Overdenkingen etc. Lourdes 2011

Onderweg naar Lourdes. Viering in het hotel in Orléans, 18 mei 2011

Welkom

Lied (GvL 565)
Zingt voor de Heer van liefde en trouw,
die onder ons verblijven wou.
Zingt als het gras, dat dankt voor dauw,
alleluja, alleluja.

Zingt voor het heilig hemels brood,
dat ons versterkt in alle nood,
dat ons doet leven na de dood,
alleluja, alleluja.

Zingt voor de liefde, die ons bindt,
die in ons hoofd haar woning vindt,
die in ons hart haar rijk begint,
alleluja, alleluja.

Zingt voor het heil dat komen gaat, 
zingt voor de deur die open staat, 
zingt voor de God die zingen laat,
alleluja, alleluja.

Gebed

Schriftlezing: Mattheüs 6: 5 - 16

En wanneer je bidt, wees dan niet als de schijnheiligen; zij staan graag in de synagogen en op de hoeken van de straten te bidden, om op te vallen bij de mensen. Ik verzeker jullie, ze hebben hun loon al. Maar als je bidt, ga dan je binnenkamer in, doe de deur dicht, bid tot je Vader, die in het verborgene is; en je Vader, die in het verborgene ziet, zal het je lonen. Gebruik bij het bidden geen omhaal van woorden zoals de heidenen, want die menen dat ze vanwege hun talrijke woorden verhoord zullen worden. Neem daar geen voorbeeld aan, want jullie Vader weet wat je nodig hebt, voordat je het Hem vraagt. Jullie moeten zo bidden: 
Onze Vader in de hemel, 
uw naam worde geheiligd, 
uw koninkrijk kome, 
uw wil geschiede, 
op aarde zoals in de hemel. 
Geef ons vandaag het nodige brood, 
en vergeef ons onze schulden, 
zoals ook wij hebben vergeven wie schulden heeft bij ons. 
En breng ons niet in beproeving, 
maar red ons van het kwaad. 
Want als jullie de mensen hun overtredingen vergeven, zal je hemelse Vader ook jullie vergeven. Maar als jullie de mensen niet vergeven, zal je Vader jullie overtredingen ook niet vergeven.

....
Enkele gedachten bij het thema van deze bedevaart: Met Bernadette het Onze Vader bidden. 

....

Muziek: Avishai Cohen trio: Heavy Water Proloque

Gedicht: Willem Barnard uit Oevertaal: 2004

Moeder, jij had gebeden, jij had
de hemel opgengesneden 
als brood, maar ik

moet het doen met beneden, ik zoek
op de bodem van een gat

wat jij vond wanneer je bad.

Het Onze Vader en het Wees gegroet Maria.

Onze Vader die in de hemel zijt, 
Uw naam worde geheiligd, 
Uw Rijk kome, 
Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel. 
Geef ons heden ons dagelijks brood, 
en vergeef ons onze schuld, 
zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven. 
En leid ons niet in bekoring, 
maar verlos ons van het kwade.

Wees gegroet, Maria, vol van genade, 
de Heer is met U,
gij zijt de gezegende onder de vrouwen,
en gezegend is Jezus, de vrucht van Uw schoot. 
Heilige Maria, Moeder van God, 
bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onze dood. 
Amen

Muziek: Gerard van Maasakkers: Salve Regina.

Op 'n junizaterdag volgen ze de moedervlag
Ieder jaar van Valkenswaard naar Handel
Ruim veertig kilometer, met zo'n duizend in totaal
Kinderen van Maria, allemaal

Paternoster-prevelaars, vaders, dochters lopen blaren
Voor de sport, of voor de devotie
Muzikanten blazen de meute in de maat
Voor de kinderen van Maria
Kinderen van Maria, kinderen van Maria door de straten
En ze spelen Salve, Salve, Salve regina

Mieke is er ook weer bij, Miel, Margo en Marij
Weldenkende mensen, zou ik zeggen
Toch lopen ze mee, zingen: "Sterre der zee"
En "Kinderen van Maria" mee

't Jonge spul loopt achteraan, voor de huifkar-karavaan
En de discotheek in Handel komt al dichterbij
Links en rechts wordt al gesjanst
Achter de laatste rozenkrans
Komen ze voor Maria, voor Ria of Maria
Bavaria of Maria, of allebei
Maar ze brallen Salve, Salve, Salve regina

