Zondag Esto mihi 22-2-
2009 in de Evangelisch Lutherse Kerk te Gorcum.
Organist: Joop de Zwart. Ongeveer 20 kerkgangers. :-)

Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.      
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer    
die hemel en aarde gemaakt heeft.

Grote God, wij aanbidden Uw Naam,
wij zegenen Uw aanwezigheid hier,
en wij vragen Uw zegen,
over allen die, waar ook ter wereld,
bijeenkomen om Uw goedheid te loven.
Heer ontferm U!

Goede God, wij vertrouwen op Uw Woord,
daarom zijn wij hierheen gekomen.
Wij bidden U voor allen die daar toe niet in staat zijn.
Heer ontferm U!

Lieve God, Uw genade is groter dan ons tekortschieten.
Daarop vertrouwen wij, als wij vragen om vergeving,
als wij U vragen om al wat ons aan zorgen en vragen,

aan verdriet en onrust aankleeft, van ons weg te nemen,
opdat wij U in alle vrijheid als Uw kinderen kunnen aanbidden.  
Heer ontferm U!

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Ons introïtuslied is psalm 146: 1, 3


Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen, omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!


Zondagsgebed
Heer, wees ons nabij, nu we zoeken naar U, in dit uur – op deze plek.
Maar blijf ons ook nabij op alle andere momenten van ons leven, met de veelkleurige gaven van Uw Geest, die ons de weg wijst naar U en naar elkaar. Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Lezing OT: Jesaja 43: 18 - 25 
In het voorafgaande heeft de Heilige Zijn volk laten zeggen dat Hij hen gered heeft, en dat ze daarvan moeten getuigen naar de buitenwereld toe. Ze zijn kostbaar in Zijn ogen, zegt Hij… en Hij gaat verder:
18. Denk niet meer aan wat vroeger was, en schenk geen aandacht meer aan het verleden
19. Kijk naar Mij! Ik ben bezig met iets heel nieuws! Nu zullen jullie het toch zeker wel begrijpen!
Ik heb nota bene een weg aangelegd door de woestijn, en rivieren in het dorre land.
20. Velddieren vereren Mij, ja, zelfs de jakhalzen en de struisvogels, omdat Ik water heb geschonken aan de woestijn, rivieren aan het dorre land, om Mijn uitverkoren volk te drenken
21. Dàt volk heb Ik voor Mijzelf gevormd, dat ze Mijn lof zingen …
22. Maar mooi dat jij naar Mij níet geroepen hebt, Jacob, dat je me moe was, Israël!
23. Je hebt bij je brandoffers niet eens een stuk vee voor Mij meegebracht, en bij je offermaaltijden vereerde je Mij niet, ook al heb Ik je bepaald géén wijgeschenken afgedwongen, en om wierook heb Ik je evenmin lastig gevallen.
24. Jullie hebben geen geld uitgegeven aan specerijen voor mij, en met de lekkere beetjes van je offermaaltijden heb je me bepaald niet verwend.
Maar je hebt Me moe gemaakt met je zondige offers, ja, je hebt me lastig gevallen met al je slechtigheid!
25. Ikzelf, Ikzelf ben het die je opstandigheid tegen Mij neerslaat, en aan je zonden wil Ik maar liever niet meer denken….

Tot hier toe de lezing. God is genadig, ook als daar geen enkele aanleiding toe is. Laten we Hem loven met gezang 379: 1 en 5  O mijn ziele, loof de Here...


De genade Gods heeft voor ons de vorm gekregen van Jezus, Gods eigen hartebloed, voor ons vergoten, zoals we zojuist zongen. In Hem is er leven voor ons. En dat heeft vergaande consequenties, zoals Paulus in de brief aan de Romeinen schrijft, en zoals broeder Maarten destijds uit diezelfde brief ontdekte, zoals U wel weet. We lezen uit de epistel aan de Romeinen 8: 1 – 6
Hiervóór spreekt Paulus over de wet Gods, die te maken heeft met de innerlijke mens, en over de wetten die zijn lichaam hem stellen, zodat hij in de geest Gods wet dient, maar in het lichaam die van de zonde.   Hij gaat dan verder:
We kunnen nu stellen dat er geen negatief oordeel valt over hen die in Jezus Christus zijn,
want de wet des Geestes van het leven in Jezus Christus maakte je vrij van de wet van de zonde en dood.
Immers het onvermogen van de wet waarin men zwak was door het lichaam, veroordeelde God toen Hij Zijn eigen Zoon zond die gelijkvormig werd aan het zondig lichaam, ja, omwille van de zonde veroordeelde Hij de zonde in het lichaam, (d.w.z.: in het lichaam van Jezus)
opdat de staat van gerechtigheid van de wet zich ten volle moge ontplooien in ons, wier handel en wandel niet in overeenstemming met het lichaam, maar met de geest verloopt.
Want zij, wier bestaan verloopt in overeenstemming met het lichaam, denken op de manier van het lichaam, maar zij (wier bestaan verloopt) in overeenstemming met de geest, (denken) de dingen van de Geest.
Want de dood beheerst de gedachtegang van het lichaam, maar leven en vrede de gedachtegang van de geest.

