Voor zover
mogelijk willen we hier de laatste dienst plaatsen
Dienst 1 october 2006 Voorgangster ds. Catrien van Opstal.
Voor
de dienst afkondigingen en vooroefenen.
Aan de
vlam van de Paaskaars worden de lichten op tafel aangestoken
Ingangspsalm
(de
gemeente gaat zitten)
Voorg:
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
....
En laten wij Zijn Naam prijzen,
want Zijn barmhartigheid heeft geen einde.
Kyrië en Gloria:
Gloria
Zondagsgebed
... door
Jezus Christus onze Heer. Gem.:
Amen.
Dienst
van het Woord
Gezang
19 = Lied 130a
Epistellezing
Aankondiging
van de Evangelielezing (Gem.
gaat staan)
Evangelielezing: Lukas 7:11-17
acclamatie:
Lied 339a
De gemeente gaat zitten.
Lied
O Heer die overwint
en ons zijt voorgegaan,
uw kerk is als een kind dat wacht om op te staan...
Preek
Gemeente van Jezus Christus,
Wij zullen straks een paaslied zingen.
De jongeling van Naïn
werd opgewekt, is ons zonet verkondigd door de Schrift. Een uitroepteken
plaatste Jezus, een uitroepteken van gerechtigheid en van hoop. Gerechtigheid,
want een weduwe zit niet meer aan de grond, zonder man, zonder zoon. Er kan
geleefd worden.
Hoop, want een teken wordt gegeven, dat de dood niet het laatste is.
Vraag me niet hoe dat kon. Ik heb het net als u van horen zeggen.
Ons antwoord erop kan het zingen van een paaslied zijn.
Twee keer, in het Oude en in het Nieuwe Testament, wordt ons verteld over een exodus. Maar dan een exodus, een uittocht als aftocht.
Een aftocht uit Naïn,
een uittocht uit Naïn. Een rouwstoet.
Een jongeman wordt de samenleving uitgedragen. Want hij is dood.
En er komt een gezelschap Naïn ingelopen. Een intocht van Jezus met Zijn
leerlingen.
De uittocht en de intocht kruisen elkaar.
Ga er met een grote boog omheen. Net als de priester en de leviet in de
gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Loop aan de overkant voorbij, want je
verontreinigt jezelf door de aanraking met de dode. Zo is de wet, zo doen we
het.
Als de opwekking uit de dood me vreemd blijft, een teken uit een mij onbekende
werkelijkheid, dan is het wel dít dat spreekt: het taboe wordt doorbroken. De
goede gewoonte van de weeklacht moet gestaakt. Jezus treedt het rijk van de
onreinheid binnen, Hij raakt de baar aan. Hij gaat de grens over van onreinheid
en dood.
En er ontstaat nieuw leven op Zijn woord. Er klinkt een opdracht: jongeling, ik
zeg je: sta op!
Ga er maar aanstaan als dode. Maar hij doet het. Hij gaat rechtop zitten.
Misschien kunnen wij
het ook wel. Niet een hele mens uit de dood opwekken; de dood is onze bittere
realiteit waarmee we het te doen hebben. Maar wel stukjes die dood zijn, dingen,
mensen, die we buiten het dorp van onze leefwereld hebben gebracht. Laat maar,
of weg ermee. Dat aanraken. Toespreken. Wie weet komt er weer iets tot leven.
Misschien komt er weer iets terecht.
Dat is de hoop en de gerechtigheid waarvan Jezus in dit teken spreekt.
Ook voor ons als gemeente. Gemeente, ik zeg je: sta op!
Kijken of wij dat net zo kunnen als de jongeling van Naïn.
In het O.T hoorden we
van de aftocht, de uittocht van Hagar.
Het geloof van Abraham en Saraï houdt het niet meer. Het is tijd om zelf keuzes
te maken. Pijnlijke knopen door te hakken. Zijn we niet zo mens? Onze weg
zoekend tussen goed en kwaad op hoop van zegen.
We zitten toch niet de hele dag te wachten op een teken van God hoe we onze weg
moeten gaan...
We zijn het paradijs uit, en nu is het aan ons.
Zo komt Hagar in het vizier. Zo moet het dan maar gaan.
Hagar. Hoe bizar moet
dit verhaal in Israëls oren klinken! Egypte dat is slavenhuis en onderdrukking.
Zou uit Egypte iets goeds komen?
Hoe komt Saraï erbij om uitgerekend een Egyptische vrouw te kiezen?
Was ze zo het minst bedreigend? Was Hagar aardig, intelligent, een vrouw om haar
eigenschappen door te mogen geven aan
het kind? leek ze misschien wel op Saraï? herkende ze zich in haar, uiterlijk
of innerlijk? Kon ze er daarom mee instemmen, dat uit díe vrouw haar kind
geboren wordt?
Hoe dan ook: uitgerekend een Egyptische zal dan maar de stammoeder van Abrahams
nageslacht worden!
Je kunt het als
impliciete kritiek van de schrijver lezen: Saraï had beter moeten weten. Een
Egyptische, dat kan nooit wat worden. Dat vloekt met Israëls geschiedenis.
Abraham had zich nooit met haar moeten inlaten.
Maar je kunt het ook anders lezen: zelfs een Egyptische vindt een plaats in de heilsgeschiedenis
van God en Zijn volk. Het kind ís de zoon van Abraham: Abraham zelf geeft hem
zijn naam.
