskind, dat sprak vanzelf. God hield van je.
Maar er werd daarom ook wel veel van je verwacht! De Bijbelteksten werden met
evenveel vrijmoedigheid naar het heden toe aangepast en geciteerd als Jezus zelf
soms toepaste. Een driftige dochter kreeg te horen dat 'Wie zichzelf overwint
sterker is dan wie een stad overwint', en had je iets stouts gedaan, dan kreeg je
een bijbehorend pak ransel, onder het motto: Geen Vader sloeg met groter
mededogen. Dat dit uit het psalmboek kwam, (Psalm
103: 7) en lichtelijk uit het verband gehaald was, werd er niet
bijgezegd. Daar moest je later maar zelf achter komen.
Maar hij deed het niet met plezier. Het paste gewoon in de tijd.
De ene dochter
trok haar schouders op, de anderen vonden het vreselijk.
Geen vader sloeg met groter mededogen
Op teder kroost ooit zijn ontfermend' ogen,
Dan Isrels HEER op ieder, die Hem vreest;
Hij weet, wat van Zijn maaksel zij te wachten,
Hoe zwak van moed, hoe klein wij zijn van krachten,
En dat wij stof, van jongs af, zijn geweest.
Gezin
Drie dochters, met een tussentijd van telkens vijf jaar.
Wat had hij graag een zoon gehad!
En toen die kwam, kon hij hem niet erkennen, want al was het een kind van zijn
grote liefde, hij kon zijn wettige echtgenote en de dochters niet opgeven.
Zij
waren ook van hem afhankelijk.
Dat moet voor iedereen een zware tijd zijn
geweest, en gebleven.
Wel hebben hij en zijn vrouw hun best gedaan om
de kinderen het beste te geven dat in hun vermogen lag.
Toen de twee jongsten verder wilden leren, deden de ouders daar alles voor, ook
extra werken!
Na het pensioen verhuisden Jo en Gré naar de
overkant van het kanaal. Ze waren te jong voor een bejaardenhuis vonden ze, maar
ze kregen een 'aanleunwoning', geheel gelijkvloers op de begane grond. Mét een
makkelijk te onderhouden tuintje.
Gré haalde haar allereerste diploma: het Zwemdiploma.
Een jaar later haalde Jo
haar in. :-)
Het waren gouden jaren, al kwam de leeftijd al snel met gebreken.
Gré had heel lang heel veel pijn, maar ze bleef Jo's stuurvrouw, en die had Jo
nodig.
Dat bleek na haar overlijden in 1980.
Langzamerhand werd duidelijk dat de dementie, waar zijn moeder aan geleden had
voor haar dood, ook sluipend bij hem binnen kwam. Eerst verhuisde hij naar een
huis in Heiloo, later bleek er meer zorg nodig, en zo werd hij opgenomen in de
Drie Hoven in Amsterdam, in die tijd het beste huis dat te vinden was.
Toen hij er pas was opgenomen, vertelde hij dat hij de mensen daar zo zielig
vond, en dat hij iets voor ze wilde doen.
Ook zat het hem dwars dat hij, na een werkzaam en zorgzaam leven, geen doel meer
had. :-(
De code, waarmee het personeel de deuren openden, had hij al snel afgekeken,
zodat hij met een maatje de benen nam, en een nacht onvindbaar was. Kennelijk
waren ze binnengeslopen bij een dierenverblijf in de buurt.
De code werd natuurlijk veranderd, en zo kwam er een einde aan die relatieve
vrijheid.
Het ging op en neer, en er kwam een moment dat hij zijn kleinkinderen en
kinderen niet meer herkende.
En toch...
27 september 1995 mocht hij eindelijk naar Huis.
Even kwam hij overeind en keek hij aandachtig naar... ?