Het Onze Vader
Jezus leerde Zijn leerlingen zeggen: Onze Vader. We hebben
dus iets
gemeenschappelijks. We spreken Iemand aan die er voor ons allemaal is.
Het is
niet Mijn Vader. Niet: Jezus' Vader, maar onze Vader. Dat
creëert wereldwijd
een band tussen mensen die deze woorden zeggen. In een gezin heeft
ieder kind
evenveel recht op de liefde van de ouders. Niet de één
meer dan de ander. Je
houdt van een kind omdat het je kind is, niet omdat ie zo mooi is of
braaf of
aardig. Vaak krijgen je zorgenkinderen wel wat meer aandacht dan de
aardige of
mooie kinderen, omdat ze het nodig hebben. Onze Vader
dus.
Vader - allereerst Vader en niet Moeder, omdat de Moedergodinnen
van die
tijd verbonden waren met afgodsdiensten, met vruchtbaarheidsrituelen,
waarbij de
godheid wordt gemanipuleerd. De God van Jezus Christus laat Zich niet
manipuleren, Hij staat daar ver boven. Het is op dat moment en op die
plaats
onmogelijk dat Jezus Zijn leerlingen zou aanmoedigen God als Moeder aan
te
spreken. Bovendien is de Vaderfiguur in het gezin degene die zich
concentreert
op het min of meer zelfstandige kind. Een klein kind wordt door de
moeder
verzorgd totdat het levensgevaar van de eerste kritieke jaren geweken
is. Zij
houdt het in leven. Pas daarna komt de vader er aan te pas, om het kind
op te
voeden tot volwassene. Er is allereerst vertrouwen en
vertrouwelijkheid, je
vader zorgt voor je; er is ook interactie, er is een leerproces,
waarbij de
vader altijd een voorsprong heeft en houdt. Daarbij hoort respect en
aandacht.
Er komt ook een moment waarop het kind op eigen benen kan staan. Daar
wordt naar
toe gewerkt in elke goede opvoeding. Dan kan een mens doen wat er van
hem of
haar mag worden verwacht. En dat is goed. Dit alles brengen die paar
simpele
woordjes Onze Vader al mee.
Die in de Hemel is...
Het gaat niet om Iemand die op een gegeven moment op gelijke voet met je staat. Waar je mee spreekt: oog in oog, op gelijke hoogte. Ook al mag in Jezus' tijd de vader in principe altijd respect verwachten van zijn zoon of dochter, hier wordt een spanningsboog aangelegd tussen God die er voor ons is, en die altijd aanspreekbaar is voor ons, maar die wel Hoog en Verheven en Heilig en Machtig is. Met hoofdletters. Die ons bestaan verre overstijgt. Die onze Schepper is. De Hemel is de plaats waar Hij volkomen tot Zijn recht komt. En onze blikrichting wordt in díe richting voortgezet in de lofprijzing die op deze aanspreking volgt:
Uw (konink)rijk kome...
(Waar bij de meer Calvinistische tak in ons land het woord
koninkrijk wordt
gebruikt, en bij de Lutherse en ànders katholieke (= algemene!)
gelovigen vaak
het woord rijk in zwang is, wordt in de betekenis er van geen
verschil
gemaakt.)
Gods koningschap wordt hier impliciet verondersteld, en het wordt tijd
dat
iedereen het mag zien en ervaren.
Dat is ons verlangen, het is ook een vraag aan God: laat eens wat zien!
Het zou recht doen aan de Heer, wanneer heel de aarde Zijn koningschap
zou zien
en erkennen, en het zou recht doen aan de mens, die dan zou leven in de
omstandigheden waarvoor hij / zij is geschapen. Het diepe verlangen
naar het
moment waarop alles reg sal kom... Dat is wanneer Gods
koninkrijk komt
waarin Zijn wil gedaan wordt, op aarde net zo perfect als in de
Hemel...
Uw wil geschiede...