Ons antwoord op deze lezing is gezang 94. Natuurlijk zingen we in de eerste regel van het vierde vers kind’ren… = Lied 827



Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Marcus 2: 1 – 12
Jezus heeft rond Kapernaüm wonderen gedaan, die zoveel stof opwierpen, dat Hij zich er niet meer kon vertonen. Dus ging Hij een tijd weg.

1. Toen Hij, na verloop van tijd, Kapernaüm weer eens binnen ging, hoorde men dat Hij thuis was.
2. En velen liepen te hoop, zodat je zelfs niet meer bij de deur kon komen, en Hij vertelde hun Zijn boodschap.
3. En daar komt een stel (mensen) met een verlamde bij zich, die door vier man gedragen wordt.
4. En omdat ze die niet dichtbij Hem konden brengen, vanwege de menigte, haalden ze de dakbedeking er af op de plek waar Hij was, en toen braken ze (het dak) open en lieten ze de slaapmat waar de verlamde altijd op gelegen, omlaag zakken.
5. En als Jezus hun geloof ziet, zegt Hij tegen de verlamde: “Jongen, je zonden worden je vergeven!”
6. Nu was daar een stel schriftgeleerden gezeten, dat zich in hun hart afvroeg:
7. ‘Hoe kan hij zoiets nu zeggen? Dat is ketterij!
Wie anders dan God kan zonden vergeven?’
8. En omdat Jezus in Zijn geest direct inziet dat ze zich dat afvragen, zegt Hij tot hen:
”Wat zijn dat voor dingen die jullie in je hart afvragen?
9. Wat kost er minder moeite: tegen de verlamde zeggen: je zonden worden je vergeven, of zeggen: sta op, en neem je slaapmat mee en loop rond…?
10. Maar opdat jullie weten dat de Mensenzoon bevoegdheid heeft om zonden te vergeven op aarde…” 
11. Hij zegt tegen de verlamde: “Tegen jou zeg Ik: Sta op, neem je slaapmat op en ga naar huis.”
12. En Hij liet hem opstaan, en meteen pakte hij zijn slaapmat en ging weg, waar ze allemaal bij stonden, zodat iedereen buiten zichzelf was, en God loofde met de woorden: ‘Van zoiets hebben we nog nooit gehoord!
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!


In antwoord op Gods Woord willen wij samen ons geloof belijden met de aloude woorden:

Ik geloof in God de Vader, de Almachtige,
schepper van hemel en aarde,
en in Jezus Christus, Gods eniggeboren Zoon, onze Heer,
die ontvangen is van de Heilige Geest,
  geboren uit de maagd Maria,
die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
is gekruisigd,
gestorven en begraven,
nedergedaald ter helle,
ten derde dage opgestaan uit de dood,
opgevaren ten hemel
waar Hij zit aan de rechterhand van God,
de Almachtige Vader,
vanwaar Hij komen zal om te oordelen:
de levenden én de doden.
Ik geloof in de Heilige Geest.
één heilige, Christelijke kerk:
de gemeente der heiligen;
vergeving van zonden,
opstanding van het lichaam,   
en een eeuwig leven.
Amen

Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, door de Heilige Geest.

Lieve mensen van God, kinderen van de belofte!

Genade en vrede, die wenste ik U zojuist niet toe, maar die mocht ik U beloven. Genade en vrede voor U, voor jullie, van God in al Zijn en Haar vormen en verschijningen. Van de Vader, die voor ons zorgt, van de Zoon, onze Heiland, die voor ons inspringt, en onze lasten op Zich nemen wil, en van de Geest, die ons wil leiden op de weg naar het leven.
Die ons wil leren om zelf genadig te zijn en in vrede te leven. Want zó krijgen we pas oog voor Gods goede gaven voor ons.
En dat zijn er nogal wat…
Niet dat we dat altijd zien, zeker niet als er verdriet en ziekte is, angst voor ontslag of verlies
Of als huis en haard worden vermorzeld tussen strijdende partijen… zoals de inwoners van Gaza pas overkwam, of als je uit je land bent weggevoerd, zoals de bewoners van Jeruzalem en de rest van het land eeuwen geleden gebeurde, of als je land is bezet, zoals dat hier ruim 60 jaar geleden was, en ook Jezus Zelf meemaakte…
Met zoveel angst en verdriet lijkt je hart soms wel op slot te zitten, en dan ben je vaak zó met jezelf bezig, dat je anderen niet meer opmerkt. En zeker de goede dingen niet.
Tegelijkertijd kennen we het gezegde: nood leert bidden. Maar ook dát gebed is meestal op onszelf gericht…

In de eerste lezing beklaagt God Zich over Zijn volk dat zo op zichzelf is gericht, en Hij zegt dat Hij het Zijn volk echt niet moeilijk heeft gemaakt met verplichte offers en dergelijke, zoals priesters van goden in de omliggende landen wél opeisen, maar dat zij het Hem moeilijk maken, met hun offers, hun liturgie zus en kerkelijk feest zo, terwijl ze kwaad doen, en er geen wezenlijke aandacht is voor Godzelf. Dat soort onechte offers en aandacht hoeft Hij niet. Hij wil de wezenlijke liefde en aandacht, zoals zelfs de wilde dieren op het land Hem schenken, vol dank voor de goede dingen, die Israëls God al in de woestenij klaar maakt voor de terugkeer van het volk.
Water om hun dorst te lessen, en een begaanbare weg terug. De dieren zíen het, en ze zijn dankbaar voor de graantjes die ze meepikken, maar Gods volk? Loven ze Hem, zoals Hij hoopte? 
Vergeet het maar.
En? Dan?
Zegt Hij: je blijft nog maar wat langer in ballingschap, Ik heb genoeg van jullie?
Nee, Hij zegt: Ikzelf, Ík wis je opstandigheid tegen mij uit, en aan je zonden denk Ik maar liever niet meer. Ik begin opnieuw met jullie.
Pffff! Dat gaat tegen alle menselijke redelijkheid in. Maar zo is God. Een en al goedheid.

En het is dan ook het geloof in Gods goedheid, en in de vriendschap, van die vier mensen in het Evangelie, dat heilzaam blijkt. Dat redt.
Die mensen komen niet voor zichzelf, maar ze komen voor hun vriend.  
Kennelijk is hem iets overkomen, dat hem naar lichaam en ziel schade heeft gedaan…
Waardoor hij niet meer verder kon.
Het kan gebeuren, dat iets in je omstandigheden, iets in je verleden, je lam legt. Figuurlijk, maar als het te heftig is, soms ook letterlijk.
Jezus zíet waar het in wezen om gaat.
Hij legt de vinger in de wonde. En heelt die.
En Hij zeurt niet.
Hij kijkt niet achterom, maar Hij gaat met deze mens iets heel nieuws beginnen.
Die mag verder.
Hij mag weer leven. Mag er weer zijn.
Hij mag er weer bijhoren.

Dat is innerlijke genezing, en die hebben we soms nog veel harder nodig dan een dokter voor de buitenkant en de botten en de spieren.

In de practijk van gebedgenezing en voorbede zie je ook vaak dat men zich allereerst richt op die innerlijke genezing. Soms volgt daar een lichamelijke genezing op, als dat een symptoom was, van iets dat wezenlijk mis was. Niet altijd. Hetgeen niet wegneemt dat er soms ook genezingen plaats vinden, puur van een onderdeel van het lichaam, omdat héél de mens voor God van belang is.

Het is lang niet altijd een kwestie van eigen schuld.
Soms zijn mensen ook ziek van binnen door het oordeel dat zij over zichzelf of anderen vellen. Door de dingen die mensen over elkaar zeggen.
Door de wetten, die wij elkaar voorhouden, en die we hoger stellen dan het menselijk belang.

Nu zijn er in wezen drie soorten wetten.
De ene soort is die, welke Paulus noemt: de wet van het lichaam. Dat is puur overlevingsdrang.
Dat zit héél diep, en vaak zijn we ons er niet of maar half van bewust. Je doet alles om in leven te blijven.
Ik denk dat ik, wanneer iemand mijn kinderen of kleinkinderen kwaad probeert te doen waar ik bij ben, allereerst primitief moeder ben, en ze met hand en tand zal verdedigen, en dat ik pas daarna bedenk dat er politie is, en dat ik eigenlijk Christen ben, en dus haddikdatnounietmoetendoen.

De tweede soort wetten is die van de samenleving.
En daarbij moet het individu wel eens wat van zijn overlevingsdrang inleveren, om het overleven van het geheel, van de samenleving, mogelijk te maken.
En dat wringt dus op een heel basaal vlak.

Het voorbeeld van drie jonge vogels in een nest: het belang van elk van deze jonkies is dat ie de anderen over de rand van het nest wipt, zodat het zelf alle aandacht en voedsel van de ouders krijgt. Maar het belang van de soort, en dus van de ouders, is dat er vrede in het nest heerst, en dat er zodoende zoveel mogelijk jonge vogels overleven, opdat de soort meer kansen heeft.
Als je dat eenmaal ziet, wordt opvoeden een stuk makkelijker, want je begrijpt waar de spanningen vandaan komen. Het zijn tegenstrijdige belangen.
Het kan zelfs zo zijn, dat, wanneer er teveel eieren zijn uitgekomen, en er meer jongen zijn dan de ouders kunnen voeden, de ouders zelf het zwakste exemplaar over de rand van het nest gooien, zodat ze de andere snavels net wél kunnen voeden. Dan worden er individuele offers gebracht, die ook heel diep kunnen ingrijpen.
Zo worden soms kinderen te vondeling gelegd.

Nu is God natuurlijk niet te vergelijken met een vogel, die instinctief reageert, of met een ouder in diepe armoede.

Maar zo’n diep ingrijpend offer heeft God wél gebracht. Heel bewust. Uit liefde.
Hij heeft, in Zijn Zoon, Zijn eigen bestaan en toekomst op het spel gezet, toen Zijn grote Liefde voor ons mens werd, en belast werd met onze zonden, met onze schuld. En daaraan stierf.
Dat Hij stierf kon ook niet anders.

Zoals de verlamde niet verder kon, om wat er dan ook gebeurd was, zo kan een verziekte samenleving, waar de overlevingsdrang het wint van het gezamenlijk belang, niet blijven bestaan.
Want die is van God los.
En dat is zonde.
Die schuld heeft Jezus op Zich genomen.
Dáár ging Hij aan dood.
Maar het was Gods Liefde, die sterker was.
En won van de dood.

Er is namelijk een derde soort wetten.
De wet van God. De wet van de Geest.
Die gaat verder dan de wetten van de samenleving, die immers gebaseerd zijn op het nut.
Wat nuttig is voor het grote geheel, is ook nuttig voor allen die deel uitmaken van het grote geheel. Omdat je er als eenling niet uitkomt.
Omdat je elkaar nodig hebt.
Als er één bakker is, en één kleermaker, als er een stel boeren is, houdt iedereen méér tijd over om goed te leven. Waar mensen elkaar niet helpen, moeten ze allemaal harder ploeteren om te overleven. Dan moet iedereen naast het gewone werk ook nog brood bakken enzovoort. Samenwerken is nuttig en handig.
Dat nutsprincipe wordt beschermd door de wetten van de samenleving. De Staatswetten.

Maar de wet van God is meer en beter.
Die is namelijk niet gebaseerd op nut, maar op liefde. En dus niet op recht, maar op genade.
Op gerechtigheid.
Dat is niet hetzelfde als recht.
De basis van het recht is waar ík recht op heb. Waar ieder ikje recht op heeft.
Maar gerechtigheid is waar de ander recht op heeft. En nog een beetje extra er vrijwillig boven op. Dat kan alleen maar werken op basis van Liefde.

Zo gaat God met ons om.
En zo mogen wij met God en met elkaar omgaan.
Dáár gaat het over in de epistellezing van vanmorgen. En daar gaat het over in ons leven.

Als we op onszelf gericht zijn, dan is dat de dood-in-de-pot voor de samenleving.
Dat is zonde.
Want de samenleving is niets, als het samengaan moet worden afgedwongen door wetten en regels die we niet van binnenuit aanvaarden.
Dan zijn we tot elkaar veroordeeld.
Dat voelt niet fijn!

Maar als we in ons leven en denken Jezus willen volgen, als we ‘in Jezus Christus zijn’, zoals Paulus dat noemt, dan zijn we bereid ons kruis op te nemen. Zo zegt de Heer het iets verderop in het verhaal zelf.
Dan zijn we bereid om echte offers te brengen uit liefde voor God en voor de anderen. Offers die heel ver kunnen gaan. Die heel veel van je vergen.

Maar God heeft alle vertrouwen in ons, dat de staat van Gerechtigheid zich ten volle kan ontplooien in ons, omdat onze manier van doen en denken niet wordt bepaald door onze dierlijke driften, maar omdat we die afstemmen op de Geest van God. Op Gods liefde voor ons.         Dat geeft leven in eeuwigheid en vrede in overvloed.

Als wij ons afvragen: willen we dat? – dan is dat een vraag die we zelf moeten beantwoorden.
Maar omdat we hier in de kerk zitten, mogen we hopen en vertrouwen dat het antwoord ten diepste: ‘ja’! is.
Als we ons afvragen: maar kúnnen we dat wel, dan is het God die voor ons antwoordt.

Heel beslist zegt Hij: Ja, je kunt het.
Samen met Mij kún je het.
En Ik ben er voor je. Altijd.
Amen.

Muziek

Collecte

Gebed over de gaven

Lieve God, U geeft U Zelf aan ons.
Wij bieden U ons eigen leven aan.
Neem het, zegen het, zoals U ons geld aanneemt.
Dat het dienstig mag zijn voor U, en een zegen voor alle mensen.
In de geest van Jezus - die ons voorging.
Amen.

Ons lied is gezang 16. = Lied 117a


Laten we danken en bidden:
Lieve God,
Wij danken U dat U ons nooit laat vallen.
Dat Uw liefde steeds weer groter is dan onze kleinheid, onze beperkingen, onze wetteloosheid.
Wil Zelf telkens weer onze opstandigheid uitwissen, niet omdat wij Uw marionetten zijn, maar omdat wij Uw kinderen zijn, die van U willen houden. Daar hebben we soms wat hulp bij nodig.
En daarom vragen we U ons telkens weer bij te vullen vanuit de bron van Uw liefde.
Zodat we van harte leven in Jezus Christus,
leven in de wet van Uw liefde.
Blijf bij ons met Uw Geest en al Haar gaven.

Heer, wij danken U dat U ons hebt willen voordoen hoe Uw Wet van Liefde werkt.      
Dat U Uw Zoon hebt gegeven,
dat U ons genadig bent.
Help ons om zelf genadig en vredig te leven.
Wil ons genezen naar lichaam en geest. Wij hebben dat nodig. Wij bidden ook voor de zieken, en in het bijzonder voor mevrouw Stassen, die met vier gebroken ribben in het Verpleeghuis ligt. Wil haar helen en genezen. Haar, en ons allen.
Zodat ook onze omgeving aangenaam en liefdevol wordt. Maar help net zo goed wereldwijd mensen en samenlevingen om boven de eigen zorg en de eigen angsten uit te kijken, om te streven naar vrede, ten behoeve van anderen.
Wij bidden voor de staatshoofden die in Berlijn bijeen zijn, voor de kerkleiders, en voor alle machthebbers.

Heer, wij bidden voor de slachtoffers van geweld, van oorlog en armoede, van slechte tijden en van slechte mensen. Waar we zelf iets kunnen doen, laat ons dat zienHelp ons, opdat we samen kunnen leven in gerechtigheid.
Daarom bidden wij U samen zoals Jezus ons leerde: 

Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd, Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven
En leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade

Ons slotlied, waarin we vragen om de zegen, is gezang 444:3 en dat zingen we natuurlijk staande. = Lied 413



Gods zegen draagt ons door dood en doop heen naar het leven in eeuwigheid.
Gods Geest geeft ons de woorden van eeuwig leven in de mond, en de moed in ons hart om ze te spreken.
Gods geliefde Zoon gaat aan onze zij, wanneer we hier vandaan gaan.

Zo zijn we dan gezegende mensen,
in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

Vers 1 en 2


Daarna werd er koffie gedronken, achterin de kerk.