Zondag Exaudi - 4 mei 2008 - om half tien in de Lutherse kerk te Heusden. Putterstraat 4.

Organist: Joop de Zwart.

Voorbereiding             
(Paaskaars brandt al bij aanvang van de dienst)

Orgelspel

Introïtus: Binnenkomst dienstdoend ouderling, diaken en predikant

Mededelingen en welkom door de ouderling. Hij eindigt met: Na het aansteken van de altaarkaarsen zingen wij psalm 27: 2,3 en 4
 
Ouderling steekt de beide kaarsen op tafel aan.
Ouderling geeft voorganger een hand.


Gemeente gaat staan

Introïtuspsalm: 27: 2, 3 en 4


Wij zijn samengekomen in de naam van de Vader,
de Zoon en de Heilige Geest
Amen

Moment van Stilte

Bemoediging:
Onze Hulp is in de naam van de Heer
Die Hemel en aarde gemaakt heeft

De Heer zal bij u zijn.
De Heer zal u bewaren

Gemeente gaat zitten

Verootmoediging:

Here God, vanavond worden onze gedachten bepaald bij de verschrikkingen van de oorlog. Tot heden toe rusten de wapens nog steeds niet overal. Nog vele ontheemden verlangen naar terugkeer. Nog vele hongerigen wachten op voedsel. Wij maakten veel verkeerde keuzes. Wij waren niet energiek genoeg in het tegengaan van onrecht. Zodra we tot onszelf inkeren, zoals op dit ogenblik, staat onze schuld ons voor ogen. Daarom bidden wij U om vergeving. Daarom bidden wij U om daadkracht. Daarom bidden wij U om vrede.

Wij vragen u Heer, vergeef ons al wat wij misdeden.
En laat ons weer in vrede leven.
Amen


Ontferming en Genadeverkondiging
Laat ons de Heer om ontferming aanroepen, want Zijn barmhartigheid kent geen grenzen”    

Gezongen Glorialied: gezang 285: 2 en 3 Geef vrede, Heer, geef vrede, de aarde wacht zo lang... = Lied 1010

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Dienst van het Woord

Gebed:
Heer, nu Gij Uw Zoon, door Zijn Hemelvaart tot Koning van de Wereld verheven hebt, bidden wij U: blijf met Uw zegen ons nabij en zend ons de Geest der waarheid die Hij ons beloofd heeft.
Maak ons zo bekend met de taak die wij voor U mogen volbrengen
door Jezus Christus, onze Heer.
Amen.

Lezing uit het Oude Testament Genesis 48: 1 - - 22.

1 Niet lang daarna ontving Jozef het bericht dat zijn vader ziek was. Samen met zijn twee zonen, Manasse en Efraïm, ging hij naar hem toe.
2  Toen men Jakob vertelde dat zijn zoon Jozef er was, verzamelde hij al zijn krachten en ging op de rand van het bed zitten.
3  Hij zei tegen Jozef: ‘God, de Ontzagwekkende, is in Luz, in Kanaän, aan mij verschenen en heeft mij daar gezegend.
4  Hij heeft me gezegd: “Ik zal je vruchtbaar maken en je veel nakomelingen geven; er zal een groot aantal volken uit je voortkomen. En dit land zal ik jouw nakomelingen voor altijd in bezit geven.”
5  Welnu, de twee zonen die jij in Egypte hebt gekregen voordat ik hierheen kwam, zullen als mijn eigen zonen gelden: Efraïm en Manasse stel ik op één lijn met Ruben en Simeon.
6  Maar als je na hen nog meer kinderen verwekt, dan zullen die als de jouwe worden beschouwd. Zij krijgen grondbezit in het stamgebied van hun broers.
7  Ik wil dit zo omdat toen ik terugkwam uit Paddan, Rachel tot mijn verdriet is gestorven op onze tocht door Kanaän; het was toen nog maar een uur of twee naar Efrat, en ik heb haar daar, langs de weg naar Efrat begraven.’ (Efrat is het huidige Betlehem.)
8   Toen viel Israëls oog op Jozefs zonen, en hij vroeg: ‘Wie zijn dat?’
9  Jozef antwoordde zijn vader: ‘Dat zijn mijn zonen, die God mij hier gegeven heeft.’ ‘Laat ze toch dichterbij komen, ‘zei Israël, ‘dan zal ik hen zegenen.’
10  Doordat Israël al oud was, waren zijn ogen dof geworden, hij kon niet goed meer zien. Toen Jozef zijn zonen dichter naar hem toe had gebracht, kuste en omhelsde Israël hen.
11  ‘Ik had niet gedacht dat ik jou ooit nog zou terugzien, ‘zei hij tegen Jozef, ‘maar God heeft mij zelfs je nakomelingen laten zien.’
12  Jozef liet zijn zonen, die tegen Israëls knieën stonden, wat opzij gaan en boog zich diep voor hem neer.
13  Daarna bracht hij hen beiden weer dicht bij zijn vader. Aan zijn rechterhand had hij Efraïm, die hij links van Israël plaatste, en aan zijn linkerhand had hij Manasse, die hij rechts van hem plaatste.
14  Maar Israël kruiste zijn handen: zijn rechterhand legde hij op het hoofd van Efraïm, hoewel die de jongste was, en zijn linkerhand legde hij op het hoofd van Manasse, hoewel die de oudste was.
15  Hij zegende Jozef met deze woorden: ‘De God naar wiens wil mijn voorouders Abraham en Isaak zich richtten, de God die mijn leven lang mijn herder is geweest,
16  de engel die mij heeft bevrijd van alle onheil, hij geve deze jongens zijn zegen. Moge mijn naam door hen voortleven, en ook die van mijn voorouders Abraham en Isaak, en mogen zij zich over de hele aarde uitbreiden.’
17  Toen Jozef zag dat zijn vader zijn rechterhand op het hoofd van Efraïm had gelegd, leek hem dat verkeerd, en daarom pakte hij zijn vaders hand, om die te verplaatsen van Efraïms hoofd naar dat van Manasse.
18  ‘Niet zo, vader!’ zei Jozef. ‘Dit is de oudste, u moet uw rechterhand op zijn hoofd leggen.’
19  Maar zijn vader wilde dat niet. ‘Ik weet het, mijn zoon, ‘zei hij, ‘ik weet het. Ook uit hem zal een volk voortkomen, ook hij zal machtig worden. Maar zijn jongere broer zal machtiger worden dan hij, en uit hem zullen tal van volken voortkomen.’
20  Zo zegende hij hen die dag met de woorden: ‘Jullie naam zal worden genoemd in de zegenwensen van de Israëlieten. Ze zullen zeggen: “Moge God u maken als Efraïm en Manasse.”’ Zo plaatste hij Efraïm vóór Manasse.
21  Daarna zei Israël tegen Jozef: ‘Ik zal nu spoedig sterven. Maar God zal jullie ter zijde staan en jullie laten terugkeren naar het land van je voorouders.
22  En jou geef ik meer dan je broers: een bergrug die ik de Amorieten met mijn zwaard en mijn boog afhandig heb gemaakt.’