Wanneer je zegt: Úw wil geschiede, er moet maar gebeuren wat
U het beste
vindt, dan ga je er ook van uit dat je zelf vindt, dat de Ander meer
kijk heeft
op de dingen dan jijzelf. Daar is niets mis mee. We kunnen en hoeven
niet alles
te weten en te overzien. En als we er van uit gaan dat God ons heeft
gewild (en
geschapen, op welke manier dan ook), dan mogen we er ook van uitgaan
dat Hij het
goede voor ons wil. Dat wat God wil, uiteindelijk voor iedereen het
beste is.
Dat zit al in de aanspreekvorm: Vader besloten. God mag dan
Machtig en
Heerlijk en Verheven zijn, Hij is géén redeloze tiran,
die mensje-pesten als
hobby heeft. De dingen die Hij van ons verwacht zijn heilzaam, zowel
voor
onszelf als voor de hele wereld. En wat God wil en hoopt van ons is
niet zo heel
erg moeilijk: houden van God, met al onze aandacht en inzet, met ons
gevoel en
zeker met ons verstand.
En de andere opdracht is: houd van je naaste als van jezelf. Het kan
niet zonder
dat je van jezelf houdt. Het is een goddelijke opdracht om van onszelf
te
houden. Waar mensen dat in huiverend ontzag voor de Heilige anders
preken doen
ze Hem en ons tekort. We zijn het waard om bemind te worden. :-) God
wil het.
Hij (Zij) houdt van alle mensen, en wil dat we dat overnemen, dat we
dat delen
met elkaar en met God. En vanzelf gaat Hij er vanuit dat we, wanneer we
zien hoe
het leven in elkaar zit, als we zien met hoeveel zorg en liefde God ons
omringt,
die liefde ook zullen beantwoorden. Uw wil geschiede...
op aarde zoals in de hemel.
In de hemel, daar waar God volkomen Zichzelf is, en waar Zijn wezen
door
allen wordt erkend en bemind, daar is het een natuurlijke zaak, dat er
ernst
wordt gemaakt met wat God wil.
Als de biddende mens erkent, met deze woorden, dat zulks op aarde ook
zou moeten
gebeuren, dan geeft deze aan dat God daar recht op heeft, als Schepper,
maar ook
als liefdevolle Vader, en dat het niet altijd vanzelf gebeurt. De mens
is
geschapen als een vrije agent, als iemand die in alle vrijheid handelt.
Zij het
niet in vrijblijvendheid, want we zijn wel verantwoording schuldig over
wat we
doen en laten. Door de beginwoorden van het gebed geven we immers al
aan dat we
niet geheel onafhankelijk opereren, en dus zullen we moeten uitleggen
wat we
doen en waarom. Aan God en aan ons geweten. En als we deze beden niet
gedachteloos opdreunen zal voor de meesten het moment komen waarop we
moeten
toegeven dat we vaak tekort schieten op deze punten. Dat we soms te
moe, soms te
gehaast, soms te onverschillig of zelfs liefdeloos, waren in ons leven,
in onze
beslissingen, in onze woorden en gedachten, in onze daden, of die nu
bewust of
niet bewust op de naaste sloegen.
Dan komt het moment waarop je doen en laten in contrast staan tot wat
er van ons
verwacht en gehoopt wordt, en dan komt het moment waarop je dat ziet,
erkent en
vraagt om vergeving.
Dat je vraagt om alle hulp die de Hemel je bieden kan: om de Heilige
Geest en al
Haar gaven, zodat je het huis van je leven schoon kunt maken en houden,
en in
vrede met God en mensen leven kunt.
Dat is een beslissend moment, want vandaaruit kun je verder.
Nu gaat de blikrichting van God naar de mens. Ook naar jezelf. Maar
niet minder
naar de anderen om ons heen, omdat we begonnen met het onze
Vader...
Geef ons heden ons dagelijks brood...
Dit is een bede die heel wat verschillende interpretaties kent...
Allereerst
is er natuurlijk de verwijzing naar het bestaan van het Godsvolk in de
woestijn,
waarbij elke morgen de grond bezaaid was met 'manna' - iets waarvan we
wel
vermoeden wat de biologische samenstelling is, maar zeker weten we dat
niet. Wel
dat je er goed koeken van kon bakken die als brood dienden. Zes dagen
in de week
lag het manna voor het oprapen, en er was voor ieder huishouden genoeg,
het was
niet de bedoeling dat je ging hamsteren, dan bedierf het, maar omwille
van de
rustdag kon je op de zesde dag, de dag vóór de rustdag,
een dubbel deel
verzamelen en bakken, zodat er voor de rustdag ook voor iedereen genoeg
was.
Brood dat uit de hemel kwam werd het manna wel genoemd. En in
de
verzoeking in de woestijn zegt Jezus, als de duivel Hem uitdaagt om
Zijn macht
te tonen en de platte stenen die daar liggen om te toveren tot brood:
de mens
leeft niet van brood alleen, maar van alles wat uit Gods mond komt.
Want God
spreekt en het is er. Dat is Zijn scheppend woord. Een woord met kracht
en
macht. Een woord van genade en ontferming. Waar mensen het dagelijks
brood
ontvangen leven ze van Gods genade. Zoals het volk in de woestijn, want
ook als
we het graan verbouwen en verzorgen, zijn we nog niet in staat het zelf
te
maken.
In het Grieks is het woord dat wij met 'dagelijks' vertalen een woord
dat verder
nauwelijks gebruikt wordt. Epi-ousion. Letterlijk: wat er bij is. Wat
er bij
komt. Ik zie daar twee betekenisvelden: ten eerste het direct
waarneembare: het
eten en wat er nog bij komt. Vrede en veiligheid, huis en haard, schoon
water en
onderwijs, eerlijk delen en samen genieten van het gegevene, van wat
voor handen
is...
Ten tweede is daar - en niet in de laatste plaats - de notie dat het
gaat om
hetgeen dat als het ware van Gods tafel valt. Epiousion kan ook
een
betekenis hebben van: hetgeen over is. En dat betekent dat we
mee eten
uit de goddelijke Ruif. En dan gaat het beslist niet om brood alleen,
om voedsel
op zich, maar zeker ook om het geestelijk voedsel waarmee we worden
gevoed. De
steun die we op allerlei manieren ondervinden, de verhalen die we
elkaar
daarover mogen vertellen, de psalmen en liederen die van Gods hulp
spreken, het
feit dat de zon nog steeds niet uitdooft, dat ons leven in Gods hand
veilig is,
wat ons ook overkomt... De woorden die op onze weg komen, en die ons
moed geven,
de gedachten die de Geest van God in ons doet opkomen... Het komt er
allemaal
boven op, en het komt allemaal van boven. We leven van genade.
...en vergeef ons onze schulden,
In het licht van Gods genade zijn wij vaak erg ongenadig, en op ons zelf gericht. We schieten vaak al te kort in aandacht en liefde voor de Geliefde, voor God, maar ook naar onze naaste toe, die dezelfde Vader deelt, zijn we niet zonder gebreken en schuld. Waar we hebberig zijn, en voor een dubbeltje op de eerste rij willen zitten, zodat een ander geen eerlijk loon naar werken krijgt, waar we onszelf beter vinden dan een ander en haar of hem niet zien staan, waar we een ander het licht in de ogen niet gunnen en tot vijand verklaren, tot niet-mens, daar staan we met lege handen. Zijn we in de min, zijn we schuldig. Ook als we geen bloed aan onze handen hebben voor ons gevoel, kan ons koopgedrag en bestedingspatroon, kunnen de achteloze woorden en daden, ons ongewild en ongeweten in het ongelijk stellen. Op zijn minst. Het is goed daar telkens weer bij bepaald te worden, zodat we tenminste ons best zullen doen rekening te houden met het belang van andere mensen, van de schepping, en van de Schepper. Want uiteindelijk willen wij vergeven worden:
zoals wij onze schuldenaars vergeven.
