cantate 6 mei 2007 in de Lutherse kerk te Heusden.
Organist: Hans van Rossum.
IN DE
NAAM VAN DE VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST.
Amen
ONZE HULP IS IN DE NAAM VAN DE HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft
Wij vragen U:
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven
Dat ons gelovig gebed wordt verhoord,
verzekert ons de apostel Johannes in zijn
Evangelie waar hij zegt: Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren
Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en
eeuwig leven hebben mag!
Vandaag is het zondag Cantate. De vierde zondag van de zes zondagen
tussen Pasen en Pinksteren. In die periode viert de kerk, dat zij door Zijn
Hemelvaart een blijde toekomst mag verwachten. De namen van de zondagen getuigen
daarvan. Na Pasen voelen wij ons als herboren: quasi modo geniti, dat is een Latijnse uitdrukking uit de introïtuspsalm.
Die wil zeggen, dat het weer net zo is als toen wij nog maar pas het levenslicht
hadden gezien. God heeft Zich in Zijn trouw opnieuw met barmhartigheid naar ons
toegewend. Daarom heet de tweede zondag Misericordias
Domini, en het past ons dan Hem onze dankbaarheid uitbundig te betuigen.
We willen jubelen op de derde
zondag Jubilate, zingen op de vierde: Cantate,
en bidden op de vijfde zondag: Rogate, want
bidden is spreken met God en we willen Hem zeggen moet hoeveel vreugde en dankbaarheid we terug denken aan Pasen. Op de zesde
zondag bidden we wederom, maar nu is de vreugde getemperd. Exaudi
is de naam van die dag: verhoor ons, Heer!
Want na de Hemelvaart van Jezus hebben wij, overigens ten onrechte, het gevoel
alsof wij er nu alleen voor staan, alsof we wezen zijn. En dat enigszins
angstige gebed wordt méér dan verhoord als we op de Pinksterdag
vieren, dat wij met de Geest en de Kracht van God begiftigd, de getuigen mogen
zijn van Gods werk aan een vreugdevolle toekomst voor de mensheid en voor de
hele schepping.
U vraagt zich misschien af waartoe deze ongebruikelijke en nogal uitvoerige
inleiding dienen moet. Ik doe dat, omdat ooit besloten is dat er slechts om de
andere zondag in deze kerk dienst gehouden wordt. Daardoor loopt u als gemeente
gevaar, dat de samenhang tussen de zondagen en de feesten een beetje verloren
gaat, omdat belangrijke punten in dat fraaie liturgische geheel minder belicht
worden. De bedoeling is dat u zondag aan zondag in de gezamenlijke eredienst
meebeleeft hoe de verschillende onderdelen met elkaar verbonden zijn en elkaar
versterken.
Dat is nu niet mogelijk, en ik tracht daarom wat tegenwicht te geven.
Natuurlijk weet ik, dat ik op die manier zelf gevaar loop te veel hooi op mijn
vork te nemen, vooral ook omdat wij in deze dagen van dodenherdenking en
bevrijding daar niet aan voorbij kunnen gaan zonder er enige aandacht aan te
besteden. Het is wel een ernstig bezwaar, dat het grote aantal onderwerpen het
risico meebrengt dat de diepgang verloren gaat.
Ik kan alleen maar zeggen dat ik onder de gegeven omstandigheden, die ik niet
kan veranderen, mijn best zal doen u te
wijzen op het fundament van ons Christelijk geloof. En mocht dat niet voldoende
bevredigend voor u verlopen, wat verhindert u mij straks een paar pittige vragen
te stellen?
Maar nu gaan we toch echt onze introïtus zingen!
De introïtuspsalm op deze zondag Cantate is psalm 98: 1 en 2
LAAT ONS DE HEER AANROEPEN OM ONTFERMING MET DE NOOD VAN DEZE WERELD,
EN LAAT ONS ZIJN NAAM
PRIJZEN,
WANT AAN ZIJN BARMHARTIGHEID IS GEEN EINDE
Zondagsgebed
Goede God, wij danken U
dat wij mogen zingen tot Uw eer, en dat wij hebben mogen leren dat óók te
doen, als ons hart er niet naar staat.