Spreuk: De luister van een koning is een talrijk volk. (Spreuken 14:28)
Palmwoord: God is koning over heel de aarde. (ps 47)
 Halleluja

Psalm 47: 1 en 2

God stijgt blinkend schoon / met gejuich ten troon.
Luid bazuingeschal / meldt het overal.
Zingt Gods eer, heft aan, / 's Konings eer, heft aan.
Heel de aarde hoort / naar des HEREN woord,
is zijn rijksgebied. / Zingt een kroningslied !
Die de volken leidt / troont in heiligheid.
Gemeente gaat staan

Evangelielezing: Johannes 17: 1 –19
1  Zo sprak Hij. Daarna sloeg Jezus zijn ogen op naar de hemel en zei: ‘Vader, nu is de tijd gekomen, toon nu de grootheid van Uw Zoon, dan zal de Zoon Uw grootheid tonen.
2  Hij heeft van U macht over alle mensen ontvangen, de macht om iedereen die U Hem gegeven hebt het eeuwige leven te schenken.
3  Het eeuwige leven, dat is dat zij U kennen, de enige ware God, en Hem die U gezonden hebt, Jezus Christus.
4  Ik heb op aarde Uw grootheid getoond door het werk te volbrengen dat U Mij opgedragen hebt.
5  Vader, verhef Mij nu tot Uw majesteit, tot de grootheid die Ik bij U had voordat de wereld bestond.

6  Ik heb aan de mensen die U Mij uit de wereld gegeven hebt Uw Naam bekendgemaakt. Zij waren van U, maar U hebt hen aan Mij gegeven. Ze hebben Uw woord bewaard,
7  en nu begrijpen ze dat alles wat U Mij hebt gegeven, van U komt.
8  Ik heb de woorden die Ik van U ontvangen heb aan hen doorgegeven, zij hebben ze aanvaard en nu weten ze echt dat Ik van U gekomen ben, en ze geloven dat U Mij hebt gezonden.
9  Ik bid voor hen. Ik bid niet voor de wereld, maar voor de mensen die U Mij hebt gegeven, omdat zij van U zijn
10  –alles wat van Mij is, is van U, en alles wat van U is, is van mij–en omdat in hen Mijn grootheid zichtbaar geworden is.
11   Ik ben al niet meer in de wereld, Ik ga naar U toe, maar zij blijven wel in de wereld. Heilige Vader, bewaar hen door Uw naam, de naam die U ook aan Mij gegeven hebt, zodat zij één zijn zoals Wij één zijn.
12  Zolang Ik bij hen was heb Ik hen door Uw naam, die U Mij gegeven hebt, bewaard en over hen gewaakt: geen van hen is verloren gegaan behalve hij die verloren moest gaan, opdat de Schrift in vervulling ging.

13  Nu kom Ik naar U toe, en Ik zeg dit terwijl Ik nog in de wereld ben, opdat zij vervuld worden van Mijn vreugde.
14  Ik heb hun Uw woord gegeven. De wereld haat hen, omdat ze niet bij de wereld horen, zoals ook Ik niet bij de wereld hoor.
15  Ik vraag niet of U hen uit de wereld weg wilt nemen, maar of U hen wilt beschermen tegen de duivel.
16  Ze horen niet bij de wereld, zoals Ik niet bij de wereld hoor.

17  Heilig hen dan door de waarheid. Uw woord is de waarheid.
18  Ik zend hen naar de wereld, zoals U Mij naar de wereld hebt gezonden.
19  Ik heb Mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn.

Allen: (gezongen):


Gemeente gaat zitten


Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER.

Lieve vrienden,

1 a) In dit jaar 2008 viel Pasen heel vroeg. En Pinksteren zal dan vanzelf ook gauw aanbreken… en inderdaad, vandaag is het al de zondag, die de Pinkstervreugde voorbereidt, maar die in de volksmond de sombere naam van Wezenzondag draagt. Volgens sommigen onder ons hier in de kerk is het dus Wezenzondag. Het burgerlijk jaar doet er met de 4e mei nog een schepje somberheid bovenop. Vanavond vindt onze jaarlijkse nationale dodenherdenking weer plaats. We zullen op de Dam (en hier ter plaatse) echter niet alleen maar droevig gestemd zijn. Velen van onze landgenoten hebben immers in bewust verzet offers gebracht voor de vrije samenleving, die wij voorstaan. Op hen mogen we wel trots zijn. Vele anderen echter waren ook maar eenvoudig blootgesteld aan alle risico’s voor leven en welzijn, die de oorlogssituatie nu eenmaal met zich meebracht. Gevangenneming, tewerkstelling en zelfs vernietiging sleurden hen mee in de storm van de oorlog.
Zo verwijlen vanavond onze gedachten dus enerzijds bij hen die weerloos verdrukt, gebruikt en uitgebuit tenslotte bezweken, en anderzijds bij hen die de kans zagen zich teweer te stellen tegen wat zich als zegevierende en heilzame waarheid aandiende, maar in feite ten dienste van het kwaad stond.
Ik wees U er al even op, dat de Wezenzondag verwantschap vertoont met het hier geschetste beeld van de nationale verdrukking. Al wie het persoonlijk heeft meegemaakt, herinnert zich het aanvankelijke gevoel van ontreddering, toen wij bemerkten dat koningin Wilhelmina snel ons land verlaten had. Aanvankelijk voelden we ons als wezen, en dachten we met meer sympathie aan Leopold, de koning der Belgen, die in de nood bij zijn volk wilde blijven.
De geschiedenis heeft beslist ten gunste van Wilhelmina, maar het duurde wel even tot ook bij ons het besef doorbrak, dat haar strijdvaardigheid ons beter kon aanvuren vanuit het vrije Londen, dan vanuit een bezet Den Haag. In feite waren we niet zo verweesd als we eerst gedacht hadden.
Datzelfde kan ook van de Wezenzondag worden gezegd. Als God eens tien dagen lang niet via Jezus tot de mensen spreekt, omdat Hij ten hemel gevaren is, wil dat nog niet zeggen, dat er in de hemel geen aandacht voor hen is.

