Zondag
20 na Trinitatis 25-10-2009 Lutherse kerk te
Nijmegen. Organist: Jos Mineurs.
In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Maar wij hebben sinds de vorige maal dat wij hier waren
weer veel verkeerd gedaan. Dat berouwt ons. Daarom zeggen we:
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven
Wees gerust: de apostel Johannes zegt:
Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat
ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!
Onze Evangelie-lezing staat vandaag in het teken van de genezing van de blinde
Bartimeüs in Jericho. Daar past onze introïtuspsalm bij.
Die is deze 20ste
zondag na Trinitatis: psalm 119: 7 en 12
Laat ons de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
en laat ons Zijn naam prijzen,
want aan Zijn barmhartigheid is geen einde!
epistel Ephese 5: 14b-17
Een woord van Paulus om ons aan te moedigen.
14 ‘Ontwaak uit uw slaap,
sta op uit de dood,
en Christus zal over u stralen.’
15 Let dus goed op welke weg u bewandelt, gedraag u niet als dwazen maar als
verstandige mensen.
16 Gebruik uw dagen goed, want we leven in een slechte tijd.
17 Wees niet onverstandig, maar probeer te begrijpen wat de Heer wil.
Psalmwoord: Ik wil mij buigen naar Uw heilige tempel, Uw Naam loven om Uw liefde
en trouw. HALLELUJA!
(Psalm 138:2)
Credo:
Wij geloven in God, schepper van hemel en aarde,
van meer
dan we kunnen bedenken,
van alles wat is.
Wij geloven dat God van ons houdt,
zoals een Vader en een Moeder,
voor ons wil zorgen, ons beschermt.
Wij geloven dat God mens werd:
Jezus, om ons lot te delen,
om op Zich te nemen
onze zonden, al ons leed.
Om dwars door dood en hel heen
ons thuis te halen in de hemel,
eens... op Zijn tijd.
Wij geloven dat Gods Geest
tot ons spreekt in brood en wijn,
in woord en lied,
in de stilte van ons hart,
om ons op de weg te zetten
naar God en naar de ander,
om zo
beeld van God te zijn.
Wij geloven dat mensen-op-weg-naar-God
bij elkaar horen, als de vingers van een
hand,
als de leden van een lichaam,
ongeacht rang of stand, kerk of land.
Wij geloven dat doop en vergeving,
genade en goedheid
ons in eeuwigheid zullen doen leven,
met elkaar en met God.
Amen.
Preek
Marcus 10:51. Rabbouni, dat ik weer
(op) kan zien!
GENADE ZIJ U EN VREDE
VAN GOD ONZE VADER EN
VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER.
Lieve mensen,
De allernieuwste bijbelvertaling ligt hier nu al geruime tijd op de kansel en op
de avondmaalstafel, net als in andere gemeenten van de PKN.
En iedere keer als zij mij onder ogen komt, bedenk ik weer, dat zij daar ligt op
proef.
Het is de bedoeling, dat wij haar aandachtig lezen en beluisteren. En ook dat
wij naar vermogen haar voorzien van de kanttekeningen die ons bij dit gebeuren
voor de geest komen.
Voordat wij de nieuwste vertaling dus met ons allen definitief aanvaarden, rust
op ons de plicht deze op zichzelf grootse prestatie nauwgezet critisch te
bezien.
Degenen, die daartoe het eerst geroepen zijn, vindt u uiteraard onder de
predikanten, want die kennen zowel het Grieks, dat de grondtaal is van het
nieuwe testament, als het Hebreeuws, dat de oorspronkelijke taal is van het Oude
Testament. Maar ook uw opmerkingen zijn natuurlijk van belang en dus welkom.
Deze critische beschouwing zie ik dus ook vandaag weer als mijn eerste taak.
1a) Volgens de tekst, die we vanmorgen onder de loupe nemen, staat er dat het de
vurige wens van Bartimeüs de bedelaar geweest is, dat hij weer zou zien.
De vertalers hebben echter één woord onvertaald gelaten, en dat is de titel
waarmee hij Jezus aanspreekt.