Ik zie die gezichten allemaal, iedereen z'n verhaal
Schuimend bier of 'n schietgebedje
En daar gaan de laatste paard-en-wagens voor de blaren
Van de kinderen van Maria voorbij

Uren later heb ik nog wel waterogen, kippevel
Da's wat die bonte bedevaart aanricht in m'n lijf
Vlagvertoon en marsmuziek, ze wonen niet in mij
En toch denk ik: Maria, wat is dat met Maria
Hoe zit dat met Maria, en met mij?
Salve, Salve, Salve regina

Zegen

Bij de Grot op vrijdagmorgen 20-5: (Hoofdaalmoezenier Jan van Lieverloo)

Beste collegae en vrienden van de militaire bedevaart.

Als je al vaker bent mee geweest met deze bedevaart hoef je je er niet meer van te overtuigen dat hier “ de hemel en de aarde dicht bijeen zijn”. Lourdes, de van oorsprong eenvoudige plek aan de oever van deze stromende rivier,  doet iets met je. En eigenlijk niet alleen hier, Maria, de spiritualiteit rond Maria is universeel vindbaar.
Al generaties lang vinden we afbeeldingen van Maria op kruisingen, in huizen, in kapellen en bijzondere plekken. En overal vinden mensen er troost en bemoediging. Bemoediging en troost van deze vrouw die blijkbaar gewend is om tegen de stroom op te gaan, om zich niet te laten meesleuren met wat iedereen vindt, maar vast te houden aan wat ze zelf belangrijk vindt. Was zij het ook niet die als laatste trouw bleef aan haar kind tot aan de dood onder het kruis. En daarmee is Maria tot voorspraak voor veel moeders die je zo herkent in de figuur van Maria. Eigenlijk staat Maria symbool voor al die moeders in de wereld en hun niet aflatende trouw.
Maar het klinkt vaak zo gemakkelijk, trouw, vertrouwen, net als in het evangelie van zojuist.
Weest niet ongerust maar vertrouw op mij, in het huis van mijn vader zijn vele kamers en voor ieder, ook voor jou is er eentje vrij.
Straks als we weer thuis komen na deze reis, met veel goede ervaringen achter de rug, dan is het toch weer heerlijk om thuis te komen. Het eigen bed, het vertrouwde eten, het eigen ritme. Vanuit dat idee is het een geruststellende gedachte dat er straks ook altijd een kamer voor me is in het huis van God.
Wie of wat ik ook ben, met mijn kwaliteiten en falen, mijn weten en twijfels.
Maar al wijst Jezus me op het uiteindelijke doel van mijn reis, ondertussen gebeurt er hier wel van alles. Al geven de woorden van Jezus me groot perspectief toch blijft de vraag naar morgen en overmorgen. Hoe gaan de collegae het verkroppen als ze hun baan verliezen, hoe gaat het met die ziekte we onder de leden hebben, die relatie die op springen staat, de toenemende dementie van ons familielid, er is zo veel om ons van dat mooie toekomstperspectief af te houden.
En dan vraagt Jezus om vertrouwen in het evangelie. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Geen duidelijke uitleg over de bergtoppen die je fluitend over kunt, niet door welke donkere dalen we in droefheid moeten gaan, noch teleurstelling noch vreugde wordt bespaard, geen duidelijke richtlijn over wat recht is of krom. We mogen onze eigen weg gaan, met eigen beslissingen, maar zo zegt Jezus Weet wel dat je op deze weg aangenomen bent en geliefd zoals je bent.
En weet dat je nooit alleen zult gaan want: ik ben de weg, de waarheid en het leven. Ga jouw weg daarom in vertrouwen op die weg, op het leven. Dan zal je kalm kunnen aannemen wat niet te veranderen is, de moed en de kracht vinden om te strijden voor wat wel te veranderen is. Ook de kleinere doelen van het leven liggen dan in het verschiet en daar waar je eens tekort schiet kun je met rechte rug verder gaan. Dietrich Bonhoeffer, een Duitse verzetstheoloog schrijft in de tweede wereldoorlog vanuit zijn dodencel in een brief: Wat is geluk en ongeluk: Het hangt zo weinig af van de omstandigheden. Het hangt alleen af van wat er in een mens omgaat, welk soort vertrouwen er in hem of haar leeft.
Trouw en vertrouwen, het klinkt hier in deze grot, op deze belangwekkende plek.
Laten we het geloof in het goede, het geloof van de generaties voor ons vasthouden, desnoods net als Maria tegen de stroom in. Amen.

