Liturgie
zondag 22 na Trinitatis 19-10-2008 10.30 uur te Heusden in de Lutherse kerk.
Organist: Joop de Zwart. Voorganger: ds. mr. A.A.A.E.A. Voerman
Wie is de mens die op zal gaan
en voor Gods heilig aanschijn staan?
Wie mag de tempel
binnentreden? Wie niet op loze
wijsheid bouwt,
zijn hart en handen zuiver houdt van
kwade trouw en valse eden.
God is hem zegenrijk nabij, in 't
recht des HEREN wandelt hij,
de God des heils zal hem verblijden.
Een nieuw geslacht gaat op in 't licht
en zoekt des HEREN aangezicht, Jakob,
het volk dat Hij zal leiden.
Voorg.:
Wij zijn samengekomen in de naam van de
Vader, de Zoon en de Heilige Geest
Gem.: Amen
Voorg.: Genade zij u en Vrede van God onze Vader
en van Jezus Christus onze Heer.
Gem.: Amen
Bemoediging:
Voorg.: Onze Hulp is in de naam van de Heer
Gem.: Die Hemel en aarde gemaakt heeft”
Gemeente gaat zitten
Gebed van toenadering
Voorg.: Almachtige God,voor U liggen
alle harten open, alle verlangens zijn U bekend en geen geheim is voor U
verborgen.
Gebedsstilte
Zuiver de overleggingen van ons hart door de ingeving van Uw heilige Geest,
zodat wij U van harte liefhebben en grootmaken Uw heilige Naam
Gem.: Amen
Ontferming en Genadeverkondiging
Kyriëgebed:
Voorg.: Laten
wij de Heer om ontferming aanroepen voor de nood van de wereld,en Zijn Naam
prijzen,
want Zijn barmhartigheid heeft geen einde.
Telkens opnieuw, o Heer, horen wij van plotseling
uitbrekende oorlogen, als onlangs in Georgië of tussen Thailand en Cambodja. In
vele plaatsen op aarde moeten miljoenen mensen vluchten omdat hun leven bedreigd
wordt. Als hele mensheid veronachtzamen we Uw gebod om mensen lief te
hebben. Wereldwijd. Ook onze pogingen om in die situaties hulp te brengen
zijn weinig succesvol.
Daarom bidden wij U zingend: Heer,
ontferm U.
Dienst
van het Woord
Lied om verlichting door de Heilige Geest bij de opening van het
woord: gezang
426: 1 en 3 Zou ik niet van harte zingen... = Lied 903
Lezing uit het Oude Testament
Genesis 9: 1 - 7
1 Toen zegende God Noach en zijn
zonen, Hij zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en bevolk de aarde.
2 De dieren die in het wild leven,
de vogels van de hemel, de dieren die op de aardbodem rondkruipen en de vissen
van de zee zullen ontzag en angst voor jullie voelen–ze zijn in jullie macht.
3 Alles wat leeft en beweegt zal
jullie tot voedsel dienen; dit alles geef Ik je, zoals Ik je ook de planten heb
gegeven.
4 Maar vlees waarin nog leven is,
waar nog bloed in zit, mag je niet eten.
5 En ik zal genoegdoening eisen
wanneer jullie eigen bloed, waarin je levenskracht schuilt, wordt vergoten;
Ik eis daarvoor genoegdoening van mens én dier. Van iedereen die zijn medemens
doodt, eis Ik genoegdoening.
6 Wie bloed van mensen vergiet,
diens bloed wordt door mensen vergoten, want God heeft de mens als Zijn evenbeeld
gemaakt.
7 Wees vruchtbaar en word talrijk,
bevolk de hele aarde.’
Gezang 309: 3,4,5 Een gezongen gebed om een Nieuw Begin. O Heer,
wees met Uw kerk = Lied 591
Daarop sluit de Epistellezing aan.
Wij willen nu luisteren naar een woord van de apostel Paulus aan de gemeente
in Colosse.
Colossenzen 1: 12 – 23 NBV
12 Breng dus met vreugde dank
aan de Vader. Hij stelt u in staat om te delen in de erfenis die alle heiligen
wacht in het licht.
13 Hij heeft ons gered uit de macht
van de duisternis en ons overgebracht naar het rijk van Zijn geliefde Zoon,
14 die ons de verlossing heeft
gebracht, de vergeving van onze zonden: n.l. in en door Jezus Christus.
15 Beeld van God, de onzichtbare,
is Hij, eerstgeborene van heel de schepping:
16 in Hem is alles geschapen, alles
in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en
heersers, machten en krachten, alles is door Hem en voor Hem
geschapen.
17 Hij bestaat vóór alles en
alles bestaat in Hem.
18 Hij is het hoofd van het
lichaam, de kerk.
Oorsprong is Hij, eerstgeborene van de doden,
om in alles de eerste te zijn:
19 in Hem heeft heel de volheid
willen wonen
20 en door Hem en voor Hem alles
met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te
brengen met Zijn bloed aan het kruis.
21 Eerst was u van Hem vervreemd en
was u Hem in al het kwaad dat u deed vijandig gezind,
22 maar nu heeft Hij u door de dood
van Zijn aardse lichaam met Zich verzoend om u heilig, zuiver en onberispelijk
bij Zich te brengen.
23 Maar dan moet u blijven geloven,
onwrikbaar gegrondvest zijn in de hoop die het evangelie brengt,
het evangelie dat u gehoord hebt en dat aan alle schepselen onder de hemel
verkondigd is, en waarvan ik, Paulus, de dienaar ben geworden.
Psalmwoord en Halleluja
God geneest wie gebroken zijn en verzorgt hun diepe wonden. psalm 147:3
Gemeente gaat staan
Evangelielezing. Over de tegenstand die zich heeft verheven tegen
Jezus en over Zijn antwoord daarop.
Mattheüs 22: 15 – 22
15 Nu trokken de Farizeeën zich
terug om zich erop te beraden hoe ze hem met een uitspraak in de val konden
lokken.
16 Ze stuurden enkele van hun
leerlingen samen met een aantal Herodianen naar hem toe, met de vraag:
‘Meester, wij weten dat u oprecht bent en in alle oprechtheid onderricht geeft
over de weg van God. We weten dat u zich aan niemand iets gelegen laat liggen, u
kijkt immers niemand naar de ogen.
17 Zeg ons daarom wat u vindt: is
het toegestaan de keizer belasting te betalen of niet?’
18 Maar Jezus had hun boze opzet
door en zei: ‘Waarom stelt u me op de proef, huichelaars? (Toneelspelers).
19 Laat me de belastingmunt
zien.’ Ze reikten hem een denarie aan.
20 Hij vroeg hun: ‘Van wie is dit
een afbeelding en van wie is het opschrift?’
21 Ze antwoordden: ‘Van de
keizer.’ Daarop zei hij tegen hen: ‘Geef dan wat van de keizer is aan de
keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’
22 Ze waren zeer verbaasd toen ze
dit hoorden. Ze lieten hem staan en gingen weg.
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan
geven!
Gemeente
gaat zitten
Lied 463: 1 t/m 5. Het lied
dat we nu gaan zingen, zinspeelt op die van God gegeven vrede. De zee uit het
tweede couplet is het meer van Tiberias, dat ook wel het meer van Galilea heet.
De keizer, wiens beeltenis o de belastingmunt van het hoofdgeld was gestempeld,
heette Tiberius. Naar hem is ook de stad Tiberias genoemd, die niet ver af ligt
van de berg der zaligsprekingen, waar Jezus Zijn prediking van vrede begon. =
Lied 836
We bidden zingend: Geef dat uw roepstem wordt gehoord,
als eenmaal bij de zee.
...en spreek tot ons in vuur en wind, o stille stem in 't hart.
Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE
VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS
CHRISTUS, ONZE HEER.
Mattheüs 22: 21: “Geef dan wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan
God wat God toebehoort.”
Lieve vrienden,
Het gedeelte uit het Evangelie naar Mattheüs dat u vandaag is voorgelezen,
heeft betrekking op een ernstig conflict, waarbij Jezus betrokken werd door twee
groepen van tegenstanders, de Herodianen en de Farizeeërs.