Uitzonderlijk, want de moeders geven de namen. Abraham noemt Ismaël bij zijn
naam. Hij noemt hem met de naam van zíjn God: God hoort. Het kind ontving
ongeboren zijn naam al van de engel, nu van zijn vader, en dat is zijn
erkenning.
Ook hier worden taboes doorbroken: volken die niet samen kunnen, geschiedenissen
die tot in het derde en vierde geslacht doorwerken: God wijst ons onze plaatsen:
ze zullen samen verder moeten. Hagar en Saraï en Abraham moeten samen door met
die wilde ezel van een kind.
Hagars kind krijgt van
God zijn naam. Hagar geeft God een naam: Hij die mij in mijn vernedering heeft
gezien Horen en zien vergaan Hagar en Abraham bij deze God van zien het horen.
Zo is Hagar de exodusgeschiedenis al voor: Als Mozes God ontmoet bij het
brandende braambos, geeft God zich zó te kennen: Ik heb gezien de ellende van
Mijn volk. Ik heb hun jammerklachten gehoord. Ik weet hoe ze lijden. Daarom ben
Ik gekomen om ze te bevrijden...
Sta op, trek uit.
Dan kunnen we gemeente zijn.
Dan komt er leven.
Amen.
Amen
Credo:
(de gemeente
staat op)
de gemeente gaat zitten.
Voorbeden,
eindigend op: zo bidden wij:
Heer, onze God = Lied 339a
Stil gebed...
Heer, onze God = Lied 339a
Amen
Inzameling van de gaven
voor een diaconaal doel.
(terwijl
de tafel in gereedheid wordt gebracht; ook wordt er gemusiceerd tijdens
de
inzameling)
Voorg:
Dankgebed.
Heer God, hemelse Vader, aanvaard ons geloof en onze gebeden en zegen
deze
gaven, dit brood en deze wijn, die
wij U brengen tot eer van Uw naam en ten dienste van Uw gemeente.
Laat dit dankoffer U welgevallig zijn en een getuigenis van Uw liefde
tot
onze naasten.
Dat bidden wij U door Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer. Amen.
Gemeente: Amen.
naar boven |
Dankzegging:
(de
gemeente gaat staan)
Vg.:
Wij danken U, heilige Vader, Heer onze God,
om wille van Jezus Christus, Uw veelgeliefde Zoon,
die Gij geroepen en gezonden hebt,
om ons te dienen en te verlichten,
om aan armen Uw koninkrijk te brengen,
om aan gevangenen Uw verlossing te melden,
om voor ons allen en voorgoed het evenbeeld te zijn
en de gestalte van Uw mildheid en trouw.
Wij danken U voor deze onvergetelijke mens
die alles heeft volbracht wat menselijk is, ons leven, onze dood -
wij danken U dat Hij zich met hart en ziel gegeven heeft aan deze
wereld.
Want in de nacht waarin Hij werd overgeleverd
heeft Hij het brood in Zijn handen genomen.
Hij
heeft Zijn ogen opgeslagen naar U, God,
Zijn almachtige Vader.
Hij heeft U dank gezegd, het brood gebroken
en het aan Zijn vrienden uitgedeeld met de woorden:
“Neemt en eet, dit is Mijn lichaam voor u.
Doet dit tot Mijn gedachtenis.”
Zo nam Hij ook de beker, sprak een dankgebed uit en zei:
“Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed,
dat voor u en allen vergoten wordt tot vergeving van zonden.
Telkens als gij deze beker drinkt zult gij het doen tot Mijn
gedachtenis.”
allen:
Vg: Bijeen tot Zijn gedachtenis komen wij tot U, o God,
met dit brood en deze beker,
en wij bidden U:
gedenk het offer van de Zoon van Uw liefde
en aanvaard ons offer van lof en dank.
Zend
Uw Geest op ons neer,
de Geest die levend maakt,
en herschep ons tot mensen
die Uw Zoon laten voorgaan
en niet ophouden U te belijden en elkaar te behoeden,
de ogen gericht op Uw Rijk dat komt.
Voeg
ons dan samen met allen die ons zijn voorgegaan, met wie ons lief
waren, en die
we moesten verliezen... met de
heiligen van naam en de ontelbare vergetenen, heel Uw mensenvolk,
genodigd aan
Uw maaltijd.
Gem.: Amen.
Voorg: Komt nu, want alle dingen zijn gereed.
V:
Wenst elkaar de vrede
Men
brengt elkaar de vredesgroet en bidt hand in hand:
Communie
Terugkeer naar de zitplaatsen, Gemeente gaat zitten.
Gezang 356: 3
Verzadigd met één brood zijn wij, één lichaam en Gij zijt het hoofd...
Vg:
Laten wij samen bidden
Allen: Lieve Heer, laat Uw woord voedzaam zijn als brood
en uw liefde ons
doorgloeien
als wijn.
Dat wij vol zijn van
U en open
staan voor elkaar,
door Jezus Christus,
onze
Heer. Amen.
Allen
gaan staan:
slotlied: 434: 2 en 5 (Israëlzondag)
Lof zij de Heer, Hij omringt met zijn liefde uw leven;
heeft u in 't licht als op adelaarsvleuglen geheven.
Hij die u leidt,
zodat uw hart zich verblijdt,
Hij heeft zijn woord u gegeven.
Lof zij de Heer met de heerlijkste naam van zijn namen,
christenen looft Hem met Abrahams kinderen samen.
Hart wees gerust,
Hij is uw licht en uw lust.
Alles wat ademt zegt: Amen.
Zegen
En er is koffie.