Oudejaarsdienst 2003 in de Lutherse Kerk te Heusden. Aanwezig: ruim 30 mensen, organist: Joop de Zwart. 

IN DE NAAM VAN DE VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST.
Amen
ONZE HULP IS IN DE NAAM VAN DE HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft

Lieve vrienden, op deze oudejaarsavond van het jaar onzes Heren 2003 zijn wij bij elkaar gekomen om ons voor te bereiden op een nieuwjaar vol van Gods genade.
Wij willen voor Zijn aangezicht verschijnen met dankbaarheid voor Zijn leiding tot nu toe, en met vertrouwen in de toekomst die Hij voor ons bereid houdt. Het zal hier vanavond een uur zijn van omzien en van vooruitzien, voorzover dat laatste ons gegeven is, tenminste. Wat we van onze eindbestemming mogen verwachten zegt de bijbel met meer duidelijkheid dan wat we op onze weg daarheen allemaal zullen ontmoeten. Onze nabije toekomst is altijd wat mistig. Het verleden staat ons daarentegen tamelijk helder voor ogen, als we althans onze ogen er niet voor sluiten
Laat ons daarom beginnen met een gebed tot God, die onze Vader is en dat wil blijven tot in eeuwigheid.

Heilige Vader, het past ons tot U te komen - in alle ootmoedigheid. Wij zouden liefst met stilzwijgen voorbijgaan aan ons verleden, maar U hebt wel opgemerkt wat wij liever willen vergeten, vanaf de onachtzaamheid ten aanzien van onze medemensen, hetgeen wij maar al te snel van niet zo groot belang vinden, tot aan de onaardige en soms zelfs onverzoenlijke houding tegen hen als wij overtuigd zijn van ons eigen gelijk. En dat zijn we nogal gauw, in het bijzonder als het om principiële kwesties gaat. Zo leven we niet naar onze roeping, ook niet als kerken.
Dat is bij onze recente eenwording wel gebleken. In ons gebed worden we ons bewust van ons tekort schieten in liefde. Wil het ons vergeven Heer, nu wij berouwvol voor U verschijnen en U bidden om kracht, opdat we Uw wil volbrengen. Amen.

Gem.: De almachtige God schenke ons Zijn genade.
Amen.

ZO LIEF HAD GOD DEZE WERELD, DAT  HIJ ZIJN ENIGGEBOREN ZOON GEGEVEN HEEFT, OPDAT IEDER DIE IN HEM GELOOFT AAN HET VERDERF ONTKOMT, EN EEUWIG LEVEN HEBBEN MAG!

Introïtuspsalm   psalm 90: 1, 2 en 8.

    
LAAT ONS DE HEER AANROEPEN OM ONTFERMING VOOR DE NOOD VAN DEZE WERELD,
EN LAAT ONS ZIJN NAAM PRIJZEN,
WANT AAN ZIJN BARMHARTIGHEID IS GEEN EINDE



gebed O Heer, God van ons leven, die ons van dag tot dag en van jaar tot jaar in Uw bescherming behoudt, wij bidden U, dat alle jaren die ons nog hier op aarde uit Uw hand geschonken worden, vervuld mogen zijn van Uw altijd durende nabijheid, opdat wij als Uw kinderen in eendracht samenleven, omwille van Uw Zoon Jezus Christus,  onze Heer.
Amen.

