Kerstviering
2006 in de Lutherse Kerk te Heusden. Voorganger: Ton Voerman, organist: Hans van
Rossum;
zangers:
Edy, Gé, Hanny, Klazien
Zondagsgebed
Heer God, die Uw Woord vlees
hebt doen worden en ons met het nieuwe licht van Uw genade overstroomt, geef
ons, dat dit licht onze harten verlichte en dat het zichtbaar worde en zijn
glans openbare in onze daden. Door Jezus Christus onze Heer, die met U en Uw
Heilige Geest leeft in de eeuwen der eeuwen.
Amen.
Lezing: Jesaja
9: 1 – 7 (Naardense bijbel)
Inleiding: De profeet Jesaja leefde in de 8ste eeuw voor Christus,
toen het Joodse volk in zijn bestaan bedreigd werd door de Assyriërs. De naam
Jesaja kan kort en kernachtig worden vertaald met: ‘God helpt’. Alleen al
zijn naam bevatte dus een belofte van Godswege. En de inhoud van de boodschap,
die hij verkondigde, koppelde Gods hulp aan de spoedig te verwachten geboorte
van een kind in de koninklijke familie. Dit klinkt wonderlijk! Want hoe zou de
Almachtige bescherming aan Zijn verdrukte volk kunnen geven door middel van een
kind, dat immers bij uitstek het symbool van machteloosheid is? Toch vindt elke
geboorteaankondiging altijd wel weerklank bij mensen. Want hoe machteloos en
zelf hulpbehoevend zo’n kind ook is, het wekt als verschijning van het nieuwe
leven ook dadelijk de verwachting op van een zonnige toekomst, betere tijden en
gelukkiger omstandigheden! Maar Jesaja’s profetie heeft de koning niet
overtuigd. En ze is (dus) ook niet uitgekomen. Het Joodse volk is ten slotte
door de Assyriërs en Babyloniërs onder de voet gelopen en heeft in
ballingschap moeten gaan. En toch heeft het Joodse volk deze profetie bewaard,
zuinig bewaard sinds 28 eeuwen, en waarom? Omdat ze de stem van hun God hoorden
meeklinken in de woorden van Zijn profeet. En wij geloven zelfs dat het kindeke
Jezus al 20 eeuwen de vervulling is van deze profetie. Dat roept vragen op, die
ik in de preek zal trachten te beantwoorden.
1 (8:23) (Maar) Er zal geen donkerheid meer wezen voor het land dat in
benauwdheid was; zoals Hij in de tijd van eerst smaad heeft gebracht over het
land van Zebulon en het land van Naftali, zal Hij in de latere tijd eer
brengen,– aan de weg naar de zee, de overzij van de Jordaan, het Galilea der
heidenen. 2 (9:1) De gemeenschap van wie voortgaan in het duister, zien zullen
zij een groot licht; wie zijn gezeten in het land van de schaduw des doods,
licht zal over hen stralen. 3 (9:2) Hebt gij het juichen vermeerderd, de vreugde
groot gemaakt,– verheugen zullen zij zich voor uw aanschijn zoals er vreugde
is in de oogst, zoals ze juichen wanneer ze het roofgoed verdelen. 4 (9:3)
Want het juk dat hem belast, de stang op zijn schouder, de stok van de drijver
op hem,– hebt gij gebroken als op de dag van Midjan. 5
(9:4) Want elke marsschoen die dreunend marcheert en elke mantel
gewenteld in stromen bloed,– zal worden tot brandstof, vreetwaar voor vuur.
6 (9:5) Want een kind is ons
geboren, een zoon aan ons gegeven, nu komt de heerschappij op zijn schouder; men
zal als naam voor hem roepen: wonderbare raadsman, heldhaftige God, vader voor
immer, vredevorst!, 7 (9:6) voor
heerschappij over velen en vrede zonder einde op de troon van David en over
diens koninkrijk, om dat te bevestigen en te schragen met recht en
gerechtigheid,– van nu af en tot in eeuwigheid; de naijver van de ENE, de
Omschaarde, zal dit doen!
Gezang 124: 1 t/m 5 Nu daagt het in het Oosten = Lied 444
Epistellezing:
Titus 3: 1 – 8
Inleiding: Volgens de kerkelijke traditie is deze brief door de apostel
Paulus geschreven. En wel aan Titus, een jonge medewerker op het eiland Kreta.
Maar de meeste theologen betwijfelen tegenwoordig het auteurschap van Paulus. Ik
heb geen reden om dit wetenschappelijk debat voor u te verzwijgen. Maar daar
laat ik het bij. Het gaat me veeleer om de inhoud. Heeft de schrijver, Paulus of
géén Paulus, ons iets te zeggen in Godsnaam? Als die vraag met een ja
beantwoord kan worden, staat deze brief terecht in de bijbel.
Uit het derde en laatste hoofdstuk lees ik u een paar verzen voor die van
levensbelang zijn voor de nog altijd actuele kwestie van welke betekenis de kerk
is voor de samenleving. De Romeinse overheid, daarin gesteund door de publieke
opinie, beschouwde de christenen als goddeloze mensen. Ze hadden geheimzinnige
huisgemeenten en kwamen niet bijeen in tempels met godenbeelden. En als
Messiaanse beweging wekten zij de indruk behept te zijn met een gevaarlijke
revolutionaire gezindheid. Hun god, die koning was, vormde en bedreiging voor de
keizer. Ook stonden de christenen te boek als menseneters. Daartegen komt de
brief in het geweer in dit hoofdstuk 3. Titus moet de Kretenzen bij de les
houden en zorgen dat de overheid hun niets verwijten kan.
1 Maak hen indachtig zich te onderschikken aan overheden en gezagsdragers, hen
te gehoorzamen, tot alle goed werk bereid te zijn, 2 niemand te lasteren, wars
van strijd te zijn, inschikkelijk, alle zachtmoedigheid betonend jegens alle
mensen. 3 Eens immers waren wij ook ondoordacht, ongehoorzaam, dwalend,
dienstbaar aan velerlei verlangens en lusten,– brachten we in kwaadwilligheid
en afgunst het leven door, gehaat en vol haat jegens elkaar. 4 Maar toen de
mildheid en de mensenliefde van onze redder, God, verscheen, 5 heeft hij, niet
om werken der gerechtigheid die wij hadden gedaan maar overeenkomstig zijn
ontferming ons gered door het bad van wedergeboorte en vernieuwing door de
heilige Geest, 6 waarvan hij rijkelijk over ons heeft uitgegoten door Jezus
Christus, onze redder, 7 opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen
zouden worden van het eeuwige leven waar wij op hopen. 8 Betrouwbaar is dit
woord, en omtrent dit alles wil ik dat je daarvan krachtig getuigt, opdat zij
die zich hebben toevertrouwd aan God erop bedacht zijn in goede werken vooraan
te staan; die zijn goed en vol nut voor de mensen...
Psalmwoord:
De Heer heeft gedacht aan Zijn goedertierenheid, en Zijn trouw jegens het huis
van Israël: alle einden der aarde hebben aanschouwd het heil van onze God!
Halleluja!
Halleluja: 1x koor, daarna 1x gemeente.
Uit Tussentijds: nr. 17: vers 1: koor, vers 2-3:
gemeente
Alle eer en alle glorie = Lied 305
Levenszon, liefdesbron, maak de tongen los voorgoed!
Evangelie: Lucas 2: 4 – 20 Naardense
Bijbel
Er is een verplichting voor de inwoners van Israël om zich te melden in de
stad waar ze via de familie thuis horen. Een belastingmaatregel! 4
Zo klimt ook Jozef op van Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea, naar
de stad van David die Betlehem genoemd wordt, omdat hij is uit het huis van
David, zijn stamvader,– 5 om te
worden ingeschreven samen met Maria, die aan hem uitgehuwelijkt is en zwanger
is. 6 Het geschiedt als zij dáár
zijn, dat de dagen vervuld zijn dat zij baren moet, 7
en zij baart haar eerstgeboren zoon; zij wikkelt hem in doeken en legt
hem in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats is in de herberg.
8 Er zijn in de
omgeving herders die in het open veld door de nachtwaken heen waken over hun
kudde. 9 Opeens staat een
aankondig–engel van de Heer bij hen; glorie van de Heer omstraalt hen; ze
worden bevreesd, in grote vrees. 10 De
aankondig–engel zegt tot hen: vreest niet!, want zie, ik kondig u aan: grote
vreugde, die voor heel de gemeenschap wezen zal: 11
voor u is heden geboren een bevrijder–en–redder; hij is de Christus,
de Heer,– in de stad van David; 12 dit
is voor u het teken: ge zult vinden een kind in doeken gewikkeld en liggend in
een kribbe! 13 Plotseling geschiedt
het: bij de aankondig–engel is een menigte van de hemelse heirschaar; zij
loven God en zeggen:
15 Het geschiedt als de engelen van
hen weggaan ten hemel, dat de herders tot elkaar zeggen: komt, laten we naar
Betlehem gaan en zien het woord dat is geschied en dat de Heer ons heeft
bekendgemaakt! 16 Ze gaan, ze
spoeden zich daarheen en vinden Maria en Jozef, met het kind dat in de kribbe
ligt. 17 Als ze het zien geven ze
bekendheid aan het woord dat tot hen over het jongetje gesproken is, 18 en allen die het horen zijn verwonderd over wat door de
herders tot hen is gesproken. 19 Maria
heeft al deze woorden bewaard, ze overwegend in haar hart. 20 De herders keren terug, de glorie van God zingend en hem
lofprijzend om al wat ze hebben gehoord en gezien precies zoals tot hen is
gesproken.
Zalig die het woord van God horen en er gehoor aan geven!
Laten we, in antwoord op Gods
Woord samen ons geloof belijden en zeggen:
Wij geloven in God, de
Almachtige,
Schepper van hemel en aarde.
Vader van mensen,
Moeder
van kinderen, Die ons welzijn zoekt.
Broeder en leraar, in Jezus mens geworden
om
ons leven te delen en te redden,
om voor ons te sterven op het kruis en op te
staan,
om een eind te maken aan alle zinloosheid
van
het bestaan.
Geest en inspirator, bijstand en kracht,
voor
allen die in God geloven willen.
Daarom durven wij geloven in Liefde en Trouw,
in warmte en vergeving, in doop en opstanding,
in heden en toekomst.
Voor onszelf, en voor elkaar.
Amen.
Kinderkerstlied van Maarten Luther: gez. 133: 1 – 7 Ik ben een engel van
de Heer... = Lied 469
Preek
Lieve vrienden,
1. Het kerstfeest is voor ons in West-Europa een bijzonder belangrijk feest. Wij
christenen vieren dan de geboorte van onze Heer en Heiland Jezus Christus.
Maar ieder jaar verbaas ik me weer opnieuw dat ook velen buiten onze kring ons
feest meevieren. Het is toch merkwaardig hoe in een land, dat tot mijn verdriet
in rap tempo aan het ontkerkelijken is, iedereen, gelovig of niet, zich in de
decembermaand aan de kerstsfeer overgeeft door middel van symbolen, die met
Jezus’ geboorte niets van doen hebben. Overal zie ik kerstbomen verschijnen,
in onze huizen en op straat en in alle winkels en kerken… Soms verwijst de
ster in de top naar Bethlehem, maar de kerstboom op zichzelf heeft
oorspronkelijk niets te maken met de verschijning van Gods Zoon op deze aarde.
Hij is in de 19de eeuw uit Duitsland ingevoerd en hij verzinnebeeldt
de onverwoestbare levenskracht van de natuur, want hij blijft altijd groen,
terwijl de loofbomen hun bladeren laten vallen. Alleen via de vele kaarsen
waarmee de boom wordt opgetuigd, en waardoor hij licht verspreidt in zijn
omgeving, valt er een verband te leggen met de profetie die we zojuist gelezen
hebben. Over de kerstman die niet weet of hij van de heilige Nicolaas afstamt of
van een vreemd soort sneeuwman, zwijg ik maar. In Amerika heet hij Santa Claus
en in Rusland Vadertje Vorst. Maar hij is stellig geen pasgeboren kind met
goddelijke namen, zoals Jesaja van de Messias getuigt. Die goddelijke namen: Wonderbare
Raadsman, Heldhaftige God, Vader voor immer,
en Vredevorst, naar de dicht bij het Hebreeuws
blijvende vertaling van Ds. Oussoren, zijn dunkt mij de reden waarom deze niet
tijdens Jesaja’s leven vervulde profetie als een waardevolle voorspelling acht
en twintig eeuwen lang in de Joodse heilige schriften bewaard is.
Het is een woord van God en het appelleert aan algemeen menselijke
verlangens. Wie ziet niet uit naar een mens, die op wonderbare wijze eindelijk
eens raad weet met onze van strijdrumoer daverende wereld, iemand die door zijn
heldhaftigheid en dus met gevaar voor zijn eigen leven, een altijd durende vrede
zal schenken. Zó iemand moet wel over goddelijke kracht beschikken, ja, God
Zelf zijn, en dan dus voor immer een ware Vader voor alle mensen.
Als Christen geloof ik dat zo iemand ooit in het koningshuis van David ter
wereld gekomen is en is voortgesproten uit het Joodse volk. Zij die heden ten
dage het Joodse geloof aanhangen, gaan in deze overtuiging niet met mij mee,
maar men zegt mij, dat in die gelovige kringen een vrouw, die in verwachting is,
hoopt (en misschien tegelijk ook wel vreest) dat zij moeder van die
Messias zou kunnen worden…
2. Lucas verhaalt in zijn evangelie, dat God naar Maria een aankondig-engel
zond, net toen zij ondertrouwd was met Jozef, en Lucas zegt er ook bij dat Maria
van die hemelse boodschap hevig schrok. Maar de engel stelde haar gerust en zei:
‘Heb maar geen vrees, want God bewijst je een genade’.
Iets dergelijks overkwam ook een groepje herders in de omgeving van Bethlehem.
Een aankondig-engel verscheen hun in een lichtglans, en sprak hun moed in toen
ze bevreesd werden. Wees liever verheugd, zei
de boodschapper van God, en opeens geschiedde het dat hij omringd bleek voor een
hele schare van hemelingen die luidkeels zong van vrede op aarde en van
welbehagen in mensen. Dat geschiedde!
Als u het woord ‘geschieden’ leest in de bijbel, dan moet u direct bedenken,
dat het wil zeggen dat God de hand heeft in wat
daar wordt beschreven.
Waarom verschijnt daar in de velden van Efratha opeens die schare, was
één engel soms niet genoeg?
Één van Gods namen luidt: de Omschaarde. Hij die door een grote legerschare
is omringd. De Heer Zebaoth.
En om de zo belangrijke boodschap te
verkondigen van Gods welbehagen in mensen, bedient God zich van
een schare, een koor dat machtig zingen
kan van liefde voor mensen
en vrede op aarde.
Want daar gaat het over in de engelenzang. En zo
begint het met een aankondiging,
eerst door één engel die zijn boodschap
overbrengt aan de herders, maar dan is er onmiddellijk daarna een
onafzienbaar grote menigte rondom
God, die deze boodschap aan de mensen bekend
maakt, een schare die in grote vreugde
bezingt wat God heeft toegezegd. (En zo blijkt Gods hemelse legermacht
een vredesmacht!)
En de herders die geloven, doen het hunne
om Gods beloften te verbreiden.
Als Jezus, het kind
waarover hier is gesproken en gezongen, de leeftijd der volwassenheid bereikt heeft, zendt God wéér een aankondiger
in de persoon van Johannes de Doper,
die al gauw een menigte om zich heen verzamelt. Maar koning Herodes
Agrippa weet er wel raad mee. Hij laat Johannes
opsluiten en ten slotte onthoofden. En God
weet er ook wel raad mee. Hij laat Jezus
in de openbaarheid treden, en laat Hem ook eerst als énige aan de
boodschap van Gods komende koningschap gestalte
geven. Van dat moment af zal Jezus met Zijn leven
en werken en met Zijn dood en opstanding
Gods plan met de wereld verwezenlijken. Hij alleen heeft alles volbracht.
Maar daar is het niet bij gebleven. Sindsdien is de Heilige
Geest neergedaald op een onafzienbaar grote
schare van mensen, die in hun leven
hun geloof in Jezus Christus voor andere mensen zingend gestalte
hebben gegeven tot hun dood, al dan niet als martelaar.
Volgens de statistieken behoort onze godsdienst ondanks de massale afval
in West- en Zuid-Europa nog steeds tot de religies waarvan het aantal aanhangers
wereldwijd toeneemt. De boodschap van
vrede op aarde en van welbehagen in mensen spreekt kennelijk velen
nog steeds aan.
In Titus 3 zien we hoe het grootse visioen van
Jesaja, waarin beloofd wordt dat éénmaal
een rechtvaardige koning
uit Davids geslacht een vredesheerschappij zal
stichten op aarde, gecombineerd wordt met de engelenzang
uit Lucas, die datzelfde
visioen koppelt aan de geboorte van Jezus, de Heiland van de
wereld. Lucas ziet het visioen in dit Kind werkelijkheid worden.
Titus, de medewerker van Paulus op Kreta
ontvangt in de naar hem genoemde brief instructies over zijn werkzaamheid
onder de Christenen op het eiland.