Ook hier een dubbele bodem. Kijk God, wij vergeven onze schuldenaars
toch
ook? Wij schelden anderen hun schulden aan ons toch ook kwijt? Dat
mogen we
hopen. Want anders wordt deze bede een tweesnijdend zwaard, en dan zou
God ons
wel eens op dezelfde manier níet kunnen vergeven, als die waarop
wij anderen
niet vergeven. Als wij vast zitten aan wat wij menen dat ons eigendom
is, (en
laten we niet vergeten dat we het allemaal hebben gekrégen - ook
dat waar we
voor gewerkt hebben, want zonder gezondheid en scholing en bepaalde
karaktereigenschappen, die we allemaal meegekregen hebben, hadden we
dat niet
kunnen doen!) dan zijn we niet vrij om te vergeven. Om weg te geven.
Dan zijn we
niet Gods vrije kinderen, Gods vrije mensen, maar dan zitten we vast
aan goed en
bloed. Dan zijn we geketend. Als we niet kunnen loslaten: bezittingen,
maar ook
boosheid en wrok, verbittering en verdriet, het gevoel onrechtmatig
behandeld te
zijn, het woordje 'recht' - dan zitten we vast aan het verleden, aan
anderen,
aan (onuitgesproken) verwachtingen (die dús beschaamd worden) en
dan kunnen we
elkaar niet in de ogen zien.
Zelf vraag ik op dit punt altijd om wat extra liefde, zodat ik met Gods
ogen
naar anderen en naar mezelf mag kijken. En in het reine komen met God
en mensen.
Anders lukt het me niet.
En leid ons niet in verzoeking (bekoring),
Wat bedoelen we eigenlijk als we dit bidden? Het woord 'bekoring', 'verzoeking' is door een vertaling van de Latijnse versie van het Onze Vader in onze leefwereld binnengeslopen, maar het gaat Jezus niet om de verleidingen van de duivel in welke vorm ook, - een gedachte die bij de meeste mensen die deze bede in de mond nemen leeft, maar het gaat de Heer hier om moeilijke omstandigheden, die ons afhouden van onze bestemming: mensen te zijn die blij en vrij voor Gods ogen en uit Gods hand leven. Zegen heeft in het bijbels denken de betekenis van Shalom, en dat is vrede en veiligheid, gezondheid en welzijn, voldoende te eten, en mensen om ons heen die van ons houden.Allemaal dingen die God ons in Zijn, Haar liefde gunt. Wanneer die omstandigheden er niet zijn, door ziekte of dood, door oorlog of ander geweld, dan valt het ons ook moeilijk mens te zijn naar het beeld dat God van ons heeft. Dan kunnen we geen liefde ontvangen en geen liefde doorgeven. En daarom gaat de bede door:
maar verlos ons van het slechte.
Verlos ons van de boze, of van het kwade, beide vormen komen voor in onze beden, en de theologie er achter is verschillend, zeker waar de boze als een eigennaam wordt geschreven met een hoofdletter. Dat is voor de duivel, die men dan bedoelt, toch wel te veel eer! Zie je de duivel als enige bron van alle kwaad, als kracht en macht tegenover God, die eeuwig strijd voert tegen de Heilige en de Zijnen, dan is het gebruik van 'de boze' wel op zijn plaats. Maar er zijn ook natuurkrachten en -verschijnselen die wij als slecht en kwaad ervaren. Daar zit geen ethische of morele kant aan. Beroerd is het wel, als die je overkomen. Het zijn de dingen die je leven in het nauw brengen. Zeker is dat Jezus het heeft over het ontbreken van de Shalom, door wat voor omstandigheden dan ook. Geef dat niets ons van U mag scheiden is de bede. Verlos ons van alles wat niet goed voor ons is. Van welke aard ook. Hier keert het gebed dat eerst op God gericht was, en daarna op onze leefwereld, zich nu ook naar onze binnenwereld. Het slechte van binnen en buiten moge ons bespaard worden. Zo gaan we de diepte in van het gebed, maar we duiken ook weer op, want - ook al zou de doxologie, de lofprijzing, een latere toevoeging zijn, die is wel helemaal in de geest van Jezus:
Want van U is het (konink)rijk, de kracht en de heerlijkheid...
