Zondag
9 na Trinitatis 20-7-2008 in de Lutherse kerk te Zeist
Zondagsgebed
Heer
onze God, geef ons, zo bidden wij U, een geest die altijd het rechte wil en het
volbrengt met Uw hulp, opdat wij, die zonder U niets kunnen, kracht ontvangen om
naar Uw wil te leven. Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.
lezing ot Daniël 7:
1-15
(1–2) In het eerste jaar van
koning Belsassar van Babylonië had Daniël een droom, beelden kwamen in hem op
tijdens zijn slaap. Hij schreef die droom op en zijn verslag begon aldus:
‘Ik had een nachtelijk visioen waarin ik zag hoe de vier winden van de hemel
de grote zee in beroering brachten.
2
3 Vier grote dieren rezen op uit de
zee, elk met een andere gestalte.
4 Het eerste dier leek op een
leeuw, maar dan met adelaarsvleugels. Ik zag hoe zijn vleugels werden uitgerukt,
hoe het dier werd opgetild, op twee voeten overeind werd gezet als een mens en
ook het hart van een mens kreeg.
5 Toen verscheen er een tweede
dier; het leek op een beer en het had zich half opgericht. Het hield drie ribben
tussen de tanden van zijn muil, en het dier werd aangespoord met de woorden:
“Sta op, eet veel vlees.”
6 Daarna zag ik een ander dier; het
leek op een panter, maar dan met vier vogelvleugels op zijn rug, en het had ook
vier koppen. Dit dier werd macht toebedeeld.
7 Daarna zag ik in mijn nachtelijke
visioenen een vierde dier, angstaanjagend, afschrikwekkend en geweldig sterk,
met grote ijzeren tanden. Het vrat en vermaalde alles, en wat overbleef
vertrapte het met zijn poten. Het verschilde van alle dieren die daarvoor
verschenen waren, en het had tien horens.
8 Toen ik naar de horens keek zag
ik hoe een kleine, nieuwe horen tussen de andere opkwam; drie van de oude horens
werden uitgerukt om er plaats voor te maken. En in die horen bevonden zich ogen
als mensenogen en een mond vol grootspraak.
9 Ik zag dat er tronen werden neergezet en dat er een oude wijze
plaatsnam. Zijn kleed was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn
troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur.
10 Een rivier van vuur welde op en
stroomde voor hem uit. Duizend maal duizenden dienden hem, tienduizend maal
tienduizenden stonden voor hem. Het hof nam plaats en de boeken werden geopend.
11 Ik zag hoe het dier werd gedood
vanwege de grootspraak van de horen, ik zag hoe zijn lichaam werd vernietigd en
aan de vlammen werd prijsgegeven.
12 De andere dieren werd wel hun
macht ontnomen, maar hun werd nog enige tijd van leven gegund.
13 In mijn nachtelijke visioenen
zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens.
Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid.
14 Hem werden macht, eer en het
koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken,
dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde
zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.
15 Ik, Daniël, was tot in
het diepst van mijn gemoed geraakt; de visioenen die door mijn hoofd gingen
brachten mij in verwarring.
Wij zingen psalm 86: 3 en 7
epistel: Handelingen 28: 16-28
Paulus is naar Rome gezonden om door de keizer, op wie hij zich heeft
beroepen, verhoord te worden. Het was een lange, gevaarlijke reis. Luas, de
schrijver van dit boek, was er zelf bij…
36
Daarop stuurde Hij de mensen weg en ging naar huis. Zijn leerlingen
kwamen bij hem en vroegen: ‘Wilt u ons de gelijkenis van het onkruid op de
akker uitleggen?’
37 Hij antwoordde hun: ‘Hij die
het goede zaad zaait is de Mensenzoon,
38 de akker is de wereld, het goede
zaad dat zijn de kinderen van het koninkrijk; het onkruid dat zijn de kinderen
van het kwaad,
39 de vijand die het zaait is de
duivel, de oogst staat voor de voltooiing van deze wereld en de maaiers zijn de
engelen.