b)  Wat de kerkelijke Wezenzondag betreft, valt er al dadelijk op te merken, dat het een in wezen onjuiste benaming is. Het moet ons toch op zijn minst te denken geven, dat Jezus tot Zijn discipelen (Johannes 14:18) gezegd heeft: Ik laat u niet als wezen achter.
In de tien dagen, vanaf de Hemelvaart, toen Hij niet dagelijks bij hen was, gedroegen ze zich al evenmin als rouwdragenden, die van hun geliefde meester voor altijd gescheiden zullen zijn! Integendeel, ze hadden steeds voor ogen, dat Jezus’ Hemelvaart Hem had aangewezen als koning over de hele wereld. Zij waren getuigen geweest van Zijn troonsbestijging, en bovendien is hun stemming is er een van verwachting. De Heilige Geest zal over hen komen. Zij zijn dan ook vol vreugde gedurende de tijd waarop dat nog niet heeft plaats gehad. Maar met Pinksteren gebeurt het, en vanaf Pinksteren zal Jezus’ boodschap de wereld doorgaan. Zijn stem zal overal op aarde gehoord worden.
Dat verwachten de apostelen met innige vreugde en die verwachting gaat in vervulling.
De oorspronkelijke en betere naam voor de zondag van vandaag is dan ook Exaudi, verhoor ons gebed.
In de berijming vindt u dat terug in psalm 27:4:
Zoals Gij eenmaal mijn geroep verhoorde,
zo spreek weer tot uw knecht en geef hem licht.
Mijn hart zegt stil de liefelijke woorden
die Gij eens zeide: ,,Zoek mijn aangezicht''.
Uw aangezicht, ik wil het zoeken, HEER!
Verberg het niet, beproef mij niet te zeer!
Ik hoop geen heil dan Gij voor mij bewaart,
ik smacht naar 't uur dat Gij U openbaart!

Wij zingen het vandaag met alle christenen, die in die traditie willen staan. Geen wezen zijn wij, maar met God en Jezus verbonden speurders naar wat de Heilige Geest ons te zeggen heeft in het Heilig Woord, dat zondag aan zondag voor ons ten gehore wordt gebracht.
Feitelijk is de boodschap van zondag Exaudi een verkondiging, die juist een licht van hoop doet opgaan over allen, die in verzet of als slachtoffer zijn omgekomen. Er is een woord in de wereld, dat van Gods Heilige Geest vervuld, naar een vreugdevolle toekomst wijst. Ook op een dag als vandaag, hoe somber ook... want ook al schijnt de zon, hier en daar hangt de vlag al ha
lfstok...

c) Misschien is het u niet dadelijk opgevallen, maar het boek Genesis spreekt al van een lichtende toekomst. Het doet altijd een beetje wonderlijk aan, als wij bemerken, dat een boek dat al zo oud is, ruim 3000 jaar! toch een levend verband heeft met de huidige en met de toekomende tijd. Eigenlijk slaat het een thema aan dat actueel is. Genesis vertelt immers waar het volk Israël vandaan komt en welke relatie God met dat volk heeft. En hoe andere volken daarin passen.

d) Daarover zal ik straks wat uitvoeriger met u spreken. Maar in het voorbijgaan wijs ik U even op iets, dat voor ons mensen erg belangrijk is, vanwege de korte duur van ons leven, maar de Eeuwige God kan zich veroorloven een grootse visie te ontvouwen, die eeuwen in beslag neemt. Dat betekent dat de mensen wel eens wachten moeten. Zo is de oude Jacob al bijna blind als het met zijn doodgewaande zoon Jozef gelukkig nog tot een goed einde komt. Zo moet Jezus steeds wachten tot Zijn Uur eindelijk gekomen is, en dat is na Zijn kruisiging. Uit het Johannes-Evangelie weten wij dat Zijn wachttijd langer was dan de drie andere evangelisten aangeven. Het tijdsverloop is in Gods ogen niet zo belangrijk. Het Israëlische volk dacht vermoedelijk over de reis van Egypte naar Kanaän optimistischer dan het werkelijke aantal jaren dat ze in de woestijn zouden doorbrengen. De apostelen wachtten echter maar tien dagen op de Heiige Geest.
Soms duurt het wachten maar kort, en soms duurt het lang, soms zijn we zelfs direct aan de beurt, en soms neemt God eeuwen de tijd. Over het geheel gezien vervult God echter Zijn beloften, maar telkens wel op Zijn tijd. Het is goed dat te bedenken als God niet altijd Zijn tijden invult gedurende ons leven hier op aarde, maar Zijn eigen schema’s volgt. Maar dit even terzijde.

2) Nu vestig ik Uw aandacht op Jozef. Hij is in deze tijd onderkoning van Egypte. Hij was, zoals u vast wel weet, een van Jacobs twaalf zonen. Men zou dus verwachten, als Kanaän later in twaalven wordt verdeeld, één stamland Jozef aan te treffen. Maar in de tijd van de Babylonische ballingschap is er geen land Jozef, zoals er juist wel een land Juda en Dan bijv. op de kaart staan. Toch was Jozef evengoed als Juda en Dan een echte zoon van Jacob.

Efraïm en Manasse, ja díe zijn er wèl. En dat is heel vreemd. Zij waren immers kinderen van Jozef, en hun moeder was zelfs een Egyptische. En misschien weet U wel, dat niet het Jood-zijn van de vader, maar het Joods-zijn van de moeder bepalend is voor het al dan niet Jood-zijn van de kinderen.
Maar Efraïm en Manasse zijn prominent aanwezig bij het ziekbed van Jacob.
De aanwezigheid van Efraïm en Manasse wordt in de tekst van Genesis 48 in verband gebracht met de handigheid van de oude Jacob… Ja, hij was op sterven na dood, hij kon nauwelijks meer zien, maar hij kon nog wel even slim wezen als vroeger, toen hij zelf zijn blinde vader Israël de eerstgeboortezegen had ontfutseld, een zegen, die eigenlijk aan zijn oudere broer Esau toekwam. De oude Jacob was blij met zijn twee kleinkinderen. Hij omhelsde ze, maar hij nam ze tegelijk op of tussen zijn knieën.
We krijgen bijna de indruk dat Jozef net te laat zijn kinderen weer naar zich toe trok. Het gebaar dat Jacob gemaakt had door de kinderen tussen de knieën te nemen was echter niet meer ongedaan te maken. Jacob had ze op die manier als zijn eigen kinderen geadopteerd, en de Israëlieten getuigen daarvan tot op de dag van vandaag, telkens wanneer ze zeggen: God moge U maken als Efraïm en Manasse. Ook in de volgorde van de namen was Jacob Jozef te slim afgeweest. Manasse was nl. de oudste, maar Efraïm krijgt de zegen die Manasse toekwam, hoezeer Jozef ook trachtte dat te verhinderen. En Jacob had gelijk. Zo was het Gods wil. Later werd dat voor iedereen duidelijk, want de stam Efraïm werd veruit de grootste van alle. Aan Efraïm, de zoon van Jozef, schonk God Zijn zegen en talloze nakomelingen noemden zich met zijn naam.
Het is zoals Spreuken zegt: de luister van de koning is een talrijk volk.
Wij denken nog even na, en vragen ons af of niet aan Ruben, Jacobs eigen oudste zoon, deze zegen had moeten toevallen. Maar de bijbel kapt dat in een regel resoluut af, omdat Ruben eens van zijns vaders afwezigheid gebruik had gemaakt om ’s nachts de tent van Bilha, de slavin van Rachel, en de moeder van Dan en Naphthali, binnen te dringen.
Voor Bilha zelf liep het gelukkig goed af, omdat ze luid geroepen had.
Nu we eenmaal weten, dat al in het eerste bijbelboek Gods zegen in verband gebracht wordt met een levenskrachtig en florerend volksbestaan, komt vanzelf de vraag op of het hier eigenlijk om Israël alleen gaat.
De samenstelling van die natie trekt onze aandacht.
Wij weten dat God aan Abraham beloofde uit het nageslacht van Sara en Abraham een volk te zullen formeren, dat Hem toegewijd zou zijn. Die belofte wordt vervuld in Izaäk, de vader van Jacob, die zelf twaalf zonen verwekt. Tot zover gaat alles naar verwachting, al is Jacob jonger dan zijn broer Esau.
In Genesis 48 zien we echter een clan (halve) Egyptenaren als erfgenaam van Gods beloften optreden.
En zelfs een tweede clan, die van Manasse, deelt ook in de eer die Efraïm ten deel valt. Manasse wordt eveneens een grote stam.
God had daar kennelijk de hand in, maar betekende dat niet tevens, dat Egyptenaren voor Hem ook mensen waren, die een plaats in Gods verbond kregen, en wil dat dan niet bovendien zeggen dat reeds in die oude tekst er ruimte is voor volken, die niet uit Joodse vrouwen geboren zijn? Zelfs is het zo, dat Ruben zijn eerstgeboorterecht verspeelde en dat die plaats door Efraïm werd ingenomen, ook al was zijn moeder een Egyptische. Uit Genesis 48 blijkt dat God niet zo exclusief Joods te werk ging als wij gedachteloos aannemen. Hij heeft de grote verscheidenheid der volken met universele liefde geschapen, zonder op voorhand alles uit te sluiten wat buiten onze regels en denkschema’s valt.
Als dat al in Genesis duidelijk gemaakt wordt, behoeven wij ons niet te verbazen dat we zulke universele perspectieven in het Evangelie terugvinden.

3) Hoofdstuk 17 van het evangelie van Johannes wordt in het Luthers jaarboek voor vandaag als lezing aanbevolen. Ik ga daar met plezier in mee, omdat het een gebed van Jezus inhoudt. Er wordt ons telkens in de evangeliën verteld, dat Jezus zich terugtrok in gebed, maar we horen dan niet wat de inhoud van Zijn gebed was. Hier is dat echter wel het geval, en dat maakt dan nieuwsgierig. Helaas volgt Johannes een antieke gewoonte die niet toelaat dat de eigenste woorden van Jezus zelf worden weergegeven. Zijn lezers in de Oudheid verwachtten een kunstige compositie die de betekenis van het ogenblik in een literaire vorm vastlegde.
Vlak voor de kruisiging bidt Jezus, dat Hij die aan Zijn Vader alle eer en erkenning heeft gegeven, tot in het offer van Zijn leven zelf, nu ook van Zijn Vader erkenning mag ontvangen. Mogen de discipelen die de wereld ingaan inzien, dat de kruisiging en opstanding de luister van Gods onpeilbare liefde voor alle mensen toont aan hen die komen om naar Zijn discipelen te gaan luisteren. Jezus bidt Zijn Vader dat God Hem tot  koning verheft over de wereld en dat Zijn luister door vele volkeren zal worden erkend en aanvaard. Hij bidt, dat de discipelen die Zijn boodschap komen brengen in de wereld bewaard mogen worden tegen de gevaren die ze zullen tegenkomen.
Jeus’ gebed sluit aan bij wat ik uit Spreuken geciteerd heb: De luister van een koning is zijn talrijk volk.
Jezus bidt dat God Zijn Vader Hem op Zijn zegetocht door de wereld als koning van alle volkeren zal laten erkennen.
Om ons een idee te geven hoe dat er uit ziet, zouden we kunnen denken aan Koninginnedag. Daar zien we zo’n voorbeeld van een koninklijk bezoek, waarbij de menigten zijn samengestroomd rondom een feestelijk gebeuren met de koningin als middelpunt. Zij houdt haar zegetocht door stad en land, en de mensen die haar koningschap erkennen, lopen te hoop om dat te betuigen.
Wij doen er trouwens goed aan de bijeenkomst van vanavond eveneens op het netvlies te houden, want de zegetocht blijft nooit onaangevochten. Zelfs niet als de strijd in principe al beslecht is… 