Hij moet erop letten, dat Christenen zich loyaal betonen aan de overheid,
heidens of niet. Daarmee worden Christenen gekarakteriseerd als in
principe gehoorzame onderdanen. Dat er in dit opzicht niet op hen aan
te merken mag zijn, was destijds van levensbelang
voor de gemeente. Dat is tegenwoordig van minder belang, in een democratie als
de onze zijn we zelf deel van de overheid, alhoewel ons dat niet ontheft van de
plicht om zelf betrouwbaar te zijn. Echter, vervolgens komt het gedrag van de
Christenen ten opzichte van elkaar ter sprake en in hun contacten met
buitenstaanders zonder maatschappelijk relevante functies. Wat er dan
uitspringt is de vermaning om wars van
de strijd te zijn. In de gemeente mag
je verwachten dat je niet wordt aangevallen, zachtmoedigheid
en inschikkelijkheid wordt ook van ons allen verwacht, en natuurlijk
mogen we niet kwaadspreken. Integendeel,
een lid van de Christelijke gemeente is toch gaarne
bereid het goede te doen. Dat zijn aansporingen,
die de eeuwen door bestendig gegolden
hebben. En wij moeten daarop letten bij onszelf. Een van de
redenen waarom, verklapte Annie M.G. Schmidt eens,
de gemeente haar níét trok, terwijl ze toch in een predikantsgezin
opgegroeid was, laat zien dat de aan Titus
verstrekte richtlijnen nog altijd van betekenis
zijn. Want wat haar zo bijgebleven was, waren
de onbarmhartige commentaren op de mensen, die langs de pastorie
liepen.
Dat maant ons tot voorzichtigheid. En ik zeg tot mezelf en tot u: Kijk toch
geregeld in je geestelijke spiegel en vraag je af, of je echt
wel een verandering van je gedrag wilt aanbrengen, zoals past bij de
richtlijnen aan Titus, of dat je eigenlijk liever bij het oude
blijft. Niet voor niets zegt de schrijver van de brief: eens waren ook wij
kwaadwillig en afgunstig en onvriendelijk en wat daar verder nog aan kwalijk
gedrag opgesomd staat.
Weet u: de christelijke gemeente dient er nu juist toe, dat u met uw verkeerde
leefwijze niet wegkomt, maar dat u er besef van hebt, en dat u binnen die
veilige gemeenschap blij bent, dat wij allen
elkaars broeders en zusters zijn. En een beeld van Gods liefde voor mensen. Zo
kunnen we elkaar op de goede weg houden…
De mensenliefde van God…
Daarmee vangt Gods blijde boodschap aan.
Wij hebben vaak moeite met de practische
uitwerking. Gods mensenliefde in Jezus, die Zijn leven voor ons over had, vraagt
om geloof, vraagt om het geloof dat achter de nauwe
poort het koninkrijk van God zich eindeloos ver uitstrekt. Het koninkrijk
waarin de vreugde zonder grens is, zoals er geen einde is aan Gods genade.
Wie in Jezus gelooft
ontvangt de hemelse vrede waarop de ellende
in de wereld geen vat heeft. Dat is een belofte van God en het is het fundament
van onze niet aflatende blijdschap!
Ere zij God in den Hoge. Ere zij Hem, die een welbehagen heeft in mensen. En
hun, ons, reeds hier Zijn hemelse vrede schenkt.
Amen.
Muziek
Collecte
Gebed
over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, is uit Uw
genade. Daarom kunt U er over
beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde en aandacht.
Wijs ons ook hierin de weg. Om Jezus’ wil. Amen.
gezang 141 Ik kniel aan Uw kribbe neer, o Jezus, Gij, mijn
leven!
Gebeden
gevolgd door het
Onze
Vader
Dank voor de regen in Australië, waardoor bosbranden doven.
Gebed
voor Somalië en Eritrea, voor alle kinderen die lijden, voor Darfur en andere
brandhaarden der wereld...
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd. Uw Rijk kome.
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven
En leid ons niet in verzoeking maar verlos ons van het kwade
Zegen
DE GENADE VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS
EN DE LIEFDE
VAN GOD DE VADER
EN DE Gemeenschap
VAN DE HEILIGE GEEST
IS EN BLIJFT MET U ALLEN. AMEN
Daarna
hebben we heerlijk koffie gedronken bij de familie Hilwig
........................................................................................................
.