Zij hebben het op Zijn leven voorzien en trachten Hem daarom eerst in discrediet
te brengen bij het volk. Dat is hun niet gelukt, al is Hij desondanks niet aan
de kruisdood ontsnapt.
Wij zijn in Mattheüs 22 inmiddels dichtbij het relaas gekomen van Zijn
terechtstelling, maar in het begin van Zijn optreden leek het dramatische einde
volstrekt niet voor de hand te liggen. Jezus komt immers met een boodschap van
vrede.
Wij denken even terug aan hoofdstuk 5 van het evangelie. Daar zien wij Hem in
Galilea een berg beklimmen. Het is de berg der zaligsprekingen.
En onze Heer is daar gezeten temidden van een schare mensen, die Hem op weg naar
de top van deze berg gevolgd zijn. We hebben een lied gezongen bij onze lezing
van vanmorgen om ons dat vredige tafereel te herinneren.
Jezus had voor de menigte een boodschap van vrede. Een blijde boodschap voor hen
die veel onrecht om zich heen zagen gebeuren. Zijn eerste toehoorders woonden in Galilea, in een door de
Romeinen bezet gebied
waar toen Herodes Agrippa, een zoon van koning Herodes, heerste, als een soort
stadhouder.
Zijn vader, die over het hele Heilige Land geregeerd had,
was al omstreeks 30 jaar geleden gestorven en staat nog altijd bekend als
Herodes de Grote. Hij was een vriend van Augustus, de Romeinse keizer van zijn
tijd geweest, en die had hem een beetje zijn eigen gang laten gaan.
Hij had Augustus’ vertrouwen steeds weten te behouden en hij had in diens
geest gehandeld o.a. door van Jeruzalem een mooie stad te maken naar Helleens
model.
Het pronkstuk van de stad was de tempel op de berg Sion. Daarvan staat nu nog
één onderdeel op zijn oude plaats. En dat is de U welbekende klaagmuur. De
rest van het complex is verwoest, toen de Joden in 70 n Chr. in opstand kwamen.
Na de dood van Herodes de Grote namen zijn opvolgers zijn taak over, uiteraard
na verkregen toestemming van keizer Augustus.
Herodes’ zoon Archelaüs ontving de heerschappij over Judea en Samaria, die
samen ongeveer het huidige grondgebied van Israël en Palestina besloegen.
Hij regeerde 10 jaar, maar maakte er een rommeltje van, en zo kwam na zijn
afzetting in 6 na Chr. het gezag over zijn land in handen van een procurator van
de keizer.
De bekendste van de procuratoren was natuurlijk Pontius Pilatus. Net als Jezus
zeiden ook zij, dat zij vrede kwamen brengen, maar zij doelden met dat woord
niet op de vrede van God.
Hun taak was de handhaving van de pax
Romana, de Romeinse vrede, die gerechtigheid beloofde, maar niet
bracht. Rust heerste er wel, want de keizerlijke gezagsdragers onderdrukten alle
verzet met harde hand. Jeruzalem vermeden ze echter zoveel mogelijk. Ze
resideerden in Caesarea, dat heerlijk aan de Middellandse zee lag, en ze
begaven zich alleen op hoogtijdagen zoals Pasen naar Jeruzalem. Want bij de
Joodse feesten was het gevaar van een opstand levensgroot aanwezig, vooral in
Jeruzalem.
In de evangelieverhalen hoort U maar zeer zelden spreken over de Herodianen.
Maar ze vormden in de samenleving toch een partij waar de Farizeeën steun bij
zochten als het hun uitkwam.
De naam zegt al, dat de Herodianen aanhangers van Herodes en zijn zonen waren.
Dat is wel een beetje merkwaardig, want Herodes de Grote was eigenlijk een
Edomiet van geboorte, maar hij was getrouwd met Mariamme, die zelf de
laatste prinses der Hasmoneeën was. Edom telde niet mee
in het Heilige Land, net zomin als Staatsbrabant in de Republiek der Zeven
Verenigde Nederlanden. Maar Herodes’ huwelijk maakte veel goed Die
priesterfamilie der Hasmoneeën kent U misschien beter onder hun oude naam: de
Makkabeeën.