Wil ons hart dit uur, en alle dagen van ons leven, openen tot Uw lof,
door Jezus Christus, onze Heer.
Amen.
Lezing: 2 Koningen 2: 1 – 18
1 De
tijd was niet ver meer dat de HEER Elia in een stormwind in de hemel zou
opnemen.
Elia en Elisa stonden op het punt uit Gilgal te vertrekken,
2 maar Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf
jij hier, de HEER wil dat ik naar Betel ga.’ Elisa antwoordde: ‘Zo waar de
HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen laat gaan.’
Zo gingen ze samen op weg naar Betel.
3 De profeten uit Betel kwamen
Elisa vanuit de stad tegemoet en zeiden tegen hem: ‘Weet u wel dat de HEER
vandaag uw meester van u zal wegnemen?’ ‘Ja, ik weet het, ‘antwoordde hij.
‘Zegt u maar niets.’
4 Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf
jij hier, Elisa, de HEER wil dat ik naar Jericho ga.’ Maar Elisa antwoordde:
‘Zo waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u
alleen laat gaan.’ Zo gingen ze samen naar Jericho.
5 De profeten uit Jericho kwamen
naar Elisa toe en zeiden tegen hem: ‘Weet u wel dat de HEER vandaag uw meester
van u zal wegnemen?’ ‘Ja, ik weet het, ‘antwoordde Elisa. ‘Zegt u maar
niets.’
6 Elia zei tegen Elisa: ‘Blijf
jij hier, de HEER wil dat ik naar de Jordaan ga.’ Maar Elisa antwoordde: ‘Zo
waar de HEER leeft, en zo waar u leeft, er is geen denken aan dat ik u alleen
laat gaan.’ Zo gingen ze samen verder.
7 Bij de oever van de Jordaan
hielden ze stil. Vijftig profeten die hen waren gevolgd bleven op een afstand
staan kijken.
8 Elia deed zijn mantel af en
vouwde hem dubbel. Hij sloeg ermee op het water, waarop het naar links en naar
rechts wegvloeide en zij tweeën droog konden oversteken.
9 Terwijl ze overstaken vroeg Elia
aan Elisa: ‘Wat kan ik nog voor je doen voor ik van je word weggenomen? Vraag
het maar.’ Elisa antwoordde: ‘Laat mij dubbel in uw geest delen.’
‘Je vraagt iets heel moeilijks, ‘zei Elia. ‘Als je ziet hoe ik van
je word weggenomen, zal je wens vervuld worden, maar als je het niet ziet,
gebeurt het niet.’
11 En terwijl ze liepen te praten,
werden ze plotseling uit elkaar gedreven door een wagen van vuur, met paarden
van vuur ervoor, en Elia werd in een stormwind meegevoerd naar de hemel.
12 Elisa zag het gebeuren en riep uit: ‘Vader, vader! Strijdwagen en
ruiterij van Israël!’ Toen hij Elia niet meer kon zien, scheurde hij zijn
kleren.
13 Hij raapte Elia’s mantel, die
was afgegleden, op, en liep terug. Bij de oever van de rivier hield hij stil.
14 Hij sloeg met Elia’s mantel op het water en riep uit: ‘Waar is de
HEER, de God van Elia?’ Dus ook hij sloeg op het water en opnieuw vloeide het
naar links en naar rechts weg, zodat Elisa kon oversteken.
15 De profeten uit Jericho, die Elisa vanaf de overkant in het oog hielden,
zeiden tegen elkaar: ‘De geest van Elia is op Elisa neergedaald.’ Ze gingen
hem tegemoet, knielden voor hem neer
16 en zeiden: ‘We hebben vijftig
flinke mannen bij ons. Laat die uw meester gaan zoeken. Misschien heeft een
geest van de HEER hem opgetild en ergens op een berg of in een dal neergeworpen.’
‘Doe dat niet, ‘zei Elisa,
17 maar ze drongen zo aan dat hij
ten slotte hun aanbod aannam. Vijftig mannen werden erop uitgestuurd en zochten
drie dagen lang, maar ze vonden Elia niet.
18 Toen ze terugkwamen bij Elisa,
die in Jericho zijn intrek had genomen, zei hij tegen hen: ‘Ik had u toch
gezegd dat u niet moest gaan zoeken?’
Psalm 68: 6 en 7
Epistel: Efeze 4: 1 – 13
1 Ik, die gevangen zit omwille van de Heer, vraag u dan ook dringend de weg
te gaan die past bij de roeping die u hebt ontvangen:
2 wees steeds bescheiden,
zachtmoedig en geduldig, en verdraag elkaar uit liefde.
3 Span u in om door de
samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft:
4 één lichaam en één geest,
zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping,
5 één Heer, één geloof, één
doop,
6 één God en Vader van allen, die
boven allen, door allen en in allen is.
7 Aan ieder van ons is genade
geschonken naar de maat waarmee Christus geeft.
8 Daarom staat er: ‘Toen hij
opsteeg naar omhoog, voerde hij gevangenen mee en schonk hij gaven aan de
mensen.’
9 ‘Hij steeg op’ –wat
betekent dat anders dan dat hij ook is afgedaald naar wat lager ligt, naar de
aarde?
10 Hij die is afgedaald is dezelfde
als hij die opsteeg, tot boven de hemelsferen, om alles met zijn aanwezigheid te
vullen.
11 En hij is het die apostelen
heeft aangesteld, en profeten, evangelieverkondigers, herders en leraren,
12 om de heiligen toe te rusten
voor het werk in zijn dienst. Zo wordt het lichaam van Christus opgebouwd,
13 totdat wij allen samen door ons
geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid
van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus.
Psalmwoord: De rechterhand van de
Heer verheft mij, de rechterhand van Heer doet machtige daden! (psalm 118:16)
HALLELUJA!
Ons
loflied is gezang 169: 1 – 4 Zingt nu de Heer, stemt allen in met ons
die God lof zingen... = Lied 654
Voordat ik u het Evangelie van vandaag laat horen,
moet ik u iets vertellen wat u in het geheel niet verwacht.
Het betreft het slot van het Marcus-evangelie. Daar ís iets mee, want één
handschrift eindigt met niet meer dan twee verzen, gevolgd door een plotseling
‘Amen’, maar een andere uitgave heeft op die plaats niet minder dan twaalf
verzen. En de klap op de vuurpijl is dat noch het korte, noch het lange einde
van Marcus afkomstig zijn. We kennen zijn stijl uit het voorafgaande, en geen
van beide slotpassages passen bij wat wij van hem menen te weten.
Als we ze alle twee weglaten, eindigt het Evangelie met innerlijke tegenspraak.
Theologen hebben dat altijd wel geweten natuurlijk, maar pas de Nieuwe Vertaling
geeft de teksten, en daarmee ook de keuzes, aan de gemeenten in handen. Ik begin
met het 16de en laatste hoofdstuk bij het vers waarin verteld wordt
hoe drie vrouwen, onder wie Maria Magdalena, terugkeren van hun vergeefse bezoek
aan Jezus’ graf. Zij hadden daar een in het wit geklede jongeman ontmoet, die
hun een opdracht gaf.
Marcus 16: 7 – 8 voorlezen.
7 Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie
voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”’
8 Ze gingen naar buiten en
vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze
waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.
De drie vrouwen waren dus
wel heel erg geschrokken, zozeer zelfs, dat ze de meegegeven boodschap (volgens
Marcus) niet doorvertelden.
Net als iedereen denkt ook u nu, dat dit als einde van het verhaal hoogst
onbevredigend is. Het evangelie moet juist de wereld in. Daar past niet bij, dat
de vrouwen hun mond stijf dichthielden.
De oplossing ligt voor de hand. Iemand die ons onbekend is, maar die net als
Paulus van zichzelf denkt dat hij toch ook wel een beetje met Heilige
Geest begiftigd is, formuleert in twee zinnen een mooi slot voor het evangelie.