Bij de Internationale opening, door Mgr. Luc Ravel:

Arrivés à lourdes depuis nos hôpitaux et nos champs de guerre, de nos écoles, nos bases ou bâtiments, de nos régiments ou de nos foyers familiaux, nous nous retrouvons dans et pour un élan de foi. Et Lourdes nous tourne vers l’essentiel : Priez ! Convertissez-vous ! Croyez !

Prions fortement pour nos derniers morts en Afghanistan, avant-hier encore…

« Unis par le Père et une même prière. » : le thème de notre PMI nous invite à appliquer les invitations du Seigneur au Père : Prions le Père ! Convertissons-nous au Père ! Croyons au Père !

Or se dresse ici une immense question surgie de notre expérience : n’avons-nous jamais douté ? De Dieu, de l’autre ou de nous-mêmes ? L’épreuve a-t-elle laissé notre foi intacte ?

Quand le doute s’installe, notre foi devient comparable à un mur solide de convictions robustes sur lequel apparaît une minuscule lézarde. Dans un premier temps, on n’y prête pas attention, mais peu à peu elle se transforme en fissure profonde qui rompt la muraille.

Nous le savons : la possibilité du doute est toujours offerte là où notre relation est fondée sur la confiance ; là où notre savoir et notre espoir s’enracinent sur la parole d’un autre ; là où toutes les preuves ne peuvent être réunies parce que nous touchons à quelque chose qui déborde la raison : l’amour de ma femme,  la grandeur de ma dignité, la noblesse de mon Dieu…

Nous pouvons tous un jour ou l’autre devenir saint Thomas !

Thomas a mis de suite son intelligence  dans la boucle de la foi ; il cherche toujours à comprendre et dénonce les fautes logiques : « Seigneur nous ne savons même pas où tu vas ; comment pourrions nous savoir le chemin ? » L’interpellation est logique : certes, Jésus avait nommé la maison du Père mais « comparaison n’est pas raison » et la métaphore ne satisfait pas l’intelligence rigoureuse de Thomas, une intelligence qui préfère ce qu’il voit à ce qu’on lui demande de croire. Une sainte intelligence qui ne s’en laisse pas compter par des images ou de la poésie.

Précisons cependant que ses doutes ne procèdent pas d’un manque de confiance ou d’une négligence intérieure mais au contraire d’une intelligence vive, ouverte, qui s’implique et n’accepte pas de se suicider au motif de croire mieux. « Il faut raison garder » pourrait nous murmurer à l’oreille Saint Thomas ce matin…

Reprenons sa logique : est insensé celui qui prend le chemin ne sachant pas où il conduit. Nous connaissons tous le proverbe : « il n’est pas de vent favorable à qui ignore le but du voyage ». Or, dans le cas de Dieu, l’homme ignore le but, il méconnaît le terme du chemin ! Voilà en quoi Thomas a raison au plan de la logique humaine. Expliquons nous.

2. Le Père masqué : le Père reste un objet voulu non identifié.

Thomas a raison : qui peut prétendre connaître le Père Invisible ? Qui peut décrire la bonté du Père, la beauté de sa Demeure et l’immensité de son Cœur ? Sourions un peu : le voyez-vous avec une grande barbe et des yeux pleins de courroux ? Et le Paradis, le voyez-vous avec des cocotiers, des lagons bleus et des sirènes fluorescentes ? Toutes ces images nous disent si peu et parfois si faux sur le Père…

Et pourtant, nous sommes attirés par Lui : retenons cet aspect si étrange de notre humanité. Nous sommes ignorants du Père et en même temps fascinés par Lui. Nous sommes attirés par un but ignoré, comme l’aiguille de nos boussoles est aimantée par un pôle dont elle ne sait rien. N’ayons pas peur de cet étrange attrait que nous sentons en nous sans le comprendre.

Comment l’exprimer ? Considérez cette lancinante attirance pour « quelque chose d’autre » : ce désir en nous qui ne nous laisse pas tranquillement nous installer sur terre. Une soif en nous agaçante et clairement ressentie mais aussi difficile à « dire » qu’à oublier. Par un côté, la vie nous contente et, par un autre, elle nous laisse insatisfaits. Que se passe-t-il ? Sommes-nous devenus fous ou ingrats envers la vie et envers Dieu ? De quoi nous plaignons-nous ? Rien ne nous manque et pourtant « davantage » nous fait défaut…

Tout est là à nos pieds : les beautés sauvages et celles civilisées, les saveurs de l’ordre et celles de l’aventure, les rumeurs des torrents et celles des réussites… jusqu’à la musique ensorcelantes des plaisirs et la symphonie de l’amitié… et pourtant « mieux » et « plus » nous taraudent.

C’est que le Père creuse en nous une soif de Lui : la lune tire à elle les mers. Pareillement le Père nous attire à Lui et crée la marée du désir avec les flots de notre coeur.

Il ne peut pas nous montrer le Père : nul sur cette terre ne peut voir Dieu sans mourir. Mais il nous offre un chemin qui contient déjà le but. « Vous croyez en Dieu, croyez aussi en moi. » Le glissement de l’un à l’autre ne nous fait rien perdre : je ne méprise rien du Père et de son attraction intérieure en me collant au Christ.

Pour le dire selon l’image choisie par Jésus : nous n’abandonnons pas le goût du but, Dieu le Père, en s’attachant obstinément au chemin qu’il est. Notre soif de Dieu est déjà étanchée par la présence du Christ ! L’ignorance du Père est compensée par l’adhésion au Christ : ce « plus » mystérieux qui me manquait et que seul l’infini insaisissable pouvait donner, le Christ nous l’offre par notre foi en Lui.

Vous tous qui avaient soif de Dieu, qui êtes hantés par un bonheur éternel, venez au Christ, Lui seul répond efficacement à ce creux qui fait crier de soif et chanter de joie !

Le Père attire à distance mais le Christ agit par contact. Notre foi en Lui nous met en contact avec lui. Allons au contact !

Nous croyons en Lui lorsque nous sommes en attente de ses appels : à l’affût de ses volontés sur nous. Car le Christ nous appelle tout au long de notre histoire.

Nous croyons en lui lorsque nous nous abreuvons à sa parole car le son de sa voix se trouve dans les écritures. Il nous enseigne ainsi.

Nous croyons en lui lorsque nous nous laissons envahir par sa grâce dans les sacrements. Car c’est ainsi qu’il nous fait participer à son Energie divine : toujours il nous guérit ainsi.

Allons à lui avec toute notre soif d’Absolu : nous ne serons pas déçus !

Tijdens de dienst van zaterdagmorgen 21-5-2011 door Mgr. Woolderink in de St. Joseph:

Tijdens de Internationale Hoogmis op zondagmorgen 22-5-2011 door Mgr. Ravel:

Homélie du dimanche 22 mai 2011 

messe internationale à la basilique Pie X

1. Philippe, le grand quêteur de Dieu : « Montre nous le Père cela nous suffit ! ».

Celui qui parle ainsi est un homme au cœur affûté. Il sent le désir de son cœur unifié.

Il porte un cœur aiguisé,

cœur tel une aiguille aimantée,

cœur comme le souffle que rien n’arrête,

cœur pareil à la mer soulevée par la marée.

Voilà Philippe : un fils d’Adam à la conquête de la Source perdue sur une route agitée par le péché. Son cri exprime l’intégralité du désir humain dans ce qu’il a de meilleur et dans ce qu’il a de plus grand. Tous nos désirs peuvent se concentrer dans celui-là. Thérèse dit-elle autre chose ? « Solo Dios basta ! »

Jésus aime cet homme dont le cœur brûle de la soif du Dieu vivant. « Comme un cerf altéré cherche l’eau vive ainsi mon âme a soif de toi. » dit le psaume. Si toutes les soifs humaines pouvaient jaillir ainsi…

Si nous pouvions apparaître aux yeux des hommes animés par ce seul désir, habités par cette seule soif sans que s’y mêlent ces envies habituelles à cause desquelles nous nous battons pour de la poussière. Quand les autres nos frères incroyants nous regardent avec attention pour saisir en nous cette fécondité de la foi, que voient-ils ? Des hommes poussés par les mêmes volontés dérisoires, hommes vibrant de convoitises ? Ou, au contraire, nous perçoivent-ils unifiés par un désir du Ciel qui les interroge ?