lezing OUDE TEstament: Genesis 48: 1-22 Jacob zegent de zonen van Jozef. Dit hoofdstuk neemt ons mee naar Egypte. De Aartsvader Jozef, de zoon van Aartsvader Jacob, heeft het daar tot onderkoning gebracht. En Jacob, die in de tekst ook wel eens plechtig Israël wordt genoemd, woont niet ver van hem vandaan.
Jacobs leven loopt ten einde en hij laat Jozef bij zich komen met zijn twee kleinzonen Efraïm en Manasse. Het zijn de twee kinderen die Jozef in Egypte geschonken zijn door een Egyptische vrouw. Waren ze dan wel Joden? In het Jodendom worden tegenwoordig alleen die kinderen als Jood beschouwd, die uit een Joodse vrouw geboren zijn. Maar Jacob trekt zich van die regel niets aan, net zomin als Mozes dat veel later zou doen. Diens vrouw Zippora was immers ook geen Jodin, maar een Midianitische, en toch werd hun zoon Gersjom besneden, en aldus ook door God in Zijn verbond opgenomen. Onder bepaalde omstandigheden was er in die oude tijd blijkbaar ruimte voor hen, die strict genomen niet Joods waren, om desondanks een nogal exclusieve relatie met God te verkrijgen. Dat biedt ook hoop aan ons, die niet als Joden geboren zijn. Bij God gaat het niet toe naar louter menselijke regels. Ook voor ons is er plaats in Zijn barmhartigheid.
In dit hoofdstuk worden nog meer regels overtreden. Jacob zegent Efraïm en Manasse, in deze volgorde, hoewel Manasse de oudste is,en bovendien adopteert hij ze als zijn eigen kinderen, in plaats van Ruben en Simeon, die nota bene zijn twee eerstgeborenen zijn. Een hoofdstuk verder lezen we, dat hij redenen had om zeer ontevreden met hen te zijn. Ik ga daar nu niet op in, maar we zien hier hoe fors Jacob ingreep in de gevestigde verhoudingen, ondanks Jozefs energieke protest. Jacob had kennelijk in zijn laatste ogenblikken van God aanwijzingen ontvangen om aan Jozef het dubbele deel te geven, dat aan de eersteling toekwam. Zo stuurde God de gebeurtenissen hierbeneden reeds lang geleden. Hij gebruikte Jacob voor Zijn doeleinden. En Jacobs zegen ging dan ook in vervulling, want Efraïm werd de grootste stam van het volk Israël, toen het zich eenmaal in Kanaän gevestigd had. Laten we nu luisteren naar Genesis 48!
1 Hierna gebeurde het, dat men tot Jozef zeide: Zie, uw vader is ziek. Daarop nam hij zijn beide zonen met zich, Manasse en Efraïm.
2 Toen men aan Jacob meegedeeld had: Zie, uw zoon Jozef komt tot u, verzamelde Israël al zijn krachten en ging op het bed zitten.
3 En Jacob zeide tot Jozef: God, de Almachtige, is mij verschenen te Luz in het land Kanaän en heeft mij gezegend
4 en tot mij gezegd: zie, Ik zal u vruchtbaar maken, u vermenigvuldigen en u maken tot een menigte van volken; Ik zal dit land aan uw nageslacht geven tot een altoosdurende bezitting.
5 En nu, uw beide zonen, die u in het land Egypte geboren zijn, voordat ik tot u naar Egypte gekomen was, zij zijn de mijne; Efraïm en Manasse zullen mij als Ruben en Simeon zijn.
6 Maar uw nakomelingen, die gij na hen verwekt hebt, zullen de uwe zijn; naar de naam hunner broeders zullen zij genoemd worden in hun erfdeel.
7 Wat mij aangaat, toen ik uit Paddan kwam, is Rachel mij door de dood ontvallen in het land Kanaän op de reis, toen wij nog maar een eindweegs van Efrat verwijderd waren, en heb ik haar daar begraven aan de weg naar Efrat, dat is Betlehem.
8 Toen Israël de zonen van Jozef zag, zeide hij: Wie zijn dit?
9 En Jozef zeide tot zijn vader: Dat zijn mijn zonen, die God mij hier gegeven heeft. Daarop zeide hij: Breng hen toch tot mij, opdat ik hen zegene.
10 Israëls ogen nu waren dof geworden van ouderdom, hij kon niet zien. En (Jozef) bracht hen dichter bij hem; en hij kuste en omhelsde hen.
11 Daarna zeide Israël tot Jozef: Ik had niet kunnen vermoeden, dat ik uw aangezicht zou zien, en zie, God heeft mij zelfs uw nageslacht doen zien.
12 Toen deed Jozef hen van zijn knieën weggaan, en boog zich neer met zijn aangezicht ter aarde.
13 En Jozef nam hen beiden, met zijn rechterhand Efraïm aan Israëls linkerhand, en met zijn linkerhand Manasse aan Israëls rechterhand, en hij bracht hen dichter bij hem.
14 Toen strekte Israël zijn rechterhand uit en legde die op het hoofd van Efraïm, hoewel hij de jongste was, en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse; hij legde zijn handen kruiselings, ofschoon Manasse de eerstgeborene was.
15 En hij zegende Jozef en zeide: God, voor wiens aangezicht mijn vaderen Abraham en Izaäk gewandeld hebben; God, die mij als herder geleid heeft, mijn leven lang tot op deze dag;
16 de Engel, die mij verlost heeft uit alle nood, zegene deze jongelingen, zodat in hen mijn naam en die van mijn vaderen Abraham en Izaäk voortleven en zij in menigte mogen toenemen in het land.
17 Toen Jozef zag, dat zijn vader zijn rechterhand op Efraïms hoofd gelegd had, was dat verkeerd in zijn ogen, en hij greep de hand van zijn vader om die van Efraïms hoofd te verleggen naar het hoofd van Manasse.
18 En Jozef zeide tot zijn vader: Zó niet, mijn vader, want deze is de eerstgeborene, leg uw rechterhand op zíjn hoofd.
19 Maar zijn vader weigerde het en zeide: Ik weet het, mijn zoon, ik weet het; ook hij zal tot een volk worden en ook hij zal groot worden; nochtans zal zijn jongere broeder groter zijn dan hij, en diens nageslacht zal een volheid van volken worden.
20 En hij zegende hen te dien dage en zeide: Met u zal Israël zegen toewensen door te zeggen: God make u als Efraïm en als Manasse. En hij plaatste Efraïm vóór Manasse.
21 En Israël zeide tot Jozef: Zie, ik ga sterven, maar God zal met u zijn en u terugbrengen naar het land uwer vaderen.
22 En ik geef u, boven uw broeders, een bergrug, die ik met mijn zwaard en mijn boog aan de Amorieten heb ontrukt.
Wij willen nu een lied zingen ter ere van God die onze Herder is, ook in het komende jaar, en die met die erenaam al door Jacob was aangesproken. God blijft in eeuwigheid Zichzelf getrouw.