Alles wat hun opgedragen was,
meldden zij in het kort aan de kring rond Petrus.
Daarna
stuurde Jezus Zelf Zijn leerlingen er op uit om van het Oosten tot het Westen de
heilige en onvergankelijke boodschap van de eeuwige verlossing te verkondigen.
Amen.
Blijkbaar was niet iedereen ermee tevreden. Weer een ander vond, dat dit vervolg
niet naadloos aansloot bij het voorafgaande en dat de toevoeging als geheel wat
al te kort was uitgevallen. Hij maakte toen een langer einde, waarvan duidelijk
is, dat het een samenvoeging van berichten uit Mattheüs, Lucas en Johannes is.
Deze 13 verzen vindt u in alle vertalingen afgedrukt en ik ga ze u tenslotte nu
voorlezen. De twee verzen van zo-even treft u alleen in de Nieuwe
Bijbelvertaling aan, en daarop zal ik mijn preek baseren.
Marcus 16: 9 – 20.
9 Toen hij
vroeg op de eerste dag van de week uit de dood was opgestaan, verscheen hij
eerst aan Maria uit Magdala, bij wie hij zeven demonen had uitgedreven.
10 Ze ging het nieuws vertellen aan
de mensen die hem hadden vergezeld en die nu om hem treurden en rouwden.
11 Toen ze hoorden dat hij leefde
en dat zij hem had gezien, geloofden ze het niet.
12 Daarna verscheen hij in een
andere gedaante aan twee van hen toen ze buiten de stad aan het wandelen waren.
13 Ze gingen terug en vertelden het
aan de anderen; maar ook zij werden niet geloofd.
14 Ten slotte verscheen hij aan de
elf terwijl ze aan het eten waren, en hij verweet hun hun ongeloof en
halsstarrigheid, omdat ze geen geloof hadden geschonken aan degenen die hem
hadden gezien nadat hij uit de dood was opgewekt.
15 En hij zei tegen hen: ‘Trek
heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend.
16 Wie gelooft en gedoopt is zal
worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld.
17 Degenen die tot geloof zijn
gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze
demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen,
18 met hun handen zullen ze slangen
oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen
zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’
19 Nadat hij dit tegen hen had
gezegd, werd de Heer Jezus in de hemel opgenomen en nam hij plaats aan de
rechterhand van God.
20 En zij gingen op weg om overal
het nieuws bekend te maken. De Heer hielp hen daarbij en zette hun verkondiging
kracht bij met de tekenen die ermee gepaard gingen.
Zalig die het woord van God horen en er gehoor
aan geven!
Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD
ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS,
ONZE HEER.
Daarna
stuurde Jezus Zelf Zijn leerlingen er op uit om van het Oosten tot het Westen de
heilige en onvergankelijke boodschap van de eeuwige verlossing te verkondigen.
Amen.
Lieve vrienden,
Twee weken geleden las ik u evenals vandaag voor uit de Nieuwe Vertaling, maar
toen preekte ik uit de vertaling van het NBG. Vandaag echter ben ik aangenaam
gestemd door de Nieuwe Bijbelvertaling, die het gewaagd heeft een niet-canoniek
stukje af te drukken als tweede slot op het Marcusevangelie. Dat is echt een
waagstuk!
Niet-canoniek wil immers zeggen: niet door de kerk als gezaghebbend erkend. Want
vast staat wel, dat het niet door Marcus geschreven is. Daarvoor is er te veel
verschil in woordgebruik en in stijl. Toch denk ik dat het met goddelijke
inspiratie gesproken is, omdat de kerkvader Hiëronymus ermee instemde, maar
vooral omdat het slechts twee woorden nodig heeft om aan te geven waar het in
het evangelie om gaat.
We horen hier nl. spreken van een eeuwige verlossing.
U mag ook zeggen: een eeuwige bevrijding.
Met onze nationale bevrijdingsdag net achter de rug geeft deze tweede vertaling
een zekere actualiteit aan wat de discipelen ingevolge Jezus’ opdracht als
evangelie moeten gaan verkondigen van het Oosten naar het Westen. De zon gaat op
in het Heilige Land, ook geestelijk gesproken, maar ze zal haar licht niet
alleen op Jeruzalem, maar eveneens op Rome, in het Avondland laten schijnen. In
de Kersttijd beginnen we daarvan al te zingen. Het daget in het Oosten, het
licht schijnt overal. Hij komt de volken troosten die eeuwig heersen zal.
En met Pinksteren is het dan zover dat de discipelen de wereld ingeslingerd worden om in het Oost- en het Westromeinse rijk de duisternis te verdrijven.
Zij hadden net als wij een fikse duw in de rug nodig om in beweging te komen, maar tenslotte zien we ze dan toch overal bezig met de
verkondiging van hun boodschap van bevrijding.
Dat woord heeft een zeldzaam aantrekkelijke klank. De vreugde, die zich van ons
Nederlanders meester maakte, toen ons land in 1945 in de meimaand eindelijk van
de aanwezigheid van onze vijanden verlost werd, zal niemand die het heeft
meebeleefd ooit vergeten. Na vijf lange en onzekere jaren konden we weer
onbevreesd praten en naar een menselijke, humane wijze van samenleven
terugkeren.
Ons verlangen naar een menswaardig bestaan voor allen in het herrezen Nederland
had zeker wel iets te maken met de verwezenlijking van Christelijke normen en
waarden in onze maatschappij. Wij hadden immers de bedoeling de vervulling van
onze idealen christelijk in te kleuren…
Daarvan is minder terecht gekomen dan onze illusies van destijds ons
voorspiegelden. De samenleving heeft zich anders ontwikkeld. Dat mogen we
betreuren, maar belangrijker is eigenlijk dat het in de boodschap van de
christelijke kerken in wezen altijd gaat om de eeuwige bevrijding, die
in het evangelie gepredikt wordt.
De bevrijdingstheologie, die in de 50-jaren na het einde van de Tweede
Wereldoorlog machtig opkwam, verloor het bijgevoegde adjectief eeuwige
in feite uit het oog. Zij nam haar uitgangspunt wel bijbelgetrouw in de
spectaculaire bevrijding van het volk Israël uit de Egyptische slavernij, maar
de bevrijding die Jezus, eerst aan
Zijn volk, maar vervolgens toch ook aan andere volken gebracht heeft, is beslist
van een wijdere strekking dan de bevrijding, die het onderwerp is van
het Joodse Paasfeest.
Wij zijn in 1945 bevrijd van de Nazi’s en hun barbarij, maar de boodschap van
Jezus die door de kerk, (en dat zijn wij hier zelf) wordt uitgedragen, spreekt
van een eeuwige bevrijding.
Paulus en andere apostelen hebben juist díe boodschap herhaaldelijk in gevangenschap
verkondigd. Ondanks hun gevangenschap waren ze vrij in hun verkondiging.
En degenen onder ons, die in
bezettingstijd het Evangelie predikten en eruit leefden, hebben weet gehad van
de eeuwige bevrijding, die hun moed en krachten gaf om verzet te plegen.
Ondanks de bezetting waren ze in de kracht van de Heilige Geest vrije mensen.
Na de oorlog is algauw een boek verschenen over het verzet van de Ned. Hervormde
Kerk tegen de bezetter. Daarin vinden we allerlei heldhaftige daden
geboekstaafd, die deze kerk zeker tot ere strekken. Maar in het kader van de
boodschap die zij van Godswege moet verkondigen is het verzet niet uitsluitend
gericht op het neerslaan van de vijand. De op de bezetters behaalde
overwinning en de hun vervolgens opgelegde vrede zijn pas compleet, als de
voormalige vijanden voortaan in innerlijke vrede met elkaar kunnen voortleven.
Dat vergt gewoonlijk aan beide zijden veel tijd, want de in een oorlog
opgezweepte gevoelens zijn niet snel tot bedaren te brengen. Er is te veel
gebeurd, er zijn te veel doden gevallen, en niet alleen in de strijd!
Hele volken en mensengroepen zijn zomaar vermoord, met voorbedachten rade.