40 Zoals het onkruid bijeengebonden
wordt en in het vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voltooiing van deze
wereld:
41 de Mensenzoon zal Zijn engelen
erop uitsturen, en ze zullen uit zijn koninkrijk allen die anderen ten val
hebben gebracht en de wetten hebben verkracht bijeenbrengen
42 en hen in de vuuroven werpen;
daar zullen ze jammeren en knarsetanden.
43 Dan zullen de rechtvaardigen in
het koninkrijk van hun Vader stralen als de zon. Laat wie oren heeft goed
luisteren!
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan
geven!
In
antwoord op Gods Woord willen wij ons geloof belijden met het zingen van gezang
476: 1 t/m 5 Eeuwig Woord, U willen wij bezingen, God uit God en Licht uit
Licht...
Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER
EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER.
Tekst: Mattheüs 13:36 'Legt U ons de gelijkenis van het onkruid in de akker
eens uit.'
Lieve vrienden,
1. De discipelen van Jezus waren naar ons idee beslist bevoorrechte mensen, want
zij hadden de mogelijkheid Hemzelf vragen te stellen over wat ze Hem hadden
horen zeggen. Zijn uitleg was ook gezaghebbend, wat Hij
had de gelijkenissen persoonlijk bedacht. U zegt nu misschien bij U zelf:
hadden wij dat directe contact met onze
Heer maar! Jammer genoeg hebben wij niet op gelijke wijze toegang tot
Jezus. Het zou zoveel gemakkelijker voor ons zijn geweest, als we Hem over Zijn
bedoelingen in een privé-gesprek hadden kunnen raadplegen.
Bovendien maakt de Griekse grondtekst
ons nog een beetje jaloers. Als ik net zo huiselijk vertaal als het
er staat wat de discipelen volgens Mattheüs tot Jezus zeiden, dan
vroegen ze Jezus niet bedeesd: Wat bedoelt U met de gelijkenis? Nee! Hun
verzoek om uitleg was minder eerbiedig dan wij verwachten. Ze eisten veeleer dat
Jezus hun alles nu eens precies wilde uiteggen.
Op de achtergrond klinkt mee, dat ze eigenlijk ook wel haarfijn antwoord
hoopten te krijgen inzake de herkomst van het onkruid.
De slaven uit de gelijkenis hadden immers al tot de Zaaier gezegd: U hebt toch
vast wel het goede zaad gebruikt? Waar komt dat onkruid dan opeens vandaan? Ze
bedoelen in bedekte termen: 'Aan ons ligt het niet hoor!'
De
discipelen verwachten een soort inwijding in goddelijke geheimen.
Maar helaas…
Wat Jezus daarover verklaart, mag niet echt een afdoende en bevredigende
verklaring heten. Het onkruid komt van de satan zegt Hij. De satan, de tweedrachtzaaier, die heeft het gezaaid, in de nacht als de mensen
slapen, omdat het dan slapenstijd is. De vijand maakt gebruik van de nachtrust
en van de duisternis om ongemerkt het zaad uit te strooien, dat zich in het
begin nauwelijks onderscheid van het goede zaad.
Pas later wordt duidelijk dat er iets bezig is te groeien, dat een gevaar
vormt voor het goede graan.
Jaloers op de discipelen behoeven we dus niet te worden, want op de vraag
naar de herkomst van het kwaad, ontvangen zij van Jezus net zomin antwoord als wij.
Niet bij alle vragen wordt onze nieuwsgierigheid dus bevredigd. Wij moeten er
zogezegd maar mee leren leven, dat we de oorsprong van het kwaad van niemand
vernemen, ook niet van Jezus.
2. Op een ander punt krijgen we wel veel meer duidelijkheid, al moet ik
er al dadelijk bij zeggen, dat de voorlichting niet erg welkom is. De
gelijkenis zelf geeft al aan, wat er gebeuren moet zodra de plantjes van
de satan herkenbaar de kop opsteken. Dat is dus kennelijk een zo voornaam
onderdeel van de gelijkenis, dat het niet alleen aan de discipelen, maar
aan alle toehoorders met nadruk voorgelegd wordt. We horen dat de slaven van de
landheer onmiddellijk na de ontdekking van het onkruid hun goede wil toonden en verrassend snel hun diensten aanboden
om het kwaad met wortel en tak uit te
roeien. Ongetwijfeld tot hun verbazing wees de landheer dat voorstel van
de hand. De reden van de afwijzing is gelegen in de mogelijkheid, dat de
onmiddellijke verwijdering van het onkruid met zich meebrengt, dat tegelijk ook waardevol
graan verloren gaat. Het onkruid zou best onmiddellijk gewied kunnen
worden, maar dan is er wel een groot risico dat een deel van het goede
zaad mede vernietigd wordt.
Wie
ís nu die landheer? Dat is Jezus natuurlijk, al
zwijgt Hij daar Zelf over.
Als u de moeite neemt het evangelieboek aan één stuk door te lezen, en dus
niet bij stukjes en beetjes, zoals wij vanmorgen hier noodgedwongen doen in onze
kerkdienst, wordt U op het goede spoor gezet door Zijn bewijs van barmhartigheid
ten bate van het onschuldige graan, dat zijn best doet zijn zegenrijke
bestemming te vervullen. Het graan staat immers voor de gelovigen, die in
Gods kracht werken aan een humane samenleving; en de landheer wil niet
dat één daarvan verloren gaat.
In hoofdstuk 9 staat zelfs geschreven dat Jezus, toen Hij de scharen zag, met ontferming
werd bewogen. Dat is de volzin die de teneur van de hoofdstukken 9
tot 12 samenvat. Ook voor de graankorrels geldt dan natuurlijk dat de goede niet
opgeofferd worden tijdens en als gevolg van de bestrijding van het kwade
onkruid.
Een gelijkenis is een raadselspreuk, die in wezen over mensen
gaat. En de gelijkenissen van het Koninkrijk Gods hebben uiteraard betrekking op
de relatie van God tot Zijn schepselen. De Landheer kan
nooit willen, dat de goeden zouden moeten lijden onder de straf die de
onrechtvaardigen treft vanwege hun ongehoorzaamheid.
Hij die het goede zaad zaait, is immers met ontferming bewogen over alle mensen,
en zeker over hen die naar Hem luisteren.
Iedereen, die deze gelijkenis met aandacht aanhoort en een beetje nadenkt, kan
er dus achter komen dat Jezus zichzelf bedoelt als Hij over een zaaiende landheer
spreekt in een gelijkenis die op het Koninkrijk Gods betrekking heeft. Wie dat
inzicht tot het hare of het zijne maakt, heeft al veel gewonnen. In het
Evangelie van het komende Koninkrijk van God draait alles om Jezus' ontferming.
Dat bijbels uitgangspunt heeft Luther herontdekt.
3. Eigenlijk heb ik, omdat ik het voorrecht heb u een beetje te kennen,
geen enkele twijfel dat u het met mijn zojuist getrokken conclusie van
harte eens bent. Jezus nodigt ons echter in enen door uit om nog een stap
verder te gaan.
De vraag is niet alleen of wij het helemaal met Jezus eens zijn, maar ook nog of wij Hem na volgen in Zijn ontferming.
En nu stel ik bij mijzelf vast, dat ik zomaar zonder
nadenken precies hetzelfde gezegd zou hebben als de slaven in de gelijkenis. Als
ik niet met de discipelen, via Mattheüs, gehoord had, uit Jezus’ eigen mond,
dat de scheiding tussen de goeden en de kwaden moet wachten totdat het de tijd
is van de oogst, zou ik dadelijk gekozen hebben voor de lik-op-stuk methode. Pas
in de loop der jaren ben ik gevoelig geworden voor de heel andere aanpak
die Jezus voorstaat. Ik ben ook wel bereid Hem te volgen, als is
het dan bijna blindelings, want over een volledig inzicht in het 'waarom'
van Jezus' houding beschik ik niet.
