Voor zover mogelijk willen we hier de laatste dienst plaatsen   

Voorganger dr. Bruno Nagel. 

Voor de dienst afkondigingen en vooroefenen.        
Aan de vlam van de Paaskaars worden de lichten op tafel aangestoken

Voorbereiding:
De gemeente gaat staan

Ingangslied: gezang 328 = Lied 314
 

(de gemeente gaat zitten)  

Voorg: Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,  
....  
En laten wij Zijn Naam prijzen,  
want Zijn barmhartigheid heeft geen einde.

Kyrië en Gloria: 

 

Gloria

 

    

Zondagsgebed    ... door Jezus Christus onze Heer.   Gem.: Amen.

Dienst van het Woord  
Lezing eerste Testament door iemand uit de gemeente:  
Deuteronomium 6: 4 - 9


4  Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige! 
{–(6:4) de HEER, onze God, de HEER is de enige
–Ook mogelijk is de vertaling: ‘de HEER, onze God, de HEER is één’, of: ‘de HEER is onze God, de HEER alleen’.} 
5 Heb daarom de HEER lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten. 
6 Houd de geboden die ik u vandaag opleg steeds in gedachten. 
7 Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. 
8 Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. 
9 Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad.

Psalm 18 uit gezangen voor liturgie. Gemeente het refrein, voorganger de coupletten. = Lied 18a

Epistellezing Efeziërs 6: 10-17   

10 ¶ Ten slotte, zoek uw kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. 11 Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel. 12 Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. 13 Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, om goed voorbereid stand te kunnen houden. 14 Houd stand, met de waarheid als gordel om uw heupen, de gerechtigheid als harnas om uw borst, 15 de inzet voor het evangelie van de vrede als sandalen aan uw voeten, 16 en draag bovenal het geloof als schild waarmee u alle brandende pijlen van hem die het kwaad zelf is kunt doven. 17 Draag als helm de verlossing en als zwaard de Geest, dat wil zeggen Gods woorden.

Aankondiging van de Evangelielezing      (Gem. gaat staan)

allen: 

Evangelielezing:  Marcus 12: 28-34

28 ¶ Een van de schriftgeleerden die naar hen geluisterd had terwijl ze discussieerden, en gemerkt had dat hij hun correct had geantwoord, kwam dichterbij en vroeg: ‘Wat is van alle geboden het belangrijkste gebod?’ 29 Jezus antwoordde: ‘Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; 30 heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.” 31 Het op een na belangrijkste is dit: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.’ 32 De schriftgeleerde zei tegen hem: ‘Inderdaad, meester, wat u zegt is waar: hij alleen is God en er is geen andere God dan hij, 33 en hem liefhebben met heel ons hart en met heel ons inzicht en met heel onze kracht, en onze naaste liefhebben als onszelf betekent veel meer dan alle brandoffers en andere offers.’ 34 Jezus vond dat hij verstandig had geantwoord en zei tegen hem: ‘U bent niet ver van het koninkrijk van God.’ En niemand durfde hem nog een vraag te stellen.   

acclamatie: Lied 339a U komt de lof toe

De gemeente gaat zitten.

Lied: gezang 7 = Lied 316
Het woord van liefde, vrede en recht is in uw eigen mond gelegd...

Preek   
Kerk voor de mensen, preek zondag 5 november 2006                                          Bruno Nagel
(Deut.6:4-9; Ef.6:10-17; Mc 12:28-34)

Lieve mensen,

In de evangelielezing uit Marcus 12 horen wij vandaag enkele heel krachtige kernwoorden, uit het boek Deuteronomium (6:4-5) door Jezus opgenomen en herhaald: het prachtige Sjema Jisraeel, 'Hoor, Israël: de Heer is onze God, de Heer is één / de enige. Heb daarom de Heer lief met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw verstand en met al uw krachten.' Dat is het eerste en voornaamste gebod. Jezus vat dan bij Marcus de andere geboden samen met de tekst uit Leviticus 19,18: 'Heb je naaste lief als jezelf.'
In Deut. wordt de betekenis van het Sjema 'Hoor Israël…' nog onderstreept doordat er aan toegevoegd wordt: 'Houd de geboden… steeds in gedachten. Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. (vgl. het schilderij van Chagall.) Schrijf ze op de deurposten van uw huis (de mezoeza) en op de poorten van de stad.' (Dt. 6:6-9)

