Voor
de dienst afkondigingen en vooroefenen.
Aan de
vlam van de Paaskaars worden de lichten op tafel aangestoken
Ingangspsalm
(de gemeente gaat zitten)
Voorg:
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
;:
Gloria: vervalt
in de
Advents- en de Veertigdagentijd.
Zondagsgebed
....door
Jezus Christus onze Heer. Gem.:
Amen.
Dienst
van het Woord
27 De HEER zei tegen Mozes: ‘Stel deze geboden op schrift, want op grond van deze geboden sluit ik met jou en de Israëlieten een verbond.’
28 Veertig dagen en veertig nachten bleef Mozes daar bij de HEER, zonder te eten of te drinken. En hij schreef de tekst van het verbond, de tien geboden, op de platen. 29 Mozes daalde de Sinai af, met de twee platen van het verbond bij zich. Hij wist niet dat zijn gezicht glansde doordat hij met de HEER had gesproken. 30 Toen Aäron en de andere Israëlieten de glans op Mozes’ gezicht zagen, durfden zij niet naar hem toe te gaan, 31 maar Mozes riep hen bij zich. Aäron en de leiders van het volk kwamen bij hem en Mozes sprak met hen. 32 Daarna kwamen ook de andere Israëlieten. Hij droeg hun op zich te houden aan alles wat de HEER hem op de Sinai gezegd had. 33 Toen hij uitgesproken was, bedekte hij zijn gezicht met een doek. 34 Steeds wanneer Mozes voor de HEER verscheen om met hem te spreken, deed hij de doek af, totdat hij weer naar buiten kwam. Als Mozes de Israëlieten dan zei wat hem opgedragen was, 35 zagen zij hoe zijn gezicht glansde. Daarna bedekte hij zijn gezicht met de doek, totdat hij opnieuw met de HEER ging spreken.
Psalm 68:3 en 7
Epistellezing
1 Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen–had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. 2 Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen–had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. 3 Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn–had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.
4 De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. 5 Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, 6 ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. 7 Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.
8 De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan– 9 want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt. 10 Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen. 11 Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. 12 Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. 13 Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.
Aankondiging
van de Evangelielezing (Gem.
gaat staan)
28 Ongeveer acht dagen nadat hij dit had gezegd ging hij met Petrus, Johannes en Jakobus de berg op om te bidden. 29 Terwijl hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd zijn kleding stralend wit. 30 Opeens stonden er twee mannen met hem te praten: het waren Mozes en Elia, 31 die in hemelse luister verschenen waren. Ze spraken over het levenseinde dat hij in Jeruzalem zou moeten volbrengen. 32 Petrus en de beide anderen waren in een diepe slaap gevallen; toen ze wakker schoten, zagen ze de luister die Jezus omgaf en de twee mannen die bij hem stonden. 33 Toen de mannen zich van hem wilden verwijderen, zei Petrus tegen Jezus: ‘Meester, het is goed dat wij hier zijn, laten we drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia, ‘maar hij wist niet wat hij zei. 34 Terwijl hij nog aan het spreken was, kwam er een wolk aandrijven, die een schaduw over hen wierp; ze werden bang toen de wolk hen omhulde. 35 Er klonk een stem uit de wolk, die zei: ‘Dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar hem!’ 36 Toen de stem verstomd was, was Jezus weer alleen. Ze zwegen over het voorval en vertelden in die tijd aan niemand wat ze hadden gezien.
gevolgd door de acclamatie:
gvl265
De
gemeente gaat zitten.
Preek
Verkondiging
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
De preek van vanmorgen begint met het in herinnering roepen van het
beroemde beeld van Mozes gemaakt door Michelangelo.
Wie goed kijkt ziet dat Mozes twee horens op zijn hoofd heeft! Als je
vervolgens de kunstboeken erop nakijkt dan zie je dat veel tijdgenoten van
Michelangelo Mozes afbeelden met twee horens op zijn hoofd. Waarom?
Dat heeft alles met onze eerste lezing van vanmorgen te maken. In dat verhaal is
een komische vertaalfout gemaakt in de latijnse vertaling van de bijbel: de
Vulgata. Dat was de bijbelvertaling die Michelangelo las. In die
vertaling heeft de vertaler het Hebreeuws niet goed begrepen. Hij vertaalde in
het latijn dat Mozes toen hij de berg afkwam geen stralenkrans op zijn hoofd had
maar horens. En zo komt het dat de arme Mozes lange tijd in de
kunst met een bokkenpruik met horens is afgebeeld.