Aan de ene kant heb ik bijvoorbeeld veel bewondering voor Doopsgezinden
in Zuid-Amerika, die in het verleden oorlogsmisdadigers de kans gave een nieuw leven te
beginnen. Zij zijn ervan overtuigd, dat deze misdadigers eenmaal voor het
Hemelse gerecht gebracht zullen worden, dat geen rechterlijke dwalingen kent.
Maar anderzijds heb ik toch ook het gevoel, dat mensen, aan wie door deze
misdadigers mateloos onrecht is begaan, niet al te lang moeten behoeven
te wachten op een berechting van de daders. Kortom: ik heb óók veel bewondering voor
het werk van Simon Wiesenthal, dat echter niet eenvoudig in te passen is in de
gelijkenis die ons nu bezighoudt.
Als dit wereldwijde voorbeeld wat al te ver van U afstaat, heb ik nog wel
een ons meer vertrouwde kwestie om over na te denken. Het komt nog al
eens voor, dat een T.B.S.-er op proefverlof ontsnapt en opnieuw een misdaad
begaat. Dan worden alle proefverloven tegelijk ingetrokken, ook die van
degenen die zich altijd goed gedragen hebben. We kunnen dan zeggen, dat
de goeden met de kwaden mee moeten lijden, maar is dat ten aanzien van de goeden
een rechtvaardige maatregel?
Ik onderken het risico natuurlijk wel, maar ik stel u en mijzelf tóch even de vraag naar de rechtvaardigheid van zo’n ingreep.
Mogen we iemand van zijn bewegingsvrijheid beroven om andermans vergrijp, dat
weliswaar niet alleen, maar wel mede, het gevolg is van onze
inschattingsfouten? Bedenk wel dat als U ja zegt op die vraag (en ik ben
daar zelf ook maar al te zeer toe geneigd), dus als wij zeggen: 'Houdt ze maar
goed achter slot en grendel', bedenk dan dat Jezus, die wij onze Heer
noemen, eerder lijkt te zeggen: “Nee, dat mag niet”.
Gelukkig behoeven wij in concreto daar geen van allen over te beslissen. Maar ik hoop u
duidelijk gemaakt te hebben, dat we onverwachts in moeilijke gewetensproblemen
verstrikt kunnen raken door Jezus' antwoord, als we de vraag van de eerste discipelen tot de onze
maken en met hen zeggen: Heer, geef ons eens een scherp inzicht in de
gelijkenissen, en daarmee impliciet beloven ons te zullen houden aan Zijn
aanwijzingen.
De bekende Augustinus,
de grote kerkvader van het Westers Christendom, heeft over de gelijkenis van
het onkruid op de akker ooit eens gewezen op het onderscheid tussen het onkruid,
zoals het enerzijds beschreven staat in de gelijkenis, en anderzijds in de door
Jezus gegeven uitleg. Het verschil is simpelweg dat alles wat eenmaal op een
akker is gezaaid, de weg volgt van de natuur. Maar de uitleg betrekt dat
zaaigoed op mensen. Voor hen geldt dat zij zich kunnen bekeren. Zij
kunnen, als ze als onrkruid gezaaid zijn, in goed graan veranderen. In de
goddelijke ontferming word hun de kans daartoe geboden. En de vraag is
dan: willen wij daar wel op wachten? En hoe lang dan?
4. Tenslotte wil ik nog even met U stilstaan bij het feit dat Jezus vanaf hoofdstuk 13
over gaat tot het spreken in raadsels. Want een gelijkenis is een raadselspreuk.
Waarom spreekt Hij voortaan in verhullende taal?
Aan Zijn discipelen geeft Hij min of meer uitleg over wat daarachter schuil
gaat. Hij zegt weliswaar niet ronduit dat Hijzelf de zaaier is van het goede
zaad, maar dat begrijpen we door de zinspeling op Zijn ontferming ook zonder uitleg wel. Geheel
nieuw echter is
Zijn onthulling in de uitleg, dat die zaaier de functie van de Mensenzoon
vervult. De zaaier is de Mensenzoon. Dat vertelt Jezus Zijn discipelen
onomwonden.
En
wat is dan de taak die op Zijn schouders gelegd wordt? Wat wordt van Jezus
verwacht als Hij in die hoedanigheid optreedt?
Het U voorgelezen stuk uit het boek Daniël geeft ons
daarover uitsluitsel.
Wij lezen in dat boek over de vier grote wereldrijken die de profeet Daniël
aanschouwd heeft in een nachtelijk visioen. Het ene imperium na het andere komt
op en verdwijnt weer van het toneel. En de schrijver zag ze alle vier uit de zee
opkomen. Dat voorspelt onheil, want in de zee huizen, volgens het volksgeloof,
de demonen.
Ze worden gekarakteriseerd met dierennamen als bijvoorbeeld leeuw en beer,
zodat we begrijpen dat het leven onder dergelijke heersers niet aangenaam verloopt. Maar
eind goed, al
goed, gelukkig. Het visioen besluit met de plaatsing van tronen en op één daarvan
zet Zich een Oude Wijze, zoals de nieuwste vertaling luidt, neder. En
dan begint de rechtszitting waarin over alles wat mensen ooit gedaan hebben, een
laatste oordeel wordt uitgesproken door de Zoon des mensen. Tenslotte wordt ons
verteld, dat het koningschap over de wereld uiteindelijk aan die Mensenzoon wordt
toevertrouwd. Hij regeert uiteraard op een humane, menselijke manier, en alle
volken dienen Hem. God belooft ons dus een einde van de geschiedenis waarin
alles ‘sal reg kom’, zoals onze verwanten in Zuid-Afrika zeggen. Dat is een
blijde boodschap die we al lezen in het Oude Testament, een boodschap die door Jezus, onze
Heer, wordt vervuld.
Maar waarom spreekt Hij dan toch in gelijkenissen? In
raadselspreuken?
Dat lezen we in de Handelingen der Apostelen. Paulus maakt aan de Joodse
inwoners van Rome duidelijk, dat Jezus op zeker ogenblik bemerkte dat Zijn
volksgenoten het door Hem verkondigde Evangelie verwierpen. Zo'n
verwerping van het Woord van God had ook al eens plaats gevonden in de tijd van de profeet Jesaja. En
God had daarop gereageerd door in raadseltaal te gaan spreken.
Dat neemt Jezus nu over. Hij hoopt dat het volk van het Oude Verbond daardoor
tot inkeer komt, al moet het dan meer moeite doen om God in Zijn ontferming te
leren kennen. Als het volk dat niet doet, gaat het heil naar andere volken. Want
Gods plannen falen uiteraard niet.
En
U had, evenmin als Jezus' tijdgenoten, ooit verwacht dat toen de Romeinen in
zicht kwamen. (Nota bene: de Romeinse bezetters
uit Jezus’ tijd! Wij zouden ze nu voor een deel oorlogsmisdadigers noemen!)
Zij kwamen na een paar eeuwen ook tot inzicht. Het Christendom werd toen
Staatsgodsdienst. Langs die weg, via de Romeinen, heeft het Evangelie ook ons volk
bereikt. Dank zij Gods
ontferming horen ook wij nu nog altijd het Evangelie verkondigen. Het
komt thans tot ons in verhullende taal. Wij moeten wel moeite doen om het
Evangelie te begrijpen, maar het heilsgeheim van
het Evangelie is waardig om doorgrond te worden. Daarom zeggen wij met
Jezus' discipelen, maar nu eerbiediger dan zij: 'Heer Jezus, leg ons Uw gelijkenissen uit,' en
wij bidden: 'Heer verleen ons de genade om te doen
wat U van ons verlangt! In Uw kracht wordt dan alle goed werk volbracht. Vergun
ons goed graan te worden als we het nog niet zijn.
