Dienst zondag Oculi 24-2-2008 Lutherse Kerk te Heusden.
Voorbereiding                 
(Paaskaars brandt al bij aanvang van de dienst)
Orgelspel
Introïtus: Binnenkomst dienstdoend ouderling, diaken en predikant
Mededelingen en welkom door de ouderling. Hij eindigt met: Na het aansteken van de altaarkaarsen zingen wij psalm 69: 4 en 5
Ouderling steekt de beide kaarsen op tafel aan en geeft de voorganger een hand.
Gemeente gaat staan

Introïtuslied: psalm 69: 4 en 5



Voorganger  Het leven kan moeilijk zijn, zo moeilijk als in de psalm weerklonk, maar we staan er niet alleen voor: 
Wij zijn samengekomen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Gemeente
      Amen

Moment van Stilte

Bemoediging:
Onze Hulp is in de naam van de Heer
Die Hemel en aarde gemaakt heeft

De Heer zal bij u zijn.
De Heer zal u bewaren
Gemeente gaat zitten


Verootmoediging:
Lieve God,
wij staan voor U met lege handen,
met gebroken harten,
als wij denken aan deze wereld,
en aan onze rol daarin.
Maar wij vertrouwen op Uw Woord,
en vragen daarom, ondanks ons tekort schieten:

Heer, vergeef ons al wat wij misdeden,
en laat ons weer in vrede leven.
Amen.

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven mag hebben.

Tien woorden parafrase
God spreekt ons stuk voor stuk aan, en zegt: Ik ben de Aanwezige, jullie God
Ik bevrijd je van angst en knechting,
wees dan vrij, en laat je niet knechten door wat je verafgoodt aan bezit en idealen,
laat het genoeg zijn dat Ik er voor je ben.
Spreek over Mij met liefde en respect, gebruik Mijn Naam niet ondoordacht, en niet voor je eigen doelen.
Heilig ben Ik!
Ik gaf je een dag van vrijheid, houd die dan in ere!
Zes dagen ben je in dienst van jezelf en elkaar,
maar de
zevende dag ben je vrij voor Mij.
Een dag van rust, voor jezelf, je gezin, je gasten en je land, je dieren en je knechten, een dag om op adem te komen,
om de Heer, je God, te loven.
Eer je vader en je moeder, dan zul je het goed hebben en leven.
Sla niemand dood,
heb respect voor relaties en neem niet wat je niet toekomt.
Zeg niet wat je niet kunt verantwoorden, spreek geen kwaad over je naaste,
gun hem of haar een goede reputatie, partner en gezin, huis en haard, ja, alles wat je naaste toebehoort.
Wees
vrij van verlangens, maar heb Mij lief.

Omdat wij dikwijls of soms hierin tekort schieten zingen we samen het Kyrië-gebed:


Dienst van het Woord

Gezang 7
Het woord dat u ten leven riep  = Lied 31vlak vóór u ligt de weg ten leven.

Lezing uit het Oude Testament Exodus 17: 1 - 7
Na de tocht door de rode zee en de ontsnapping op het nippertje aan de Egyptenaren, kwam het volk bij een plek waar het water bitter was, Mara noemde men die plek. Maar Mozes nam – nadat hij Gods raad gevraagd had – een stuk hout en wierp dat in het water, en kijk: het werd zoet: goed drinkbaar!
Ze trokken verder, en vonden nog meer water, dus dat was geen probleem, maar toen raakten de meegenomen etensvoorraden op. Ook daarin hielp de Aanwezige, hun God, ze met vogels en met manna ondanks hun gezeur en gemopper.
We lezen verder:
1. De hele gemeenschap der Israëlieten brak op uit de Modderwoestijn, (Sinaï) om op reis te gaan, telkens als de Heer het zei, en ze sloegen hun kamp op bij Refidim (leger-plaatsen) maar er was geen water om het volk te drinken te geven!
2. En het volk viel Mozes er op aan, ze zeiden: ‘Geef ons water, dat we kunnen drinken!’ Maar hij, Mozes, zei tegen hen: ‘Waar vallen jullie mij op aan, wat stellen jullie de Aanwezige op de proef?’
3. Maar het volk snákte naar water, en het volk mopperde op Mozes en zei: ‘Waarom heeft die (kerel) ons (eigenlijk) op laten trekken uit Egypte? Soms om mij en mijn kinderen en mijn vee van dorst te laten sterven?’.
4. Mozes riep de Aanwezige te hulp met de woorden:
‘Wat moet ik nu met dit volk doen?
Nog even en ze stenigen mij!!!’
5. Toen zei de Aanwezige tegen Mozes: “Loop voor het volk langs en neem een aantal van de ouderlingen van Israël mee, en je staf, die waarmee je op de rivier geslagen hebt, - neem die in je hand en gá!
6. Zie, hier ben Ik, Ik sta daar voor je bij de rots, bij de Horeb (droog, verschroeid), en dan sla je op de rots, en wateren zullen er uit strómen, en het volk kan drinken” – en dat deed Mozes, voor het oog van de ouderlingen van Israël.
7. Maar hij sprak als naam voor die plaats uit: Massa we Merieba (d.w.z.: Beproeving en Conflict), omdat de Israeliëten hem aanvielen, en de Aanwezige op de proef stelden, toen ze zeiden:’Is de Aanwezige eigenlijk wel in ons middenof is Hij dat niet?’

Tja, dat zijn gedachten die we allemaal wel eens kennen, zelfs als we beter zouden kunnen weten. En dan vraag je je af, of je er nog wel bij mag horen. Een vraag waar ook Israel van tijd tot tijd mee worstelde, zoals we kunnen vinden in psalm 15 onder andere. Laten we die psalm maar zingen, mét Gods volk. En af en toe zo nodig de hand in eigen boezem steken.
U mag natuurlijk ook zij, wier en haar zingen!
;-)



De Epistellezing: is uit 1 Cor 10: 1 – 13 
en grijpt terug op de woestijntijd, waar we zojuist een heel klein fragmentje van hoorden. 
Er boven staat: Het voorbeeld van Israël, en het gaat zo:
1 Graag wil ik, broeders en zusters, uw aandacht vragen voor wat er gebeurde met onze voorouders.
Ze stonden allemaal onder bescherming van de wolk en trokken allemaal veilig door de Rode Zee.
2 In de wolk en in de zee werden ze gedoopt als volgelingen van Mozes.
3 Ze aten allemaal hetzelfde geestelijke voedsel,
4 en dronken allemaal dezelfde geestelijke drank. Want ze dronken water uit een geestelijke rots die overal met hen meetrok, en die rots was Christus.
5 Toch rustte op de meesten van hen Gods zegen niet. Want werden ze niet afgeslacht in de woestijn?
6 Die gebeurtenissen zijn een voorbeeld voor ons, een waarschuwing dat we niet naar het kwade moeten verlangen, zoals zij.
7 Word geen afgodendienaars, zoals sommigen van hen, over wie de Schrift zegt: Het volk ging zitten om te eten en te drinken, het werd een losbandig feest.
8 En laten we geen ontucht plegen, zoals sommigen van hen. Het gevolg was dat op één dag drieëntwintigduizend mensen de dood vonden
[1].
9 Laten we Christus ook niet op de proef stellen, zoals anderen van hen deden, met het gevolg dat ze door slangen omkwamen
[2].
10 Mopper ook niet op God, zoals weer anderen – zij werden omgebracht door de engel van de dood
[3].
11 Wat hun overkwam, moet een voorbeeld voor ons zijn. Het werd opgeschreven om ons te waarschuwen, omdat we voor het einde der tijden staan.
12 Wie dus denkt rechtovereind te staan, moet oppassen dat hij of zij niet komt te vallen.
13 U hebt geen beproeving doorstaan die niet voor mensen te dragen is. U kunt op God vertrouwen; Hij zal niet toelaten dat u boven uw krachten beproefd wordt.
En wanneer u beproefd wordt, zal Hij ook voor uitkomst zorgen zodat u de beproeving doorstaat.


[1] Numeri 25: 1 - 9. 1 Toen de Israëlieten in Sittim verbleven, begonnen ze zich in te laten met Moabitische vrouwen. 2  Deze vrouwen nodigden hen uit voor de offerplechtigheden ter ere van hun goden, en het volk at van de offers en boog zich voor die goden neer. 3  Zo gaf Israël zich af met de Baäl van de Peor. Daarom ontstak de HEER in woede tegen Israël. 4  ‘Laat alle familiehoofden van het volk in het openbaar terechtstellen en ophangen, ten overstaan van de HEER, ‘zei hij tegen Mozes. ‘Dan zal de HEER zijn brandende toorn tegen Israël laten varen.’ 5  Hierop droeg Mozes de rechters van Israël op om allen die onder hun bevoegdheid vielen en zich hadden afgegeven met de Baäl van de Peor te doden. 6Terwijl Mozes en heel Israël bij de ingang van de ontmoetingstent aan het weeklagen waren, bracht een van de Israëlitische mannen voor hun ogen toch nog een Midjanitische vrouw naar zijn tent. 7  Toen Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, dat zag, stond hij op, greep een speer, 8  volgde de Israëliet tot in zijn slaapvertrek en doorstak hem en de vrouw, dwars door hun onderbuik. Op hetzelfde moment werden de Israëlieten van de plaag verlost. 9  Aan vierentwintigduizend mensen had de plaag het leven gekost.

Numeri 26:62: Het aantal ingeschreven Levieten, te weten alle mannelijke personen van één maand en ouder, bedroeg 23.000. Zij werden apart van de andere Israëlieten ingeschreven, omdat aan hen geen grondgebied werd toegewezen, zoals aan de anderen.

[2] Numeri 21: 5   ‘Waarom hebt u ons weggehaald uit Egypte?’ verweten ze God en Mozes. ‘Om ons in de woestijn te laten sterven? We hebben geen brood en geen water, en we kunnen dit ellendige eten niet meer zien.’ 6  Toen stuurde de HEER giftige slangen op de Israëlieten af, die hen beten, zodat velen van hen stierven.

[3]  Exodus 16:2,  (2–3) Daar in de woestijn begon het volk zich opnieuw te beklagen. ‘Had de HEER ons maar laten sterven in Egypte, ‘zeiden ze tegen Mozes en Aäron. ‘Daar waren de vleespotten tenminste gevuld en hadden we volop brood te eten. U hebt ons alleen maar naar de woestijn gebracht om ons hier allemaal van honger te laten omkomen.’ 3-4  De HEER zei tegen Mozes: ‘Ik zal voor jullie brood uit de hemel laten regenen. De mensen moeten er dan elke dag op uitgaan om net zo veel te verzamelen als ze voor die dag nodig hebben. Daarmee stel ik hen op de proef: ik wil zien of ze zich aan mijn voorschriften houden. 5  Op de zesde dag moeten ze tweemaal zo veel verzamelen en klaarmaken als op de andere dagen.’

   Numeri 14: 2 etc Bij de terugkomst van de verspieders… 

Daarom kunnen we ook zingen:  Gezang 297 Toch overwint eens de genade... = Lied 755


Gemeente gaat staan

Evangelielezing: Johannes 4: 5 - 26 nbv
De Heer is op weg naar Galilea, en Hij neemt niet de omweg via de andere kant van de Jordaan, maar gaat recht door...
5 Zo kwam Hij bij de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk grond dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had,
6  waar de Jakobsbron is. Jezus was vermoeid van de reis en ging bij de bron zitten; het was rond het middaguur.
7  Toen kwam er een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus zei tegen haar: ‘Geef mij wat te drinken.’
8  Zijn leerlingen waren namelijk naar de stad gegaan om eten te kopen.
9  De vrouw antwoordde: ‘Hoe kunt u, als Jood, mij om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse!’
Joden gaan namelijk niet met Samaritanen om.
10  Jezus zei tegen haar: ‘Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u Hém erom vragen en dan zou Hij u levend water geven.’
11  ‘Maar heer, ‘zei de vrouw, ‘u hebt geen emmer, en de put is diep – waar wilt u dan levend water vandaan halen?
12  U kunt toch niet méér dan Jakob, onze voorvader? Hij heeft ons die put gegeven en er zelf nog uit gedronken, en ook zijn zonen en zijn vee.’
13  “Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen,”  zei Jezus,
14  “maar wie het water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat Ik geef, zal in hem (of haar) een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.”
15  Geef mij dat water, heer, ‘zei de vrouw, ‘dan zal ik geen dorst meer hebben en hoef ik ook niet meer hierheen te komen om water te putten.’
16  Toen zei Jezus tegen haar: “Ga uw man eens roepen en kom dan weer terug.”
17  ‘Ik heb geen man,’ zei de vrouw. “U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt,” zei Jezus,
18  “u hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt is uw man niet. Wat u zegt is waar.”
19  Daarop zei de vrouw: ‘Nu begrijp ik, heer, dat u een profeet bent!
20  Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.’ …
21  Geloof me,” zei Jezus, “er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden.
22  Jullie weten niet wat je vereert, maar wij weten dat wel; de redding komt immers van de Joden.
23  Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt in Geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die Hem zo aanbidden,
24  want God is Geest, dus wie Hem aanbidt, moet dat doen in Geest en in waarheid.’
25  De vrouw zei: ‘Ik weet wel dat de Messias zal komen’ (dat betekent ‘gezalfde’), ‘wanneer Hij komt zal Hij ons alles vertellen.’
26  Jezus zei tegen haar: ‘Dat ben Ik, die met u spreekt.’
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!
Allen: (gezongen):

Gemeente gaat zitten

Gezang 414
  Wilt heden nu treden voor God, de Here... 
Bidt, waket en maket dat ge in bekoring
en 't kwade met schade toch niet en valt.
...


Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.


Lieve gemeenschap van Gods kinderen…
Gemeente in Heusden…
Mensen van overal en nog nergens…

Het water vloeit rijkelijk in onze lezingen.
Allereerst is er het water dat ons leven bedreigt, de zee, de chaos. Het water waar onze dijken niet tegen helpen, water dat alleen God kan temmen.
We zongen er over in psalm 69.
Maar in de lezingen gaat het over positief water.
Water om te drinken, om te overleven, basisvoorwaarde voor het bestaan…
Zozeer een basisvoorwaarde, dat het volk het uitschreeuwt naar God, iedere keer als het ontbreekt: Hij heeft ze voor de gek gehouden.
Hij heeft ze nooit willen redden uit Egypte’s slavernij, maar Hij heeft een wreed spel met ze gespeeld, en laat ze nu omkomen in de woestijn, met hun kinderen en hun vee. Zo spreken ze, mokken ze…
En toch waren ze Gods gemeente, weet U nog wel, Heer? Ja, dat weet de Heer.
Hij geeft Mozes een aantal ouderlingen mee, die voor de gemeente kunnen getuigen wat er gebeurt, daar bij die rots.
Heel de gemeenschap is bij elkaar. Niet zomaar een volk, een handvol gevluchte slaven…
Waar God aanwezig is, gebeurt per definitie iets religieus’, dat kan niet anders. Hier is de gemeente bijeen.

Het water uit de rots is meer dan een toevallige vondst, het is gewijd water, want het komt van GodZelf. Het is wij-water.
Levenswater.
Want waar God is, daar is leven voor wie Hem respecteren en liefhebben. Omgekeerd ook: ‘Waar liefde woont gebiedt de Heer Zijn zegen, daar is Hijzelf, en wordt Zijn heil verkregen, en leven tot in eeuwigheid!’

Daarom kan de schrijver van de brief aan de gemeente in Corinthe zo’n 1100 jaar later bij dit en dergelijke voorvallen aanknopen, en over het water uit de rots spreken als doopwater.
Eigenlijk, schrijft hij, eigenlijk trok Christus in God tóén al mee met het volk dat Hij later zou redden, Hij was er in die eerste uittocht ook al bij.
Hij was de rots, waarop geslagen werd, de rots waaruit het water vloeide… Doopwater avant la lettre. Ja, sterker: ook door de aanwezigheid van de Wolk die voor het volk uitging, die boven de Ontmoetings-tent hing, teken van Gods aanwezigheid, was het volk in feite al gedoopt. (U weet natuurlijk nog wel dat er overdag een wolk voor het volk uit trok, of boven de tent hing, en dat er ’s nachts een vuurkolom hing, die het duister weg nam, en de vijand verblindde…) De Wolk bestaat uit water, ook zeer heilig water, want waar de Wolk is, verschijnt God. En zo zegt de vrome brievenschrijver, als rots en in de Wolk was Christus aanwezig toen het volk door de woestijn trok. Want daar was God. 
In God was Christus, (Grieks) de Messias, (Hebreeuws) waar we in het Evangelie over horen, altijd al aanwezig
Voer voor theologen, daar kun je een boek over schrijven, maar we laten dit accent toch maar even (zij het node) liggen.
Ik wil me vandaag concentreren op dat water, dat levende, dat leven brengende, water.
Want het heeft meer dan het fysieke, dorst lessende, element. Het heeft ook méér dan het element van de doop, van het bij God horen, Zijn kinderen zijn, het gaat in de epistel en in het Evangelieverhaal eveneens om het water dat leven geeft dat verder gaat dan de doop en de dood.
Het gaat om opstanding en eeuwig leven. Het gaat om bij God zijn en nooit meer dorsten, nooit meer tevergeefs hunkeren, naar Zijn aanwezigheid, omdat je die echt, elk moment, bewust ervaart.
De vrouw uit Sichem ként die dorst, dat proef je uit haar vraag: Hoe zit het nu? Waar vind je God?
Onze voorouders vereerden Hem op de Berg, en jullie zeggen dat het in Jeruzalem moet, u bent een profeet, dus u moet het weten
Wij hebben gelijk, zegt Jezus. Maar dat doet er nu niet meer toe. Het gaat er nu om dat mensen God aanbidden in Geest en in Waarheid. De Vader zoekt mensen die Hem zó aanbidden. En díe mensen zullen nooit meer dorsten naar gerechtigheid, naar Gods aanwezigheid.
Dat geldt voor haar, die vrouw met een dubieus verleden, die vrouw uit Sichem, dat buiten de gemeenschap van Israël staat, dat geldt dus ook voor ons.

Op weg naar Zijn lijden en sterven kiest Jezus er bewust voor het heil ook te delen met hen die buiten de besloten gemeenschap van Gods volk staan.
Wie God oprecht en in waarheid wil dienen, in de Geest van Jezus die Zijn leven er voor over heeft, die is van harte welkom, die mag mee doen.
En die is welkom in alle eeuwigheid.
In alle tijd en voorbij alle tijd waar God is, bestaat, leeft en heerst, daar zijn we welkom, daar is plaats voor ons aan een hart vol liefde.

Hoe dienen we God in waarheid en oprechtheid?
Gééf ons van dat levenswater, Heer!
We roepen dat net zo hard als onze zuster in Sichem.

En de Heer zegt: elke beker water die je voor een simpele ziel inschenkt, die schenk je voor Mij in.
En die beker is je heil.

Het water dat ons leven hier en nu verlengt, op weg naar onze bestemming, vloeit uit de rots
Het water dat ons leven gééft, leven voorbij het hier en nu, dat vloeit uit de doorboorde zijde van de rots die Christus wordt genoemd. Van Jezus, Messias, Gods aanwezigheid in ons midden, Mens onder de mensen.
Het water dat vloeit uit Zijn lichaam, en dat aangeeft dat de dood is ingetreden, (lymfe en bloed gaan nu hun eigen weg), dat is het water dat voor ons wijwater is, levenswater, voor altijd.

Het maakt ons vrij om God te dienen, in Geest en waarheid. Toch een wat cryptische omschrijving, dacht ik bij het doorlezen van de teksten.
Wat moeten we daarmee?
En je denkt aan een uitspraak van de Heer: Ik ben de weg, de waarheid en het leven…
Dat betekent dat we bij Hem werkelijk de weg naar het leven ontdekken kunnen… maar toch… er is meer…

Jezus spreekt ongetwijfeld Aramees met de vrouw, daar mogen we van uit gaan. Een taal die nauw verwant was aan het Hebreeuws. Waarheid is in het Hebreeuws
אםת en dat is het in het Aramees ook, zij het wat anders uitgesproken. Het is een bijzonder woord, want het is opgebouwd uit de eerste, middelste en laatste letter van het alphabeth.  Als Jezus zegt: je moet God dienen in waarheid, in אםת, dan wil dat zeggen: van A tot Z. Maar allereerst in Geest. 
In Geest, in de Geest van God. De Geest van liefde.

God dien je dus het beste van binnen uit, omdat je het wilt, niet omdat het opgelegd is. Niet omdat het moet, omdat het van je verwacht wordt, maar omdat je je verheugt in de gein van de genade, in de goedheid en warmte waarmee God je wil omgeven.

En dán dien je God ook met heel je aandacht, dan loop je de kantjes er niet af, dan doe je het met liefde, van A tot Z.
Dan put je met vreugde een beker water voor je naaste, uit de bronnen van het heil.
Dat is heilzaam voor hen, het is heilzaam voor ons.

Jezus is gekomen voor ons heil.
Hij is nu op weg naar Jeruzalem, en Hij vraagt ons om een beker water voor Hem te putten.
Zullen we die Hem weigeren? Vast niet.
Ook niet als Hij zich verkleedt als onze lastige arme medebroeder en -zuster, op straat, op onze weg.
Wie geeft, die leeft.
En zo is het, zou broeder Maarten zeggen.
Amen.

Orgelspel

Antwoordlied: psalm 116: 1, 3, 5 


en leugen werd wat men mij troostend zei.

Dienst van Gebeden en Gaven

Geloofsbelijdenis (melodie gezang 293))
Wij willen ons geloof belijden met het zingen van het credo dat in uw liturgie staat…
1.       Ik geloof in God de Vader
                     die een bron van vreugde is,
                     louter goedheid en genade,
                     licht in onze duisternis.
                     Hij, de koning van de kosmos
                     - het gesternte zingt zijn eer -
                     heeft uit liefde mij geschapen
                     en tot liefde keer ik weer.

          2.       Ik geloof in Jezus Christus
                     die voor ons ter wereld kwam,
                     Zoon van God en Zoon des Mensen,
                     goede herder, offerlam.
                     Door te lijden en te sterven
                     - groot is het geheimenis-
                     schenkt Hij mij het eeuwig leven,
                     dat uit God en tot God is.

3.       Ik geloof de Heil'ge Geest, die
                     God als gids gegeven heeft
                     en een kerk die in alle tijden
                     enkel op zijn adem leeft;
                     Ik geloof de schuldvergeving
                     en ook de herrijzenis.
                     Ik geloof een eeuwig leven,
                     dat in God geborgen is.

(Tekst Jaap Zijlstra?) 

Inzameling van de Gaven
De Heer vraagt niet alleen om water, soms mogen we waterputten graven, of op andere manieren onze naasten dienen met wat ons gegeven is. Als oefening doen we dat in de collecte…

Dankgebed en smeking over de gaven

 HEER, WAT WIJ BIJ ELKAAR GEBRACHT HEBBEN, IS MEER DAN GELD,
WIL ER OOK ONZE GOEDE WIL IN ZIEN,
   EN ONZE DANK VOOR UW LIEFDE.
ZEGEN  HET,
ZODAT HET VRUCHT DRAAGT IN OVERVLOED
-HIER EN ELDERS-      OM JEZUS'  WIL.  AMEN

Voorbeden
Grote God, wij danken U voor de vele goede gaven die wij van U hebben ontvangen, gezondheid, goederen en geld, maar deze wereld is vol honger en dorst.
Vol armoede en onrecht. Voor een deel kunnen we er iets aan doen, maar er is zoveel waar we ons hulpeloos bij voelen. Wij smeken U voor al die mensen en die situaties: Heer, ontferm U.

Goede God, U wilt voor ons ruimte en vrijheid.
Vergeef ons, dat wij hekken zetten, zodat we de ruimte opdelen en de vrijheid van anderen beperken.
Leer ons lachen om ons zelf, en bevrijd ons zo van onze beperkte blik op het leven.
Kom met Uw Geest en Haar gaven, en doe ons nieuw opademen, drinken met volle teugen, en verfrist Uw goedheid doorgeven aan anderen.
Heer, ontferm U.

 Lieve God, in de weelde van dit samenzijn denken we aan hen die hier zo graag wilden wezen, maar niet konden, door ziekte, door vermoeidheid, om andere redenen. En we vragen U voor hen: vul hen met Uw aanwezigheid, met Uw Geest en Haar gaven, en ook ons.
Wees bij de zieken, bij hen die sterven gaan.
Wees bij hen die voor hen zorgen.
Wees bij hen die achterblijven. Wees bij ons allen.

(Stil gebed)

En wij aanbidden en loven en smeken U zoals onze Heer Jezus het ons heeft geleerd:
Onze Vader in de hemel, laat Uw naam geheiligd worden,
Laat Uw koninkrijk komen en Uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Amen


Gemeente staat op
Slotlied gezang 460: 1 en 2
= Lied 103c


Uitzending en Zegen

Laten we zo naar huis gaan:
Dat onze tong woorden van liefde zal spreken,
dat onze handen daden van warmte uitstralen,
dat onze ogen schitteren van licht,
dat onze oren gespitst zijn op signalen van gerechtigheid
dat onze voeten zullen gaan op de weg van de vrede.
Daartoe zegene ons de God van Mozes,
de Vader van Jezus:

De Heer zegene u en Hij behoede u,
De Heer doe Zijn Aangezicht over u lichten en zij u genadig,
De Heer verheffe Zijn Aangezicht over u en geve u vrede.
Amen