We zingen psalm 121: 1 t/m 4


De tweede schriftlezing vinden we in de brief aan de Efeziërs, hoofdstuk 4: 1 t/m 6
Ook dit gedeelte van de heilige schrift is geen eenvoudige lectuur, en daarom geef ik u graag wat toelichting van te voren.
Paulus bevindt zich bij het schrijven van deze brief ergens in een gevangenis. Maar hoewel hij vastzit, is er toch in dat hele grote Romeinse rijk, dat bijna de ganse (bekende) wereld beslaat, niemand die innerlijk meer vrij is dan juist hij. Hij heeft op een bepaald ogenblik van zijn leven een verschijning van Jezus gehad, en is zich sindsdien bewust geworden van een heel bijzondere roeping, die hij uit de hemel ontvangen heeft.
Hij is voorbestemd en uitgekozen om het evangelie van Gods genade in Jezus aan iedereen bekend te maken. Naast de twaalf apostelen, die Jezus had aangesteld voor het Joodse volk, mocht hij zich als de apostel der heidenen beschouwen, en geen gevangenis zou hem tegenhouden. Wederom zien wij God aan het werk. Hij bedient zich van mensen, die hij zicht geeft op wat de toekomst brengen zal.
De blinde Jacob schouwde een talrijk nageslacht.
Met Efraïm, zijn geadopteerde zoon, zou een groot volk ontstaan, dat evenals hij zelf de hem door God verleende naam Israël zou dragen; een volk dat voortdurend in gevecht zou zijn met God, maar dat toch gezegend zou worden. Hierin ligt ook de betekenis van de naam Israël. Ds. Oussoren, indertijd Luthers predikant in Utrecht, vertaalt Israël met ‘Godsvechter’.
Het visioen van Paulus is beslist grootser.
Hij ziet voor zich hoe de hele wereld van Joden en heidenen bestemd is tot één Godsvolk te worden omgevormd. Om daaraan mee te werken is hij uitgestuurd, en tot apostel gemaakt. ‘Apostel’ is Grieks voor ‘er op uitgestuurd’.
In dat perspectief spreekt de eenheid van de kerk van zelf, en Paulus gebruikt een indrukwekkende reeks van begrippen, die deze eenheid illustreren. Ik zal het zo dadelijk voorlezen, maar moet U eerst nog heel kort bezighouden met de vraag of het wel Paulus zelf was die de brief aan de Efeziërs geschreven heeft. De meeste geleerden denken tegenwoordig van niet, al geven ze wel toe, dat deze brief zijn geest ademt. Dat laatste nu lijkt mij belangrijker dan het eerste. Er staat niets in wat met Paulus’ eerdere brieven ronduit in strijd is, en zeker niet ten aanzien van de eenheid van de kerk. Laten we nu de eerste zes verzen van hoofdstuk vier lezen…

epistel Efese 4: 1 – 6
Eenheid en verscheidenheid in de gemeente 1 Als gevangene in de Here, vermaan ik u dan te wandelen waardig der roeping, waarmede gij geroepen zijt,
2 met alle nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, en elkander in liefde te verdragen,
3 en u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des vredes:
4 één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping,
5 één Here, één geloof, één doop,
6 één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen.

Psalmwoord . Halleluja! De Heer zal Uw uitgang en ingang bewaren, van nu aan tot in eeuwigheid!..
HALLELUJA!

Ons loflied is gezang 314: 1 en 3 Gij die gelooft, verheugt u samen, 't is God die trouw Zijn kerk bewaart...Die hoop zal nimmer ons beschamen. 

 
De derde en laatste schriftlezing is genomen uit Johannes 17: 11 – 19
Het zijn woorden, die volgens de evangelist door Jezus gesproken zijn op de avond van Zijn gevangenneming in de hof van Olijven. Ook hier stellen wetenschappers de vraag: heeft Jezus dat nu allemaal wel precies zo gezegd? Ik ga die vraag niet beantwoorden. Ik wil alleen opmerken, dat de hele christenheid door de eeuwen heen in Zijn afscheidsgebed voor Zijn discipelen Jezus’ diepste bedoelingen met hen op een onnavolgbare wijze verwoord heeft gehoord.

het heilig evangelie staat geschreven bij: Johannes 17: 1 – 19 Het Hogepriesterlijk gebed. 1 Dit sprak Jezus en Hij hief zijn ogen ten hemel en zeide: Vader, de ure is gekomen; verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijke,
2 gelijk Gij Hem macht hebt gegeven over alle vlees, om aan al wat Gij Hem gegeven hebt, eeuwig leven te schenken.
3 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.
4 Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt.
5 En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was.
6 Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij behoorden U toe en Gij hebt hen Mij gegeven en zij hebben uw woord bewaard.
7 Nu weten zij, dat al wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt,
8 want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven en zij hebben ze aangenomen en in waarheid erkend, dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt.
9 Ik bid voor hen; niet voor de wereld bid Ik U, maar voor hen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn van U,
10 en al het mijne is het uwe en het uwe is het mijne, en Ik ben in hen verheerlijkt.
11 En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik kom tot U. Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn zoals Wij.
12 Zolang Ik bij hen was, bewaarde Ik hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, en Ik heb over hen gewaakt en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon des verderfs, opdat de Schrift vervuld werd.
13 Maar nu kom Ik tot U en Ik spreek dit in de wereld, opdat zij ten volle mijn blijdschap in zichzelf mogen hebben.
14 Ik heb hun uw woord gegeven en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij niet uit de wereld zijn, gelijk Ik niet uit de wereld ben.
15 Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze.
16 Zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben.
17 Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid.
18 Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, heb ook Ik hen gezonden in de wereld;
19 en Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid.
Zalig die het woord van God horen en er gehoor aan geven

Edy zingt uit de Messiah: Hij zal Zelf Zijn kudde leiden.

Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer.

Preek over Johannes 17:3: Dit nu is het eeuwige leven dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.


Lieve vrienden,

In het hogepriesterlijk gebed besteedt Jezus alle aandacht aan de eenheid onder Zijn volgelingen, opdat de wereld geloof mag hechten aan de hemelse boodschap die zij verkondigen. Als wij nu vanavond terugzien op het afgelopen jaar, is er één onderwerp, dat er kerkelijk gesproken uitspringt. Ik doel  uiteraard op de pas genomen beslissing van de Evangelisch Lutherse kerk, de Nederlands Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerke om samen de Protestantse Kerk in Nederland te gaan vormen. Uit allerlei publicaties in de dagbladen en in de kerkelijke pers is mij wel gebleken dat niet iedereen over dat besluit staat te juichen.
Zo las ik dat op de Lutherse Synode een moeder vóór en haar dochter tegen gestemd had. Daarna waren ze elkaar wenend in de armen gevallen, want ook de moeder was niet zonder weemoed tot haar keuze gekomen.
De Lutherse kring is in Nederland niet zo groot, U kunt vast wel raden wie dat waren.
De Gereformeerde Kerken vertoonden tot mijn verrassing een opmerkelijke eensgezindheid. De Hervormde Kerk daarentegen had te kampen met de grootst mogelijke oppositie.  Formeel is het benodigde aantal stemmen voor de fusie natuurlijk bereikt en zelfs met één overloper overschreden. Onder zulke omstandigheden moet men zich toch afvragen of het verstandig is een dergelijk besluit door te zetten. Te meer, omdat de samenstelling van de synode niet helemaal correspondeert met het aantal kerkleden. Het zou me niet verwonderen, als de bereidheid om samen te gaan onder het Hervormde kerkvolk nog geringer zou blijken wanneer de kerkleden in een referendum zich hoofdelijk hadden kunnen uitspreken. Er is dan toch wel zeer veel reden om de toekomst met bezorgdheid tegemoet te zien.
Daar staat tegenover, dat anderen zich juist verheugen over een ontwikkeling, die zij zien als een reële vooruitgang in een onvermijdelijk proces van eenwording. De 18 predikanten, die nu al 40 jaar geleden opriepen tot ‘samen op weg gaan’ hadden toen al beseft, dat de verdeeldheid van de kerken in ons land bijbels gezien onverantwoord was. De oecumenische beweging, die in die tijd in opkomst was, droeg toch het kenmerk van berouw over de zonde van de verdeeldheid.
Het argument van tegenwoordig, dat de numerieke grootheid, of moet ik zeggen: de numerieke kleinheid van de kerken zo zichtbaar geworden is, dat we geen andere keus hebben dan samengaan, was destijds nog niet aan de orde.
Het is misschien een redenering, die indruk maakt op hen die gewend zijn in wereldse gedachtegangen te leven, iedere bijbellezer weet toch eigenlijk wel, dat God zich niet afhankelijk maakt van het grote getal, omdat de kracht van de kerk is gelegen in haar bereidheid om naar God te luisteren. En dat willen we vanavond dan ook doen.
Het zal hen, die met veel enthousiasme aan de Protestantse kerk in Nederland gaan deelnemen wijzen op het waarachtig fundament van de christelijke kerk. En het zal hen troosten, die treurig gestemd zijn, bedroefd om het mogelijk verlies van hun Lutherse identiteit, of om het verlies van hun oude Hervormde vaderlandse volkskerk, waarvan zelfs de dierbare naam verdwenen is.

De problemen rond de eenheid van de kerk zijn trouwens wereldwijd. De Oecumenische beweging verkeert op het ogenblik in een diepe crisis. De Oosters-Orthodoxe kerken, die er lid van zijn, overwegen hun lidmaatschap op te zeggen, en de betrekkingen met de kerk van Rome, die als waarnemer bij de beweging betrokken is, verlopen aanmerkelijk stroever dan ooit. Het valt mij daarbij op, dat geen der kerken het aandurft zich christelijk te noemen. Noch de orthodoxe kerken, noch de kerk van Rome, noch de zojuist geboren Protestantse Kerk in Nederland, noch haar voorgangers de Evangelisch Lutherse, de Hervormde of de Gereformeerde kerken verwijzen in hun naam naar de Christus, die toch het fundament is waarop zij gebouwd zijn.
Geen wonder dat Jezus, toen Hij afscheid nam van Zijn discipelen, juist aan hun eenheid in God Zijn Vader een speciaal gebed gewijd heeft. Wie de bijbel aandachtig leest, ziet de discipelen ook de hele tijd met elkaar kibbelen Het boek van de Handelingen der Apostelen, dat gaat over de tijd, dat Jezus niet meer bij hen was, staat er vol van.
En toen Hij nog wel onder hen vertoefde, moest Hij ze nogal eens corrigeren.
Alles wat met éénheid in de kerk te maken heeft, behoeft een voortdurend gebed.
Wij moeten ons bestendig voor God stellen om onze christelijke identiteit te hervinden.
Dat is zeker in de geest van Luther. En als we God willen eren, zoals Calvijn dat ons heeft voorgehouden, zullen we bereid moeten zijn voortdurend onze kerken te hervormen, omdat de nieuwe inzichten, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de positie van de vrouw in de kerk mogelijk door de Heilige Geest worden aangereikt. Wij worden het natuurlijk niet op slag daarover eens, maar het past ons eendrachtig in gebed te gaan om God daarover te horen spreken. En dan blijkt dat Zijn woord onze vanzelfsprekendheden doorbreekt. Jozef protesteerde heftig tegen de keuze van zijn vader Jacob, die Efraïm zegende in plaats van de eerstgeborene Manasse. Het was immers geheel in strijd met de traditie, en zelfs met de wet. Petrus protesteerde heftig toen hij met de heidense hoofdman Cornelius moet gaan eten. Nooit heb ik iets onreins aangeraakt, riep hij uit. Maar God bracht hem ertoe ook de gelovige heiden als een kind van God te aanvaarden Dat gaf wel tumult in de kerk. Maar ze bleven één en tenslotte werden ze het, na veel gebed, ook eens.
Het één-zijn komt vóór het eens-zijn.
Het gaat bij God anders toe dan bij mensen.
Immers; dat wij nu één kerk zijn geworden is in onze wereld het gevolg van het feit dat wij het na veel moeite en strijd daarover eens geworden zijn. Maar uit het gebed van Jezus blijkt, dat daar in de hemelse wereld anders over gedacht wordt. Onze eenheid is ons van Boven geschonken, en bestaat daarin dat wij de enige waarachtige God kennen, en Jezus Christus, die Hij gezonden heeft om ons van alle andere gebondenheid los te maken. Daardoor was Paulus vrij, ook al zat hij gevangen.
Daardoor was ik al één met de Lutherse kerk, nog voor de overeenkomst van Leuenberg, die het mogelijk maakte, dat ik als geestelijk verzorger, zoals het toen heette, benoemd werd in Amsterdam. Maar hier in Heusden mocht ik van uw kerkeraad al in de diensten voorgaan vóór de Concordie van Leuenberg.  Zo gaat het vaker toe in de kerk van Christus.
Op het gebed van Zijn Zoon zond God aan de kerk Zijn heilige Geest. Die leidt ons en bewaart ons. De Geest van liefde verbindt ons met God en met Jezus, en dan ook met elkaar. De Heilige Geest brengt de eenheid tot stand en zet ons aan het werk, nog voor dat onze gekozen kerkleiders de nodige besluiten hebben genomen. Ik denk in dit verband ook aan een initiatief, dat al weer even geleden hier in Heusden genomen is. Mijn vrouw en ik hadden het voorrecht te mogen deelnemen aan een diner in Huize Hilwig, waarin wij kennismaakten met de hervormde predikant van Heusden, met de gereformeerde predikante alhier, en met de RK pastor die in deze regio werkzaam is, allen vergezeld van hun huisgenoten. Gezamenlijk hebben we toen ervaren wat ons verbindt. Het is wat Jezus in Zijn gebed verwoordt: mogen zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.
Om U daar een beeld van te geven roep ik een gebeuren in herinnering, dat volstrekt niet christelijk is, maar zich wel leent tot een christelijke uitleg. Het gebruik is voorzover ik weet als zodanig verdwenen uit Nederland, ik geloof ten minste niet, dat er bij ons nog iemand om de meiboom danst. Maar in de Provence, in Zuid-Frankrijk, kunnen we het nog zien. De boom, die eigenlijk een versierde paal is, staat opgetuigd met linten in allerlei kleuren, en onder het zingen van een lied bewegen feestelijk geklede jonge meisjes zich om de boom in de richting van de zon. Elk van hen houdt daarbij een van de linten vast. Het is een heidens voorjaarsritueel, waarbij de zon in het middelpunt staat, maar het kan ook dienen om de eenheid van onze christelijke kerk uit te beelden.
Het plaatje op de voorzijde van deze liturgie is aangepast aan de kersttijd, maar de symboliek is dezelfde.
Wat ons tot vreugdevolle gemeenschap maakt is onze band met de Heer, die het middelpunt van ons aller leven uitmaakt. Onze eenheid wordt niet door fusie tot stand gebracht, en er ook niet door verstoord.
Uit alles wat we vanavond uit de bijbel gelezen hebben, trek ik drie conclusies:

Gods woord houdt ons samen, niet onze besluiten.
Jezus’ gebed beschermt ons tegen het teloorgaan van onze band met Hem en met God..
En in het kennen van God en van Jezus is al ons heil gelegen.

Over dat kennen tenslotte nog een enkel woord.
Het gaat hier niet om wetenschappelijke kennis.
En al evenmin om meditatie.
Als de bijbel spreekt over kennis, dan bedoelt hij liefdevolle omgang met God en met de mensen, die Hij geschapen heeft:
Het is onze roeping en onze taak om in de wereld onze medemensen daarop te wijzen en door onze levenswijze hen tot God te brengen.
God bewijst ons Zijn genade door ons telkens weer tot nieuwe inzichten te brengen en ons bekwaam te maken tot het volbrengen van Zijn wil. Ik wek U op om zo, wat de kerk betreft, boven alle menselijke droefenis uit en evenzeer met vermijding van al te grote vreugde over een toch wel precair resultaat bij de uiteindelijke stemming, te streven naar waarachtige eenheid.
Laten we het nieuwe jaar van Gods genade gebruiken om nieuwe initiatieven te nemen. En om trouw te blijven in ons gebed voor de kerk.
Al het werk dat wij doen uit liefde tot God, tot Jezus en onze medemensen, zal de Heer zelf bevestigen.
Amen.

Muziek: gezongen wordt door Edy en Hanny (zie foto aan het eind!):



GODS LIEFDE IS GROOT EN STREKT ZICH UIT TOT ALLE MENSEN,
   WIJ KUNNEN DAARIN DELEN:
DAG AAN DAG MET VRIENDELIJKHEID EN AANDACHT,
GELD EN GEDULD,
NU KUNNEN WE ER GESTALTE AAN GEVEN, ALS EEN GOED BEGIN,  IN DE COLLECTE

DAARBIJ  ZINGEN WE: gezang 397: 1, 3, 5 en 6 O God, die droeg ons voorgeslacht in nacht en stormgebruis... wees eeuwig ons tehuis...



Gebed over de gaven 
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bij elkaar hebben gebracht,
  zodat het is tot eer van Uw naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt,
Door Jezus Christus, onze Heer.  Amen

Voorbeden



ONZE VADER, DIE IN DE HEMEL ZIJT,
UW NAAM WORDE GEHEILIGD
UW RIJK KOME,  UW WIL GESCHIEDE,
ZOALS IN DE HEMEL ZO OOK OP AARDE.
GEEF ONS HEDEN ONS DAGELIJKS BROOD
EN VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN,
ZOALS OOK WIJ VERGEVEN ONZE SCHULDENAREN
EN LEID ONS NIET IN VERZOEKING
MAAR VERLOS ONS VAN HET KWADE

Slotlied: Uren, dagen, maanden, jaren, vliegen als een schaduw heen... 
Ach, wij vinden, waar wij staren, niets bestendigs hier beneên... 

zegen: DE  GENADE  VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS
EN DE   LIEFDE  VAN GOD DE VADER

EN DE  Gemeenschap  VAN DE HEILIGE GEEST
IS EN BLIJFT
MET U ALLEN.  AMEN

En daarna was er warme wijn, en wensten we elkaar een heerlijk nieuw jaar!

Hier klinken Hanny en Edy op Uw gezondheid!

Een gelukkig en gezegend 2004!