Sinds Pinksteren trekken de discipelen overal heen om gedreven door de Heilige Geest Jezus’ koningschap te verkondigen. Zij kennen nu Jezus en Zijn Vader.
In Jezus hebben zij Hem zien verschijnen als de levende God die mensen liefheeft. In die Geest treden zij de mensheid tegemoet en maken haar met Jezus en met God bekend.
In dat kennen hebben wij overigens niet te maken met een mystiek gebeuren, dat alleen ten deel kan vallen aan hen die speciaal voor mystieke ervaringen openstaan. Het speelt zich niet af in hoger sferen, maar in de dagelijkse omgang met Jezus krijgen de discipelen langzaam inzicht in Zijn persoon. Het wordt hun duidelijk wat Hem beweegt, waar Hij voor staat en hoe ver Zijn zelfopoffering zal gaan. Deze intieme kennis van Jezus doen de discipelen op in hun contact met Hem. En zo wordt hun duidelijk gemaakt waar zij God kunnen vinden. Het wordt niet alleen hun gegeven God te kennen, maar ook ons, omdat Jezus sprekend Zijn Vader is. Als dat fundament gelegd is ontvangen zij de kracht van de Heilige Geest om in alle eenvoud en volkomen toegewijd voor hun Koning een talrijk volk te verzamelen.
De luister van een koning is een talrijk volk.
En vergeet het niet: ook U behoort bij dat volk. Al sinds Genesis!
Amen.

Orgelspel

Dienst van Gebeden en Gaven

Geloofsbelijdenis Gezang 94: 1 -4 (vers 4 niet zonen maar kinderen) Mensen, wij zijn geroepen om te leven... = Lied 827

Inzameling van de gaven
ALLES WAT WIJ HEBBEN , HEBBEN WIJ VAN GOD GEKREGEN,
OM  DOOR  TE GEVEN, OM MET VELEN TE DELEN
     EN ER ZO MÉÉR VAN TE GENIETEN.

OOK NU EN HIER KUNNEN WE GESTALTE GEVEN AAN DAT DELEN:   IN DE COLLECTE
Dankgebed en smeking over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde en aandacht.
Wijs ons de weg. Om Jezus’ wil… Amen.

Voorbeden  

Hemelse Vader, De grote wereldproblemen kunnen wij hier als kleine gemeente volstrekt niet aan. Maar we kunnen ze wel aan U voorleggen en zo de gedachte aan mensen in nood levend houden in onze kring.
Wij bidden U dan voor het lot der Tibetanen, die in hun eigen land tot een minderheid gemaakt zijn en ook voor de Chinezen, die niet weten wat zij doen.
In Afrika is eveneens de nood hoog gestegen, in Darfur, maar de regering blijft er doof en blind voor.
Wil Gij daar bevorderen wat de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties daar onderneemt…
Zimbabwe is economisch bankroet, maar de president schijnt het niet te deren. En de Afrikaanse Unie ook niet bijzonder. Wij bidden U, dat ze samen tot inkeer komen, net als op andere plaatsen in Afrika, teveel om op te noemen.
De situatie in het Midden-Oosten knettert van geweld.
Geef vrede, Heer, juist nu de staat Israël het 60 jarig bestaan viert in een bedreigde positie, en vanuit die positie zelf anderen bedreigt.
Ook voor landen veel verder, als Colombia bijvoorbeeld, willen wij bidden en zingen:

Wij denken vanmorgen in het bijzonder aan onze militairen, die elders in de wereld aan het werk zijn. Wees met hen en met hun verwanten, die in constante spanning en angst leven. Zo bidden wij U:

Ook deze kleine Lutherse gemeente heeft haar problemen. Mobiliseer onze gedachten, Vader, opdat zij hier kan voortbestaan. En help ons door Uw Geest.
Wij bidden voor onze gemeenteleden in persoonlijke nood, voor de zieken, en voor hen die hier niet kunnen zijn door beperkte gezondheid, maar wij danken U ook voor onze jarigen, en bidden dat U hen wilt zegenen met gezondheid en levend geloof. Zo bidden wij U:

Ieder van ons hier heeft ook haar en zijn eigen problemen. Wij leggen ze in stilte aan U voor, wel wetend, dat U ons niet verlaat…
Stil gebed

Onze Vader (NBV-versie):
Onze Vader in de hemel, laat Uw naam geheiligd worden,
Laat Uw koninkrijk komen en Uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.

Gemeente staat op
Slotlied gezang 232: 1 - 4  Gij, Jezus Christus, opgestegen = Lied 380


Uitzending en Zegen 
DE  GENADE  VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS
EN DE LIEFDE  VAN GOD DE VADER                                   

EN DE  Gemeenschap  VAN DE HEILIGE GEEST
IS EN BLIJFT MET U ALLEN.  AMEN

 

.........................................................
Zondag Misericordias Domini 6 april 2008 2e na Pasen Heusden Lutherse kerk.

Organist: Joop de Zwart. 

Voorbereiding              
(Paaskaars brandt al bij aanvang van de dienst)

Orgelspel

Introïtus

Binnenkomst dienstdoend ouderling, diaken en predikant

Mededelingen en welkom door de ouderling. Zij eindigt met: “Na het aansteken van de altaarkaarsen zingen wij psalm 33: 1, 7 en 8.”
Ouderling steekt de beide kaarsen op tafel aan.
Ouderling geeft voorganger een hand.

Gemeente gaat staan

Introïtuspsalm 33: 1, 7 en 8


Voorganger: Wij zijn samengekomen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest
Gemeente: Amen

Moment van Stilte

Bemoediging:
Voorganger:Onze Hulp is in de naam van de Heer
Gemeente: Die Hemel en aarde gemaakt heeft

Groet:
Voorganger: De Heer zal bij u zijn
Gemeente: De Heer zal u bewaren

Gemeente gaat zitten

Verootmoediging,
Voorg.: Laat ons de Heer om ontferming aanroepen.
God van hemel en aarde,
God van leven en dood, van dood en leven,
wij staan voor U met lege handen,
met besmeurde handen,
met een geweten dat zich niet tot rust laat brengen.
U zo groot, wij zo klein,
en toch verwaand en overtuigd van eigenwaarde,
tot we de gevolgen zien van wat we deden.
Wij zijn nergens, Heer,
als U ons rekenschap vraagt.
Daarom smeken wij U om genade;
daarom vragen wij U:
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
Gemeente: En laat ons weer in vrede leven
Voorganger:  Amen

Ontferming en Genadeverkondiging
Voorganger: Laat ons de Heer om ontferming aanroepen, want zijn barmhartigheid kent geen grenzen.   