Zij hadden het Joodse volk onafhankelijk gemaakt van de koningen van Syrië,
toen die de Joodse godsdienst vervolgden. Daarvoor was men hun eeuwig dankbaar
gebleven. Er was nog een reden
waarom de Herodianen zich loyaal betoonden aan Herodes de Grote. Hij was in zijn
extreme achterdocht geen aangenaam mens, maar hij
hield de Romeinen in ieder geval uit het zicht. Hun vrede was het recht
van de sterkste, en bij lange na geen Joodse sjaloom, maar met Herodes
als buffer merkte het volk minder van de Romeinse opperheerschappij.
En ook zijn zonen vervulden die bufferfunctie. Tot zover over de Herodianen,
die zeker geen hartsvrienden van de Romeinen waren, maar zich
evenmin aan een opstand wilden wagen.
2. Over de Farizeeën kan ik korter zijn.
Die kent U als een maatschappelijke beweging, die ten doel had de wil van God in
de samenleving gestalte te geven. Alles wat het door God met Israël gesloten
verbond aan geboden bevatte, wilden ze practisch uitvoerbaar maken. Hun trouw
aan Gods wet tot in het kleinste toe heeft het Jodendom door de eeuwen heen voor
de ondergang behoed en hun invloed is nog tot op heden prominent.
Als er bijvoorbeeld ergens in de Heilige Schrift vermeld staat, dat het verboden
is op de sabbat vuur te ontsteken, overwegen ze, dat het drukken op een knopje
in de lift een vonk te weeg brengt, die onder dat verbod valt. Maar geen nood:
een automatische lift, die de hele sabbat door op en neer gaat lost dat probleem
op. Zo’n lift treffen we dan ook in onze dagen aan in Israëlische hotels.
Over het algemeen waren zij geen vrienden van Jezus, die de wet van God op een
andere manier interpreteerde dan zijzelf.
Vrienden van de Herodianen waren de Farizeeërs trouwens ook niet. Die waren hun
veel te zeer geïnfecteerd door de hellenistische idealen.
We zien ze hier evenwel gezamenlijk optreden, want volgens beide groepen maakt
Jezus aanspraak op een gezag, dat Hem niet toekomt.
Door zijn prediking van de komst van het Koninkrijk van God, matigt Hij zich aan
namens God te spreken. En daarmee bedreigt Hij de wankele sociale ‘vrede’ in
het land. Vrede: tussen
aanhalingstekens!
Gezamenlijk trekken de Herodianen en de Farizee-ën dus ten aanval. Ik merk nog
op, dat de Farizeeën zo voorzichtig zijn sommigen van hun leerlingen er
op af te sturen. Zelf wagen zij zich niet zomaar in dit strijdperk.
De opzet mocht eens mislukken.
3. Nu we de spelers een beetje kennen, gaan we eens kijken naar het spel.
Waarover gaat het in het debat? Jezus’ tegenstanders vallen niet met de deur
in huis. Hij mag niet dadelijk vermoeden waar het hun om begonnen is. En daarom
is vooreerst alles peis en vree.
‘Meester’, zeggen ze, en daarmee erkennen ze Hem als geleerde, ja misschien
zelfs bedoelen de leerlingen Hem met die titel te eren op de wijze waarop een
student zich tot zijn professor wendt.
‘Professor, wij weten dat U oprecht bent.’ Recht door zee, zeggen
wij. Dat klinkt alsof ze bedoelen: wij twijfelen geen ogenblik aan Uw
integriteit en aan Uw loyaliteit jegens het Joodse volk. Bij deze plechtige
verzekering komt God ook even om de hoek kijken. Meester, zeggen ze, Uw
onderricht over de weg van God geschiedt in ook alle oprechtheid. Dus als de
leerlingen der Farizeeën Jezus horen spreken, is het hun alsof God Zijn weg met
Israël door de geschiedenis heen persoonlijk openbaart in alle oprechtheid en
zonder iets achter te houden.
Zo is het wel genoeg, zou ik denken, maar nee!
Er volgt nog zo’n dubbele spreuk. Een parallellisme heet dat in de
Hebreeuwse literatuur.
U laat zich aan niemand iets gelegen liggen en U kijkt niemand naar de ogen.
Hoor ik in deze dubbele lof iets meeklinken als: niemand, zelfs de hogepriester
niet, ja zelfs de keizer niet…
U spreekt zo heerlijk onbekommerd vrijuit!
Recht zo die gaat!
En dan komt de strikvraag….
Is het geoorloofd het hoofdgeld te betalen dat de keizer van iedere volwassen
Jood en Jodin opeist?
Hoewel in deze vraag de naam van God niet valt, is het toch de bedoeling
Jezus openlijk te laten verklaren, dat de betaling van het hoofdgeld tegen Gods
wil ingaat, of nu juist door God geboden wordt.
Het is U vast wel duidelijk, dat het volk wil horen, dat God niets wil weten van
de betaling van hoofdgeld aan de keizer. Het had bewondering voor de Zeloten,
die zich daar tegen verzetten…
Juist die door de Romeinen opgelegde verplichting bracht telkens in
herinnering dat de keizer alle macht over hen had, en dat Gods Heilige Land nu
aan de Romeinen toebehoorde.
Een vorst had macht over leven en dood in het gebied waar men geld accepteerde
dat zijn beeltenis droeg.
Als Jezus onbekommerd vrijuit had kunnen spreken, zou Hij hebben moeten zeggen,
dat het voor het Joodse volk volstrekt ongeoorloofd zou zijn hoofdgeld te
betalen.
Dat zou immers betekenen, dat in plaats van aan God alle eer aan de keizer
gebracht werd. U weet, denk ik wel, dat in het hele gebied van het Midden-Oosten
de vorsten goddelijke eer genoten. Door hoofdgeld te betalen viel een lid van
het Joodse volk daarmee dus van zijn geloof af.
Hij verbrak het verbond, dat zijn God met het volk gesloten had op de berg Sinaï.
Jezus kon dus in geen geval zeggen: Betaal maar. Als Hij dat had gedaan,
zouden allen zich direct met afschuw van Hem afgewend hebben
Maar het tegenovergestelde standpunt kon Hij evenmin innemen: Betaal niet!
Als Jezus dat zou zeggen, zou het hele volk Hem bijvallen, maar Hij zou
onmiddellijk door de Romeinen als terrorist vastgezet en geëxecuteerd zijn.
Kortom: welk antwoord Jezus ook zou geven, het zou steeds het einde van Zijn
optreden inluiden. De bedenkers van deze vraag waren dus zeer intelligente
mensen, of beter gezegd: het waren zeer intelligente onmensen, en ze deden wat
ze van God nu juist nooit hadden mogen doen.
Ik las het U voor uit Genesis: God zal iedereen, die een ander naar het leven
staat, ter verantwoording roepen. En reken maar, dat de Farizeeën die tekst
terdege kenden.
Jezus loopt echter niet in de val. Het ziet er naar uit, dat Jezus zelf de voor
het hoofdgeld benodigde geldsoort niet eens in bezit had. De denarius is een
zilveren munt, die niet groter is dan ons zilveren dubbeltje van vroeger.
Daarnaast waren er koperen munten in omloop van geringere waarde. Die
onderscheidden zich van de denarius doordat bij dit kopergeld de beeltenis van
de keizer ontbrak evenals het opschrift met zijn goddelijke titel. Met het
kopergeld ontzagen de Romeinen de Joden, maar niet met het zilveren hoofdgeld.
Volgens de ideeën van die tijd behoorde het muntstuk toe aan degene wiens
beeltenis het droeg. Daaruit kenden de Joden dus hun nationale ellende. Wie
betaalde onderwierp zich aan de keizer en verloochende zijn God.
In Zijn antwoord aan de tegenstanders maakt Jezus gebruik van die gedachte.
Hij zegt niet precies wat de vertalers ervan gemaakt hebben. We moeten, met
Hem, een woordje aan de Nederlandse tekst toevoegen, een woord dat de pointe
bevat, maar dat U jammer genoeg in niet een van de klassieke vertalingen
terugvindt. Als ik U vraag wat Jezus gezegd heeft, antwoordt U automatisch: Geef
de keizer wat van de keizer is. (of nog automatischer: wat des keizers is!) Maar
Jezus zei nu juist net nog iets meer.
Hij zei: geef aan de keizer terug wat van de keizer is. Dat geld is niet
van u.
U behoort het niet op zak te hebben. Geef het zo snel mogelijk terug aan de
afgod aan wie het behoort. Geef het terug aan de mens die zich voor God
uitgeeft, omdat hij er zich op beroemt over leven en dood te beschikken. Maar
God zal hem en ook U ter verantwoording roepen.
In het Evangelie naar Johannes
horen we soortgelijke klanken als Jezus voor Pilatus staat.
Spreekt U niet tot mij?, zegt de procurator verontwaardigd. Weet U
niet dat ik U zomaar kan loslaten of kruisigen?
Tot nu toe hebben we nog niets anders gezien dan vleierij, boosaardigheid en
regelrechte misdaad. Jezus weet er raad mee. Hij weert de aanval op Zijn persoon
zonder veel moeite af, al zal Hij de gang naar het kruis op Golgotha wel
degelijk maken. Maar als U zich misschien wat ontevreden afvraagt of U
ook nog een blijde boodschap mag horen vanmorgen, dan is het moment
daarvoor nu aangebroken.
3. Ik denk, dat U zich met de verbazing van Jezus´ toehoorders wel kunt
verenigen. Misschien bent U zelfs niet alleen maar verbaasd over de manier
waarop Hij zich redde uit de netelige situatie. Verwondering slaat
gemakkelijk om in bewondering, als de spreker ons sympathiek is. De
evangelist laat door zijn woordkeus echter duidelijk
merken, dat Jezus in die kring en op dat ogenblik nauwelijks vrienden
had. De omstanders lieten Hem staan waar Hij stond. De voorstelling was
afgelopen en ze gingen weg.
Nu hoop ik maar dat U hun voorbeeld niet volgt, want dan mist U ten enenmale de
blijde boodschap, die Jezus verkondigt. Hij is gekomen om hun het Evangelie te
brengen, dat Hij kan redden uit de situaties die menselijk gesproken
uitzichtloos zijn.
Zijn tegenstanders kunnen niet van Hem winnen.
Maar Hij reikt hun een hand van verzoening nadat ze verloren hebben. Hij doet
dat in de enkele woorden, die Hij toevoegt aan Zijn opmerking dat aan de keizer
de munt, die hun feitelijke onderwerping aan de Romeinse macht symboliseert,
moet worden teruggegeven.
Hun strikvraag om Hem monddood te maken en tenslotte van het leven te beroven,
is ontkracht door hun eigen inconsequentie. Ze verafschuwen de keizer, maar
hebben Zijn beeltenis bij zich, zoals ik de foto´s van mijn kinderen en
kleinkinderen in mijn portemonnee meedraag.
Als de denarius van het hoofdgeld te voorschijn komt is het spel uit. Gelukkig
maar, want het hele verhaal druipt van vleierij en leugenachtigheid, van
nauwelijks verborgen haat en nijd.
Gaandeweg raakte ik daar zo gedeprimeerd van, dat ik deze preek in elk geval
begonnen ben met de herinnering aan de bergrede als tegengif, en het gewaagd heb
het bijbehorende lied van de vrede van het meer van Tiberias te zingen als
contrapunt van de Romeinse vrede van keizer Tiberius, de opvolger van keizer
Augustus.
Maar ook in het vanmorgen voorgelezen schriftgedeelte ontbreekt het evangelie
niet. Alleen, zij die aan het einde wegliepen, hebben vermoedelijk Jezus´
laatste woord niet tot zich laten doordringen. Wat Hij nog toevoegde toen het
spel uit was, neemt maar enkele woorden in beslag: Geef aan God wat van God is.
De denarius draagt het beeld van de keizer aan wie hij toebehoort. Maar de mens
draagt het beeld van de liefdevolle God aan wie hij toebehoort.