Philippe se présente ainsi en prototype d’homme croyant, inspiré par l’Eternel et aspiré par l’infini, vis-à-vis duquel l’argent lui-même a perdu sa séduction. «  Du ciel, le Seigneur se penche vers les fils d’Adam pour voir s’il en est un qui cherche Dieu… » A ce point là, Dieu trouve Philippe et Il admire qu’un tel homme puisse exister sur terre.

2. Le chemin étroit des réalités concrètes : « Tu ne me connais pas, Philippe ! »

Cependant le Christ corrige son disciple car il devine que Philippe à cet instant ne peut pas réaliser son élan s’il ne prend pas pied sur la terre. Le Christ sait qu’il va buter sur l’encombrement des choses terrestres et qu’il va s’écraser contre sa propre lourdeur. Saint Paul, l’apôtre de feu, nous en fait la confidence : « je ne fais pas le bien que je voudrais faire mais je fais le mal que je ne voudrais pas faire. »

Philippe ignore le chemin pour aller au terme que lui désigne son désir.

Alors son élan vers le Père va se perdre dans le temps : au mieux, il reste une lettre morte sans efficacité sur le monde. Au pire, il épuise l’homme par la culpabilité douloureuse de n’avoir pas accompli son désir divin. Et ainsi, au contraire de ce pourquoi elle est faite, la richesse intérieure déchire et détourne le croyant. Parce que l’éternité s’atteint dans le temps.

Nous sommes appelés à regarder la sombre tragédie dans laquelle se dissout l’homme de Dieu qui ignore les contraintes du maintenant.

Il échoue parce qu’il répugne à se salir les pieds dans la boue des chemins,

parce que le chemin paraît long alors que le but semble près,

parce que l’existence avance pas à pas dans les méandres du quotidien tandis que la volonté va vite à l’arrivée verdoyante,

parce que le cœur dit oui une fois pour toutes mais la chair se heurte aux innombrables carrefours de nos choix.

Tant d’hommes voient bien mais s’échouent sur le premier récif de la vie : en sommes-nous ?

Tant d’hommes parlent d’or mais grondent à la plus petite contrariété : en sommes-nous ?

Tant d’hommes espèrent vrai mais se découragent à la moindre résistance : en sommes-nous ?

Si nous en sommes, posons-nous la question du chemin : ce n’est pas tout de viser juste, encore faut-il aller loin !

3. L’humanité du Christ, le seul chemin du Père : « moi, je suis le chemin. »

S’il ne se rapproche pas du Christ, le quêteur de Dieu se mute en rêveur de Dieu. Le monde est plein de rêveurs de l’infini qui sont sans force et d’autant plus impuissants que leurs idéaux étaient grands. Nous, chrétiens, n’allons pas grossir leurs rangs : il y a un « chemin chrétien » mais pas de « songe chrétien » tel celui auquel les incroyants se réfèrent pour parler de « mirage chrétien ».

Nous n’avons pas le choix si nous désirons le seul vrai Dieu : la suite du Christ est la voie par laquelle nous traversons le monde sans perdre le but. Au plus près du Christ, l’homme reste un passionné du Ciel attentif aux gouttes du temps. Cet homme là fait merveille autour de lui sans laisser se dissiper la plus infime étincelle du Feu qui le brûle. Il brille en éclairant ce qui est sombre ; il brûle en réchauffant ce qui est froid.

Voilà la leçon que donne le Christ à Philippe : marcher par lui, avec lui et en Lui grâce à sa chair. Prenons à neuf ce chemin. Je vous offre pour cela trois points concrets :

Apprendre à lire le visage de l’autre,  à travers sa beauté et à travers sa blessure. Sur le visage se donne la vocation de l’homme. Regardez  celui de votre voisin. Qu’y voyez vous ?

Appliquer à la lettre une des paroles de l’Evangile : la choisir dans la prière, l’apprendre et y penser dans toutes nos actions. Pendant un an. A quoi pensez vous ?

Aller à la messe en semaine une fois par semaine pour se laisser pénétrer gratuitement par le corps du Seigneur. Pendant un an. A quel jour pensez-vous ?