Of het zichtbaar is of niet, of we het erkennen of ontkennen, Gods koningschap is een feit. Daar helpt geen lieve moeder en geen boze duivel aan. God is de machtigste, Hem behoort de macht en de kracht en de heerlijkheid toe! Wij erkennen dat, en zo is ons gebed ingebed tussen de lofprijzing en de aanbidding. Zo hoort het: eerst aandacht voor God, dan voor onszelf, en dan weer terug naar God. Dit is een vorm die we ook in de psalmen heel dikwijls zien, en die ons leert waar het in het leven om gaat. We hebben een legitieme plaats in het midden, maar we zijn niet het centrum. Dat is het verschil. Daarom is het goed dat hier Gods autoriteit wordt bevestigd. En vandaaruit kunnen we weer opnieuw beginnen met de lofzang, met het Onze Vader.
...tot in eeuwigheid!
Nu en altijd. Er is geen moment waarop dit niet waar is. Ook als de
schijn
tegen is. Ook als de poorten van de hel wijd open lijken te staan. De
macht en
de kracht en de heerlijkheid komen God rechtens toe, altijd. Maar Hij
heeft ons
wel onze eigen verantwoordelijkheid gegeven. En Hij heeft bepaalde
ordeningen
aangebracht in de natuur, die voor het grote geheel goed zijn, maar die
het
individu treffen. En dan nóg gaan wij Hem ter harte.
En dan nóg heeft de dood niet het laatste woord. Want waar onze
tijd ophoudt,
en die beperkt zich tot de geschapen wereld, daar is Gods
leefwereld, die
niet beperkt wordt door tijd en dimensies, die niet gehinderd wordt
door eerst
dit en dan dàt. Waar wij de toetsen van de piano van het leven
een voor een
moeten aflopen, daar grijpt God met Zijn grote Handen in de klavieren
en speelt
hemelse accoorden die ons denken nu nog niet kan vatten. Hij ís
nu al alles in
allen. Maar eenmaal zullen we dat zien, als we aan de tijd ontheven
eeuwig in
Zijn Liefde leven.
Amen.
Dat is waar, dat is betrouwbaar, betekent dit Hebreeuwse woordje. We beamen dat we het gezegde voor waar en betrouwbaar aannemen. Dat we er achter staan. Voor nu en immer. Amen hangt samen met het Hebreeuwse woord èmet. Betrouwbaarheid. En dat wordt allereerst van God gezegd, die de garantie is van alle goeds voor altijd. De alef, waar èmet mee begint, is de eerste letter van het alfabet, en de mem de middelste, de tau is de laatste letter. Ons Amen zegt 'ja' tegen God die er voor ons is, van begin tot einde, en ook op dit eigenste moment. Amen. Dat is waar.
.........................................
Het Onze Vader lezen we in de bijbel in verschillende versies. Het gebed zoals wij dat in onze kerken en huizen bidden is een mengvorm, of liever: een aantal mengvormen. De 'Protestantse' komt uit de Statenvertaling van Mattheüs 6: 9-13, verder is er een Roomse en een Oecumenische versie. Naast Mattheüs kent Lucas 11 een Onze Vader terwijl ook de Didachè ons een versie overlevert. Ze hebben allemaal veel gemeen, er zijn ook verschillen.
Lucas11:2-4 NBV Vader, NBV=nieuwe bijbelvertaling |
Mattheüs 6: 9 - 12 NBV Onze Vader in de hemel, |
Didachè VIII 2 Onze Vader in de hemel, |
U vindt meer informatie op de website van het Nederlands Bijbelgenootschap