Heer, ontferm U over ons en over Uw geteisterde wereld.
Amen'.
Muziek
Gods liefde is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
wij kunnen daarin delen:
dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
geld en geduld,
nu kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin,
in de collecte!
collecte
Gezang 64: 1 t/m 6 Gij hebt met Uw brede gebaren = Lied 765
Gebed over de gaven
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bijeen hebben gebracht,
zodat het is tot eer van Uw Naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt,
door Jezus Christus, onze Heer. Amen
Laten we danken en bidden:
Lieve God, Wij willen U aanbidden en danken om alle goede dingen die U
ons geeft naar lichaam en geest, en vooral voor de blijde boodschap die we
mochten horen. Geef dat het krachtig in ons werkt, en ons een diep begrip geeft
van Jezus Christus, die door Zijn dood onze gerechtigheid, door Zijn opstanding
ons leven en door Zijn Evangelie onze wijsheid geworden is.
Bron van barmhartigheid, wij bidden U
dat U Uw kerk met allen die U dienen wilt bezielen door Uw Geest, opdat Uw
heilig Woord er naar waarheid wordt
gebracht. Dat daardoor geloof en werkzame liefde versterkt mag worden in ons
allen. Zegen allen die geroepen zijn om op hun eigen plek in kerk en samenleving
te dienen, en met name hen die worden
opgeleid tot het ambt dat de verzoening
preekt.
Ook bidden wij U voor zending, en dienst aan de naaste. Voor Israël, Uw volk,
en zijn omgeving, om Uw beloften aan Abraham, Izaäk en Jacob, aan Sara,
Rebekka, Rachel en Lea... Dat zij tot zegen zijn...
Wij bidden U voor de koningin en voor allen met wie zij haar macht en
verantwoordelijkheid deelt, dat zij die mogen uitoefenen in Uw kracht en
wijsheid, opdat gerechtigheid en vrede
overal ter wereld moge groeien. En ook juist daar waar wij als Nederlanders een
internationale taak vervullen.
Zegen de opvoeders van de jeugd met liefde, vertrouwen, en gevoel voor humor en
relativering.
Geef mensen eerlijk werk, en maak ons dankbaar voor het voedsel dat we dagelijks
van U krijgen.
Denk in Uw goedheid aan alle mensen in nood, wij danken U voor de verbetering in
de toestand van de kleine Angelo.
Geef de zieken de gratie zich aan U toe te vertrouwen en troost hen die in rouw
gedompeld zijn.
Weer in Uw genade alles van ons af
dat leven en geloof bedreigt. En houd Uw wakend oog gevestigd op Uw gemeente aan
deze plaats.
Blijf dan bij ons, in alle voor- en
tegenspoed, opdat wij in vreugde voor U leven, in Uw genade sterven en Uw Rijk
binnengaan door Jezus Christus, Uw Zoon, met U en de Heilige Geest, waarachtig
God, hooggeloofd in eeuwigheid.
Met Hem willen wij U danken en bidden met de woorden:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome, Uw Wil geschiede,
zoals in de hemel zo ook op aarde.
geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade
Ons
slotlied is gezang 75: 13, 14 en
15 U kennen, uit en tot U leven... = Lied 653
zegen:
Gods zegen draagt ons door dood en doop heen naar het leven in
eeuwigheid.
Gods Geest geeft ons de woorden van eeuwig leven in de mond, en de moed in ons
hart om die te spreken.
Gods geliefde Zoon gaat aan onze zij, wanneer we hier vandaan gaan.
Zo zijn we dan gezegende mensen,
in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen