zondag 17 na Trinitatis 3 oct. 2004  te  Tiel
Organist Ru Stolk. Aanwezig ongeveer 15 mensen.

In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

Onze hulp is in de naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft


Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven

Zo lief had God deze wereld, dat  Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt,
en eeuwig leven hebben mag
!

Introïtus-psalm  psalm 84: 1 en 6



Laat ons de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
en laat ons Zijn naam prijzen, want aan Zijn barmhartigheid is geen einde

 

 

 

Zondagsgebed
Heer God, wij bidden U om Uw Heilige Geest, opdat wij Uw Woord horen en het aannemen.
Dat onze ziel daardoor gevoed mag worden, en dat ons leven er door beïinvloed mag worden bidden wij U Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Lezing Oude Testament  Exodus 2: 1 - 15.
2:1-10 Mozes' geboorte en opvoeding
1 Een man uit het huis van Levi huwde een Levitische vrouw;
2 deze werd zwanger en baarde een zoon. Toen zij zag, dat hij schoon was, verborg zij hem drie maanden lang.
3 Maar langer kon zij hem niet verborgen houden; daarom nam zij voor hem een biezen kistje, bestreek het met asfalt en pek, legde het kind erin en zette het in het riet aan de oever van de Nijl;
4 zijn zuster ging op enige afstand staan om te zien, wat er met hem gebeuren zou.
5 Toen kwam de dochter van Farao om in de Nijl te baden, en intussen wandelden haar dienaressen langs de Nijl; zij zag het kistje in het riet en zond haar slavin om het te halen.
6 Toen zij het open deed, zag zij het kind, en zie, het jongetje schreide, zodat zij medelijden met hem kreeg en zeide: Dit is een Hebreeuws kind.
7 Toen zeide zijn zuster tot de dochter van Farao: Zal ik voor u uit de Hebreeuwse vrouwen een voedster gaan roepen, om het kind voor u te zogen?
8 En de dochter van Farao zeide tot haar: Ja. Toen ging het meisje de moeder van het kind roepen.
9 En de dochter van Farao zeide tot deze: Neem dit kind mee en zoog het voor mij, dan zal ik u het u toekomende loon geven. Daarop nam de vrouw het kind mee en zoogde het.
10 En toen het kind groot geworden was, bracht zij het naar de dochter van Farao; en hij werd door haar als zoon aangenomen, en zij noemde hem Mozes, want, zeide zij: ik heb hem uit het water getrokken.
2:11-22 Mozes en zijn volk - Vlucht naar Midjan
11 In die tijd, toen Mozes groot geworden was, ging hij uit tot zijn broeders en lette op hun dwangarbeid; toen zag hij, hoe een Egyptenaar een Hebreeër, iemand van zijn broeders, sloeg.
12 Hij keek naar alle kanten, en toen hij zag, dat er niemand was, sloeg hij de Egyptenaar dood en verborg hem in het zand.
13 Toen hij op een andere dag uitging, zie, daar waren twee Hebreeuwse mannen aan het vechten, en hij zeide tot de schuldige: Waarom slaat gij uw naaste?
14 Deze echter zeide: Wie heeft u tot overste en rechter over ons aangesteld? Denkt gij soms mij te doden, zoals gij de Egyptenaar gedood hebt? Daarop werd Mozes bevreesd, want hij dacht: Voorwaar, de zaak is bekend geworden.
15 Toen Farao van deze zaak hoorde, trachtte hij Mozes te doden, maar Mozes vluchtte voor Farao en zocht verblijf in het land Midjan.

We zingen: Gezang 13B: 1 t/m 4 (D'Almachtige is mijn Herder en Geleide, wat is er dat me schort?) = Lied 23a


Epistel .Handelingen 7: 17 - 29.
        17 Naarmate de tijd naderde van de belofte die God aan Abraham had gedaan, groeide het volk in Egypte. Het werd steeds groter, 18 totdat er in Egypte een andere koning aan de macht kwam, die van Jozef niets wist. 19 Deze trad sluw op tegen ons volk en behandelde onze vaderen slecht; zo dwong hij hen om hun pasgeboren kinderen te vondeling te leggen, om het volk te laten uitsterven. 20 In die tijd werd Mozes geboren. Hij was een wondermooi° kind; drie maanden lang werd hij in het huis van zijn vader verzorgd, 21 maar toen hij te vondeling was gelegd nam de dochter van de farao hem mee en liet hem opvoeden als haar eigen zoon. 22 Ook werd Mozes onderwezen° in alle wijsheid van de Egyptenaren; hij was een machtig man in woord en daad. 23 Toen hij veertig jaar was, kwam het verlangen in hem op zich het lot aan te trekken van zijn broeders, de Israëlieten. 24 En toen hij zag dat een van hen onrecht werd aangedaan, nam hij het voor hem op en verschafte hij recht aan de mishandelde man door de Egyptenaar neer te slaan. 25 Hij meende dat zijn broeders zouden begrijpen dat God hun door zijn hand redding zou brengen, maar zij begrepen het niet. 26 De volgende dag verscheen hij juist toen zij aan het vechten waren; hij probeerde de vrede te herstellen met deze woorden: ` `Maar jullie zijn toch broeders! Waarom doen jullie elkaar onrecht aan?'' 27 Maar de man die de ander onrecht deed, duwde hem weg en zei: ` `Wie heeft jou tot leider en rechter over ons aangesteld? 28 Wil je mij soms ook doden, net zoals je gisteren die Egyptenaar hebt gedood?''
29 Vanwege dit voorval vluchtte Mozes, en hij ging als vreemdeling in het land Midjan wonen, waar hij twee zonen verwekte.

Psalmwoord: Halleluja. Gij die de Heer respecteert, vertrouwt op de Heer! Hij is uw hulp en schild. Halleluja!

Wij zingen: gezang 252: 1 t/m 4 Wat zijn de goede vruchten... = Lied 841

het heilig evangelie staat geschreven bij: Lucas 12: 13 - 21

13 
Iemand uit de menigte zei tegen hem: ‘Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen!’ 14 Maar Jezus antwoordde: ‘Wie heeft mij als rechter of bemiddelaar over jullie aangesteld?’ 15 Hij zei tegen hen: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.’
16 En hij vertelde hun de volgende gelijkenis: ‘Het landgoed van een rijke man had veel opgebracht, 17 en daarom vroeg hij zich af: Wat moet ik doen?
Ik heb geen ruimte om mijn voorraden op te slaan. 18 Toen zei hij bij zichzelf: Wat ik zal doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en goederen kan opslaan, 19 en dan zal ik tegen mezelf zeggen: Je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je. 20 Maar God zei tegen hem: “Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?”
21 Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’

ZALIG DIE HET WOORD VAN GOD HOREN  EN ER GEHOOR AAN GEVEN




Gods woord roept ons antwoord op. Laten we zingend ons geloof belijden.

 Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER.

Beste vrienden,
De tijdgenoten van Jezus riepen gaarne de hulp in van rabbijnen om hun onderlinge geschillen te beslechten.
Ze hadden het gevoel, dat zulke eerbiedwaardige persoonlijkheden bij uitstek geschikt waren om moeilijke juridische problemen op te lossen. Eigenlijk beter bekwaam dan zij die regulier met rechtspraak belast waren. De rabbijnen waren minstens zo deskundig en stonden niet in de roep van omkoopbaarheid zoals de rechters. Het behoeft ons dan ook niet te verwonderen, dat Jezus op Zijn tocht naar Jeruzalem door iemand aangeklampt wordt, die Hem met aandrang verzoekt een erfeniskwestie te regelen.
Een opzienbarende prediker als Jezus, die het komende koninkrijk Gods en de daarin heersende gerechtigheid aankondigt, lijkt als geen ander in staat om met gezag te spreken.

We hebben gehoord, dat Jezus dit verzoek met enige heftigheid afwijst.
Hoewel Hij de komst van Gods koninkrijk aankondigt, en er in dat rijk zeker geen plaats is voor welke ongerechtigheid dan ook, voelt Hij Zich blijkbaar toch niet geroepen om een speciaal iemand aan Zijn exclusieve recht te helpen. Zijn schijnbare vraag: “Wie heeft Mij als rechter of verdeler aangesteld?” is in feite een vierkante ontkenning.
Niemand, en zeker God de Vader niet, heeft Hem opgedragen te verdelen of te oordelen.
Was Hem die taak wel toebedeeld geworden, dan zou ieder, die op grond van Zijn tussenkomst iets ontvangen had, dat met het volste recht zijn volstrekt onvervreemdbaar, hemels goedgekeurd, eigendom hebben mogen noemen. Maar U herinnert zich wel een zin uit het boek Handelingen der Apostelen, dat juist onder de eerste Christenen niemand iets (exclusief) als het zijne beschouwde. Alle bezit was van hen samen, want ze waren allemaal broeders en zusters. Ook inhoudelijk, afgezien nog van een formele aanstelling, wilde Jezus dus niet Zijn goedkeuring hechten aan een verdeling van wat twee broeders gezamenlijk door erfenis verkregen hadden.
Zijn volgelingen waren bestemd om alles broederlijk met elkaar te bezitten en te gebruiken, opdat niemand te kort zou komen.

Jezus is dus geen rechter. Het is niet Zijn taak goederen te verdelen naar burgerlijke normen en gelukkig al evenmin wetsovertreders te veroordelen naar de normen van het strafrecht. Hij heeft andere en grotere bevoegdheden van God ontvangen. U kijkt misschien wel eens naar het programma: De Rijdende Rechter.
Bij hem komt het zo nu en dan tot een uitspraak die weliswaar in de wet verankerd is, maar die op een ethisch zo onbevredigend minimum uitloopt, dat hij op de strijdende partijen een beroep doet. Hij zegt dan zo ongeveer het volgende: Op grond van de geldende wetgeving kom ik tot het vonnis waarmee U beiden het zult moeten doen. Maar het zou toch aangenaam zijn als U als buren zou trachten een goede verstandhouding met elkaar op te bouwen. Ik kan U als rechter daartoe niet dwingen, maar ik beveel het U wel dringend aan.

Voor de rechter houdt het dus op met de vaststelling van wat recht is en het verbod om daar inbreuk op te maken.
Voor Jezus ligt het anders.
In Zijn koninkrijk stelt niemand zich tevreden met het enkel maar vermijden van onrecht.
Allen, die Jezus willen volgen, zijn er op uit elkaars levensgeluk te bevorderen, elkaar bij te staan in moeilijke ogenblikken, en zich daarvoor persoonlijke opofferingen te getroosten.
En dat niet alleen voor het eigen gezin of voor familieleden, maar ook voor de wijde kring van alle medegelovigen, sympathiek of niet. en zelfs voor ongelovigen en vijanden.
Dat kost moeite, het laatste vooral, dat van die vijanden, want het past niet bij onze primitieve wraakgevoelens. Wel horen wij het evangelie der verzoening graag verkondigen, maar barmhartigheid jegens de manifeste zondaar, die ons kwaad gedaan heeft, vinden we in de practijk van het leven al snel te veel gevraagd.

Misschien hebt U een maand of twee geleden in de krant een bericht gelezen over de moord op een pater Montfortaan in het klooster te Berg en Dal bij Nijmegen.
De moordenaar was een 21-jarige drugsverslaafde, die door de pater aan onderdak op het terrein van de congregatie was geholpen.
Bovendien had de pater hem kort tevoren nog gevrijwaard van gevangenisstraf door bij de rechter te beloven dat hij op de jonge delinquent zou toezien. Deze pater was een langjarige vriend van mij en mijn vrouw.
We waren dan ook op zijn begrafenis, die door wel duizend diepbedroefde  mensen bijgewoond werd.

In de kerkdienst benadrukte de overste der Mont-fortanen, dat gevoelens van wraak en verbittering niet in de geest van het slachtoffer of van de andere paters zouden zijn. Zo werden we uitgenodigd samen aan de voorbede deel te nemen, mede voor de dader.
Dat gelukte mij niet onmiddellijk want het slachtoffer was mijn vrouw en mij zeer dierbaar. maar Gods liefde gaat uit naar al Zijn schepselen, wie ze ook mogen zijn en wat ze ook mogen doen. Dat zo’n jongen naar de wet straf verdient is iets waarin ik mij direct van harte kan vinden. Maar dat hij als schepsel van God geholpen moet worden om weer op de rechte weg te komen, kost mij veel innerlijke strijd.
Daarom wees ik zo-even op de opoffering, die het Christen-zijn meebrengt.

Wie daartegen opziet bedenke, dat het zich erbarmen over de zondaar nu juist datgene is, waar het onze Heer Jezus om gaat. Beter dan wij ziet Hij, dat de zondaar een willoze slaaf is van zijn begeerten. Jezus is door God tot ons mensen gezonden om de vijand in wiens macht wij geraakt zijn te bestrijden.
In het geval dat ik zojuist aanhaalde is die verdervende macht van het kwaad overduidelijk te zien.
De drugs beheersen het hele leven van de delinquent.
En dat je zomaar in dat circuit kunt belanden, hebben vele ouders van verslaafde kinderen tot hun diepe wanhoop zelf moeten ervaren. Als dat ons niet overkomen is, mogen we God daarvoor danken.

Het is intussen niet het enige gevaar dat onsleven met God bedreigt. In de jonge Mozes herkennen we het type mens, dat denkt de wereld in een handomdraai te kunnen verbeteren.
Iets daarvan zit ook in ons. Ik althans treur niet direct om een door hem vermoorde Egyptenaar, die zijn volksgenoot aanviel en onderdrukte.
Ik vind het ook maar half jammer, dat die brutale vlegel Mozes dwingt te vluchten door hem erop te wijzen, dat hij geen enkele bevoegdheid had om zich als rechter op te werpen.

De diaken Stephanus dacht er ook zo over.
De mensen begrepen helaas Mozes’ goede bedoelingen niet, zegt hij, en ik kan daarin meekomen. Maar toch zouden wij beiden, martelaar en dominee, wel eens ongelijk kunnen hebben. Mozes’ interventie leidde immers onmiddellijk tot doodslag. En Jezus’ zinspeling op de brutale vraag die aan Mozes gesteld werd: ‘Wie heeft u tot rechter over mij aangesteld?’ houdt eigenlijk een scherpe kritiek op de profeet in.

Mozes had op dat ogenblik trouwens God nog niet ontmoet.
 De levende God sprak tot hem pas bij het brandende braambos. En Hij sprak over bevrijding uit slavernij, over het leven in vrijheid sprak Hij, niet over doodslaan.
Een ander gevaar, waarin gewone mensen zoals wij dreigen te vervallen, signaleert Jezus in de gelijkenis die Lucas laat volgen op het verzoek van de man met uitzicht op een erfenisdeling.
Menigeen onder ons redeneert zoals de boer in de parabel: Eerst werken - of zelfs zwoegen - zonder te genieten dus van je arbeid of misschien ook nog zonder plezier in je gezin, je omgeving - en dàn pas als je alles zuchtend volbracht hebt voor anderen, eindelijk toekomen aan het leven voor jezelf.

En wat, als nu de rekening niet opgaat?

Dezer dagen vertelde iemand mij, dat haar vader maar een paar maanden op die manier van zijn pensioen had kunnen genieten. De nuttige arbeid die een mens verricht is toch ook van God gegeven om anderen van dienst te zijn, al erken ik wel dat het werk ook zeer vermoeiend kan zijn.
Ziehier wat Jezus ons voorhoudt: geniet ervan als je met anderen mag leven, in een kring die wijder is dan een eventueel gezin, een familie, in een gemeente (als deze) waar men met je meeleeft en waarin je zelf niet alleen ontvangt, maar ook gééft, in gemeenschap met God, die ons in Zijn koninkrijk nodigt en met Jezus, die Zijn leven voor ons over had, en in de Heilige Geest, waarvan de vruchten door ons zo juist nog van harte bezongen zijn.
Laat ons, o Heer, rijk mogen zijn in God.
Amen.

Muziek

Gods liefde is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
   wij kunnen daarin delen:
dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
geld en geduld,
nu kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin,  in de collecte…
Na het gebed over de gaven zingen we:
 

Wij zingen daarbij: gezang 481: 1, 2 en 3 O grote God die liefde zijt, = Lied 838
collecte


Gebed over de gaven

Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bijelkaar hebben gebracht,   zodat het is tot eer van Uw Naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt,
door Jezus Christus, onze Heer.  Amen


Voorbeden.
Laten we danken en bidden:
o.a. voor dieren (morgen dierendag)
Israël, Irak, Amerika’s verkiezingen, ons eigen land op scherp gesteld…

Onze Vader, die in de hemel zijt, 
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade


Slotlied staande 481:4 = Lied 838: 4 

Zegen:
De  genade  van onze Heer Jezus Christus,
de liefde van God de Vader
en de  gemeenschap van de Heilige Geest
is en blijft met u allen.  Amen