Volgens hen riep Bartimeüs: Rabbouni, en dat zal wel zo geweest zijn,
denk ik, maar wat betékent dat woord?
Mattheüs en Lucas hebben beiden de hier vermelde gebeurtenis eveneens
opgetekend, en zij vertalen ‘Rabbouni’ met: ‘Heer’. Ik houd het voor
waarschijnlijk, dat de blinde Bartimeüs inderdaad heeft bedoeld met het woord Rabbouni
Jezus als Heer van de werekd
aan te spreken.
Dat past goed bij de titel Zoon van David. En het aardige is dan, dat in de
lutherse liturgie dat gebed van hem is opgenomen, zodat wij na zoveel eeuwen nog
precies hetzelfde zeggen als deze blinde: Heer, erbarm U, of een beetje
moderner: Heer, ontferm U. U kent wellicht geen Grieks, maar de woorden
‘Kyrie, eleison’ klinken U vermoedelijk toch niet vreemd in de oren. En dat
is dus precies wat hij gezegd heeft.
Dat zo’n zinnetje de eeuwen doorstaat, geeft me een aangenaam gevoel van
verbondenheid.
Elke Lutheraan, die ook maar iets
van Luther weet, zal zich tevens herinneren, dat naar verluidt Luthers laatste
woorden geweest zijn: wij zijn bedelaars. Dat is waar.
Net als Luther wist Bartimeüs dat al ons heil van God komt, en van Hem alleen.
Zeker nu de gedenkdag van de Reformatie nadert, is het goed om met Luther te
beseffen, dat niet onze goede werken maken, dat God ons
lief heeft, maar dat wij tegenover God staan als bedelaars. Wij verdienen Gods
liefde niet. Zij wordt ons zomaar gegeven. Luther heeft het goed aangevoeld.
1b) Maar bij het vervolg van wat de bedelaar tot Jezus zei heb ik
bedenkingen. Althans: zoals het hier staat. ‘Dat ik weer mag zien!’ Het
lijkt er in die vertaling op dat hij voor zichzelf bad om herstel van zijn
gezichtsvermogen. Dat wil dan zeggen, dat Jezus op Zijn vriendelijke vraag:
“Wat kan ik voor je doen?” een antwoord kreeg, dat naar mijn idee te
triviaal, te onbenullig was.
En ook niet paste bij dat speciale ogenblik.
Op dat laatste kom ik nog terug.
Ik kan me slecht voorstellen, dat Jezus enthousiast reageert op een verzoek, dat
zo louter en alleen op het eigen welbevinden van de betrokkene gericht is.
De bedoeling van het leesrooster, dat aan ons dominees wordt aangeraden, is dat
de gemeente aan het eind van een periode een indruk heeft van de samenhang van
de verschillende gedeelten, die behandeld zijn.
Of in deze gemeente dat alles volgens dit plan verlopen is, vermag ik als
gastpredikant niet te beoordelen.
Dat gaat mij ook niet aan. Maar ik neem aan, dat U toch ooit wel eens gehoord
heeft, dat Jezus even eerder in hetzelfde hoofdstuk een zelfde vriendelijke
vraag al eens gesteld heeft aan de zonen van Zebedeüs, Jacobus en Johannes.
Zij hebben een verzoek, maar ze draaien er om heen. ’t Is geen zuivere koffie!
Het klinkt als: U moet het ons eerst beloven,
en dan vertellen we U waar het ons om gaat.
Alsof je kleine kinderen hoort praten!
We begrijpen dat ze iets gaan vragen, wat ze bijzonder belangrijk vinden, maar
nauwelijks durven zeggen. En zo is het ook. Ze willen namelijk de ereplaatsen
links en rechts van Jezus, als Hij in Zijn Glorie gekomen is, als het Koninkrijk
der Hemelen een volledige overwinning op alle politieke machthebbers van dat
ogenblik behaald zou hebben. De andere apostelen zijn woedend over deze slinkse
manoeuvre, en Jezus zelf zegt, dat zo’n gedachte tegen alles ingaat wat Hij
hun geleerd heeft. En bovendien zegt Hij, dat Hij die plaatsen niet te
vergeven heeft.
Hun blik is te veel op het aardse gericht.
Dat is dus precies wat mij doet vermoeden, dat de blik van de blinde niet op het
aardse gevestigd is. De blinde vraagt als je het goed leest, dat hij omhoog
mag kijken. Dat hij mag aanschouwen wat God aan grote daden met Zijn Messias
voorheeft. In het belang van de hele geschapen wereld, in het belang van het
Godsvolk, maar ook in het belang van de mensheid als zodanig.
Daarin wil hij inzicht krijgen.
Daaraan wil hij deel hebben. Hij wil niet langer werkeloos zijn en als een
nutteloze randfiguur langs de weg zitten. Dat merkt Jezus op. Om dat diepe
vertrouwen dat God alle mensen zo maar liefheeft, om zijn geloof in Gods
goedheid, ontvangt Bartimeüs een enthousiast antwoord op zijn bede.
Zijn bede moet ook het stramien van onze gebeden zijn:
Heer geef ons inzicht in
Uw plannen en bedoelingen. En geef aan ons leven uitzicht op een toekomst
waarin Uw heerschappij onze werkelijkheid steeds meer doortrekt. Heer, geef ons
van Uw Heilige Geest, opdat die op aarde oppermachtig moge heersen.
Heer, richt onze blik op dat wat ver boven ons uitgaat. Geef ons dat wij
opkijken naar U. Moge dat wat bij U vandaan komt onze gedachten beheersen. Dan
zullen wij U volgen op Uw weg naar Jeruzalem, net als Bartimeüs de blinde
bedelaar.
Bartimeüs bidt om de Heilige Geest. En het gebed om de Heilige Geest is het
gebed dat altijd verhoord wordt. Ook dat staat in de bijbel.
2. zo even beloofde ik u terug te zullen komen op het speciale karakter
van Jezus’ doortocht door de stad Jericho. Die belofte ga ik nu inlossen.
U hebt vast wel eens gehoord, dat
elke Jood verplicht was drie maal per jaar bij zijn God, de God van het verbond,
zijn opwachting te maken. Bij de drie grote feesten zag God graag zoveel
mogelijk van Zijn bondgenoten om Zich heen. Aan het begin van het 10de
hoofdstuk waarvan wij nu het slot behandelen, staat te lezen hoe Jezus Zijn
woonplaats Capernaüm verlaat. Hij gaat op reis naar Jeruzalem en volgt met Zijn
12 discipelen en natuurlijk nog andere pelgrims de route door het land aan de
overzijde van de Jordaan. In onze tijd ligt dat gebied in Jordanië. Zo te zien
is dit optrekken naar Jeruzalem niets anders dan gehoorzaamheid aan het bevel om
het aanstaande Paasfeest in de hoofdstad te vieren. Marcus verhaalt ons echter,
dat Jezus bij deze gelegenheid drie maal Zijn 12 discipelen samenroept om hun
over Zijn levenseinde te spreken. Hij zegt hun met zoveel woorden, dat deze reis
Zijn laatste zal zijn, en voorspelt hun, dat Hij in Jeruzalem gekruisigd zal
worden. Ze mogen dat niet verder vertellen. Daar hebben ze zich vermoedelijk ook
strict aan gehouden vooral omdat ze van Jezus’ woorden niet alles begrepen. Ze
hoorden wat ze wilden horen: Jezus zou binnenkort de hoofdstad als Messias
betreden…
De profetie, dat aan de dynastie van David een eeuwige heerschappij verbonden
was zou bewaarheid worden. De Zoon van David zou als Messias, de Vredevorst
worden, die de meest beroemde zoon van David, Salomo, al had aangekondigd in de
naam die hij droeg. Shelomo, zijn Hebreeuwse naam, doet dadelijk
denken aan Shalom, dat immers vrede betekent. Zo zullen ze gedacht hebben, want
dat wilden ze graag horen, maar dat Jezus van veel lijden sprak en zelfs van
kruisiging: daaraan hoorden ze voorbij, want een lijdende Messias, laat staan
een gekruisigde, behoorde nu eenmaal niet tot de gangbare verwachtingen.
Jezus’ openbare prediking van de komende koningsheerschappij van God en de
wonderen, die Hij gedaan had ter bevestiging van de waarheid van Zijn woorden,
hadden Hem uiteraard veel bekendheid opgeleverd.
We mogen daarom wel veronderstellen, dat de verwachtingen in dit derde jaar van
Zijn optreden hooggespannen waren, ook bij anderen dan Zijn volgelingen.
Zo komt de karavaan dan bij de plaats waar ze Jordanië verlaten. Ze steken de
rivier de Jordaan over ter hoogte van Jericho.
De naam van die stad, die in onze lezing van vanmorgen ook met nadruk twee keer
vermeld wordt, zodat je er onmogelijk overheen kunt lezen, roept bij iedere
Jood, die de geschiedenis van zijn volk kent, de levendigste herinneringen op.
Het was immers hier, dat het Godsvolk voor het eerst voet zette in Kanaän. Het
is onmogelijk om binnen het kader van een kerkdienst voor te lezen, wat het boek
Jozua allemaal over het begin van de vestiging der Joden in het Heilige Land te
vertellen heeft. Met liefde had ik U de eerste zes hoofdstukken van dat boek
voorgedragen. Leest U ze zelf thuis maar eens.
Ze zitten barstensvol toespelingen.
Wist u dat Jozua en Jezus in het Hebreeuws precies dezelfde namen zijn?
Wist u dat Jozua 12 vertegenwoordigers had aangewezen, voor elke stam één, die
het Heilig Land betrad… Één man
dus als symbool voor elke stam.
Ook Jezus betreedt het Heilige Land, vergezeld van 12 apostelen.
Zij vertegenwoordigen dus een nieuw Godsvolk…
Wist U dat bij Jericho het eerste Paasfeest in het toekomstige Heilige Land
gevierd is en dat God beloofde in dat land een vrederijk te stichten?
Misschien wist U het allemaal niet, maar het boek Jozua kan U erover inlichten.
En als U zich de situatie een beetje indenkt, begrijpt U de schok, die door de
menigte gaat als juist een blinde zich niet het zwijgen laat opleggen wanneer
Jezus voorbij komt.
Hij roept immers luid en duidelijk uit wie Jezus is. Hij openbaart wat iedereen
hoopt en verwacht, dat in Jezus de stichter van het beloofde vrederijk gekomen
is om in Jeruzalem de kroon op het werk van Mozes, te gaan zetten. Mozes
geleidde het volk uit Egypte, tot aan de Jordaan, U weet dat wel. Bartimeüs
openbaart dat Jezus de Messias is, die van alle kwaad bevrijden zal en die het
vrederijk komt brengen, waar het volk sinds Jozua verlangend naar uitziet.
En kijk, dat heeft Bartimeüs in al zijn duistere uren nu toch goed gezien. En
Jezus verbiedt hem volstrekt niet dat luidkeels uit te brengen. Integendeel, de
absoluut nutteloos geachte Bartimeüs wordt Zijn heraut en mag nu ook lijfelijk
aanschouwen waar hij naar verlangt.
In Jeruzalem zal Jezus, de Messias, God en mensen verzoenen. Daar zal de Heilige
Geest van mededogen en ontferming over het nieuwe Godsvolk uitgestort worden.
Daar in Jeruzalem legt God de grondslag voor de toekomst van Zijn wereld, die
een rijk van vrede zal worden.
Een groots visioen! En wonderlijk genoeg: het gaat niet buiten ons om!
Bartimeüs laat zien, dat wie bij het bidden het oog gericht houdt op God niet
werkeloos bij de weg wordt achtergelaten, maar nog meer ontvangt dan waarom hij
of zij gevraagd heeft.
Hij vroeg volgens de vertaling:
Rabbouni, mag ik weer zien? Maar hij vroeg volgens de evangelist om óp te mogen
zien.
Hij ontving van Jezus inzicht in hetgeen uit Gods nabijheid op aarde tot ons
komt en hij mocht er bij zijn, het méé beleven. Hij zag Gods glorie.
Zoals wij dat mogen, wanneer we met het nieuwe Godsvolk aan tafel mogen zitten,
hier en nu al in Gods koninkrijk.
Bartimeüs kreeg meer dan dat waarom hij gebeden had. Zo krijgen ook wij, als
kinderen aan de tafel van onze Hemelse Vader, méér dan wij konden bedenken,
meer dan we konden vragen.
Heer, leer ons zo te bidden als Bartimeüs.
Amen.
Muziek
Gods liefde is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
wij kunnen daarin delen:
dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
geld en geduld,
nu kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin,
in de collecte!
Daarbij zingen we: Gezang 168: 1 t/m 6
collecte
Gebed over de gaven:
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bijelkaar hebben gebracht,
zodat het is tot eer van Uw Naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt,
door Jezus Christus, onze Heer. Amen
Gezang 168: 1 t/m 6 O Jezus Christus, licht ze bij die leven aan Uw licht
voorbij
Dan zullen zij, niet meer vervreemd...
allen tezamen danken U.
Laten we danken en bidden:
Goede God, wij danken U, dat U ons de ogen wilt openen voor U en voor elkaar.
Open ons ook de harten, zodat we met Uw liefdevolle ogen leren kijken naar heel
deze wereld die U geschapen hebt, naar onszelf en naar de ander…
Heer geef ons inzicht in Uw plannen
en bedoelingen. En geef aan ons leven uitzicht op een toekomst waarin Uw
heerschappij onze werkelijkheid steeds meer doortrekt. Heer, geef ons van Uw
Heilige Geest, opdat die op aarde oppermachtig moge heersen.
Heer, richt onze blik op dat wat ver boven ons uitgaat. Geef ons dat wij
opkijken naar U. Moge dat wat bij U vandaan komt onze gedachten beheersen. Dan
zullen wij U volgen op Uw weg naar Jeruzalem, net als Bartimeüs de blinde
bedelaar.
Amen.
Dankzegging:
U hebt recht op onze dank,
Heer onze God,
vandaag en iedere dag van ons leven,
om Jezus, onze Heer.
Want U hebt een land beloofd
van vrede voor mensen
van goede wil.
En Jezus, Uw Zoon,
de eerste mens van die toekomst,
heeft daar ‘ja’ op gezegd voor ons allen.
Daarom, goede God,
willen we van harte meezingen
met de lofzang van allen
die rond Uw troon Uw liefde bezingen:
Wij zegenen U, God onze Vader,
en Jezus, die is gekomen in Uw Naam.
Want mét Hem kwam Uw koninkrijk in ons midden.
Hij was wat U van ons verwachtte,
Hij maakte Uw woorden van liefde waar
op deze aarde.
Hij bracht wonderen van liefde en hoop.
Wij bidden U om Uw Heilige Geest
die Hem de kracht gaf om te doen wat moest gebeuren.
Zodat wij de kracht hebben om Hem te volgen.
Want Hij heeft
in de nacht waarin Hij verraden werd
het brood genomen,
Hij heeft U er voor gedankt,
Hij heeft het gebroken en gedeeld
met Zijn leerlingen.
Tot hen en tot ons zegt Hij:
Neemt en eet,
hier is Mijn lichaam,
gegeven voor jullie,
en gedenk Mij daarbij.
Ook nam Hij de beker
en dankte U voor de bevrijding.
Hij gaf de beker rond en zei:
Drink er allemaal van.
Deze beker is het Nieuwe Verbond
in Mijn bloed.
Het wordt vergoten voor jullie
en heel veel anderen
om zonden te vergeven.
Gedenk Mij dan:
telkens als je er van drinkt.
Wij zijn hier bijeen om Hem te
gedenken.
Zo komen we bij U, God,
met dit brood en met deze beker,
laat het offer van Uw Zoon
niet voor niets zijn gebracht.
Wij zijn hier bijeen om Zijn lof te zingen;