Kyrië:


Alzo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Gezongen Glorialied: gezang 301: 1, 3 en 5 Wij moeten Gode zingen: halleluja = Lied 713


Dienst van het Woord

Here God, Al te vlug menen wij vaak Uw woorden vanzelf wel te begrijpen. Al te gemakkelijk denken wij dat onze eigen vrome wensen volledig overeenkomen met dat wat U werkelijk van ons verlangt.
Geef ons daarom een opmerkzaam oor, dat met aandacht speurt naar wat in Uw Woord besloten ligt en gereed is om ontdekt te worden.
Zend Uw Geest opdat die ons Uw wil openbaart.
Wij bidden het U door Jezus Christus, onze Heer

Amen.

Lezing uit het Oude Testament Exodus 3: 11 – 14
De lezing speelt bij de ontmoeting bij het brandende braambos dat niet verteert. God heeft Mozes de opdracht gegeven naar Farao te gaan, en die te vertellen dat God wil dat Zijn volk nu weggaat uit Egypte.

11 Mozes zei: ‘Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’
12 God antwoordde: ‘Ik zal bij je zijn. En dit zal voor jou het teken zijn dat Ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.’
13 Maar Mozes zei: ‘Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?’
14 Toen antwoordde God hem: ‘Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN heeft mij naar u toe gestuurd.”’


en
Ezechiël 34: 7 – 15
Een profetie die is gericht tot de leiders van het volk, die worden aangesproken als herders. In het Hebreeuws het zelfde woord.
7 Daarom, herders, luister naar de woorden van de HEER:
8 Zo waar ik leef–spreekt God, de HEER –,mijn schapen hadden geen herder, ze werden weggeroofd en door de wilde dieren verslonden; en jullie, herders, keken niet naar mijn schapen om, jullie hebben alleen jezelf geweid maar niet mijn schapen!
9 Daarom, herders, luister naar de woorden van de HEER:
10 Dit zegt God, de HEER: Ik zal de herders straffen en mijn schapen opeisen; zij zullen ze niet meer mogen weiden. Ook zullen ze niet langer zichzelf weiden: ik zal mijn schapen uit hun mond redden, ze zullen ze niet meer eten!
11 Dit zegt God, de HEER: Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen.
12 Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal ik naar mijn schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle plaatsen waarheen ze zijn verdreven op een dag van dreigende, donkere wolken.
13 Ik zal ze uit alle volken terughalen en uit alle landen bijeenbrengen, ik zal ze naar hun eigen land laten terugkeren. Op de bergen van Israël en bij de waterstromen zal ik ze weiden, overal in het land waar mensen wonen.
14 Ik zal ze laten grazen op een goede weide, ook hoog in de bergen van Israël zullen ze gras vinden; op Israëls bergen zullen ze rusten op groen grasland en in een grazige weide.
15 Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten rusten–spreekt God, de HEER.

Psalmwoord: Halleluja, looft de Heer. Roept Zijn Naam aan, maakt onder de volken Zijn daden bekend. Halleluja (ps 105:1)


Gezang 205: 1, 5 en 6. Nu triomfeert de Zoon van God, die is verrezen uit de dood... = Lied 622



Evangelielezing Johannes 10: 11 – 18
11  Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen.
12 Een huurling, iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen;
13 de man is een huurling en de schapen kunnen hem niets schelen.
14 Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij,
15 zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen.
16 Maar ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder.
17 De Vader heeft mij lief omdat ik mijn leven geef, om het ook weer terug te nemen.
18 Niemand neemt mijn leven, ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen–dat is de opdracht die ik van mijn Vader heb gekregen.’
Allen: (gezongen):

Gemeente gaat zitten


Preek

GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER.

Lieve Vrienden,

Als U om welke redenen dan ook naar de boekhandel gaat om U een boek aan te schaffen, en dit boek is de bijbel, staat U er vermoedelijk niet bij stil, dat U zich door Uw aankoop een kleine bibliotheek verwerft.
Het zijn meer dan 60 onderling zeer verschillende geschriften, die bij elkaar lijken te horen omdat ze in één band gebonden zijn. Ze zijn gewoonlijk van verschillende auteurs afkomstig en op ver uiteen liggende tijdstippen ontstaan. Ook kan het zijn, dat de definitieve vorm van wat er thans onder één naam tot ons komt, enige eeuwen nodig had om zijn eindfase te bereiken. De bijbel draagt zijn naam terecht, want die titel is uit het Grieks afkomstig: BIBLIA en hij betekent ‘boeken’, meervoud dus.
Als vanzelf rijst dan de vraag op of die zich over eeuwen uitstrekkende verzameling wel een eenheid vormt. Is de Ik-figuur van Exodus, die een rol speelt bij de uittocht uit Egypte van rond 1200 voor Christus, wel gelijk te stellen met die uit Ezechiël uit de 6de eeuw voor onze jaartelling?
En hoe legitiem is het dat de Jezus uit het Johannes-Evangelie aansluiting zoekt bij figuren uit een ver verleden?
En vandaag de dag zijn we trouwens al weer bijna 2000 jaar verder!

Uit de aard der zaak komen deze verstandelijke academische overwegingen bij mij op aan mijn bureau op de studeerkamer.
Maar hébben ze wel iets met mijn geloof te maken? U hebt van uw kant het volste recht mij te vragen of deze gedachten mijn geloof misschien bemoeilijken.
Wel, dat doen ze volstrekt niet.
Integendeel! Ze sporen mij aan een antwoord te vinden op een nog belangrijkere vraag die uit de vorige logisch voortvloeit, en die als volgt geformuleerd kan worden: Wat beweegt de mensen om zoveel verschillende boeken en boekjes uit allerlei perioden en van allerlei aard in één band samen te koop aan te bieden? Natuurlijk: die verzamelbundel wordt gebruikt in onze erediensten, maar is er ook een inhoudelijke samenhang?
Het antwoord op die fundamentele vraag vind ik in de lezingen, die vandaag aan de orde zijn in onze zondagse samenkomst. De tweede zondag na Pasen draagt, net als de andere zondagen in het kerkelijk jaar tot en met Pinksteren, een eigen naam. In het Latijn heet dat Misericordias Domini. In het Nederlands is dat: de barmhartigheid van de Heer.
In het evangelie van Johannes lazen we de boodschap, dat de Heer zelf over ons  waken wil. Hij is de Goede Herder. En mooiere vertaling is nog: Hij is de Echte Herder.
Alle anderen, die zich als herders aan ons voorstellen of zich als zodanig opdringen, zijn maar huurlingen, aan wie de schapen niet wezenlijk ter harte gaan. De huurling vlucht als het gevaar nadert, maar de Echte Herder geeft Zijn leven voor de schapen. Hij staat ze bij in hun nood, want Hij is begaan met ze.
Zij mogen rekenen op Zijn barmhartigheid, op Zijn goedertierenheid, als ik het wat ouderwets mag formuleren. Die belofte troffen we al aan in de profetieën van Ezechiël, die onze Heer Jezus hiermee vervuld heeft. Als het om kwesties van leven en dood gaat is God er altijd bij. Dat verzekeren ons de drie lezingen deze zondag, zowel Exodus als Ezechiël als Johannes.

In Exodus zegt God tot Mozes, dat zelfs Zijn Naam, d.i. Zijn Wezen, omschreven kan worden met de woorden: Ik zal er zijn, als Uw leven op het spel staat.
Om nog even bij Exodus te blijven: het gaat daar om een situatie waar leven en dood mee gemoeid zijn, zowel voor Mozes, die als een Egyptische prins aan het hof van farao was opgevoed, als voor het volk waar hij naar zijn afkomst toe behoorde.
Als we kijken naar Mozes’ levensgeschiedenis, zie we dat genocide al van het begin af aan een rol speelt. De Hebreeuwse vroedvrouwen mochten immers alleen meisjes in leven laten. Zo luidde namelijk het bevel van de farao. Een vorm van positieve discriminatie, waar de vrouwen van tegenwoordig hoop ik niet te veel waardering voor op zullen brengen. Als Mozes zich aan hem vertoonde om op te komen voor de verdrukte kinderen van Israël, zoals ze in Exodus genoemd worden, heeft hij dus geen been om op te staan. De farao was zeker wel een man om voor te sidderen en te beven. Bij het brandende maar niet verterende braambos koos Mozes desondanks voor gehoorzaamheid aan de God van Israël, de echte Herder van Zijn volk. De drie verhalen die we lazen, en die gingen over Gods barmhartigheid en bekommernis om Zijn volk, blijken in ver uiteenlopende tijden steeds te getuigen van het feit dat de boodschap dezelfde blijft: als het gaat om leven en dood, en om het voortbestaan van het Godsvolk, maakt onze God Zijn Naam waar: Hij is er dan voor ons en zal er altijd zijn. Hij zegt: Ik ben Hij die er zijn zal, voor U, alle eeuwen door.
Het is een mooi verhaal, echt een verhaal om je aan op te trekken in tijden van beproeving.
Maar zulke tijden waren voor de Joden die temidden van Christenen leefden en voor pogroms moesten vrezen, voor vervolgingen dus, in de beschaafde Europese wereld eindelijk voorbij na de Franse revolutie. Zo scheen het tenminste. Sindsdien deden de autoriteiten in onze wereld immers een krachtige poging tot de emancipatie van het Jodendom.
Aanvankelijk leek die beweging tot volledige integratie ook succes te hebben. Op de lagere school had ik Joodse vriendjes, iedereen had ze! En op het gymnasium maakte ik samen met weer een andere bij hem thuis ons huiswerk. Gezellige avonden, het waren aardige mensen… Van drie voortreffelijke Joodse leraren leerde ik Grieks, natuurkunde en wiskunde. En een rabbijn gaf les in het Hebreeuws aan hen die dat wilden. En dat wilde ik wel, al had ik er geen behoefte aan dominee te worden in die tijd.
Alles verliep naar wens, maar U kent het einde van het verhaal: het liep uit op de Shoa, zoals de Joden zeggen, en die wij de Holocaust noemen, met zijn miljoenen doden, zomaar vermoord, bij families tegelijk.
Geert Mak heeft onlangs nog eens onder onze aandacht gebracht, dat op de beruchte Wannseeconferentie bij Berlijn besloten is om het vernietigen van het Jodendom efficiënt te systematiseren.
En hoewel het om leven en dood ging, er was daar geen Mozes, en ook geen Ezechiël, geen profeet, geen Messias om het Jodendom te redden. 
We vragen ons integendeel af of God daar wel was!
Een antwoord op die vraag heb ik niet.
Wel staat vast, dat een pied à terre voor alle Joden ter wereld zich ontwikkeld heeft in de staat Israël.
Dat zou zonder de Shoa vermoedelijk niet gebeurd zijn. Maar de prijs in mensenlevens was en is wel heel erg hoog.
De misdrijven zijn vervolgd door Simon Wiesenthal, die onvermoeibaar misdadigers van de Shoa in de openbaarheid bracht. Maar de grootte van de misdaad was stellig zodanig, dat zijn straffende taak hem overstelpt heeft. Waar moet je het dan zoeken? In verzoening? Elie Wiesel, wiens publicaties ik nogal graag lees, wordt niet moede te herhalen, dat bij deze misdaden verzoening voor hem een onmogelijkheid is.
Het is uiteraard niet aan ons christenen om op verzoening aan te dringen, want velen, zoals bijv. René Süss, voormalig Hervormd predikant, en nu rabbijn, beschouwen ons juist als een deel van het probleem van de schuldvraag.
Intussen is in alles wat ik tot nu toe gezegd heb niets te vinden van een antwoord op de vraag die telkens terugkeert: waar was God tijdens de Shoa?
De verdrukking in Egypte onder de farao duurde geruime tijd, maar tenslotte maakte God er een einde aan door Mozes een opdracht te geven.
Ongeveer zo ging het ook met de Babylonische ballingschap. De Perzische koning Cyrus, in de bijbel Kores geheten, werd door God van een opdracht voorzien. Hij was wel een buitenlander, maar mocht toch de titel Messias dragen, omdat hij aangewezen was en door God gezalfd was (dus door God als Messias aangesteld) om voor het Joodse volk vrijheid te bewerkstelligen.
Maar bij de Shoa ontbreken dergelijke indicaties geheel. Zo blijft de vraag dan staan: Waar was God tijdens de Shoa?

