Oudejaarsdienst 2003 in de Lutherse Kerk te Heusden. Aanwezig: ruim 30 mensen, organist: Joop de Zwart.
IN DE
NAAM VAN DE VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE
GEEST.
Amen
ONZE HULP IS IN DE NAAM VAN DE HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft
Lieve vrienden, op deze oudejaarsavond van het jaar onzes Heren 2003
zijn wij
bij elkaar gekomen om ons voor te bereiden op een nieuwjaar vol van
Gods genade.
Wij willen voor Zijn aangezicht verschijnen met dankbaarheid voor Zijn
leiding
tot nu toe, en met vertrouwen in de toekomst die Hij voor ons bereid
houdt. Het
zal hier vanavond een uur zijn van omzien en van vooruitzien,
voorzover dat laatste ons gegeven is, tenminste. Wat we van onze eindbestemming
mogen verwachten zegt de bijbel met meer duidelijkheid dan wat we op
onze weg
daarheen allemaal zullen ontmoeten. Onze nabije toekomst is altijd wat
mistig.
Het verleden staat ons daarentegen tamelijk helder voor ogen, als we
althans
onze ogen er niet voor sluiten
Laat ons daarom beginnen met een gebed tot God, die onze Vader is en
dat wil
blijven tot in eeuwigheid.
Heilige Vader, het past ons tot U te komen - in alle ootmoedigheid. Wij
zouden
liefst met stilzwijgen voorbijgaan aan ons verleden, maar U hebt wel
opgemerkt
wat wij liever willen vergeten, vanaf de onachtzaamheid ten aanzien van
onze
medemensen, hetgeen wij maar al te snel van niet zo groot belang
vinden, tot aan
de onaardige en soms zelfs onverzoenlijke houding tegen hen als wij
overtuigd
zijn van ons eigen gelijk. En dat zijn we nogal gauw, in het bijzonder
als het
om principiële kwesties gaat. Zo leven we niet naar onze roeping,
ook niet als
kerken.
Dat is bij onze recente eenwording wel gebleken. In ons gebed worden we
ons
bewust van ons tekort schieten in liefde. Wil het ons vergeven Heer, nu
wij
berouwvol voor U verschijnen en U bidden om kracht, opdat we Uw wil
volbrengen.
Amen.
Gem.: De almachtige God schenke ons Zijn genade.
Amen.
ZO LIEF HAD GOD DEZE WERELD, DAT HIJ
ZIJN ENIGGEBOREN ZOON GEGEVEN HEEFT, OPDAT IEDER DIE IN HEM GELOOFT AAN
HET
VERDERF ONTKOMT, EN EEUWIG LEVEN HEBBEN MAG!
Introïtuspsalm psalm
90: 1, 2 en 8.
LAAT ONS DE HEER AANROEPEN OM ONTFERMING VOOR DE NOOD VAN DEZE WERELD,
EN LAAT ONS ZIJN NAAM PRIJZEN,
WANT AAN ZIJN BARMHARTIGHEID IS GEEN EINDE
gebed
O
Heer, God van ons leven, die ons van dag tot dag en van jaar tot jaar
in Uw bescherming behoudt, wij bidden U, dat alle jaren die ons nog
hier op
aarde uit Uw hand geschonken worden, vervuld mogen zijn van Uw altijd
durende
nabijheid, opdat wij als Uw kinderen in eendracht samenleven, omwille
van Uw
Zoon Jezus Christus, onze Heer.
Amen.
lezing
OUDE TEstament: Genesis 48: 1-22
Jacob zegent de zonen van Jozef.
Dit hoofdstuk neemt ons mee naar Egypte. De Aartsvader Jozef, de
zoon van
Aartsvader Jacob, heeft het daar tot onderkoning gebracht. En Jacob,
die in de
tekst ook wel eens plechtig Israël wordt genoemd, woont niet ver
van hem
vandaan.
Jacobs leven loopt ten einde en hij laat Jozef bij zich komen met zijn
twee
kleinzonen Efraïm en Manasse. Het zijn de twee kinderen die Jozef
in Egypte
geschonken zijn door een Egyptische vrouw. Waren ze dan wel Joden? In
het
Jodendom worden tegenwoordig alleen die kinderen als Jood beschouwd,
die uit een
Joodse vrouw geboren zijn. Maar Jacob trekt zich van die regel
niets aan,
net zomin als Mozes dat veel later zou doen. Diens vrouw Zippora was
immers ook
geen Jodin, maar een Midianitische, en toch werd hun zoon Gersjom
besneden, en
aldus ook door God in Zijn verbond opgenomen. Onder bepaalde
omstandigheden was
er in die oude tijd blijkbaar ruimte voor hen, die strict genomen niet
Joods
waren, om desondanks een nogal exclusieve relatie met God te
verkrijgen. Dat
biedt ook hoop aan ons, die niet als Joden geboren zijn. Bij God gaat
het niet
toe naar louter menselijke regels. Ook voor ons is er plaats in Zijn
barmhartigheid.
In dit hoofdstuk worden nog meer regels overtreden. Jacob zegent
Efraïm en
Manasse, in deze volgorde, hoewel Manasse de oudste is,en bovendien
adopteert
hij ze als zijn eigen kinderen, in plaats van Ruben en Simeon, die nota
bene
zijn twee eerstgeborenen zijn. Een hoofdstuk verder lezen we, dat hij
redenen
had om zeer ontevreden met hen te zijn. Ik ga daar nu niet op in, maar
we zien
hier hoe fors Jacob ingreep in de gevestigde verhoudingen, ondanks
Jozefs
energieke protest. Jacob had kennelijk in zijn laatste ogenblikken van
God
aanwijzingen ontvangen om aan Jozef het dubbele deel te geven, dat aan
de
eersteling toekwam. Zo stuurde God de gebeurtenissen hierbeneden reeds
lang
geleden. Hij gebruikte Jacob voor Zijn doeleinden. En Jacobs zegen ging
dan ook
in vervulling, want Efraïm werd de grootste stam van het volk
Israël, toen het
zich eenmaal in Kanaän gevestigd had. Laten we nu luisteren naar
Genesis 48!
1 Hierna gebeurde het, dat men tot Jozef zeide: Zie, uw vader is ziek.
Daarop
nam hij zijn beide zonen met zich, Manasse en Efraïm.
2 Toen men aan Jacob meegedeeld had: Zie, uw zoon Jozef komt tot u,
verzamelde
Israël al zijn krachten en ging op het bed zitten.
3 En Jacob zeide tot Jozef: God, de Almachtige, is mij verschenen te
Luz in het
land Kanaän en heeft mij gezegend
4 en tot mij gezegd: zie, Ik zal u vruchtbaar maken, u vermenigvuldigen
en u
maken tot een menigte van volken; Ik zal dit land aan uw nageslacht
geven tot
een altoosdurende bezitting.
5 En nu, uw beide zonen, die u in het land Egypte geboren zijn, voordat
ik tot u
naar Egypte gekomen was, zij zijn de mijne; Efraïm en Manasse
zullen mij als
Ruben en Simeon zijn.
6 Maar uw nakomelingen, die gij na hen verwekt hebt, zullen de uwe
zijn; naar de
naam hunner broeders zullen zij genoemd worden in hun erfdeel.
7 Wat mij aangaat, toen ik uit Paddan kwam, is Rachel mij door de dood
ontvallen
in het land Kanaän op de reis, toen wij nog maar een eindweegs van
Efrat
verwijderd waren, en heb ik haar daar begraven aan de weg naar Efrat,
dat is
Betlehem.
8 Toen Israël de zonen van Jozef zag, zeide hij: Wie zijn dit?
9 En Jozef zeide tot zijn vader: Dat zijn mijn zonen, die God mij hier
gegeven
heeft. Daarop zeide hij: Breng hen toch tot mij, opdat ik hen zegene.
