Dienst
zondag Oculi 24-2-2008 Lutherse Kerk te Heusden.
Voorbereiding
(Paaskaars brandt al bij aanvang van de dienst)
Orgelspel
Introïtus: Binnenkomst dienstdoend ouderling,
diaken en predikant
Mededelingen en welkom door de ouderling. Hij eindigt met: Na het aansteken van
de altaarkaarsen zingen wij psalm
69: 4 en 5
Ouderling steekt de beide kaarsen op tafel aan en geeft de voorganger een
hand.
Gemeente gaat staan
Introïtuslied: psalm 69: 4 en 5
Voorganger:
Het leven kan moeilijk zijn, zo moeilijk als in de psalm weerklonk, maar
we staan er niet alleen voor:
Wij
zijn samengekomen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Gemeente:
Amen
Moment van Stilte
Bemoediging:
Onze Hulp is in de naam van de Heer
Die Hemel en aarde gemaakt heeft
De Heer zal bij u zijn.
De Heer zal u bewaren
Gemeente gaat zitten
Verootmoediging:
Lieve God,
wij staan voor U met lege handen,
met gebroken harten,
als wij denken aan deze wereld,
en aan onze rol daarin.
Maar wij vertrouwen op Uw Woord,
en vragen daarom, ondanks ons tekort schieten:
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden,
en laat ons weer in vrede leven.
Amen.
Zo lief had God
deze wereld, dat Hij Zijn enige Zoon
gegeven heeft, opdat ieder die in Hem
gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven
mag hebben.
Tien woorden parafrase
God spreekt ons stuk voor stuk aan, en zegt: Ik
ben de Aanwezige, jullie God
Ik bevrijd je van angst en knechting,
wees dan vrij, en laat je niet knechten
door wat je verafgoodt aan bezit en idealen,
laat het genoeg zijn dat Ik er voor je ben.
Spreek over Mij met liefde en respect,
gebruik Mijn Naam niet ondoordacht, en niet voor je eigen
doelen.
Heilig ben Ik!
Ik gaf je een dag van vrijheid, houd die
dan in ere!
Zes dagen ben je in dienst van jezelf en elkaar,
maar de
zevende dag ben je vrij
voor Mij.
Een dag van rust, voor jezelf, je gezin,
je gasten en je land,
je dieren en je knechten, een dag om op adem
te komen,
om de Heer, je God,
te loven.
Eer je vader en je moeder, dan zul je het goed
hebben en leven.
Sla niemand dood,
heb respect voor relaties en neem niet
wat je niet toekomt.
Zeg niet wat je niet kunt verantwoorden, spreek geen kwaad over je
naaste,
gun hem of haar een goede
reputatie, partner en gezin, huis
en haard, ja, alles wat je naaste toebehoort.
Wees
vrij van verlangens, maar heb Mij
lief.
Omdat wij dikwijls of soms hierin tekort schieten zingen we samen het Kyrië-gebed:
Dienst van het Woord
Gezang 7
Het
woord
dat
u
ten
leven
riep
= Lied 316
vlak vóór u ligt de weg ten leven.
Lezing uit het Oude Testament Exodus 17: 1 - 7
Na de tocht door de rode zee en de ontsnapping op het nippertje aan de
Egyptenaren, kwam het volk bij een plek waar het water bitter was, Mara noemde
men die plek. Maar Mozes nam – nadat hij Gods raad gevraagd had – een stuk
hout en wierp dat in het water, en kijk: het werd zoet: goed drinkbaar!
Ze trokken verder, en vonden nog meer water, dus dat was geen probleem, maar
toen raakten de meegenomen etensvoorraden op. Ook daarin hielp de Aanwezige, hun
God, ze met vogels en met manna ondanks hun gezeur en gemopper.
We lezen verder:
1. De hele gemeenschap der Israëlieten
brak op uit de Modderwoestijn, (Sinaï)
om op reis te gaan, telkens als de Heer
het zei, en ze sloegen hun kamp op bij Refidim (leger-plaatsen) maar er was geen
water om het volk te drinken te geven!
2. En het volk viel Mozes
er op aan, ze zeiden: ‘Geef ons water,
dat we kunnen drinken!’ Maar hij, Mozes,
zei tegen hen: ‘Waar vallen jullie mij op aan, wat stellen
jullie de Aanwezige op de proef?’
3. Maar het volk snákte naar water, en het volk mopperde op Mozes
en zei: ‘Waarom heeft die (kerel) ons (eigenlijk) op laten trekken uit Egypte?
Soms om mij en mijn kinderen en mijn vee van dorst te laten
sterven?’.
4. Mozes riep de Aanwezige
te hulp met de woorden:
‘Wat moet ik nu met dit volk doen?
Nog even en ze stenigen mij!!!’
5. Toen zei de Aanwezige tegen Mozes: “Loop voor het volk langs
en neem een aantal van de ouderlingen van
Israël mee, en je staf, die
waarmee je op de rivier geslagen hebt, - neem die
in je hand en gá!
6. Zie, hier ben
Ik, Ik sta daar voor je bij de rots,
bij de Horeb (droog, verschroeid),
en dan sla je op de rots, en wateren
zullen er uit strómen, en het volk
kan drinken” – en dat deed
Mozes, voor het oog van de ouderlingen
van Israël.
7. Maar hij sprak als naam voor die plaats uit: Massa we Merieba
(d.w.z.: Beproeving en Conflict), omdat de Israeliëten hem
aanvielen, en de Aanwezige op de proef
stelden, toen ze zeiden:’Is de Aanwezige eigenlijk wel in ons midden
– of is Hij dat niet?’
Tja, dat zijn gedachten die we allemaal wel eens kennen, zelfs als we beter
zouden kunnen weten. En dan vraag je je af, of je er nog wel bij mag horen. Een
vraag waar ook Israel van tijd tot tijd mee worstelde, zoals we kunnen vinden in
psalm 15 onder andere. Laten we die psalm maar zingen, mét Gods volk. En af en
toe zo nodig de hand in eigen boezem steken.
U mag natuurlijk ook zij, wier en haar zingen! ;-)
De Epistellezing: is uit 1 Cor 10: 1 – 13
en grijpt terug
op de woestijntijd, waar we zojuist een heel klein fragmentje van hoorden.
Er
boven staat: Het voorbeeld van Israël,
en het gaat zo:
1 Graag wil ik, broeders en zusters,
uw aandacht vragen voor wat er gebeurde
met onze voorouders.
Ze stonden allemaal onder bescherming
van de wolk en trokken allemaal veilig
door de Rode Zee.
2 In de wolk en in de zee
werden ze gedoopt als volgelingen van Mozes.
3 Ze aten allemaal hetzelfde geestelijke
voedsel,
4 en dronken allemaal dezelfde geestelijke
drank. Want ze dronken water
uit een geestelijke rots die overal
met hen meetrok, en die rots was Christus.
5 Toch rustte op de meesten van hen Gods zegen
niet. Want werden ze niet afgeslacht in de woestijn?
6 Die gebeurtenissen zijn een voorbeeld voor ons, een waarschuwing
dat we niet naar het kwade moeten verlangen, zoals zij.
7 Word geen afgodendienaars, zoals sommigen van hen, over wie de
Schrift zegt: Het volk ging zitten
om te eten en te drinken, het werd een losbandig feest.
8 En laten we geen ontucht plegen, zoals sommigen van hen.
Het gevolg was dat op één dag drieëntwintigduizend mensen de
dood vonden[1].
9 Laten we Christus ook niet op de proef
stellen, zoals anderen van hen deden, met het gevolg dat ze door slangen
omkwamen[2].
10 Mopper ook niet op God, zoals weer
anderen – zij werden omgebracht door de engel van de dood[3].
11 Wat hun overkwam, moet een voorbeeld voor ons zijn. Het werd opgeschreven
om ons te waarschuwen, omdat we voor het einde
der tijden staan.
12 Wie dus denkt rechtovereind te
staan, moet oppassen dat hij of zij niet komt te vallen.
13 U hebt geen beproeving doorstaan die niet
voor mensen te dragen is. U kunt op God vertrouwen;
Hij zal niet toelaten dat u boven uw krachten beproefd
wordt.
En wanneer u beproefd wordt, zal Hij ook voor uitkomst
zorgen zodat u de beproeving doorstaat.
[1]
Numeri 25: 1 - 9. 1 Toen
de Israëlieten in Sittim verbleven, begonnen ze zich in te laten met
Moabitische vrouwen. 2 Deze vrouwen nodigden hen uit voor de offerplechtigheden ter
ere van hun goden, en het volk at van de offers en boog zich voor die goden
neer. 3
Zo
gaf Israël zich af met de Baäl van de Peor. Daarom ontstak de HEER in woede tegen Israël. 4
‘Laat
alle familiehoofden van het volk in het openbaar terechtstellen en ophangen,
ten overstaan van de HEER,
‘zei hij tegen Mozes. ‘Dan zal de HEER
zijn brandende toorn tegen Israël laten varen.’ 5
Hierop
droeg Mozes de rechters van Israël op om allen die onder hun bevoegdheid
vielen en zich hadden afgegeven met de Baäl van de Peor te doden. 6Terwijl Mozes en heel Israël bij
de ingang van de ontmoetingstent aan het weeklagen waren, bracht een van de
Israëlitische mannen voor hun ogen toch nog een Midjanitische vrouw naar
zijn tent. 7 Toen Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron,
dat zag, stond hij op, greep een speer, 8 volgde
de Israëliet tot in zijn slaapvertrek en doorstak hem en de vrouw, dwars
door hun onderbuik. Op hetzelfde moment werden de Israëlieten van de plaag
verlost. 9
Aan
vierentwintigduizend mensen had de plaag het leven gekost.
Numeri 26:62: Het aantal ingeschreven Levieten, te weten alle mannelijke personen van één maand en ouder, bedroeg 23.000. Zij werden apart van de andere Israëlieten ingeschreven, omdat aan hen geen grondgebied werd toegewezen, zoals aan de anderen.
[2]
Numeri
21: 5
‘Waarom hebt u ons weggehaald uit Egypte?’ verweten ze God en
Mozes. ‘Om ons in de woestijn te laten sterven? We hebben geen brood en
geen water, en we kunnen dit ellendige eten niet meer zien.’ 6
Toen stuurde de HEER giftige slangen op de Israëlieten af, die hen
beten, zodat velen van hen stierven.
[3]
Exodus 16:2,
(2–3) Daar in de woestijn begon het volk zich opnieuw te beklagen.
‘Had de HEER ons maar laten sterven in Egypte, ‘zeiden ze tegen Mozes en
Aäron. ‘Daar waren de vleespotten tenminste gevuld en hadden we volop
brood te eten. U hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht om ons hier
allemaal van honger te laten omkomen.’ 3-4
De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik zal voor jullie brood uit de hemel
laten regenen. De mensen moeten er dan elke dag op uitgaan om net zo veel te
verzamelen als ze voor die dag nodig hebben. Daarmee stel ik hen op de
proef: ik wil zien of ze zich aan mijn voorschriften houden. 5
Op de zesde dag moeten ze tweemaal zo veel verzamelen en klaarmaken
als op de andere dagen.’
Numeri 14: 2 etc Bij de terugkomst van de verspieders…
Daarom kunnen we ook zingen: Gezang 297 Toch overwint eens de genade... = Lied 755
Preek
GENADE ZIJ U
EN VREDE VAN GOD ONZE
VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS,
ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve gemeenschap van Gods kinderen…
Gemeente in Heusden…
Mensen van overal en nog nergens…
Het water vloeit rijkelijk in onze
lezingen.
Allereerst is er het water dat ons leven bedreigt, de zee,
de chaos. Het water waar onze dijken niet
tegen helpen, water dat alleen God kan temmen.
We zongen er over in psalm 69.
Maar in de lezingen gaat het over positief water.
Water om te drinken, om te overleven,
basisvoorwaarde voor het bestaan…
Zozeer een basisvoorwaarde, dat het
volk het uitschreeuwt naar God, iedere
keer als het ontbreekt: Hij heeft ze voor de gek gehouden.
Hij heeft ze nooit willen redden uit
Egypte’s slavernij, maar Hij heeft een wreed spel met ze
gespeeld, en laat ze nu omkomen in de woestijn,
met hun kinderen en hun vee. Zo spreken ze, mokken ze…
En toch waren ze Gods gemeente,
weet U nog wel, Heer? Ja, dat weet
de Heer.
Hij geeft Mozes een aantal ouderlingen
mee, die voor de gemeente kunnen getuigen wat
er gebeurt, daar bij die rots.
Heel de gemeenschap is bij elkaar. Niet zomaar een volk,
een handvol gevluchte slaven…
Waar God aanwezig is, gebeurt
per definitie iets religieus’, dat kan
niet anders. Hier is de gemeente bijeen.
Het water uit de rots
is meer dan een toevallige vondst,
het is gewijd water, want het komt van GodZelf.
Het is wij-water.
Levenswater.
Want waar God is, daar is leven
voor wie Hem respecteren en liefhebben.
Omgekeerd ook: ‘Waar liefde woont gebiedt de Heer Zijn zegen,
daar is Hijzelf, en wordt Zijn heil verkregen, en leven tot in eeuwigheid!’
Daarom kan de schrijver van de brief aan de gemeente in Corinthe zo’n 1100
jaar later bij dit en dergelijke voorvallen aanknopen, en over het
water uit de rots spreken als doopwater.
Eigenlijk, schrijft hij, eigenlijk trok Christus
in God tóén al mee met het volk
dat Hij later zou redden, Hij was er in die eerste
uittocht ook al bij.
Hij was de rots,
waarop geslagen werd, de rots waaruit het water
vloeide… Doopwater avant la lettre. Ja,
sterker: ook door de aanwezigheid van de Wolk
die voor het volk uitging, die boven de Ontmoetings-tent hing,
teken van Gods aanwezigheid, was het volk
in feite al gedoopt. (U weet natuurlijk
nog wel dat er overdag een wolk voor het volk uit trok, of boven de tent hing,
en dat er ’s nachts een vuurkolom hing, die het duister weg nam, en de vijand
verblindde…) De Wolk bestaat uit water,
ook zeer heilig water, want waar de Wolk is, verschijnt God. En zo zegt de vrome
brievenschrijver, als rots en in de Wolk was Christus aanwezig toen het volk
door de woestijn trok. Want daar was God.
In God was Christus,
(Grieks) de Messias, (Hebreeuws) waar we in het Evangelie
over horen, altijd al aanwezig…
Voer voor theologen, daar kun je een boek over schrijven, maar we
laten dit accent toch maar even (zij het node) liggen.
Ik wil me vandaag concentreren op dat water,
dat levende, dat leven
brengende, water.
Want het heeft meer dan het fysieke, dorst lessende,
element. Het heeft ook méér dan het element van de doop,
van het bij God horen, Zijn kinderen
zijn, het gaat in de epistel en in het Evangelieverhaal eveneens om het water
dat leven geeft dat verder
gaat dan de doop en de dood.
Het gaat om opstanding en eeuwig
leven. Het gaat om bij God zijn en nooit meer
dorsten, nooit meer tevergeefs hunkeren, naar Zijn aanwezigheid,
omdat je die echt, elk moment, bewust
ervaart.
De vrouw uit Sichem ként die dorst, dat proef
je uit haar vraag: Hoe zit het nu? Waar vind je God?
Onze voorouders vereerden Hem op de Berg,
en jullie zeggen dat het in Jeruzalem
moet, u bent een profeet, dus u moet het weten…
Wij hebben gelijk,
zegt Jezus. Maar dat doet er nu niet meer toe. Het gaat er nu
om dat mensen God aanbidden
in Geest en in Waarheid. De Vader
zoekt mensen die Hem zó aanbidden. En díe mensen zullen nooit meer
dorsten naar gerechtigheid, naar Gods aanwezigheid.
Dat geldt voor haar, die vrouw met een dubieus
verleden, die vrouw uit Sichem, dat buiten
de gemeenschap van Israël staat, dat geldt dus ook voor ons.
Op weg naar Zijn lijden en sterven kiest Jezus er bewust
voor het heil ook te delen met hen die buiten de besloten
gemeenschap van Gods volk staan.
Wie God oprecht en in waarheid
wil dienen, in de Geest van Jezus
die Zijn leven er voor over heeft, die is van harte welkom,
die mag mee doen.
En die is welkom in alle eeuwigheid.
In alle tijd en voorbij alle tijd waar God
is, bestaat, leeft
en heerst, daar zijn we welkom, daar is plaats voor ons aan een
hart vol liefde.
Hoe dienen we God in waarheid
en oprechtheid?
Gééf ons van dat levenswater, Heer!
We roepen dat net zo hard als onze zuster in Sichem.
En de Heer zegt: elke beker water
die je voor een simpele ziel inschenkt, die
schenk je voor Mij in.
En die beker is je heil.
Het water dat ons leven hier en nu verlengt,
op weg naar onze bestemming, vloeit uit de rots…
Het water dat ons leven gééft, leven voorbij
het hier en nu, dat vloeit uit de doorboorde
zijde van de rots die Christus
wordt genoemd. Van Jezus, Messias,
Gods aanwezigheid in ons midden, Mens onder de mensen.
Het water dat vloeit uit Zijn lichaam,
en dat aangeeft dat de dood is ingetreden, (lymfe en bloed
gaan nu hun eigen weg), dat is het water
dat voor ons wijwater is, levenswater, voor altijd.
Het maakt ons vrij om God
te dienen, in Geest en waarheid.
Toch een wat cryptische omschrijving, dacht ik bij het doorlezen van de
teksten.
Wat moeten we daarmee?
En je denkt aan een uitspraak van de Heer:
Ik ben de weg, de waarheid en het leven…
Dat betekent dat we bij Hem werkelijk de
weg naar het leven ontdekken kunnen… maar toch… er is meer…
Jezus spreekt ongetwijfeld Aramees met de
vrouw, daar mogen we van uit gaan. Een taal die nauw verwant was aan het Hebreeuws. Waarheid
is in het Hebreeuws אםת en dat is het in het Aramees ook, zij het
wat anders uitgesproken. Het is een bijzonder woord, want het is opgebouwd
uit de eerste, middelste
en laatste letter van het alphabeth.
Als Jezus zegt: je moet God dienen in waarheid,
in אםת, dan wil dat zeggen: van A tot Z. Maar allereerst
in Geest.
In Geest, in de Geest van God. De Geest van liefde.
God dien je dus het beste van binnen uit, omdat je het wilt,
niet omdat het opgelegd is. Niet omdat het moet, omdat het van je
verwacht wordt, maar omdat je je verheugt in de
gein van de genade, in de goedheid
en warmte waarmee God
je wil omgeven.
En dán dien je God ook met heel je aandacht, dan loop je de kantjes
er niet af, dan doe je het met liefde, van A tot Z.
Dan put je met vreugde een beker water
voor je naaste, uit de bronnen van het heil.
Dat is heilzaam voor hen, het is heilzaam voor ons.
Jezus is gekomen voor ons heil.
Hij is nu op weg naar Jeruzalem, en Hij vraagt ons
om een beker water voor Hem te putten.
Zullen we die Hem weigeren? Vast niet.
Ook niet als Hij zich verkleedt als onze lastige arme
medebroeder en -zuster, op straat, op onze weg.
Wie geeft, die leeft.
En zo is het, zou broeder Maarten zeggen.
Amen.
Orgelspel
Antwoordlied: psalm 116:
1, 3, 5
en leugen werd wat men mij troostend zei.
Dienst van Gebeden en Gaven
Geloofsbelijdenis (melodie gezang 293))
Wij willen ons geloof belijden met het zingen van het credo dat in uw liturgie
staat…
1. Ik
geloof in God de Vader
die een bron van vreugde is,
louter goedheid en genade,
licht in onze duisternis.
Hij, de koning van de kosmos
- het gesternte zingt zijn eer -
heeft uit liefde mij geschapen
en tot liefde keer ik weer.
2. Ik geloof in Jezus Christus
die voor ons ter wereld kwam,
Zoon van God en Zoon des Mensen,
goede herder, offerlam.
Door te lijden en te sterven
- groot is het geheimenis-
schenkt Hij mij het eeuwig leven,
dat uit God en tot God is.
3. Ik
geloof de Heil'ge Geest, die
God als gids gegeven heeft
en een kerk die in alle tijden
enkel op zijn adem leeft;
Ik geloof de schuldvergeving
en ook de herrijzenis.
Ik geloof een eeuwig leven,
dat in God geborgen is.
(Tekst
Jaap Zijlstra?)
Inzameling van de Gaven
De Heer vraagt niet alleen om water, soms mogen we waterputten graven, of op
andere manieren onze naasten dienen met wat ons gegeven is. Als oefening doen we
dat in de collecte…
Dankgebed en smeking over de gaven
HEER, WAT WIJ BIJ ELKAAR GEBRACHT
HEBBEN, IS MEER DAN GELD,
WIL ER OOK ONZE GOEDE WIL IN ZIEN,
EN ONZE DANK VOOR UW LIEFDE.
ZEGEN HET,
ZODAT HET VRUCHT DRAAGT IN OVERVLOED
-HIER EN ELDERS- OM
JEZUS' WIL.
AMEN
Voorbeden
Grote God, wij danken U voor de vele goede gaven
die wij van U hebben ontvangen, gezondheid, goederen en geld, maar deze wereld
is vol honger en dorst.
Vol armoede en onrecht. Voor een deel kunnen we er iets aan doen, maar er is
zoveel waar we ons hulpeloos bij voelen. Wij smeken U voor al die mensen en die
situaties: Heer, ontferm U.
Goede God, U wilt voor ons ruimte en vrijheid.
Vergeef ons, dat wij hekken zetten, zodat we de ruimte opdelen en de vrijheid
van anderen beperken.
Leer ons lachen om ons zelf, en bevrijd ons zo van onze beperkte blik op het
leven.
Kom met Uw Geest en Haar gaven, en doe ons nieuw opademen, drinken met volle
teugen, en verfrist Uw goedheid doorgeven aan anderen.
Heer, ontferm U.
Lieve
God, in de weelde van dit samenzijn denken we aan hen die hier zo graag wilden
wezen, maar niet konden, door ziekte, door vermoeidheid, om andere redenen. En
we vragen U voor hen: vul hen met Uw aanwezigheid, met Uw Geest en Haar gaven,
en ook ons.
Wees bij de zieken, bij hen die sterven gaan.
Wees bij hen die voor hen zorgen.
Wees bij hen die achterblijven. Wees bij ons allen.
(Stil gebed)
En wij aanbidden en loven en smeken U zoals onze Heer
Jezus het ons heeft geleerd:
Onze Vader in de hemel, laat Uw naam geheiligd worden,
Laat Uw koninkrijk komen en Uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig
was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Amen
Gemeente staat op
Slotlied gezang 460: 1 en 2
= Lied 103c
Uitzending en Zegen
Laten we zo naar huis gaan:
Dat onze tong woorden van liefde
zal spreken,
dat onze handen daden van warmte
uitstralen,
dat onze ogen schitteren van licht,
dat onze oren gespitst zijn op signalen
van gerechtigheid
dat onze voeten zullen gaan op de weg
van de vrede.
Daartoe zegene ons de God van Mozes,
de Vader van Jezus:
De Heer zegene u en Hij behoede u,
De Heer doe Zijn Aangezicht over u lichten en zij u genadig,
De Heer verheffe Zijn Aangezicht over u en geve u vrede.
Amen