Mij treft heel sterk de kracht en radicaliteit van deze tekst:  'Hoor, Israël: de Heer is onze God, de Heer is één, Hij is de enige. Heb Hem daarom lief uit één stuk, met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw verstand en met al uw krachten.' 
De radicaliteit van deze woorden klinkt bij Marcus extra sterk, na een aantal twistgesprekken met hogepriesters, schriftgeleerden en anderen over Jezus' bevoegdheid, met Farizeeën over belasting betalen, en met Saduceeën over de opstanding uit de doden. Hier is het eigenlijk geen twistgesprek meer. De schriftgeleerde die aan Jezus vroeg wat het hoogste gebod is, bevestigt de waarheid van Jezus' antwoord, en hoort dan uit Jezus' mond de bijna teder klinkende woorden 'Je bent niet ver van het koninkrijk Gods.'  Mij klinkt dat heel dierbaar in de oren.

Ik weet niet hoe het U vergaat, maar de radicaliteit van het 'Hoor, Israël, de Heer onze God is één, en heb Hem daarom lief met héél je hart, héél je ziel, héél je verstand en àl je krachten…' en ook van wat er in Deuteronomium nog op volgt, heeft voor mij een indringend karakter. De woorden klinken bijna bezwerend. Je kunt er rillingen van krijgen.
En ook de epistellezing uit Efeziërs 6 over de wapenrusting van God roept iets heel krachtigs op, al heeft die tekst iets meer van een strijdbare standvastigheid. 

Over de radicaliteit en de kracht van deze woorden wil ik vandaag met U nadenken.
Ik vind die sterke woorden indrukwekkend en prachtig, en toch heb ik er ook moeite mee. Ze klinken mij erg absoluut. Kùnnen wij wel God zó liefhebben, helemaal, met alles wat in ons is? Waar gáát dit over?

Ik probeer wel eens zulke radicale stemmen wat meer reliëf te geven door me de tegenstemmen voor de geest te halen, waarmee zij een contrast vormen. Op welke andere stemmen is deze radicale stem een antwoord? Of: tussen welke andere stemmen vraagt deze radicale stem om aandacht?
Tegenover de stem: 'De Heer is onze God, de Heer is één' staan de stemmen waarin vele goden, onze vele afgoden aan het woord komen, die vele goden die vaak niet eens echt 'onze' goden zijn, omdat ze ons niet echt redden en bevrijden, maar ons heel vaak in de steek laten. De dingen, ervaringen of 'machten' die wij verafgoden, die macht over ons uitoefenen, kunnen ons niet ècht vrij en gelukkig maken. Er is maar één Heer onze God.
Om nog helderder te zien wat dit betekent kunnen we ook kijken naar de tegendelen van 'liefhebben met héél je hart…' enz. 'Hem liefhebben met héél je hart', een prachtige uitdrukking: ik zou willen dat ik God liefhad met héél mijn hart, maar mijn hart is vaak verdeeld. Àls ik al God liefheb, is het vaak nogal half-hartig, of met een heel klein stukje van mijn hart. Voor de rest gaat mijn hart naar zoveel andere dingen uit: van mijn bezit tot mijn genietingen, mijn eer en zo mogelijk ook mijn macht over dingen en mensen…. Ik zou Hem met hart en ziel willen liefhebben. Mijn ziel,bezieling, inspiratie put ik vaak uit héél andere dingen dan uit zijn Geest…. En in mijn verstand, mijn verstaan en mijn aandacht ben ik vaak heel erg verbrokkeld, in plaats van dat ik met open aandacht gericht ben op het verstaan van zijn aanwezigheid en zijn werken in ons midden. En ik zet ook niet al mijn krachten in voor het beminnen van Hem en zijn mensen.
Je kunt in alle halfheid, verbrokkeling en verdeeldheid waar wij onder lijden, juist de kracht van het 'Hoor, Israël….' ervaren. De Heer onze God is één, er ís geen andere God. Heb hem daarom lief met heel je hart, met heel je wezen, met al wat in je is!

Word je daardoor in je halfheid en verdeeldheid afgekeurd, verworpen? Is de taal van het 'Hoor, Israël…' een taal van de ascetische verwerping van de rijkdom en veelheid van het leven? Word je in je vitale driften, je erotiek, je streven naar bezit en macht afgekeurd en verworpen? Ik heb daar vaak mee geworsteld en doe dat soms nog. Maar ik geloof niet in die afkeuring en verwerping.
Ik zal U zeggen, waarom. Het is het geheim achter het 'Hoor, Israël…', en achter 'Heb de Heer lief met alles wat in je is.' 
Dat geheim vind ik uitgedrukt in 1 Johannes 4:19 : 'Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons het eerst heeft liefgehad.' En zijn liefde is wonderlijk en sterk: zij is onvoorwaardelijk. Zoals Hij ons geschapen heeft, en ons steeds blijft scheppen en dragen, hóe wij ook zijn en ons gedragen, zijn zon doet opgaan over rechtvaardigen en onrechtvaardigen, zoals het evangelie zegt, niet uit onverschilligheid, maar uit onvoorwaardelijke liefde voor ons.
Onvoorstelbaar, boven-menselijk, 'goddelijk' is Hij in zijn onvoorwaardelijke aanvaarding, ondersteuning, bevestiging van ieder van ons. Het is een wonderlijke kwaliteit die je soms ook ontmoet in een moeder of vader, een vriend of vriendin, in een geliefde: je weet je door hen onvoorwaardelijk bemind, niet primair omdat zíj zo goed zijn (wat ze overigens wel zijn!), maar je wordt door hen in de eerste plaats bemind omdat zij jóu kostbaar, waardevol en beminnenswaardig vinden. Ook al je vitale krachten, verlangens, strevingen, koppigheden, zijn godsgeschenken; ze zijn niet verwerpelijk. Je krijgt altijd wel iets van afkeuring mee in je opvoeding en omgang met mensen (soms heel veel), maar het is te hopen dat je erachter of eronder ook onvoorwaardelijke liefde kunt voelen.
De boodschap van Gods liefde is dat Hij doet, wat mensen maar ten dele kunnen: alles in zijn schepping is onvoorwaardelijke liefdesgave. Daarom is het gebod 'Heb de Heer lief met alles wat in je is', eigenlijk helemaal geen gebod van buitenaf. Het is een wegwijzer naar je diepste verlangen om Hém te beminnen die jou het eerst heeft bemind en die daar onvoorwaardelijk mee doorgaat. Alles: het leven in jouzelf, in de mensen om jou heen en in de andere levende wezens, en ook de dingen, de materie, àlles is een gave uit onvoorwaardelijke liefde.
Naarmate dat besef in ons groeit, volgt daar als het ware vanzelf uit  dat je je naaste liefhebt als jezelf, en ook de andere geboden, wegwijzers ten leven, willen je helpen om de levensbeamende 'maat' te vinden in al je verlangens en strevingen.
Maar wij vergeten vaak Gods dragende liefde, en we hebben vaak Hem, onszelf en onze naasten niet lief. Het is vreemd dat dit ons iedere keer weer overkomt. - Maar we kunnen telkens weer terug naar zijn oorspronkelijke liefde die ons blijft dragen, wàt er ook gebeurt.