Theologen onder ons wagen zich wel eens aan deze vraag. Van Joodse zijde lees je daar niet zo veel van. Van de Christelijke zijde echter wel. En zelf zei ik zo-even dat ik er geen antwoord op zou kunnen geven. Maar mogen wij als christelijke theologen ons eigenlijk wel mengen in deze zaak?
Zou het voor ons niet gepaster zijn antwoorden te zoeken op het feit, dat een zo grote misdaad met medewerking van velen zich in ons christelijk milieu heeft kunnen voordoen? Zouden wij niet eerder onszelf moeten aanklagen dan God voor de rechter dagen, omdat Hij de onder ons gepleegde misdaden niet gekeerd heeft? Wij moeten nooit vergeten, dat het hier gaat om een schuldvraag, zoals die in een rechtsgeding wordt gesteld, en niet om een academische vraag waarover in de aula van een universiteit interessant gedebatteerd kan worden.
Vanuit het hier geschetste perspectief meen ik dus dat het aan christelijke theologen niet toekomt Gods aan- of afwezigheid tijdens de Shoa van commentaar te voorzien. Mogen we dan helemaal niets?

Ja, wél mogen zij hun inzichten naar voren brengen over de moeilijke tijden die het christendom heeft moeten doormaken, toen het zelf door de Romeinse overheid te vuur en te zwaard bestreden werd.
Het Johannes-evangelie waaruit wij vandaag een stukje gelezen hebben, slaat daar op, het stamt uit een periode van verdrukking. Volgens de kerkvader Irenaeus is het geschreven in Efeze, een centrum van de Romeinse heerschappij. Er staat daar op de berg Ayasoluk Dag (hetgeen Berg van de heilige theoloog betekent) nog steeds een huisje waarvan gezegd wordt, dat Johannes daar woonde met Maria, de moeder van Jezus.

En het eiland Patmos ligt daar vlak voor de kust. Op Patmos is Johannes geïnterneerd geweest. Waarom? Wel, de overheid vond hem gevaarlijk en vond zijn boodschap subversief. Dat ligt voor de hand als het woord van een keizer als evangelie aangemerkt werd en als de keizer in het Oosten van zijn rijk als Heer wordt aangesproken. Dan is Jezus al gauw een gevreesde concurrent. En de boodschap, die de apostelen brachten was per slot van rekening hier en daar zeer revolutionair. Een voorbeeld: slaven, die nergens in tel waren, ook al berustte in die maatschappij alles op hun slavenarbeid, konden wel volwaardig lid van de kerk zijn. Maar het voornaamste, waarover speciaal telkens weer het Evangelie van Johannes spreekt, is Gods eigen aanwezigheid bij hen, die in levensbedreigende situaties verkeren. Het is een steeds weer terugkerend thema, in dit bijbelboek, dat zij die in Jezus’ naam bijeen zijn ervaren dat Hij, de opgestane, levende Heer, in hun midden is met Zijn kracht.
In tijden van beproeving horen de christenen Hem Gods woord verkondigen. En waar zij bijeen zijn voor het Avondmaal ontvangen zij van Hem het brood van het eeuwige leven. Daar drinken zij ook met vreugde uit  de wijnbeker van het koninkrijk.
Zo worden de muren die mensen van elkaar gescheiden gehouden, afgebroken. Zo is in Jezus God Zelf hun herder. We hebben het gelezen in Johannes en voor vandaag, de tweede zondag na Jezus’ opstanding, geef ik U het woord mee, dat daar staat. God Zelf is in Jezus bij ons als de Echte Herder. Dat is voor ons Zijn Naam, voor eeuwig.
God geeft ons mét Hem eeuwig leven voor Zijn aangezicht. Dat mogen we zeggen tot elkaar, en dat is de boodschap voor vandaag.
Amen.

Orgelspel

Geloofsbelijdenis
Ev. Bundel lied 7a.


Hij is het die mijn ziel verkwikt,
en die mijn schreden leidt
in rechte sporen, om de eer
Zijns Naams in eeuwigheid.

Al ga ik door een duister dal,
ik vrees geen kwaad, want Gij
zijt altijd met mij en Uw stok
en staf vertroosten mij.

Gij zijt het die mijn dis bereidt,
voor ’t oog van wie mij krenkt,
die zalft mijn hoofd en mij een kelk
des oververvloeiens schenkt.

Zo zullen heil en goedheid groot
mij volgen dag aan dag.
En ik verkeer in ’s Heren huis
waar ‘k eeuwig wonen mag.


Inzameling van de gaven

Dankgebed en smeking over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde en aandacht.
Wijs ons daarin de weg. Om Jezus’ wil… Amen.

Voorbeden
Grote God, wij danken U voor de feestelijke Paastijd, waarin ons telkens weer het heil wordt verkondigd, en waarin wij rust vinden, als ons hart onrustig en angstig klopt, omdat de dood nabij komt, omdat oorlog dreigt.
Daarom bidden wij U voor allen die te maken hebben met oorlogsdreiging en –geweld: voor de mensen in Zimbabwe, voor de situatie in Darfur, en voor het benarde volk van Tibet. In het bijzonder voor hun leiders bidden we, dat U ze verandert in goede herders, en geen huurlingen, die alleen op eigen gewin uit zijn.
Zo bidden wij U:


Lieve God, vanuit onze vredige samenleving, die wel van binnenuit bedreigd wordt, maar waarin we zelf nog invloed hebben, bidden we U voor hen die zich inzetten voor anderen, ver weg. Voor onze jongens en meisjes, mannen en vrouwen in Uruzgan. Voor hen die er gewond zijn geraakt, en wier leven zo heel anders zal zijn dan ze hadden gedacht en gehoopt…
We bidden voor hun familie, en voor hen die een gesneuvelde militair te betreuren hebben… Wees ook voor hen een Goede Herder. 
Zo bidden wij U:

Lieve God, wij danken U voor alle goede dingen in ons gemeenteleven, en we bidden U om zegen voor de dingen die komen gaan.
Zo bidden wij U:


Stil gebed
In de stilte van dit huis, in de stilte van dit uur leggen wij ons hart open voor U, die er in leest als in een boek…

En wij aanbidden en loven en smeken U zoals Hij ons heeft geleerd, die wij kennen als Jezus, onze Herder:

(Onze Vader NBV-versie):
Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden,
Laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving, maar red ons uit de greep van het kwaad.
Amen.

Gemeente staat op

Slotlied: gezang 311 geheel. (= 1 en 2) Hoe komt het dat het bos tot aan de hemel blaakt en toch... 
De Heer is in zijn kerk en laat ze nimmer meer.

Uitzending en Zegen
DE GENADE  VAN ONZE HEER JEZUS CHRISTUS
EN DE LIEFDE VAN GOD DE VADER                                   

EN DE  GEMEENSCHAP VAN DE HEILIGE GEEST
IS EN BLIJFT MET U ALLEN. AMEN