J.W. Jansen wilde beslist niet voor de Duitsers werken, dus dook hij met nog
een paar jongens onder in een chocoladefabriek in Alkmaar. Drie maanden zaten
ze hier veilig, totdat Duitsers en landwachters een inval deden.
“Vlak voor de kerstdagen in 1944 ben ik met nog een paar jongens
ondergedoken. Wij wilden in geen geval voor de Duitsers werken. Een van de
jongens, Joop van Haselen, was de leider van de knokploegen in Noord-Holland.
Theo Ringers nodigde ons, los van elkaar, uit om in de Ringers Cacao &
Chocolade Fabrieken in Alkmaar onder te duiken. In de fabriek was een centrale
keuken, waar wij ons eten ritselden.
Drie maanden later, op een zaterdagavond, werd de fabriek overvallen.
De heer Theo Ringers, die naast de fabriek woonde, kwam dikwijls ‘s avonds
van 22.00 uur tot 22.30 uur bij ons. Samen luisterden we dan met een verboden
radiotoestel naar de Engelse zender. Als hij niet kwam, hingen wij soms de
hoorn van de telefoon voor de radio, zodat hij thuis mee kon luisteren. Die
zaterdagvond in maart was hij weer bij ons geweest. Na afloop maakte hij een
praatje met de twee nachtportiers.
Beneden gekomen werd er op de deur gebonsd: ‘Aufmachen, polizei!’
Een van de nachtportiers kwam toen direct op kousenvoeten de fabriek in en
belde ons met de waarschuwing: ‘Jongens wegwezen, er is een overval.’
Joop van Haselen nam direct de leiding. De schoenen moesten uit, en zonder een
woord te spreken, wisten we alle sporen snel uit. Daarna vertrokken we in
ganzenpas naar de schuilplaats op een hogere etage.
Aan het eind van het grote verpakkingsmagazijn was een kleine ruimte als
archief in gebruik. De achterwand van het magazijn hadden wij afgeschermd met
lege kratten en kisten waar we overheen moesten kruipen om onze schuilplaats
te bereiken. Hoewel circa 30 ŕ 40 Duitsers en landwachters geruime tijd naar
ons zochten, hebben ze ons gelukkig niet kunnen vinden. De vooraf goed
doordacht ingerichte schuilplaats, waar we die drie maanden naast elkaar in
het stro hadden geslapen, bleek uitstekend te werken. De kratten en kisten
waren letterlijk de scheiding tussen leven en dood.”