Het is niet te geloven, zó rijk is zijn onvoorwaardelijke liefde!
Niet te geloven….!  Wij twijfelen dan ook vaak daaraan.
Is het geloven nu een strijd, zoals Paulus in de epistellezing uit Efeziërs 6 suggereert?
De strijdmetafoor van Paulus loopt het risico aan de boze krachten teveel eer te geven. Hoewel we de ervaring kunnen hebben van tegenkrachten, zijn ze uiteindelijk niets waard. - Maar omgekeerd, wanneer we de zachte kracht van onvoorwaardelijke liefde vergeten, dan lijkt die zachte kracht een kracht van niks. Maar die kracht is sterker dan alles. Dat wordt ons aangezegd: 'Hoor, Israël, de Heer is onze God, de Heer is één.' Omarm dus het leven dat Hij geeft met alles wat het bevat, omarm zijn gevende, vergevende, onvoorwaardelijke liefde voor jou. Vergeet je twijfels, je tekorten, en ga in het volle licht van zijn liefde staan, om de woorden te horen, die je ieder moment, bij je naar bed gaan en bij je opstaan, thuis en onderweg, in gesprek met je kinderen en met anderen, telkens opnieuw oproepen: 'Hoor, Israël, de Heer is onze God, de Heer is één.''
Je kunt niet buiten hem om. 'Niemand valt, of hij valt in uw handen', zingen we in de gemeente.
En verlies de moed niet. Heb geduld met jezelf, zoals Híj dat met je heeft. Ga iedere keer opnieuw, in het samenzijn van de gemeente, in je binnenkamer, of buiten in de natuur terug naar het bad van zijn onvoorwaardelijke, niet verwerpende, vergevende liefde. Ik hoorde van een Indiër eens een prachtig beeld. Je groeien in contact met de onvoorwaardelijke liefde die je draagt, is te vergelijken met de manier waarop traditioneel in India sari's worden geverfd met natuurkleuren. Die kleuren zijn niet zo sterk als moderne synthetische verven. Maar wat de Indiërs doen is: de stof indopen in een bad met de kleurstof. en dan hangen ze het op in weer en wind en in de felle zon. De sari droogt op, en alles verbleekt weer. Er blijft bíjna geen kleur meer over. Maar als je dit vaker doet, indopen in het kleurbad, en ophangen in weer en wind, ga je merken dat er iedere keer een klein laagje kleur op de stof achterblijft. Als het maar lang genoeg volhoudt zal er een intense, doorleefde, levende kleur ontstaan.
Zo is het met hed bad van Gods onvoorwaardelijke, scheppende en dragende liefde. Ga er iedere keer opnieuw in, ook al vergeet je het bijna helemaal als je weer in het leven van alledag aan weer en wind van het leven bent blootgesteld. Ga ieder keer weer terug. Zoek in jezelf en met elkaar de ruimte waarin je, met Jezus, de bevrijdende liefde van zijn Vader kunt vernemen en beantwoorden. Wees niet doof voor de roep van de profeten en van Jezus zelf:

'Hoor, Israël: de Heer is onze God, de Heer is één. Heb Hem lief met heel je hart, met heel je ziel, met heel je verstand en met al je krachten…En bemin je naaste als jezelf.'

Dan zegt Hij: 'Je bent niet ver van het Koninkrijk Gods.'

Zo zij het. Amen

Credo: (de gemeente staat op)  

de gemeente gaat zitten.

Voorbeden, eindigend op: zo bidden wij:   Heer, onze God = Lied 367e
 
 

 

Stil gebed...  

Heer, onze God = Lied 367e

Amen

Inzameling van de gaven voor straatkinderen in Peru. (terwijl de tafel in gereedheid wordt gebracht; ook wordt er gemusiceerd tijdens de inzameling)

Voorg: Dankgebed.   
Heer God, hemelse Vader, aanvaard ons geloof en onze gebeden en zegen deze gaven, dit brood en deze wijn,  die wij U brengen tot eer van Uw naam en ten dienste van Uw gemeente.
Laat dit dankoffer U welgevallig zijn en een getuigenis van Uw liefde tot onze naasten.
Dat bidden wij U door Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer. Amen.  
Gemeente:        Amen.

Dankzegging:  (de gemeente gaat staan)

  

allen:

Vg.: Wij danken U, heilige Vader, Heer onze God,  
om wille van Jezus Christus, Uw veelgeliefde Zoon,  
die Gij geroepen en gezonden hebt,  
om ons te dienen en te verlichten,   
om aan armen Uw koninkrijk te brengen,  
om aan gevangenen Uw verlossing te melden,  
om voor ons allen en voorgoed het evenbeeld te zijn  
en de gestalte van Uw mildheid en trouw.  
Wij danken U voor deze onvergetelijke mens  
die alles heeft volbracht wat menselijk is, ons leven, onze dood -  

wij danken U dat Hij zich met hart en ziel gegeven heeft aan deze wereld.  


Want in de nacht waarin Hij werd overgeleverd  
heeft Hij het brood in Zijn handen genomen.  

Hij heeft Zijn ogen opgeslagen naar U, God,  
Zijn almachtige Vader.  
Hij heeft U dank gezegd, het brood gebroken  
en het aan Zijn vrienden uitgedeeld met de woorden:  
“Neemt en eet, dit is Mijn lichaam voor u.  
Doet dit tot Mijn gedachtenis.”  

Zo nam Hij ook de beker, sprak een dankgebed uit en zei:  
“Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed,  
dat voor u en allen vergoten wordt tot vergeving van zonden.  
Telkens als gij deze beker drinkt zult gij het doen tot Mijn gedachtenis.”  

allen:

 

Vg: Bijeen tot Zijn gedachtenis komen wij tot U, o God, 
met dit brood en deze beker,
en wij bidden U:
gedenk het offer van de Zoon van Uw liefde
en aanvaard ons offer van lof en dank.

Zend Uw Geest op ons neer,
de Geest die levend maakt,  
en herschep ons tot mensen
die Uw Zoon laten voorgaan
en niet ophouden U te belijden en elkaar te behoeden,  
de ogen gericht op Uw Rijk dat komt.

Voeg ons dan samen met allen die ons zijn voorgegaan, met wie ons lief waren, en die we moesten verliezen... met de heiligen van naam en de ontelbare vergetenen, heel Uw mensenvolk, genodigd aan Uw maaltijd.  
Gem.: Amen.
 


 
Voorg: Komt nu, want alle dingen zijn gereed.
De gemeente vormt een kring.

V: Wenst elkaar de vrede

Men brengt elkaar de vredesgroet en bidt hand in hand:  

Communie    waarna de diaken zegt:
‘Ga in de vrede van de Heer’.  
Terugkeer naar de zitplaatsen, Gemeente gaat zitten.  


Gedicht (uit: Hans Bouma, Dus ik besta. Brevier, p.29) 

Eindelijk leven 

Waar Gij uw kracht in zoekt, wat U zo siert.... 

Vg: Gij draagt en voedt de wereld dag aan dag, en dieper dan wij durven vermoeden zijt Gij aanwezig, overal waar wij gaan.

Wij danken U voor die aanwezigheid, die zo verborgen en kwetsbaar, zo trouw en daadwerkelijk  is.

Wij geloven daarin en wij leven van U, zoals wij leven van het brood, zoals wij hongeren en dorsten naar gerechtigheid.

Gem.: Amen.

Allen gaan staan:
slotlied: gezang 62 = Lied 320

Zegenlied: GvL 344 
Voorg: De Levende zegene en behoede u. 
De Levende doe Zijn aangezicht over U lichten, en zij U genadig. 
De Levende verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede. 

Allen: Zegen ons en behoed ons, doe lichten over ons Uw aangezicht, en wees ons genadig. 
Zegen ons en behoed ons, doe lichten over ons Uw aangezicht, en geef ons vrede. 

Amen

 

Hierna luisterden we zittend naar de muziek.

En er was koffie. Mét bonbons van Lidy, die alvast haar verjaardag met ons vierde. Proficiat!