10 Israëls ogen nu waren dof geworden van ouderdom, hij kon niet
zien. En
(Jozef) bracht hen dichter bij hem; en hij kuste en omhelsde hen.
11 Daarna zeide Israël tot Jozef: Ik had niet kunnen vermoeden,
dat ik uw
aangezicht zou zien, en zie, God heeft mij zelfs uw nageslacht doen
zien.
12 Toen deed Jozef hen van zijn knieën weggaan, en boog zich neer
met zijn
aangezicht ter aarde.
13 En Jozef nam hen beiden, met zijn rechterhand Efraïm aan
Israëls
linkerhand, en met zijn linkerhand Manasse aan Israëls
rechterhand, en hij
bracht hen dichter bij hem.
14 Toen strekte Israël zijn rechterhand uit en legde die op het
hoofd van Efraïm,
hoewel hij de jongste was, en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse;
hij
legde zijn handen kruiselings, ofschoon Manasse de eerstgeborene was.
15 En hij zegende Jozef en zeide: God, voor wiens aangezicht mijn
vaderen
Abraham en Izaäk gewandeld hebben; God, die mij als herder geleid
heeft, mijn
leven lang tot op deze dag;
16 de Engel, die mij verlost heeft uit alle nood, zegene deze
jongelingen, zodat
in hen mijn naam en die van mijn vaderen Abraham en Izaäk
voortleven en zij in
menigte mogen toenemen in het land.
17 Toen Jozef zag, dat zijn vader zijn rechterhand op Efraïms
hoofd gelegd had,
was dat verkeerd in zijn ogen, en hij greep de hand van zijn vader om
die van
Efraïms hoofd te verleggen naar het hoofd van Manasse.
18 En Jozef zeide tot zijn vader: Zó niet, mijn vader, want deze
is de
eerstgeborene, leg uw rechterhand op zíjn hoofd.
19 Maar zijn vader weigerde het en zeide: Ik weet het, mijn zoon, ik
weet het;
ook hij zal tot een volk worden en ook hij zal groot worden; nochtans
zal zijn
jongere broeder groter zijn dan hij, en diens nageslacht zal een
volheid van
volken worden.
20 En hij zegende hen te dien dage en zeide: Met u zal Israël
zegen toewensen
door te zeggen: God make u als Efraïm en als Manasse. En hij
plaatste Efraïm vóór
Manasse.
21 En Israël zeide tot Jozef: Zie, ik ga sterven, maar God zal met
u zijn en u
terugbrengen naar het land uwer vaderen.
22 En ik geef u, boven uw broeders, een bergrug, die ik met mijn zwaard
en mijn
boog aan de Amorieten heb ontrukt.
Wij willen nu een lied zingen ter ere van God die onze Herder is, ook
in het
komende jaar, en die met die erenaam al door Jacob was aangesproken.
God blijft
in eeuwigheid Zichzelf getrouw.
We zingen psalm 121: 1 t/m 4
De tweede schriftlezing vinden we in de brief aan de Efeziërs,
hoofdstuk 4: 1
t/m 6
Ook dit gedeelte van de heilige schrift is geen eenvoudige lectuur, en
daarom
geef ik u graag wat toelichting van te voren.
Paulus bevindt zich bij het schrijven van deze brief ergens in een
gevangenis.
Maar hoewel hij vastzit, is er toch in dat hele grote Romeinse rijk,
dat bijna
de ganse (bekende) wereld beslaat, niemand die innerlijk meer vrij is
dan juist
hij. Hij heeft op een bepaald ogenblik van zijn leven een verschijning
van Jezus
gehad, en is zich sindsdien bewust geworden van een heel bijzondere
roeping, die
hij uit de hemel ontvangen heeft.
Hij is voorbestemd en uitgekozen om het evangelie van Gods genade in
Jezus aan
iedereen bekend te maken. Naast de twaalf apostelen, die Jezus had
aangesteld
voor het Joodse volk, mocht hij zich als de apostel der heidenen
beschouwen, en
geen gevangenis zou hem tegenhouden. Wederom zien wij God aan het werk.
Hij
bedient zich van mensen, die hij zicht geeft op wat de toekomst brengen
zal.
De blinde Jacob schouwde een talrijk nageslacht.
Met Efraïm, zijn geadopteerde zoon, zou een groot volk ontstaan,
dat evenals
hij zelf de hem door God verleende naam Israël zou dragen; een
volk dat
voortdurend in gevecht zou zijn met God, maar dat toch gezegend zou
worden.
Hierin ligt ook de betekenis van de naam Israël. Ds. Oussoren,
indertijd
Luthers predikant in Utrecht, vertaalt Israël met
‘Godsvechter’.
Het visioen van Paulus is beslist grootser.
Hij ziet voor zich hoe de hele wereld van Joden en heidenen bestemd is
tot één
Godsvolk te worden omgevormd. Om daaraan mee te werken is hij
uitgestuurd, en
tot apostel gemaakt. ‘Apostel’ is Grieks voor ‘er op
uitgestuurd’.
In dat perspectief spreekt de eenheid van de kerk van zelf, en Paulus
gebruikt
een indrukwekkende reeks van begrippen, die deze eenheid illustreren.
Ik zal het
zo dadelijk voorlezen, maar moet U eerst nog heel kort bezighouden met
de vraag
of het wel Paulus zelf was die de brief aan de Efeziërs geschreven
heeft. De
meeste geleerden denken tegenwoordig van niet, al geven ze wel toe, dat
deze
brief zijn geest ademt. Dat laatste nu lijkt mij belangrijker dan het
eerste. Er
staat niets in wat met Paulus’ eerdere brieven ronduit in strijd
is, en zeker
niet ten aanzien van de eenheid van de kerk. Laten we nu de eerste zes
verzen
van hoofdstuk vier lezen…
epistel Efese 4: 1
– 6
Eenheid en verscheidenheid in de gemeente
1 Als gevangene in de Here, vermaan ik u dan te wandelen waardig
der
roeping, waarmede gij geroepen zijt,
2 met alle nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, en
elkander in
liefde te verdragen,
3 en u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door de band des
vredes:
4 één lichaam en één Geest, gelijk gij ook
geroepen zijt in de ene hoop uwer
roeping,
5 één Here, één geloof, één
doop,
6 één God en Vader van allen, die is boven allen en door
allen en in allen.
Psalmwoord .
Halleluja! De Heer zal Uw uitgang en ingang bewaren, van nu aan tot in
eeuwigheid!..
HALLELUJA!
Ons loflied is gezang 314: 1 en 3 Gij die gelooft, verheugt u samen, 't is God die trouw Zijn kerk bewaart...Die hoop zal nimmer ons beschamen.
De derde en laatste schriftlezing is genomen uit Johannes 17: 11
– 19
Het zijn woorden, die volgens de evangelist door Jezus gesproken zijn
op de
avond van Zijn gevangenneming in de hof van Olijven. Ook hier stellen
wetenschappers de vraag: heeft Jezus dat nu allemaal wel precies zo
gezegd? Ik
ga die vraag niet beantwoorden. Ik wil alleen opmerken, dat de hele
christenheid
door de eeuwen heen in Zijn afscheidsgebed voor Zijn discipelen
Jezus’ diepste
bedoelingen met hen op een onnavolgbare wijze verwoord heeft gehoord.
het heilig evangelie staat
geschreven
bij: Johannes 17: 1 – 19
Het Hogepriesterlijk gebed.
1 Dit sprak Jezus en Hij hief zijn ogen ten hemel en zeide:
Vader, de ure
is gekomen; verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon U verheerlijke,
2 gelijk Gij Hem macht hebt gegeven over alle vlees, om aan al wat Gij
Hem
gegeven hebt, eeuwig leven te schenken.
3 Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige
God, en
Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.
4 Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat
Gij Mij te
doen gegeven hebt.
5 En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die
Ik bij U
had, eer de wereld was.
6 Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld
gegeven
hebt. Zij behoorden U toe en Gij hebt hen Mij gegeven en zij hebben uw
woord
bewaard.
7 Nu weten zij, dat al wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt,
8 want de woorden, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven en zij
hebben ze
aangenomen en in waarheid erkend, dat Ik van U ben uitgegaan, en zij
hebben
geloofd, dat Gij Mij gezonden hebt.
9 Ik bid voor hen; niet voor de wereld bid Ik U, maar voor hen, die Gij
Mij
gegeven hebt, want zij zijn van U,
10 en al het mijne is het uwe en het uwe is het mijne, en Ik ben in hen
verheerlijkt.
11 En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik
kom tot U.
Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat
zij één
zijn zoals Wij.
12 Zolang Ik bij hen was, bewaarde Ik hen in uw naam, welke Gij Mij
gegeven
hebt, en Ik heb over hen gewaakt en niemand uit hen is verloren gegaan,
dan de
zoon des verderfs, opdat de Schrift vervuld werd.
13 Maar nu kom Ik tot U en Ik spreek dit in de wereld, opdat zij ten
volle mijn
blijdschap in zichzelf mogen hebben.
14 Ik heb hun uw woord gegeven en de wereld heeft hen gehaat, omdat zij
niet uit
de wereld zijn, gelijk Ik niet uit de wereld ben.
15 Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen
bewaart
voor de boze.
16 Zij zijn niet uit de wereld, gelijk Ik niet uit de wereld ben.
17 Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid.
18 Gelijk Gij Mij gezonden hebt in de wereld, heb ook Ik hen gezonden
in de
wereld;
19 en Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in
waarheid.
Zalig die het woord van God horen en er
gehoor aan geven
Edy zingt uit de Messiah: Hij zal Zelf Zijn kudde leiden.
Preek
Genade zij u
en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer.
Preek
over Johannes 17:3: Dit nu is het eeuwige leven dat zij U kennen, de
enige
waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.
Lieve vrienden,
In het hogepriesterlijk gebed besteedt Jezus alle aandacht aan de
eenheid onder
Zijn volgelingen, opdat de wereld geloof mag hechten aan de hemelse
boodschap
die zij verkondigen. Als wij nu vanavond terugzien op het afgelopen
jaar, is er
één onderwerp, dat er kerkelijk gesproken uitspringt. Ik
doel
uiteraard op de pas genomen beslissing van de Evangelisch
Lutherse kerk,
de Nederlands Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerke om samen de
Protestantse
Kerk in Nederland te gaan vormen. Uit allerlei publicaties in de
dagbladen en in
de kerkelijke pers is mij wel gebleken dat niet iedereen over dat
besluit staat
te juichen.
Zo las ik dat op de Lutherse Synode een moeder vóór en
haar dochter tegen
gestemd had. Daarna waren ze elkaar wenend in de armen gevallen, want
ook de
moeder was niet zonder weemoed tot haar keuze gekomen.
De Lutherse kring is in Nederland niet zo groot, U kunt vast wel raden
wie dat
waren.
De Gereformeerde Kerken vertoonden tot mijn verrassing een opmerkelijke
eensgezindheid. De Hervormde Kerk daarentegen had te kampen met de
grootst
mogelijke oppositie. Formeel is het
benodigde aantal stemmen voor de fusie natuurlijk bereikt en zelfs met
één
overloper overschreden. Onder zulke omstandigheden moet men zich toch
afvragen
of het verstandig is een dergelijk besluit door te zetten. Te meer,
omdat de
samenstelling van de synode niet helemaal correspondeert met het aantal
kerkleden. Het zou me niet verwonderen, als de bereidheid om samen te
gaan onder
het Hervormde kerkvolk nog geringer zou blijken wanneer de kerkleden in
een
referendum zich hoofdelijk hadden kunnen uitspreken. Er is dan toch wel
zeer
veel reden om de toekomst met bezorgdheid tegemoet te zien.
Daar staat tegenover, dat anderen zich juist verheugen over een
ontwikkeling,
die zij zien als een reële vooruitgang in een onvermijdelijk
proces van
eenwording. De 18 predikanten, die nu al 40 jaar geleden opriepen tot
‘samen
op weg gaan’ hadden toen al beseft, dat de verdeeldheid van de
kerken in ons
land bijbels gezien onverantwoord was. De oecumenische beweging, die in
die tijd
in opkomst was, droeg toch het kenmerk van berouw over de zonde van de
verdeeldheid.
Het argument van tegenwoordig, dat de numerieke grootheid, of moet ik
zeggen: de
numerieke kleinheid van de kerken zo zichtbaar geworden is, dat we geen
andere
keus hebben dan samengaan, was destijds nog niet aan de orde.
Het is misschien een redenering, die indruk maakt op hen die gewend
zijn in
wereldse gedachtegangen te leven, iedere bijbellezer weet toch
eigenlijk wel,
dat God zich niet afhankelijk maakt van het grote getal, omdat de
kracht van de
kerk is gelegen in haar bereidheid om naar God te luisteren. En dat
willen we
vanavond dan ook doen.
Het zal hen, die met veel enthousiasme aan de Protestantse kerk in
Nederland
gaan deelnemen wijzen op het waarachtig fundament van de christelijke
kerk. En
het zal hen troosten, die treurig gestemd zijn, bedroefd om het
mogelijk verlies
van hun Lutherse identiteit, of om het verlies van hun oude Hervormde
vaderlandse volkskerk, waarvan zelfs de dierbare naam verdwenen is.
De problemen rond de eenheid van de kerk zijn trouwens wereldwijd. De
Oecumenische beweging verkeert op het ogenblik in een diepe crisis. De
Oosters-Orthodoxe kerken, die er lid van zijn, overwegen hun
lidmaatschap op te
zeggen, en de betrekkingen met de kerk van Rome, die als waarnemer bij
de
beweging betrokken is, verlopen aanmerkelijk stroever dan ooit. Het
valt mij
daarbij op, dat geen der kerken het aandurft zich christelijk te
noemen. Noch de
orthodoxe kerken, noch de kerk van Rome, noch de zojuist geboren
Protestantse
Kerk in Nederland, noch haar voorgangers de Evangelisch Lutherse, de
Hervormde
of de Gereformeerde kerken verwijzen in hun naam naar de Christus, die
toch het
fundament is waarop zij gebouwd zijn.
Geen wonder dat Jezus, toen Hij afscheid nam van Zijn discipelen, juist
aan hun
eenheid in God Zijn Vader een speciaal gebed gewijd heeft. Wie de
bijbel
aandachtig leest, ziet de discipelen ook de hele tijd met elkaar
kibbelen Het
boek van de Handelingen der Apostelen, dat gaat over de tijd, dat Jezus
niet
meer bij hen was, staat er vol van.
En toen Hij nog wel onder hen vertoefde, moest Hij ze nogal eens
corrigeren.
Alles wat met éénheid in de kerk te maken heeft, behoeft
een voortdurend
gebed.
Wij moeten ons bestendig voor God stellen om onze christelijke
identiteit te
hervinden.
Dat is zeker in de geest van Luther. En als we God willen eren, zoals Calvijn
dat ons heeft voorgehouden, zullen we bereid moeten zijn voortdurend
onze kerken
te hervormen, omdat de nieuwe inzichten, zoals bijvoorbeeld ten aanzien
van de
positie van de vrouw in de kerk mogelijk door de Heilige Geest worden
aangereikt. Wij worden het natuurlijk niet op slag daarover eens, maar
het past
ons eendrachtig in gebed te gaan om God daarover te horen spreken. En
dan blijkt
dat Zijn woord onze vanzelfsprekendheden doorbreekt. Jozef protesteerde
heftig
tegen de keuze van zijn vader Jacob, die Efraïm zegende in plaats
van de
eerstgeborene Manasse. Het was immers geheel in strijd met de traditie,
en zelfs
met de wet. Petrus protesteerde heftig toen hij met de heidense
hoofdman
Cornelius moet gaan eten. Nooit heb ik iets onreins aangeraakt, riep
hij uit.
Maar God bracht hem ertoe ook de gelovige heiden als een kind van God
te
aanvaarden Dat gaf wel tumult in de kerk. Maar ze bleven
één en tenslotte
werden ze het, na veel gebed, ook eens.
Het één-zijn komt vóór het eens-zijn.
Het gaat bij God anders toe dan bij mensen.
Immers; dat wij nu één kerk zijn geworden is in onze
wereld het gevolg van het
feit dat wij het na veel moeite en strijd daarover eens geworden zijn.
Maar uit
het gebed van Jezus blijkt, dat daar in de hemelse wereld anders over
gedacht
wordt. Onze eenheid is ons van Boven geschonken, en bestaat daarin dat
wij de
enige waarachtige God kennen, en Jezus Christus, die Hij gezonden heeft
om ons
van alle andere gebondenheid los te maken. Daardoor was Paulus vrij,
ook al zat
hij gevangen.
Daardoor was ik al één met de Lutherse kerk, nog voor de
overeenkomst van
Leuenberg, die het mogelijk maakte, dat ik als geestelijk verzorger,
zoals het
toen heette, benoemd werd in Amsterdam. Maar hier in Heusden mocht ik
van uw
kerkeraad al in de diensten voorgaan vóór de Concordie
van Leuenberg.
Zo gaat het vaker toe in de kerk van Christus.
Op het gebed van Zijn Zoon zond God aan de kerk Zijn heilige Geest. Die
leidt
ons en bewaart ons. De Geest van liefde verbindt ons met God en met
Jezus, en
dan ook met elkaar. De Heilige Geest brengt de eenheid tot stand en zet
ons aan
het werk, nog voor dat onze gekozen kerkleiders de nodige besluiten
hebben
genomen. Ik denk in dit verband ook aan een initiatief, dat al weer
even geleden
hier in Heusden genomen is. Mijn vrouw en ik hadden het voorrecht te
mogen
deelnemen aan een diner in Huize Hilwig, waarin wij kennismaakten met
de
hervormde predikant van Heusden, met de gereformeerde predikante
alhier, en met
de RK pastor die in deze regio werkzaam is, allen vergezeld van hun
huisgenoten.
Gezamenlijk hebben we toen ervaren wat ons verbindt. Het is wat Jezus
in Zijn
gebed verwoordt: mogen zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus
Christus, die Gij gezonden hebt.
Om U daar een beeld van te geven roep ik een gebeuren in herinnering,
dat
volstrekt niet christelijk is, maar zich wel leent tot een christelijke
uitleg.
Het gebruik is voorzover ik weet als zodanig verdwenen uit Nederland,
ik geloof
ten minste niet, dat er bij ons nog iemand om de meiboom danst. Maar in
de
Provence, in Zuid-Frankrijk, kunnen we het nog zien. De boom, die
eigenlijk een
versierde paal is, staat opgetuigd met linten in allerlei kleuren, en
onder het
zingen van een lied bewegen feestelijk geklede jonge meisjes zich om de
boom in
de richting van de zon. Elk van hen houdt daarbij een van de linten
vast. Het is
een heidens voorjaarsritueel, waarbij de zon in het middelpunt staat,
maar het
kan ook dienen om de eenheid van onze christelijke kerk uit te beelden.
Het plaatje op de voorzijde van deze liturgie is aangepast aan de
kersttijd,
maar de symboliek is dezelfde.
Wat ons tot vreugdevolle gemeenschap maakt is onze band met de Heer,
die het
middelpunt van ons aller leven uitmaakt. Onze eenheid wordt niet door
fusie tot
stand gebracht, en er ook niet door verstoord.
Uit alles wat we vanavond uit de bijbel gelezen hebben, trek ik drie
conclusies:
Gods woord houdt ons samen, niet onze besluiten.
Jezus’ gebed beschermt ons tegen het teloorgaan van onze band met
Hem en met
God..
En in het kennen van God en van Jezus is al ons heil gelegen.
Over dat kennen tenslotte nog een enkel woord.
Het gaat hier niet om wetenschappelijke kennis.
En al evenmin om meditatie.
Als de bijbel spreekt over kennis, dan bedoelt hij liefdevolle omgang
met God en
met de mensen, die Hij geschapen heeft:
Het is onze roeping en onze taak om in de wereld onze medemensen daarop
te
wijzen en door onze levenswijze hen tot God te brengen.
God bewijst ons Zijn genade door ons telkens weer tot nieuwe inzichten
te
brengen en ons bekwaam te maken tot het volbrengen van Zijn wil. Ik wek
U op om
zo, wat de kerk betreft, boven alle menselijke droefenis uit en
evenzeer met
vermijding van al te grote vreugde over een toch wel precair resultaat
bij de
uiteindelijke stemming, te streven naar waarachtige eenheid.
Laten we het nieuwe jaar van Gods genade gebruiken om nieuwe
initiatieven te
nemen. En om trouw te blijven in ons gebed voor de kerk.
Al het werk dat wij doen uit liefde tot God, tot Jezus en onze
medemensen, zal
de Heer zelf bevestigen.
Amen.
Muziek: gezongen wordt door Edy en Hanny (zie foto aan het eind!):
GODS LIEFDE IS GROOT EN STREKT ZICH UIT TOT ALLE MENSEN,
WIJ KUNNEN DAARIN DELEN:
DAG AAN DAG MET VRIENDELIJKHEID EN AANDACHT,
GELD EN GEDULD,
NU KUNNEN WE ER GESTALTE AAN GEVEN, ALS EEN GOED BEGIN,
IN DE COLLECTE
DAARBIJ ZINGEN WE: gezang 397: 1,
3, 5 en 6 O God, die droeg ons voorgeslacht in nacht en stormgebruis... wees
eeuwig ons tehuis...
Gebed over de gaven
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bij elkaar
hebben
gebracht,
zodat het is tot eer van Uw naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt,
Door Jezus Christus, onze Heer. Amen
Voorbeden
ONZE VADER, DIE IN DE HEMEL ZIJT,
UW NAAM WORDE GEHEILIGD
UW RIJK KOME, UW WIL GESCHIEDE,
ZOALS IN DE HEMEL ZO OOK OP AARDE.
GEEF ONS HEDEN ONS DAGELIJKS BROOD
EN VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN,
ZOALS OOK WIJ VERGEVEN ONZE SCHULDENAREN
EN LEID ONS NIET IN VERZOEKING
MAAR VERLOS ONS VAN HET KWADE
Slotlied: Uren,
dagen, maanden, jaren, vliegen als een schaduw heen...
Ach, wij vinden, waar wij staren, niets bestendigs hier beneên...
zegen:
DE GENADE
VAN ONZE HEER
JEZUS CHRISTUS
EN DE LIEFDE
VAN GOD DE VADER
EN DE Gemeenschap
VAN DE HEILIGE GEEST
IS EN BLIJFT MET U ALLEN.
AMEN
En daarna was er warme wijn, en wensten we elkaar een heerlijk nieuw jaar!
Hier klinken Hanny en Edy op Uw gezondheid!
Een gelukkig en gezegend 2004!