De heilige en onvergankelijke boodschap van de eeuwige bevrijding is erop
gericht een universele vrede tot stand te brengen onder alle volken in de
wereld. Dat proces is nog in volle gang en het feest van Pasen verzekert ons,
dat de dood niet het laatste woord heeft, hoewel de vrouwen, die naar Jezus’
graf gingen om Zijn lichaam te balsemen, dachten van wel.
Dat is ook onze eerste gedachte, en de discipelen, die hoorden van een ledig
graf, veronderstelden heel nuchter, dat Jezus’ lichaam vermoedelijk weggenomen
was. Pas Jezus’ verschijning overtuigt
hen, dat Jezus de dood achter zich gelaten heeft.
Dan komt er ruimte voor de hun opgedragen verkondiging van de eeuwige
bevrijding.
En als Jezus ten hemel vaart, in de traditie van de profeet Elia, beseffen ze
dat Hij Zijn belofte van een vredevolle toekomst voor alle volken vanuit
den hoge waar zal maken, langs de weg van hun verkondiging.
De dood heeft niet het laatste woord.
De goddeloze, die de shoa, de volledige uitroeiing van het Joodse volk, bedacht
heeft, is in zijn opzet niet geslaagd en zijn naaste medewerkers zijn voor het
gerecht gebracht en bestraft. Ook de zigeuners zijn niet restloos omgebracht al
is het miljoen, dat uit hun midden de oorlog niet overleefd heeft, een
schrikwekkend hoog getal.
Elk mensenleven is kostbaar in Gods ogen.
En niemand mag zomaar van het leven beroofd worden.
Maar onze dood is het einde niet.
Er is ook na de shoa een toekomst voor Israël, het volk van God. Wij geloven
dat wij door Gods barmhartigheid bij hen ingelijfd zijn en dat Hij ons toerust
met Zijn Pinkstergaven om standvastig Zijn boodschap aan de wereld bekend te
maken.
Er is een toekomst voor de wereld en de hele mensheid, ondanks het kwaad dat in
de 2e wereldoorlog zich zo hevig en niets ontziend gemanifesteerd
heeft. Maar Gods antwoord ligt besloten in de boodschap van eeuwige bevrijding.
Die boodschap is onze duurzame vreugde. En God willen we daarvoor aanstonds
zingend dankzeggen.
Zingt dan de Heer, stemt allen in, want in Christus is ons leven. Amen.
Muziek
Gods
liefde is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
wij kunnen daarin delen:
dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
geld en geduld,
nu kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin, in de collecte!
We zingen: gezang 169: 5 en 6 = Lied 654
Zingt
dan de Heer, stemt allen in
met ons die God lof geven:
...
In Christus is ons leven!
collecte
gebed over de gaven
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bijelkaar hebben gebracht,
zodat het is tot eer van Uw Naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt,
door Jezus Christus, onze Heer. Amen
Laten we danken en bidden:
Voor onze vrijheid U te eren en te dienen, willen we U danken.
Voor onze vrijheid de vlag uit te steken, te zeggen wat we denken, zolang dat
niet is bedoeld om een ander te kwetsen, te leven zoals ons gegeven is, zijn we
diep dankbaar.
En wij bidden U voor allen die deze vrijheden moeten missen.
Wij bidden U voor de slachtoffers van het natuurgeweld dat soms hele dorpen
wegvaagt…
......
Heer, maak ons een bode van Uw vrede:
waar haat heerst: laat
ons liefde brengen,
waar krenking is: vergeving,
waar tweedracht is: verzoening,
Waar twijfel is:
geloof,
waar wanhoop is: hoop,
waar droefheid is: vreugde,
waar duisternis is: Uw licht.
Want als wij geven worden wij rijk,
als wij onszelf vergeten vinden wij
de vrede.
Als wij vergeven verkrijgen wij de vergiffenis,
als wij sterven verwerven wij de eeuwige opstanding.
Geef vrede, Heer!
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome, Uw Wil geschiede,
zoals in de hemel zo ook op aarde.
geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade