zondag rorate coeli 19 dec 2004  te Zeist

Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

onze hulp is in de naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft


Heer, wij hebben als schapen gedwaald,
en wij zijn ieder onze eigen weg gegaan..

Wij konden of wilden de Weg die de Waarheid is,
en het leven, niet volgen.....

Toch smeken wij u:
leid ons weer op het rechte pad
vergeef ons en blijf ons bij,
om Jezus Christus, onze Heer. Amen

De Almachtige God schenke ons Zijn genade
Amen

Zo lief had God deze wereld, dat  Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt,
en eeuwig leven hebben mag!

v. Hemel, laat gerechtigheid neerregenen. Laat haar neerstromen uit de wolken, en laat de aarde zich openen en ook het recht doen ontspruiten. (Jes. 48:8a)

V. De hemel verhaalt van Gods majesteit,
het uitspansel roemt het werk van Zijn handen,
de dag zegt het voort aan de dag die komt,
de nacht vertelt het door aan de volgenden nacht.
(In de hemel) heeft Hij een tent opgeslagen voor de zon: een jonge bruidegom die het bruidsbed verlaat,
een held die vrolijk voortrent op zijn weg. (Ps 19: 2,3,5b,6)
v. Hemel, laat gerechtigheid neerregenen. Laat haar neerstromen uit de wolken, en laat de aarde zich openen en ook het recht doen ontspruiten. (Jes. 48:8a)

Laat ons de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
en laat ons Zijn naam prijzen, want aan Zijn barmhartigheid is geen einde

Wij zingen uit de nieuwe Zeister bundel het lied op blz 5, de verzen 5, 6, 7 en 8  Licht in onze ogen, redder uit de nacht = Lied 463


zondagsgebed
Wek op Uw macht , o Heer, en kom.
Sta met Uw grote kracht ons bij,
opdat wat door onze ongerechtigheid wordt vertraagd,
door de hulp van Uw genade Uw milde ontferming zal versnellen.
Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

lezing Oude Testament   Jesaja 7: 10-17 . NBV

Achaz is de koning van Juda, tot wie Jesaja het woord richtte, toen hij bedreigd werd door zijn buren in het Noorden, de koningen van Efraïm en Syrië.

10  De HEER liet verder tegen Achaz zeggen:
‘Vraag om een teken van de HEER, uw God, hetzij uit de diepte van het dodenrijk hetzij uit de hoge hemel.
Maar Achaz antwoordde: ‘Nee, ik zal geen teken vragen, ik zal de HEER niet op de proef stellen.’
13  Toen antwoordde Jesaja: ‘Luister, huis van David. Is het niet genoeg de mensen te tergen? Moet u nu ook mijn God tergen?
14  Daarom zal de Heer zelf u een teken geven: de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuël noemen.
15  Boter en honing zal hij eten, totdat hij in staat is om het kwade te verwerpen en het goede te kiezen.
Want voordat de jongen in staat is om het kwade te ver-werpen en het goede te kiezen, zal het land van de beide koningen die u zoveel angst inboezemen, ontvolkt zijn.
En voor u, uw volk en uw koningshuis zal de HEER een tijd laten aanbreken zoals men niet meer heeft meegemaakt sinds Efraïm zich van Juda afscheidde: de heerschappij van Assyrië.’

Wij zingen . psalm 24: 1, 2 en 3 .



epistel . Romeinen 1: 1 - 7 .
1  Van Paulus, dienaar van Christus Jezus, geroepen tot apostel en uitgekozen om het evangelie van God te verkondigen,
2  dat al bij monde van zijn profeten in de heilige geschriften is beloofd:
3  het evangelie over zijn Zoon, een mens voortgekomen uit het nageslacht van David,
4  aangewezen als Zoon van God en door de heilige Geest bekleed met macht toen hij, Jezus Christus, onze Heer, opstond uit de dood.
5  Hij heeft mij de genade geschonken apostel te zijn, opdat ik omwille van hem aan alle volken gehoorzaamheid en geloof zou verkondigen–
6  ook aan u, die geroepen bent door Jezus Christus.
7  Aan allen in Rome, geliefden van God, geroepen om zijn heiligen te zijn. Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.

Gezang  128: 2, 5 en 6 .
= Lied 437 
 


Het heilig Evangelie staat geschreven bij:  Mattheus 1: 18 - 25
Een bekend verhaal, maar misschien horen we iets onverwachts…
18    De afkomst van Jezus Christus was als volgt.
Toen zijn moeder Maria al was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog niet bij hem woonde, bleek ze zwanger te zijn door de heilige Geest.
19  Haar man Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen en dacht erover haar in het geheim te verstoten.
20  Toen hij dit overwoog, verscheen hem in een droom een engel van de Heer. De engel zei: ‘Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest.
21  Ze zal een zoon baren. Geef hem de naam Jezus, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.’
22  Dit alles is gebeurd opdat in vervulling zou gaan wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd:
23  ‘De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren, en men zal hem de naam Immanuël geven, ‘wat in onze taal betekent ‘God met ons’.
24  Jozef werd wakker en deed wat de engel van de Heer hem had opgedragen: hij nam haar bij zich als zijn vrouw,
25  maar hij had geen gemeenschap met haar voordat ze haar zoon gebaard had. En hij gaf hem de naam Jezus.

Zalig die het woord van God horen en er gehoor aan geven!

Wij zingen uit Uw Zeister bundel het lied op blz. 10 alle verzen.


Zend ons een engel ieder uur dat ons ontvoert van U vandaan,
wanneer wij voor de blinde muur van Uw geheime plannen staan.

Zend ons een engel met Uw licht in onze slaap, de metgezel
die troost brengt met het vergezicht van God met ons, Emmanuel.

Zend ons in hem de zekerheid dat U ons zelf bezoeken zult
en bij ons wonen in Uw tijd, en leer ons wachten met geduld.

Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER.

Lieve mensen,
kinderen van God,
en toch… vaak zo ver van God weg…

Nu wij hier op de weg naar het kerstfeest stil staan bij de vraag Wie Hij nu toch was, Hij, op wie zoveel eeuwen op gewacht hebben, Hij die komen zou… waar nog steeds zoveel mensen op wachten, die niet durven of willen geloven dat Hij het is… nu mogen we ons afvragen wat de teksten, die ons vanmorgen zijn aangereikt van Godswege, ons te vertellen hebben.
Zoals ik al aanduidde bij de lezing van het Evangelie, staat er voor de goede verstaander vaak veel meer dan wij er op het eerste gehoor uit halen.
We moeten niet vergeten dat de oorspronkelijke toehoorders een heleboel bagage hadden die wij niet zo goed kennen of kunnen weten.
Vergelijk het maar met een cabaretier die van alles uitkraamt waar wij om schateren, maar waar iemand, die wel het Nederlands goed machtig is, maar geen Nederlander is, of de laatste jaren niet in Nederland gewoond heeft, niets aan vindt. Al die woorden en zinnen, die rijmen op woorden en zinnen die ons aller eigendom zijn, zoals liedjes, of reclameteksten, die iedereen kent, hangen voor een minder ingevoerde luisteraar in de lucht en slaan nergens op voor haar of zijn gevoel. En zo mis je ook vaak een heleboel, wanneer je naar een dergelijk programma op een buitenlandse zender kijkt. U kent dat wel.
Nu wil ik niet zeggen dat ik het wel weet, waar het allemaal om gaat in onze lezingen, maar alleen al het beroep op Jesaja dat deinleiding van het Mattheus evangelie doet, maakt ons attent op andere lagen en andere bedoelingen dat wat ons oor zo op het eerste gehoor mee krijgt.
Laten we daarom nog maar eens wat kijken naar juist die tekst, waarmee we begonnen: Jesaja 7.
Een veel gelezen hoofdstuk, omdat daar de bekende Immanuel-tekst in staat.
Wat is de situatie van dat moment?
Het heilige land, en het volk van God zijn verdeeld, er is de stam Juda, die het Zuidrijk overheerst, en er is het Noordrijk met Efraïm als belangrijke stam.
En ze staan elkaar eerder naar het leven, dan dat ze hun gemeenschappelijke achtergrond, godsdienst  en geschiedenis in ere houden.
Het interessante is, dat volgens deze teksten Gods hart zo te zien meer naar Jeruzalem uitgaat, waar de dienst aan Hem in elk geval nog officieel centraal staat, terwijl dat in het Noorden, een stuk minder was. Toch leeft koning Achaz, hoewel uit het huis van David, in Juda, in Jeruzalem, op zich helemaal niet zoals God dat wilde.
Maar hier krijgt hij nog krediet.
Als hij maar vertrouwen heeft.
Lees: als hij maar geloof in God heeft.
Alleen: met dat geloof en dat vertrouwen is het bar slecht gesteld.
Het komt Achaz dan ook helemaal niet goed uit, dat hij wordt uitgedaagd in God te geloven, en een teken aan te wijzen…
Een teken, een wonder, dat God moet doen, en zál doen, je kunt het zo gek niet verzinnen, en dan kan Achaz er op rekenen dat het allemaal goed komt.
Maar Achaz wíl helemaal niet rekenen op de God van Israël, de God van zijn voorvaderen.
Hij bekijkt het liever zelf!
En zo’n teken, als dat uitkomt, en openbaar wordt, betekent dan dat hij en zijn hof zich zullen moeten buigen voor deze God. En eerlijk gezegd: hij gelooft er niets van, maar dat kun je natuurlijk als koning van Juda ook weer niet zo zeggen! Dus zegt hij beleefd tegen de profeet, (en God luistert mee) dat hij de Heer niet op de proef zal stellen.
Een vroom excuus!
Nu, het is duidelijk andersom! Achaz wordt op de proef gesteld. En hij valt door de mand. God zal Zelf een teken geven.
Een jonge vrouw, waarschijnlijk niet de koningin, maar al wordt ze niet met name genoemd, Achaz weet wel over wie Jesaja, over wie God, het heeft…
Ze is zwanger! En ze zal spoedig een zoon baren.
Achaz slikt. En hij maar denken dat God er geen weet van had…
Zij zal haar zoon Immanuel noemen.
Immanu-el. God (is) met ons.
Als dat geen teken is!
Het is in elk geval een teken dat, als het er op aan komt, deze jonge vrouw niet de lijn van de koning volgt.
Dat zij het in politiek opzicht en persoonlijk dus ook, niet met de koning eens is in diens afwijzing van de God van Israël.
Het kind zal in weelde baden.
Honing en boter, dat is luxe tot en met!
Dat is het van oudsher beloofde land… een land van melk en honing…
In een belegerde stad is natuurlijk geen overvloed. Daar wordt het voedsel schaars

En zo geeft de Heer duidelijk aan dat er over dik een half jaar, als het kind de eerste hapjes voedsel naast de borstvoeding krijgt, al geen sprake meer zal zijn van honger en tekorten.
Zo is dit kind, dat nog geboren moet worden, nú al een teken voor koning Achaz, dat de God van zijn voorvaderen nog steeds in staat is het land te redden.
Mits hij het maar geloven wil, want voor niets gaat alleen de zon op, en God gaat geen kunstjes vertonen voor een niet-geïnteresseerd publiek, als ik het zo onparlementair mag uitdrukken.

Dat kind is ongetwijfeld geboren, en heeft de naam Immanuel gekregen. Dat kan niet missen.
Maar het teken dat de Heer gaf, heeft de koning niet overtuigd.
Achaz kreeg het op een gegeven moment zelfs in zijn hoofd, dat speelt hierna, om naar koning Tiglat-Pilesar, die koning van Assyrië is, zeg maar het tegenwoordige Irak, te gaan en die te vragen hem voor altijd te bevrijden van die koning van Syrië, (hier Aram genoemd), koning Resin en diens bondgenoot Pekach (die door God zelfs niet met name genoemd wordt!) van het Noordrijk, van Efraïm dus.
Om zijn verzoek kracht bij te zetten rooft hij goud en zilver uit de tempel, om Tiglat-Pilesar over te halen hem te helpen.
Hij ontmoet deze machtige koning in het zojuist door hem ingenomen Damascus en ziet daar een altaar, waar hij direct een fotocopie van laat maken, bij wijze van spreken, en laat opsturen naar Jeruzalem, met de mededeling dat hij precies zo’n altaar in de tempel wil hebben, op het moment dat hij terug komt, dus of ze maar willen opschieten! Het grote wasbekken in de tempel, de koperen Zee, laat hij van zijn plaats halen, en hij zal de inrichting van de tempel wel eens even veranderen naar zijn eigen inzicht. Zowel om Tiglat-Pilesar te behagen als tot meerdere eer en glorie van koning Achaz zelf natuurlijk. U kunt begrijpen dat dát niet goed kan aflopen… In de bijbel kunt U er van alles over vinden, in Jesaja, in Koningen en in Kronieken… 

Maar, als dat kind nu al zo lang geleden geboren is, en als dat teken gegeven is, wat moeten wij er dan nog mee?
En waarom is die tekst een rol blijven spelen?
Ik denk dat daar twee of liever: drie processen bij te pas komen.
Aan de ene kant is daar die geheimzinnige, intrigerende naam: Immanuel. God met ons.
Mesnen hebben er doorlopend behoefte aan God mét zich te weten. …Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen… luidt een dichtregel die hier zou passen als wij haar menselijke context even vergeten.
Maar naar de zichtbare, tastbare aanwezigheid van God is ons verlangen minstens zo mateloos,
al brengen we dat niet altijd zo onder woorden.

Dat verlangen gaat alle geslachten door, bewust of onbewust. Wij hier zoeken de ontmoeting bewust.
Ook als we bidden, bijbel lezen, samenkomen
En daartoe zijn wij mensen ook geroepen.
Het eerste dat we van God vernemen in de bijbel is dat Hij roept! Dat Hij het scheppende Woord uitspreekt, dat massa en materie in beweging zet, dat chaos ordent; dat leven mogelijk maakt.
God rieptoen.
Hij roept ook ons!
Hij roept op om te luisteren, om gehoor te geven.
Paulus vermeldt dat heel nadrukkelijk.
Hij is geroepen om de goede boodschap, het Evangelie van de komst van Jezus Christus als de vervulling van Gods beloften, door te geven aan alle volkeren, opdat ze geloven en gehoorzamen.
Gehoor geven, in geloof, aan datgene waartoe God ze oproept, of door mensen laat oproepen.
Ik zei net: er zijn drie redenen waarom die tekst uit Jesaja zo belangrijk is, nog steeds.
De tweede is: Gods beloften gelden niet maar voor een situatie, voor een persoon, maar ze vernieuwen zich, en hebben een algemene geldigheid, waardoor ook voor ons de beloften gelden.
En de derde reden is dit: zoals Jezus meermalen in het Evangelie een tekst uit de Heilige Geschriften van het volk aanhaalt en zegt: “Dit slaat op Mij!  - zo leest de kerk van oudsher, terugblikkend, Jezus ín, in al die teksten die achteraf op Zijn komst kunnen slaan.
Daar is niets mis mee. Jezus deed het Zelf.

Even terug naar die roeping.
Het gaat niet alleen om Israël, of om ons, maar heel de mensheid heeft een roeping.
In de eerste bijbelboeken zien we dat Israël, Gods volk, een voorproefje is van wat er eenmaal wezen zal.
Het heil voor Israël is dan ook uiteindelijk het heil voor heel de wereld.
En niet nadat de wereld is vergaan, maar in onze dagen.
Dat zingen de engelen ook bij de geboorte van de Heer Jezus!
Israël is als volk van God allereerst een geloofsgemeenschap.
Een volk dat is geroepen, en wordt opgeroepen om te ge-loven in de Aanwezige, de Schepper van hemel en aarde, die Abraham riep en grote beloften deed.
Die geloofsgemeenschap heet in het Hebreeuws de qahal. En dat woord heeft alles te maken met roepen.
En de ekklesia, het Griekse woord voor onze kerk, onze geloofsgemeenschap, die is geënt op de Joodse qahal, betekent: bijeengeroepen, weggeroepen uit het gewone bestaan, uit de modder van de wereld die niet in God gelooft.
En zo zijn ook wij geroepen om te doen wat Israëls opdracht vanaf het begin was: te geloven in Gods goedheid en liefde, en aan die goedheid en liefde gehoor te geven, en haar te beantwoorden met onze goedheid en liefde.
De Goede Boodschap over de geboorte van Jezus, die wij eind deze week gaan vieren, is een genade die wij niet voor onszelf mogen houden, maar die we moeten delen met anderen. We zijn geroepen om heilig te zijn, dat wil zeggen: om krachtig bij God te horen.
En aan Zijn roepstem gehoor te geven.
Dan is er genade en vrede voor ons, van God onze Vader, en van onze Heer Jezus, de Christus.

De geboorte van het Kind in de stal is voor ons een teken waar we in geloof mee verder mogen gaan, op weg naar het zichtbare Rijk van God in deze wereld.
Maar het vraagt van ons wel een eerste stap van geloof.
Zoals van Jozef geloof werd gevraagd in de woorden van God. Hij heeft het gewaagd, hij heeft vertrouwd, dat zijn bruid Maria inderdaad geen andere man toebehoorde, maar dat ze God diende, met haar zwangerschap.
Dat betekende dat hij de spot van de andere mannen en vrouwen over zich heen moest laten komen. Als Maria niet zwanger was van een andere man, dan had hij zich kennelijk niet kunnen beheersen tot de huwelijksnacht.

God vraagt nogal eens onaangename dingen van ons.
En er hangt geen notariële verklaring aan, die ons uitlegt hoe het allemaal goed gaat komen. zodat we die kleine lettertjes eerst kunnen lezen en er dan ja op zeggen.
Zo werkt het niet.
Wij zijn geroepen om Jezus Christus centraal te stellen in ons leven, omdat God in Hem met ons oploopt.
Wij zijn geroepen om Gods Heilige Geest in ons leven onvoorwaardelijk te vertrouwen en gehoor te geven.
Als God ons oproept Hem te geloven en te vertrouwen, dan is dat een stap vooruit met je ogen dicht.
In den blinde.
Geloven is een avontuur!
Voor mensen met lef.
Voor mensen zoals u en ik…
Want ook wij zijn en worden telkens weer geroepen, opgeroepen tot geloof.
Zullen we het maar wagen?
We staan er uiteindelijk niet alleen voor.
Gods woord laat ons zien dat het waar is, de Bijbel staat vol met tekens die vervulde beloften werden…
Gods Geest geeft ons de moed om verder te gaan.
God is dichter bij ons dan we kunnen vermoeden,
want Hij heeft naar onze liefde zulk een mateloos verlangen
Tot in eeuwigheid.
Amen.

Muziek

GODS LIEFDE IS GROOT EN STREKT ZICH UIT TOT ALLE MENSEN,
   WIJ KUNNEN DAARIN DELEN:

DAG AAN DAG MET VRIENDELIJKHEID EN AANDACHT,
GELD EN GEDULD,
NU KUNNEN WE ER GESTALTE AAN GEVEN, ALS EEN GOED BEGIN,  IN DE COLLECTE

DAARBIJ ZINGEN WE: gezang 127: 1, 2 en 5 Gaat, stillen in den lande... = Lied 440 
 


Gebed over de gaven
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bijelkaar hebben gebracht,   zodat het is tot eer van Uw Naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt,
door Jezus Christus, onze Heer.  Amen

Laten we danken en bidden:

...

Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, gelijk in de hemel zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
gelijk wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade

zegen:
De Heer zegene u en behoede u;
de Heer doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig;
de Heer verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede.