Voor zover
mogelijk willen we hier de laatste dienst plaatsen
Voorganger: Jan Nienhuis
Voor
de dienst afkondigingen en vooroefenen.
Aan de
vlam van de Paaskaars worden de lichten op tafel aangestoken
Ingangspsalm
(de
gemeente gaat zitten)
Voorg:
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
....
En laten wij Zijn Naam prijzen,
want Zijn barmhartigheid heeft geen einde.
Kyrië en Gloria:
Gloria
Zondagsgebed
O
God, die een beschermer zijt van allen die op U hopen,
vermeerder over ons, zo
bidden wij, Uw barmhartigheid,
opdat wij door onze zorg voor de tijdelijke
dingen de eeuwige niet verliezen;
door
Jezus Christus onze Heer.
Gem.:
Amen.
Dienst
van het Woord
Lezing
eerste Testament door iemand uit de gemeente: Credo van Etty Hillesum uit
haar dagboeken.
Psalm
of lied
Epistellezing
Aankondiging
van de Evangelielezing (Gem.
gaat staan)
Evangelielezing: Lucas 15: 1 - 10 (De goede herder)
acclamatie:
U komt de lof toe... = Lied 339a
De gemeente gaat zitten.
Lied 36
Preek Waarde
broeders en zusters, Bij Jezus hangt de rechtvaardiging meer af van de oprechte
Vreze des Heren. Zoals ook blijkt uit een tekst als: Uw geloof heeft u
behouden. Menno Simons leerde
ons in reactie op Luther dat het ware Christen-zijn een goede zaak is, maar dat
dit ware geloof wel opgevolgd moet worden door goede werken. Want geloof zonder
goede werken zijn alleen maar mooie woorden. Credo:
(de gemeente
staat op) Voorbeden,
eindigend op: zo bidden wij:
Stil gebed...
Amen
Inzameling van de gaven
voor een diaconaal doel.
(terwijl
de tafel in gereedheid wordt gebracht; ook wordt er gemusiceerd tijdens
de
inzameling) Voorg:
Dankgebed.
Dankzegging:
(de
gemeente gaat staan) Vg.:
Wij danken U, heilige Vader, Heer onze God, Zend
Uw Geest op ons neer, Voeg
ons dan samen met allen die ons zijn voorgegaan, met wie ons lief
waren, en die
we moesten verliezen... met de
heiligen van naam en de ontelbare vergetenen, heel Uw mensenvolk,
genodigd aan
Uw maaltijd. V:
Wenst elkaar de vrede Men
brengt elkaar de vredesgroet en bidt hand in hand: Gedicht Vg:
Laten wij samen bidden Allen
gaan staan: Zegen En
er is koffie.
Centraal staan deze zondag twee merkwaardige gelijkenissen. De gelijkenis van
het verloren schaap en de gelijkenis van de verloren penning. En ik hecht er aan
u te vertellen dat ik voor het maken van deze preek veel heb gehad aan het boek
van Gijs Bouwman: 'Met Lukas op weg.'
Waarom zijn die twee gelijkenissen zo merkwaardig? Gelijkenissen zijn meestal
een manier om op een beeldende en een verhullende manier iets te vertellen.
Denkt u maar aan de gelijkenis van de zaaier. Die gelijkenis wordt door Jezus
verteld en Hij geeft uitleg aan de leerlingen, maar de schare moet maar genoegen
nemen met de gelijkenis, opdat zij ziende niet zien en horende niet zouden
begrijpen. Bij deze gelijkenissen is dat anders.
De gekozen beelden liggen zo dicht bij de werkelijkheid die Jezus wil laten zien
dat ze op zich al een verklaring zijn. Ze zijn al de uitleg van iets. En de
gelijkenissen zijn dan ook niet bedoeld dat ik ze nog eens ga uitleggen.
Laat ons eerst kijken naar de parabel van het verloren schaap. Zoals wellicht
bekend heeft Matteüs deze gelijkenis ook opgenomen, maar de gelijkenis staat
daar in een ander verband. Ik lees u even voor hoe het bij Matteüs staat. Hst
18: 10-13. U hoort het: Het
gaat hier over het leven van de gemeente. De leiders van de gemeente wordt
voorgehouden dat zij speciale aandacht moeten hebben voor de eenvoudige
gelovigen, de kleinen, die de gave van het onderscheid missen en daardoor
gemakkelijk misleid kunnen worden. Bij Lucas is de gelijkenis in een historisch
verband geplaatst. Het hoofdstuk begint met de opmerking: Alle
tollenaars en zondaars kwamen hem opzoeken om naar Hem te luisteren. De
Farizeeën en Schriftgeleerden ergeren zich hieraan. In het evangelie naar Lucas
zijn er nog twee momenten dat de Farizeeën zich aan Jezus ergeren omdat hij
omgaat met zondaars, maar in beide gevallen is het de zondaar die Jezus ontvangt
en hier is het Jezus die zondaars uitnodigt. Het komt me voor dat volgens de
Joodse wet het zelf ontvangen van zondaars nog weer wat zwaarder zal worden
aangerekend dan het op bezoek gaan bij zondaars. Daarbij gaat het niet alleen om
een bezoek, maar ook om het maaltijd houden. Dat verergert de overtreding in de
ogen van de Farizeeën.
Na deze inleiding zijn we toe aan de parabel van het verloren schaap zelf. Als
iemand honderd schapen heeft, waarvan er één verloren is geraakt, laat hij dan
niet de 99 anderen in de woestijn achter om naar het verdwaalde dier op zoek te
gaan tot hij het gevonden heeft? En als hij het gevonden heeft, legt hij het vol
vreugde op zijn schouders en gaat hij naar huis. Daar roept hij zijn vrienden en
buren bijeen en zegt tegen hen: Deel in mijn vreugde, want ik heb het schaap
gevonden, dat verdwaald was. En hoewel deze parabel al heel verduidelijkend
is, is er toch nog een uitleg bij gegeven. Ik
zeg u, zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot inkeer
komt, dan over 99 rechtvaardigen, die geen inkeer nodig hebben.
Voor we aan de toepassing beginnen, nog een paar woorden over de parabel van de
verloren penning. De gelijkenis van de verloren penning lijkt veel op de
gelijkenis van het verloren schaap. Toch is er een verschil. Een penning kun je
moeilijk de schuld geven wanneer hij weg raakt. Daarin verschilt de gelijkenis
van de verloren penning met de gelijkenis van de verloren zoon en van het schaap
dat afgedwaald is. 'Afdwalen' is trouwens een typisch oud-testamentisch beeld
voor de zonde. Zouden we daaruit evenwel concluderen dat de zondaar eigenlijk
geen schuld heeft, dan zitten we er toch wel goed naast. Jezus heeft de zonde
nooit goedgepraat. Bij alle mildheid tegenover de zondige mens is zijn laatste
woord toch altijd: ga heen en zondig niet meer.
De gelijkenissen van vandaag kunnen een heel persoonlijke boodschap krijgen, als
we onszelf ervaren als een verloren schaap dat door Christus naar het leven
wordt teruggebracht. Degenen onder ons die zo’n ingreep van Christus in hun
leven hebben ervaren, zal deze gelijkenis erg aanspreken. Ik werk op een bureau
in Amersfoort, en daar werken veel protestanten van het rechtzinniger soort. Uit
mijn gesprekken met hen leer ik dat zij de leiding van God in hun leven een
grote plaats geven. Voor hen is afdwalen het niet luisteren naar het woord van
God, het niet meer naar de kerk gaan, ongehuwd samenleven, niet meer bidden,
misschien anders gezegd; niet meer het oog op God gericht hebben. De leiding van
God niet meer in hun leven accepteren. Hun eigen weg gaan. Voor hen is God iets
buiten henzelf. Dat over mijn bureau in Amersfoort. Als we daar Etty Hillesum
naast zetten, dan spreekt zij over de God die voor een stukje in haar woont. Ik
citeer: En haast met iedere hartslag wordt
het me duidelijker: dat je ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen
en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten
verdedigen. Voor Etty Hillesum zou afdwalen betekenen dat ze de verdediging
van Gods woning in haarzelf zou opgeven. Ik laat beide Godsbeelden graag naast
elkaar staan. Misschien zijn ze ook wel niet fundamenteel verschillend.
Misschien is het bewustzijn van de aanwezigheid van God niet anders te ervaren
dan als God in onszelf.
De Farizeeën nemen het Jezus kwalijk, dat Hij zich bij voorkeur inlaat met
tollenaars en zondaars van allerlei slag. Hij verdedigt zijn houding zo, dat de
zogenaamde rechtvaardigen zich niet eens beledigd kunnen voelen door er op te
wijzen dat zij geen bekering nodig hebben en dat klopt met een ander beeld
waarin Jezus zegt: Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken...
Een dominee, die vaker bij buitenkerkelijke vrienden komt dan bij
plichtsgetrouwe gemeenteleden, zou zich op een soortgelijke wijze kunnen
verdedigen: Jullie hebben mij niet zo nodig.
Een veel grotere vraag is eigenlijk: Wie zijn de rechtvaardigen?
Aan de
geschiedenis van de Farizeeër en de tollenaar laat Lukas de opmerking vooraf
gaan, dat deze mensen ook zelf overtuigd waren van hun eigen gerechtigheid. Aan
die gerechtigheid zat dus duidelijk een luchtje van eigen roem, hovaardigheid en
zelfingenomenheid.
Maar van de andere kant schrijft hij over de ouders van
Johannes de Doper met duidelijke sympathie: 'Beiden waren rechtvaardig in Gods
ogen en leefden onberispelijk volgens alle geboden en voorschriften van de
Heer'. Het zou dus te eenvoudig zijn om onder de rechtvaardigen zonder meer
schijnheiligen te verstaan die voorin de kerk zitten, maar in hun hart niet
deugen, en om onder zondaars mensen te verstaan die het niet zo nauw nemen, maar
tenslotte toch wel het goede voor ogen hebben. Op dezelfde wijze is het
onmogelijk te zeggen dat mensen die iedere zondag in de kerk zitten betere
mensen zijn dan mensen die zelden of nooit de kerk van binnen zien. Of juist het
omgekeerde.
Het is niet aan ons om uit te maken wie rechtvaardig is in de ogen
van God. Ons past slechts bescheidenheid en hoop en vertrouwen.
Vanuit het
jodendom ligt hier overigens een sterke nadruk op het goede handelen en veel
minder
op het juiste geloof.
Die opvatting van Jezus leidde er enerzijds toe dat hij de normen
van de wet terugbracht tot zijn essenties en tot uiterst strenge regels kwam,
zoals zijn uitspraken over overspel: 'Hij die slechts kijkt naar een vrouw om
haar te begeren heeft al overspel gepleegd' Anderzijds relativeerde hij juist de
betekenis van de regelgeving van de Farizeeën door er op te wijzen dat het
genezen van een zieke voor gaat, zelfs op de sabbat.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Farizeïsme een groot gevaar in zich
bergt. Oorspronkelijk was de joodse wet een richtlijn, geen norm. Zij gaf aan in
welke richting men moest gaan zonder voor iedere situatie een nauwkeurig
afgebakende handelswijze voor te schrijven.
De mens zocht tastend zijn weg en de
Wet was een lamp voor zijn voeten. Natuurlijk zal iedere mens zich in een
moeilijke situatie afvragen hoe hij in een eerdere soortgelijke situatie het
probleem heeft opgelost. Of: Hoe hebben anderen het gedaan. En dat doet niet
alleen een individuele mens, maar ook een groep of volk. Zo wordt de wet steeds
meer verfijnd en pasklaar gemaakt voor iedere mogelijke situatie. En daarin zit
het gevaar waaraan het historische farizeïsme ten gronde is gegaan en dat elke
religie bedreigt. Een te sterke preciziëring van de wet doet onrecht aan de
werkelijkheid, want iedere situatie is anders en ieder mens is uniek. Maar wat
erger is, door de wetten steeds verder te verfijnen, krijgt de mens een norm in
de hand om zijn eigen gedrag met dat van een ander te vergelijken en de ander te
veroordelen.
Dat is ook wat Jezus in de Farizeeën veroordeelt: Overtuigd van
eigen gerechtigheid, minachten zij een ander. In de grond is dat ook de reden
voor Jezus' ondergang geworden. De rechtvaardigen namen het niet dat Hij voor de
zondaars de deur naar het Rijk van God openzette. Waarvoor hadden zij zich dan
uitgesloofd?
De fout die in de redenering van de Farizeeën zit, is er in
gelegen dat ze door het onderhouden van de geboden een greep op God willen
hebben. Wij kunnen door het juiste handelen de hemel niet verdienen, ons geloof
is daarvoor de norm.
Ons geloof inspireert ons om de dingen te doen, waarvan we
vinden dat we ze moeten doen, en de wijze waarop we ze doen.
En van mooie woorden alleen wordt
onze wereld niet een betere wereld.
Amen.
de gemeente gaat zitten.
Heer God, hemelse Vader, aanvaard ons geloof en onze gebeden en zegen
deze
gaven, dit brood en deze wijn, die
wij U brengen tot eer van Uw naam en ten dienste van Uw gemeente.
Laat dit dankoffer U welgevallig zijn en een getuigenis van Uw liefde
tot
onze naasten.
Dat bidden wij U door Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer. Amen.
Gemeente: Amen.
allen:
om wille van Jezus Christus, Uw veelgeliefde Zoon,
die Gij geroepen en gezonden hebt,
om ons te dienen en te verlichten,
om aan armen Uw koninkrijk te brengen,
om aan gevangenen Uw verlossing te melden,
om voor ons allen en voorgoed het evenbeeld te zijn
en de gestalte van Uw mildheid en trouw.
Wij danken U voor deze onvergetelijke mens
die alles heeft volbracht wat menselijk is, ons leven, onze dood -
wij danken U dat Hij zich met hart en ziel gegeven heeft aan deze
wereld.
Want in de nacht waarin Hij werd overgeleverd
heeft Hij het brood in Zijn handen genomen.
Hij
heeft Zijn ogen opgeslagen naar U, God,
Zijn almachtige Vader.
Hij heeft U dank gezegd, het brood gebroken
en het aan Zijn vrienden uitgedeeld met de woorden:
“Neemt en eet, dit is Mijn lichaam voor u.
Doet dit tot Mijn gedachtenis.”
Zo nam Hij ook de beker, sprak een dankgebed uit en zei:
“Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed,
dat voor u en allen vergoten wordt tot vergeving van zonden.
Telkens als gij deze beker drinkt zult gij het doen tot Mijn
gedachtenis.”
allen:
Vg: Bijeen tot Zijn gedachtenis komen wij tot U, o God,
met dit brood en deze beker,
en wij bidden U:
gedenk het offer van de Zoon van Uw liefde
en aanvaard ons offer van lof en dank.
de Geest die levend maakt,
en herschep ons tot mensen
die Uw Zoon laten voorgaan
en niet ophouden U te belijden en elkaar te behoeden,
de ogen gericht op Uw Rijk dat komt.
Gem.: Amen.
Voorg: Komt nu, want alle dingen zijn gereed.
Communie
Terugkeer naar de zitplaatsen, Gemeente gaat zitten.
Allen: Lieve Heer, laat Uw woord voedzaam zijn als brood
en Uw liefde ons
doorgloeien
als wijn.
Dat wij vol zijn van
U en open
staan voor elkaar,
door Jezus Christus,
onze
Heer. Amen.
slotlied: gezang 51