Als dit voorval een glimlach op uw lippen brengt zitten we op de goede weg want
het gaat vanmorgen om een lichte toon. Het licht spat ons ook van alle kanten
tegemoet in de teksten. Bij Mozes zelfs zozeer dat hij eigenlijk een
boerka aan moet om zijn gezicht te bedekken, zo straalde hij van zijn ontmoeting
met God.
Soms zie je dat nu nog, bij iemand die hevig verliefd is of als je iets
moeilijks goed hebt doorstaan of als je succes hebt met een optreden. Dan kan
het gezicht van een mens echt zien stralen en fonkelen die ogen.
En als dat echt is dan werkt dan aanstekelijk dan gaat ook vaak bij jou, hoe
somber je misschien ook bent, toch ook even wat stralen, wordt er ook bij jou
even iets 'opgelicht'.
Dat we nu juist deze twee verhalen van licht hebben gelezen is niet toevallig
want ze horen bij elkaar. Zo stralen Mozes en Jezus allebei in deze verhalen. Ze
zijn zo vol licht dat het dwars door hun lichaam naar buiten lijkt te komen.
Dit goddelijk licht op Mozes' en Jezus' gezicht doet denken aan de eerste
scheppingsdag.
Wat is het allereerste wat God zegt? De eerste woorden van God in het boek
Genesis zijn: "Er moet licht komen". Dat is ontzettend belangrijk.
"Er moet licht komen". Dat is het programma van God, dat is zijn doel:
er moet licht
komen midden in de duisternis. Er moet licht komen voor de mensen, voor de
wereld.
In alles wat na Genesis komt zien we God dan ook telkens weer licht brengen als
het volk of de mensen toch weer de weg van de duisternis kiezen.
Mozes is zo'n belangrijke drager en brenger van dat licht van God. Hij mag de 10
Woorden brengen. Niet bedoeld om mensen daarmee te belasten en te bezwaren maar
juist om het leven van mensen te verlichten en te bevrijden.
"Hoor Israël ik ben de Heer jullie God die jullie bevrijdt" zo
beginnen de 10 geboden. Richtlijnen voor het leven die bedoeld zijn om je boeien
los te maken en je licht door het leven te doen gaan.
Na Mozes waren het vooral de profeten die telkens weer spraken over het licht
van God. Profeten zoals de grote Elia. Elia die net als Mozes bij uitzondering
de heerlijkheid en het licht van God mocht zien bovenop een
berg.
We komen Mozes en Elia weer tegen bij de topontmoeting op de berg in Lucas.
Voordat Jezus de berg op ging stelde hij de vraag: weten jullie wel wie ik ben?
Het antwoord volgt hier op de deze berg. Even wordt hier al een tipje van de
sluier opgelicht.
En dan blijkt dat wil je weten wie Jezus is, je ook Mozes en Elia nodig hebt.
Mozes staat voor de Wet en Elia voor de profeten. Samen staan zijn voor heel het
Joodse geloof. Jezus is boven op de berg met hen gesprek. Daarmee wordt al
aangegeven dat de Wet en de Profeten niet hebben afgedaan voor Jezus maar dat
Hij daarmee in gesprek blijft. Net zo goed als wij niet alleen uit het NT lezen
maar ook altijd het gesprek zoeken met het OT en met de joden. Zelfs na zijn
dood blijft Jezus de weg wijzen naar het licht via de Thora en de Profeten. Als
Jezus na zijn dood aan de Emmaüsgangers verschijnt staat er dat Hij hun ging
verklaren alles wat er geschreven stond "en hij begon bij Mozes en de
Profeten" (Lucas 24:27).
De topontmoeting van Jezus bovenop de berg vindt plaats ongeveer 8 dagen nadat
hij had gesproken over zijn lijden. Zeven dagen is er de tijd voor de
lijdenswoorden, dan is er de 8e dag. De getallen doen denken aan de stille
week en de eerste dag erna: Pasen. Ook in het paasverhaal van het lege graf
komen we weer die stralende kleren en licht tegen.
Petrus, Jacobus en Johannes zijn er bij als drie getuigen. Zij waren de eerste
drie discipelen die Jezus heeft geroepen en zij zijn ook de eerste drie leiders
van de eerste gemeente.
Waar wordt eigenlijk over gesproken op deze topontmoeting? Het gespreksonderwerp
is zoals het in het grieks staat geschreven de 'exodus' van Jezus. De NBV
vertaalt dat met het 'levenseinde' van Jezus. Zelf had ik
het woord 'exodus' een mooiere vertaling gevonden. Dat woord geeft beter de link
aan naar het oude testament.
Bovendien zegt het dat Jezus' kruisweg geen verheelijking van het lijden op zich
is. Het gaat om een uittocht, om de weg van de Eeuwige die gaat van duisternis
naar licht. Net zoals in het verhaal van de uittocht van het volk
Israël. Net als Israël zal Jezus door de diepte heengaan naar nieuw en
ander leven.
Niet de duisternis zal regeren op deze weg maar het woord van de Eeuwige. Een
woord dat ons bijlicht als een lamp voor onze voet en een licht op ons pad.
Daarvoor zijn de 10 geboden gegeven en daarvoor is Jezus ons gegeven.
Daarom klinken hier opnieuw de woorden die ook bij de doop van Jezus
klonken:"dit is mijn Zoon, mijn uitverkorene, luister naar Hem". Met
andere woorden wil je ook aan die exodus deelhebben volg dan Jezus.
Petrus wil bovenop de berg 3 tenten of loofhutten maken net als in de tijd van
de uittocht door de woestijn. Dat kan ik me best voorstellen. Hier wil hij voor
altijd blijven, weg van alle aardse ellende!
Petrus lijkt bang te zijn om terug te keren naar de aardse werkelijkheid.
Dezelfde angst die ons zo vaak dwars zit of ons verlamt. De werkelijkheid waar
we het liefst voor weglopen of voor wegvluchten in verslavingen en andere dingen
die ons een roes geven en onze angst, verdriet, of woede verdoven.
Het liefst willen we misschien wel alles bij het oude laten. Het liefst willen
we in Egypte blijven, ook al weten we dat we daarin gevangen zijn. Je weet wel
dat je dat dat niet je bestemming is. Maar we zien zo op tegen die onzekere reis
door de woestijn.
Nou daarin zijn we niet de enige, ook Jezus zelf had daar moeite mee. Hij ging
op zoek naar kracht. Hij vond die kracht voor zijn exodus bovenop de berg bij
zijn Vader, bij God.
"Hij bad" staat er en daarin vond hij de kracht om zelf zijn
verantwoordelijkheid op te nemen t.a.v. zijn medemensen. Bidden is je overgeven,
het licht zoeken dat God ook jou gegeven heeft. De krachtbron die in je is weer
aanboren.
Kracht doe je ook op door net als Jezus in gesprek te gaan met de Schriften, de
Wet en de Profeten, de Woorden van Jezus. Jezelf te spiegelen en te scherpen aan
die woorden.
Bidden en Gods Woord je laten verlichten. Dat gaf Jezus de kracht om met zijn
leerlingen weer afdalen van de berg, een beetje weg van God, om dichter bij de
mensen te zijn.
Iemand zei eens: "het is goed dat je kracht opdoet bij God; in stilte,
gebed en Bijbelstudie; maar als je iets wil doen voor je medemens wacht dan
niet: doe dat dan gewoon. Neem zelf de verantwoordelijkheid voor wat er gedaan
moet worden; verschuil je niet achter God. Verschuil je ook niet achter je
bidden tot God. Neem zelf je verantwoordelijkheid en doe wat moet gedaan worden.
Niet later maar nu."
Zo is het denk ik ook: God zal de problemen van de wereld en van elk individu
apart allemaal zelf oplossen. Dan kun je lang wachten.
God zal ons wel de kracht geven om 'te doen wat we moeten doen' als we het Hem
vragen. Het is aan ons om de weg van het licht te gaan en daar dan ook
consequenties aan te verbinden. Wij kunnen zelf ook lichtdragers en
lichtbrengers worden, mensen die licht uitstralen en daarmee het leven van
anderen kunnen verlichten.
Hoe gaan we bijvoorbeeld om met de schepping, met eerlijke handel. Hoe gaan we
om met allen met wie wij de aarde delen. Kiezen wij ervoor om in de lijn van
Mozes, de Profeten en Jezus de schepping te behoeden en te bewaren?
Zoeken wij de balans in ons eigen leven en in de wereld?
We kunnen God niet voor onze kar spannen om het voor ons in onze plaats te doen.
God heeft ons de vrijheid gegeven om al dan niet te doen wat gedaan moet worden!
Hij heeft ons die vrijheid gegeven om onze verantwoordelijkheid t.a.v. onze
medemensen al dan niet op te nemen.
Wij hebben zelf de vrijheid om 'goed te doen' of om 'niets te doen' voor de
menselijke noden in onze omgeving, in onze wereld.
Maar om dit blijvend te kunnen doen, moeten we wel tijdig krachten opdoen; en
dat kunnen we dan weer in stilte - al of niet op de berg - : - in een
persoonlijk gesprek met God; in een beluisteren van wat Jezus, Gods' Zoon,
ons te zeggen heeft, in een vesperviering, in een lied, in een ontmoeting..
Ons 'op-weg-zijn-naar-Pasen', in deze veertigdagentijd, geeft ons meer dan ooit
de gelegenheid om:die nodige kracht op te doen èn om onze verantwoordelijkheid
zelf op te nemen in de dagelijkse omgang met
medemensen, hier en ver weg.
Zet de bokkenpruik maar af en laat het licht, Gods licht helder schijnen.
Amen
Credo: (de gemeente
staat op)
de
gemeente gaat zitten.
Voorbeden, eindigend op:
zo bidden wij:
Inzameling
van de gaven
voor een diaconaal doel. (terwijl
de tafel in gereedheid wordt gebracht; ook wordt er gemusiceerd tijdens
de
inzameling)
Voorg: Dankgebed.
Heer God, hemelse Vader,
aanvaard ons geloof en onze gebeden en zegen deze gaven, dit brood en
deze wijn, die wij U brengen tot eer van Uw naam en ten dienste van Uw
gemeente. Laat dit dankoffer U welgevallig
zijn en een getuigenis van Uw liefde tot onze naasten.
Dat bidden wij U door Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer. Amen.
Gemeente: Amen.
Dankzegging: (de
gemeente gaat staan)
allen:
Vg.: Wij danken U, heilige Vader, Heer onze God,
om
wille van Jezus Christus, Uw veelgeliefde Zoon,
die
Gij geroepen en gezonden hebt,
om
ons te dienen en te verlichten,
om
aan armen Uw koninkrijk te brengen,
om
aan gevangenen Uw verlossing te melden,
om
voor ons allen en voorgoed het evenbeeld te zijn
en
de gestalte van Uw mildheid en trouw.
Wij
danken U voor deze onvergetelijke mens
die
alles heeft volbracht wat menselijk is, ons leven, onze dood -
wij
danken U dat Hij zich met hart en ziel gegeven heeft aan deze wereld.
Want
in de nacht waarin Hij werd overgeleverd
heeft
Hij het brood in Zijn handen genomen.
Hij
heeft Zijn ogen opgeslagen naar U, God,
Zijn
almachtige Vader.
Hij
heeft U dank gezegd, het brood gebroken
en
het aan Zijn vrienden uitgedeeld met de woorden:
“Neemt
en eet, dit is Mijn lichaam voor u.
Doet
dit tot Mijn gedachtenis.”
Zo
nam Hij ook de beker, sprak een dankgebed uit en zei:
“Deze
beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed,
dat
voor u en allen vergoten wordt tot vergeving van zonden.
Telkens als gij deze beker drinkt zult gij het doen tot Mijn
gedachtenis.”
allen:
Vg:
Bijeen tot Zijn gedachtenis komen wij tot U, o God,
met
dit brood en deze beker,
en wij bidden U:
gedenk het offer van de Zoon van Uw liefde
en aanvaard ons offer van lof en dank.
Zend
Uw Geest op ons neer,
de Geest die levend maakt,
en herschep ons tot
mensen
die Uw Zoon laten voorgaan
en
niet ophouden U te belijden en elkaar te behoeden,
de
ogen gericht op Uw Rijk dat komt.
Voeg
ons dan samen met allen die ons zijn voorgegaan, met wie ons lief
waren, en die
we moesten verliezen... met de
heiligen van naam en de ontelbare vergetenen, heel Uw mensenvolk,
genodigd aan
Uw maaltijd.
Gem.:
Amen.
Voorg: Komt nu, want alle dingen zijn gereed.
V:
Wenst elkaar de vrede
Men
brengt elkaar de vredesgroet en bidt hand in hand:
Communie
Terugkeer
naar de zitplaatsen, Gemeente gaat zitten.
Gedicht
Ten Geleide
Wij die in weerwil van de tijd....
Jean Pierre Rawie
Vg:
Laten wij samen bidden
Allen: Lieve Heer, laat Uw woord voedzaam zijn als brood
en Uw liefde ons
doorgloeien als wijn.
Dat wij vol zijn van
U en open staan voor elkaar,
door Jezus Christus,
onze Heer. Amen.
Allen
gaan staan:
Gezang 257 Halleluja, eeuwig dank en ere...
Uitzending en Zegen
Dat onze tong woorden van liefde zal spreken,
dat onze handen daden van warmte uitstralen,
dat onze ogen schitteren van licht,
dat onze oren gespitst zijn op signalen van gerechtigheid
dat onze voeten zullen gaan op de weg van de vrede.
Daartoe zegene ons de God van Mozes, Elia en Jezus:
De Heer zegene u en Hij behoede u,
De Heer doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig,
De Heer verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede.
En er is koffie.