God heeft de mens geschapen met alle mogelijkheden om menselijkheid te
betrachten en onmenselijkheid te vermijden. Het is Jezus’ laatste woord in dit
debat.
Dat is kort voor de kruisiging een dringend appèl op mensen die Hem even
tevoren in een dodelijke val hadden willen lokken, en nu verdwijnen,
vermoedelijk om later opnieuw te pogen Jezus uit te schakelen.
Meer dan verbazing of bewondering is hier een “Ere zij
God” op zijn plaats. Want zelfs de dood is niet bij machte
gebleken om aan de beweging van menslievendheid, die door Jezus in gang is
gezet, een einde te maken. De onverschilligen, die na het debat van de
Herodianen en de leerlingen van de Farizeeën wegliepen en Jezus met Zijn evangelie alleen lieten, zijn in de nacht
der tijden verdwenen, maar wat uit God is en zich tot God wendt, is
onverwoestbaar. Paulus´ brieven zijn vol van blijde getuigen van Gods liefde in
Christus Jezus, zoals we ook vanmorgen konden horen.
Laat u dan niet vergeefs aansporen! Laat Jezus niet alleen staan!
Geef nu zelf aan God de plaats in uw leven die Hem toekomt.
Om Jezus´ wil. Zijn Geest zal met U zijn.
En Zijn vrede is Uw deel.
Amen.
Orgelspel
Antwoordlied :gezang 478:7 Prijst des Heren machtig woord!
Dienst van Gebeden en Gaven
Inzameling van de gaven
Dankgebed over de gaven
Heer, wij openen onze beurs omdat wij van harte willen bijdragen aan de
voortgang van het menslievende werk dat U met de wereld en met ons in Jezus
begon.
Wil daarom onze gaven aanvaarden en zegenen.
Amen.
Geloofsbelijdenis gezang 407:4 Ere zij God in 's hemels troon, de Vader
van al 't goede...
Dankgebeden en voorbeden.
Heer,
in deze dagen, waarin ons aller bestaan, misschien meer dan wij beseffen, aan
grote gevaren bloot staat, danken wij U, dat onze overheden hun
verantwoordelijkheid niet hebben willen ontlopen Of de uitkomst van hun
maatregelen goed of slecht zal zijn weet nu nog niemand, maar zij hebben in elk
geval getracht ons vertrouwen te geven.
Wij bidden U ons vertrouwen te bevorderen, want wij steunen op Uw
beloften, dat onze toekomst in Uw handen ligt: zo bidden wij:
Heer
onze God, wij bidden U: verhoor ons!
Heer,
wil onze kerken bijbrengen om voortdurend attent te zijn, en regeringen
overal attent te maken op de mensenrechten.
Spoor onze kerken aan om telkens weer op te komen voor slachtoffers van oorlog
en van hongersnood; voor hen die in hun lichamelijke integriteit of in hun
vrijheid van meningsuiting belaagd worden.
Maak ons vaardig om ons gezamenlijk in te zetten voor hulp aan scholen of op
medisch gebied, en leer ons vooral om in te zien dat overal ter wereld mensen
wonen, die naar Uw beeld geschapen zijn… Zo bidden wij…
Heer
onze God, wij bidden U: verhoor ons!
Stil
gebed
Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan U behoort het koningschap,
de macht en de majesteit, tot in eeuwigheid,
Amen.
Gemeente staat op
Slotlied gezang 479: 1 en 4 Aan U behoort, o Heer der heren, de aarde met haar
wel en wee... = Lied 978
Uitzending en Zegen
Dat
onze tong woorden van liefde zal spreken,
dat onze handen daden van warmte
uitstralen,
dat onze ogen schitteren van licht,
dat onze oren gespitst zijn op signalen
van gerechtigheid
dat onze voeten zullen gaan op de weg
van de vrede.
Daartoe zegene ons de de God
van de schepping,
de vader van onze Heer Jezus:
De Heer zegene u en Hij behoede u,
De Heer doe Zijn Aangezicht over u lichten en zij u genadig,
De Heer verheffe Zijn Aangezicht over u en geve u vrede.
Amen