Zondag
6 na Trinitatis 29-6-
2008
in de
Lutherse kerk, Langendijk 74, te Gorcum
Wij zijn hier aanwezig in
de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
God van hemel en aarde,
God van leven en dood, van dood en leven,
wij staan voor U met lege handen,
met besmeurde handen,
met een geweten dat zich niet tot rust laat brengen.
U zo groot, wij zo bijna niets,
en toch verwaand en overtuigd van eigenwaarde,
tot we de gevolgen zien van wat we deden.
Wij zijn nergens, Heer,
als U ons rekenschap vraagt.
Daarom smeken wij U om genade;
daarom vragen wij U:
vergeef ons al wat wij misdeden,
en laat ons weer in vrede leven.
Amen
Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren
Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en
eeuwig leven hebben mag!
Ons introïtuslied is psalm 147: 1, 3, 6.
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!
Zondagsgebed
Heer, die ons doen
en laten kent, ons komen en gaan, wil ons verlichten
door Uw genade, door Uw Geest, opdat Zij in dit uur ons
brengt op het spoor van Uw goede bedoelingen met
ons, door Jezus Christus, onze Heer. Amen.
Lezing OT: Jeremia 29: 4 – 14
Jeremia heeft een bericht voor de rest van de ouderlingen, de oudsten
van het volk, de priesters en de profeten, ja, voor heel het volk dat in
ballingschap gevoerd is… Hij schrijft ze vanuit Jeruzalem, waar hij nog is,
een brief, waarin we verschillende profetieën achter elkaar zien…
4 ‘Dit zegt de HEER
van de hemelse machten, de God
van Israël, tegen de ballingen die Hij
vanuit Jeruzalem naar Babel heeft laten voeren:
5 Bouw huizen
en ga daarin wonen, leg tuinen aan en eet
van de opbrengst,
6 ga huwelijken aan en
verwek zonen en dochters, zoek vrouwen
voor je zonen en huw je dochters uit, zodat zij zonen en
dochters baren.
Jullie moeten in aantal toenemen, niet
afnemen.
7 Bid
tot de HEER voor de stad
waarheen Ik jullie weggevoerd heb en zet je in voor haar bloei,
want de bloei van de stad is ook jullie bloei.
8 Dit zegt de HEER
van de hemelse machten, de God
van Israël: Laat je niet misleiden
door je profeten en waarzeggers.
Hecht geen geloof aan hun dromen;
ze dromen slechts wat jullie wensen.
9 Wat ze jullie in Mijn
naam profeteren zijn leugens. Ik heb hen niet
gezonden–spreekt de HEER.
10 Dit zegt de HEER:
Als er in Babel zeventig jaar voorbij
zijn, zal Ik naar jullie omzien. Dan zal Ik Mijn belofte
gestand doen door jullie naar Jeruzalem te laten terugkeren.
11 Mijn plan met jullie staat vast
– spreekt de HEER. Ik heb jullie geluk
voor ogen, niet jullie ongeluk: Ik zal
je een hoopvolle toekomst geven.
12 Jullie zullen Mij
aanroepen en tot Mij bidden, en Ik zal naar jullie luisteren.
13 Jullie zullen Mij zoeken
en ook vinden, als jullie Mij tenminste met
hart en ziel zoeken.
14 Ik zal Me door jullie laten
vinden – spreekt de HEER – en Ik zal in je
lot een keer brengen. Ik zal jullie samenbrengen uit alle volken
en plaatsen waarheen Ik je verbannen
heb–spreekt de HEER –en je laten terugkeren
naar Jeruzalem, waaruit Ik je heb laten wegvoeren.
Ons loflied is gezang 304: God is getrouw, Zijn plannen falen niet.
Dat mag ons troosten, wanneer we lang moeten wachten in een moeilijke situatie.
God heeft wat meer tijd dan wij.
Laten we dan tóch, laten we dan juist zingen.
Gezang 304 helemaal. God is getrouw, Zijn plannen falen niet... We weten
het:
De Heer regeert! En de Heilge Geest trekt met heel haar kerk van land tot land
als Gods gezant.
Epistellezing: Efese 4: 17- 32
Paulus schrijft over de grote liefde van
Christus, die het Hoofd van de gemeente is, waarvan wij samen het lichaam
vormen. Daarbij past ook een steeds weer nieuwe, bewuste manier van leven, Want,
schrijft hij, jullie hebben Christus leren kennen en
wéten dat dit in Christus de waarheid is.
17 Op gezag
van de Heer zeg ik u dus met klem: ga niet
langer de weg van de heidenen
met hun loze denkbeelden.
18 In hun geest heerst duisternis
en ze zijn vervreemd van het leven met God,
omdat ze Hem niet kennen en hun hart
voor Hem gesloten hebben.
19 Afgestompt als ze zijn,
geven ze zich over aan losbandigheid en storten ze zich in allerlei zedeloze
praktijken.
20 Maar zo
hebt u Christus
niet leren kennen!
21 U hebt toch over Hem gehoord,
u hebt toch onderricht over Hem gekregen?
Door Jezus wordt duidelijk
22 dat u uw vroegere
levenswandel moet opgeven en de oude mens, die te gronde
gaat aan bedrieglijke begeerten, moet afleggen,
23 (in Jezus wordt ook duidelijk)
dat uw geest en uw denken voortdurend vernieuwd
moeten worden
24 en dat u de nieuwe
mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen
is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid.
25 Leg daarom de leugen af
en spreek de waarheid tegen elkaar,
want wij zijn elkaars ledematen.
26 Als u boos
wordt, zondig dan niet: laat de zon niet ondergaan
over uw boosheid,
27 geef de duivel geen kans.
28 Laat wie steelt niet
meer stelen, maar eerlijk de kost verdienen door zelf hard
te werken om iets weg te kunnen geven
aan wie het nodig heeft.
29 Laat geen vuile taal over
uw lippen komen, maar alleen goede en waar
nodig opbouwende woorden, die goed
doen aan wie ze hoort.
30 Maak Gods Heilige
Geest niet bedroefd, want Zij is het stempel waarmee
u gemerkt bent voor de dag van de verlossing.
31 Laat alle wrok en drift
en boosheid varen, alle geschreeuw en gevloek, en
alle kwaadaardigheid.
32 Wees goed
voor elkaar en vol medeleven; vergeef
elkaar zoals God u in Christus
vergeven heeft.
Als je dat hoort kun je het alleen maar eens zijn met de psalmist die zingt:
Overvloedige vreugde is in Uw nabijheid, voor altijd een lieflijke plek aan Uw
zijde (ps 16: 11b) HALLELUJA!
Wij willen de Heilige Geest plezieren, en niet verdrietig maken, daarom zingen
we:
gezang 328, waarin we vragen dat Zij ons open stelt voor Gods woord, en ons
helpt het in ons leven tot bloei te laten komen. Gezang 328 helemaal. = Lied
314
Licht uit licht,
maak ons voor Uw heil bereid,
open hart en mond en oren...
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij:
Mattheüs 10: 34 – 42
Onze Heer Jezus heeft de leerlingen
uitgekozen en Hij zendt ze er nu op uit
om te gaan preken, zieken te genezen, doden te doen opstaan
en duivels uit te drijven. Gratis, natuurlijk!
Het zal niet allemaal even prettig zijn, ze
worden als schapen onder de wolven gestuurd,
maar de Geest zal ze wel de woorden in de mond
leggen, als de nood aan de man komt - en dat zal de nood zeker doen, maar niet
zonder dat God ze in het oog houdt: zelfs een vogeltje
valt niet op de grond zonder dat Hij
het weet.
We lezen:
34 Denk niet dat Ik
gekomen ben om op aarde vrede te
brengen. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard.
35 Want Ik kom een wig
drijven tussen een man en zijn vader, tussen een dochter en
haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder;
36 de vijanden van de mensen
zijn hun eigen huisgenoten!
37 Wie meer
van zijn vader of moeder houdt dan van Mij,
is Mij niet waard, en wie meer houdt van zijn zoon of dochter
dan van Mij, is Mij niet
waard.
38 Wie niet zijn kruis
op zich neemt en Mij volgt, is Mij niet waard.
39 Wie zijn leven probeert te behouden zal
het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille
van Mij, die zal het behouden.
40 Wie jullie ontvangt,
(welkom heet), ontvangt Mij, en wie Mij
ontvangt, ontvangt Hem die Mij gezonden
heeft.
41 Wie een profeet
ontvangt omdat het een profeet is, zal als een profeet beloond
worden, en wie een rechtvaardige ontvangt omdat
het een rechtvaardige is, zal als een rechtvaardige beloond worden.
42 En wie een
van deze geringe mensen een beker koel water
te drinken geeft, alleen omdat het een leerling
van Mij is, Ik verzeker jullie: die zal zeker beloond
worden.’
ZALIG DIE HET WOORD VAN GOD HOREN
EN ER GEHOOR AAN GEVEN
In
antwoord op Gods Woord willen wij ons geloof belijden:
Ik geloof in God,
die
wilde dat de wereld goed was,
die
mensen en dieren maakte,
planten
en bomen,
vogels
en vissen,
en er van hield.
Ik geloof in God,
die
als een vader zorgen wil,
die
als een moeder ons omringt.
Ik geloof in Jezus -
in
wie Gods Liefde mens werd,
om ons lot te delen
ons leven, onze dood,
die
dwars door alles heen
vast
hield aan Zijn Vader -
en angst en dood overwon -
stervend aan het kruis.
Hij ging door de hel,
maar stond óp tot nieuw leven:
de
derde dag.
Ik geloof in de Geest
die Jezus ons zond,
om
ons dichter dan ooit
bij
God te doen zijn.
Zij
bidt en zingt en dankt in ons;
geeft
ons nieuw leven,
in eeuwigheid.
Daarom durven wij geloven
in goedheid, gerechtigheid, trouw....
... in Liefde en toekomst
zelfs voorbij de dood....
... in een kerk, waar mensen zijn
als
één lichaam, dat bestuurd wordt
door Jezus, ons Hoofd....
... in een doop, die mensen nieuw maakt...
... in vergeving, in genade en hoop -
voor gewone mensen zoals wij.
Amen.
Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE
VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS
CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve mensen van God, broers en zussen van me,
maar vooral van elkaar,
Als je de lezingen van vandaag zo hoort en leest, word je
er niet meteen vrolijk van. Ik zag sommigen al kijken: moet dat
nou? Want we houden meer van de lieve Jezus, die alle problemen voor ons oplost.
Maar ja, het moet, het staat op het rooster. (In elk geval Jeremia en
Evangelie).
In de eerste lezing hoort het volk dat
al in ballingschap is gevoerd, en dat opbeurende preken
heeft gehoord binnen de eigen gemeenschap, dat het nog zeventig
jaar zal duren, voordat ze weer terug kunnen keren naar Jeruzalem.
Dat ís nogal wat! Om even duidelijk te maken
wat dat betekent: wie in het eerste oorlogsjaar, in 1940,
naar Duitsland was gesleept, zou pas in 2010, dus over 2 jaar
kunnen gaan denken aan terugkeer. Mijn man was een jonge kerel
aan het begin van de bezetting, en hij is een paar keer maar net ontsnapt
aan de Arbeitseinsatz. Hij is nu 87,
dus net voor zijn 90ste zou pas
de mogelijkheid bestaan dat hij terug kon komen. :-(
En dan moet je rekenen dat in die tijden, we weten van Jeremia dat hij
tussen de jaren 625 en 580 profeteerde, de mensen veel korter
leefden dan tegenwoordig. Dus eigenlijk was er voor niemand die weggevoerd
was, enige hoop dat zij of hun kinderen
Jeruzalem zouden terugzien.
Geen vrolijk vooruitzicht.
En ook onze Heer heeft geen opwekkende
mededelingen: Hij komt scheuring brengen binnen de kerk, de staat,
de gezinnen zelfs. Hij spreekt over Hem
meer liefhebben dan je ouders, je eigen kinderen zelfs,
over je kruis opnemen… en Hem
anders niet waard zijn… En
over alle zekerheden loslaten.
Harde woorden!
Onbegrijpelijke woorden, voor velen!
En de epistel spreekt ook al over van alles en nog wat dat we moeten laten.
Voor een deel dingen die we toch al niet van plan waren, voor een ander
deel krijg je het gevoel dat je wel héél erg
met je rug naar de wereld
moet gaan staan, als het aan God ligt!
Terwijl we toch in deze wereld zijn gesteld om er te leven,
te werken en God
te dienen… En zo
gelukkig te zijn…
Ja, en daar zit hem natuurlijk net de kneep!
Ik kom daar op terug.
Als we eerst nog eens kijken naar de situatie van het volk in ballingschap,
en van de rest die nog achtergebleven is, dan moet u weten, dat de
wegvoering van Juda en Jeruzalem, van het Zuidrijk
eigenlijk, in twee etappes
is gebeurd. Eerst werden de koning en het hof
weggevoerd, mét de bovenlaag van de maatschappij, inclusief
intellectuelen en de industrie, de smeden, de technici van de maatschappij, dus
wat wij tegenwoordig de infrastructuur van de samenleving noemen. Dat gaat om alles
wat maakt dat een samenleving goed loopt.
De gewone mensen waren achtergebleven,
die waren als het ware op proef. Wij weten nu dat ze die proef niet
hebben doorstaan, maar later ook voor een groot deel zijn weggevoerd,
zodat de stad in puin kwam te liggen, en de velden
en akkers niet meer bewerkt
werden. Zover ís het nog niet, en de profetieën roepen de mensen op
hun vertrouwen weer te stellen in hun eigen
God.
In de God van hun voorvaderen.
Die oproep geeft ze de kans om anders te gaan leven, om zich weer
helemaal op Hem te richten, ook al leven
ze onder een bezettingsmacht.
Ik heb van de oudere generatie wel gehoord hoe hier tussen 40-45 de
kerken vol zaten, en hoe mensen, die
het op zich op kerkelijk of politiek
vlak helemaal niet eens waren, toch heel goed samen
konden werken, met dat ene doel voor
ogen: weerstand bieden aan het kwaad van Hitler en diens soortgenoten.
De grote pijn van mijn vader was dat na de oorlog deze samenwerking
niet kon worden voortgezet. Hij was de enige niet, die daaronder leed.
Goed, dat terzijde. Maar dan kun je je de situatie waarin deze
profetieën tot stand kwamen, en waarin deze brief
geschreven is, wat beter voorstellen.
En wat een teleurstelling, dat er geen geruststellende
woorden voor hen zijn op dat moment!
Hun God lijkt helemaal niet voor ze te willen zorgen. Behalve als zij,
die in het land zijn achtergebleven, zich bekeren.
Radicaal anders gaan leven. En uiteindelijk geldt dat ook voor hen
die zijn weggerukt van huis en haard. Later. Maar voor déze generatie
bestuurders is er geen hoop. Zij
zijn het die het volk niet hebben geleid in de dienst
aan hun rechtmatige God, maar die het
hebben verleid op politiek onzekere wegen,
omdat ze geen boodschap hadden aan Gods wil
met het volk.
Dat is heftig!
Ik vraag me af, hoe onze regeerders
zouden reageren en zouden regeren,
als ze wisten, dat ze zó direct worden afgerekend op hun keuzes
in het leven, persoonlijk en in de maatschappij.
Zou er méér om wijsheid worden gebeden, en
minder gerekend worden op eigen-wijsheid?
Zou er meer door de mensen aan de basis voor de regering en
de andere bestuurders gebeden worden, in plaats van alleen maar te mopperen?
Ik weet het niet. De laatste optie lijkt me in elk geval voor ons allen
erg nuttig.
Zoals het nuttig was om voor Babel te bidden, dat toch de onderdrukker was!
Toen ik op internet iets opzocht over Jeremia en diens tijd, en met name
over dit hoofdstuk, las ik onder andere het volgende op een site die gaat
over Joods denken:
De nadruk bij Christenen ligt vaak op 'persoonlijke
redding'. Bij Joden ligt dat anders, daar wordt (gelukkig) veel universeler
gedacht. Het gaat om de terugkeer tot harmonie tussen volken, mensen, schepping
en God.
Enerzijds is de Jood heel nationalistisch (hoewel we ons ook moeten
realiseren, dat we tegenwoordig met een hele generatie Israëli's te maken
hebben, die zich geen Jood noemen), maar anderzijds zijn ze heel sterk
doordrongen van het feit dat Israëls God, de God van de hele wereld is.
Vanuit de Torah hebben de Profeten het monotheïsme en nationalisme
verkondigd, maar ook het universalisme. Voor de Bijbelschrijvers,
van de eerste tot de laatste, is God niet alleen de God van Israël,
maar is Hij de God van het heelal en de enige God die er ooit geweest
is en zal zijn.
God is geen 'internationale' God. Met geen enkel ander volk dan
Israël ging God ooit een juridisch bindende overeenkomst aan. M.a.w. de 'nationale'
God van Israël is een universele God… De hele Hebreeuwse Bijbel is
hier vol van. (o.a. in dit hoofdstuk, waar de God van Israël ook zorg blijkt te
hebben voor Babel.)
Einde citaat.
Nu ben ik het er niet helemaal mee eens, dat God met geen ander
volk een juridisch bindende overeenkomst aanging.
Bij het sterven van onze Heer is, met het bloed van Jezus
als onderpand, een nieuw
Verbond gesloten, dat in principe al de volkeren van heel de wereld
omvat.
Het is een uitbreiding van het eerste verbond, dat daarmee ouder,
maar niet verouderd is.
En binnen dat Nieuwe Verbond dat God sluit met een wereldwijd priesterlijk
volk, dat Hij Zich kiest uit alle
volkeren, en dat over alle landsgrenzen heen gaan, sluit Hij ook met elk van
ons, bij onze doop, en ons 'ja' daar op, een juridisch bindende overeenkomst. Met rechten en
plichten over en weer.
En daar gaat het vandaag dus in feite om.
Onze eerste plicht is God respecteren en
liefhebben. En daarna onze naaste als ons zelf.
Eerst God, die ons schiep, en dan
pas onze vader, onze moeder, die ons het leven
gaven, en onze kinderen. Want anders
zijn we Jezus, zijn we het Nieuwe
Verbond, dat ons eeuwig leven belooft,
niet waard.
We moeten kiezen, zo te zien.
Dat is de scheiding die Jezus ons
komt brengen?
De scheiding tussen mensen die elkaar het naaste staan.
Tussen vader en zoon, tussen moeder en dochter en schoondochter.
Maar
die scheiding ís er pas, als mensen niet de zelfde weg gaan, en niet samen
Jezus volgen...
En oh! het kan zo pijnlijk zijn,
wanneer je kinderen, desnoods met respect en verbazing, van een afstand
kijken naar je geloof, naar je relatie
met God, zonder dat je met ze kunt delen
wat het betekent. Wat Hij betekent in je
leven, wat Zij zou kunnen betekenen in hun
leven.
En als je kind zegt: ‘Mam, ik begrijp dat niet, dat God gaat voor
je eigen kinderen, dan ben je toch fanatiek!
Dan ben je toch niet normaal!’ dan bloedt
je hart, omdat je er op dat moment geen antwoord op hebt.
Wijzelf thuis zullen de enigen niet zijn die hier onder lijden. Ook hier
zijn mensen die dat kennen… :-(
Die scheiding is een kruis, dat we moeten
dragen als we Jezus willen volgen.
En dan vervolgt de Heer Zijn woorden met: als
mensen jullie welkom heten, dan voel Ik Me daar welkom,
en dan voelt Mijn Vader Zich daar welkom.
En dat wordt beloond.
Toch denk ik, dat we in Jezus onze God zó
goed hebben kunnen leren kennen, dat we tastend en zoekend, moeten
beseffen dat hier de dingen niet zijn
zoals ze lijken.
God vraagt ons niet om neer te
kijken op onze ouders, integendeel. Als we de Tien Levenswoorden
bekijken, die de grondwet vormen van het Eerste Verbond, en waarvan
natuurlijk geen punt en geen komma verloren gaat in het Nieuwe Verbond,
dan zien we dat daar vooral ruimte wordt gemaakt. Leefruimte.
In het leven moet je de dingen op belangrijkheid
leren schikken, om de juiste keuzes te kunnen maken. Pas dan kun je overleven.
En de grote les is, dat we pas als we ruimte
in onszelf vinden om God te eren
en te danken voor onze schepping, voor onze bevrijding uit
nood, als we tijd vrij maken om Hem te
loven en te danken, om aandacht aan Hem
te geven, dat we dán ook de ruimte en de vrijheid hebben om met elkaar op een goede
manier om te gaan.
Kortom: als we God met dankbaarheid
zien als de basis en de oorsprong van ons bestaan als mens,
kunnen we samenleven.
Dán kunnen we ook onze ouders eren, als
vanzelfsprekend, dan spreken we met respect
over onze naaste, en maken we haar niet belachelijk, roddelen
we niet over hem, dan stelen en liegen we niet om het onszelf makkelijk
te maken, en dan gúnnen we onze naaste al het goede van het leven.
Zonder dat voor onszelf te willen.
Dat is een volwassen levenshouding, die je moet oefenen, die je
niet komt aangewaaid.
En dat volwassene zit niet in de leeftijd: je hebt heel volwassen jongeren, en
heel kinderachtige ouderen.
Kleine kinderen hebben een diepe overlevingsdrang, en daar offeren
ze in principe alles voor op. Dat zit heel diep,
je ziet het bij de allerkleinsten al, dat ze willen hebben wat de ander
heeft.
Daar is (evolutionair) een goede reden voor: dat kun je namelijk zelf
ook veilig in je mond
steken. Duidelijk!
En het kind wil alle mogelijke aandacht van de opvoeders
hebben. In elk geval van de voederaars. Dus
als het de ander over de rand van het nest kan gooien, zit het er
niet mee.
De opvoeding maakt van het oorspronkelijke roofdiertje in ons een sociaal
dier, een voor de samenleving geschikte mens.
Maakt van een overlever een samenlever.
Daarom is de opvoeding ook zo vreselijk belangrijk. Daarom moeten
we ook leren luisteren naar hen die wijzer zijn dan wijzelf.
En allereerst naar God.
We zijn toch in deze wereld gesteld om er te leven,
te werken en God
te dienen… En zo
gelukkig te zijn… God wil ons geluk. Ons aller geluk.
En daar moet het
Laten we danken en bidden:
Lieve God, we danken U, dat we hier in de kerk, en overal waar mensen Uw Woord
met aandacht lezen en horen, steeds weer de vreugde mogen ontdekken die het
bestaan in U met zich meebrengt. Ook als het leven anderszins zorgelijk en
moeilijk is.
Wij bidden U dat U ons vandaag en alle dagen van ons leven de veelkleurige gaven
van Uw Heilige Geest wilt geven, zodat wij toegerust zijn voor een bestaan als
mens van U.
Wij bidden U om Haar leiding in ons leven, om goede gedachten en invallen, om
vriendelijke woorden als we te moe zijn om die te bedenken, om geloof en genade,
zodat we onze instinctieve reacties kunnen beheersen, en kunnen samenleven in
vrede en vriendelijkheid.
Wij danken U voor mensen die ons hebben willen leren, door hun woorden én hun
voorbeeld, hoe we waarlijk mens moeten zijn, omdat zij een beeld zijn van U.
Wij bidden U voor onze koningin en haar regering, voor kerkelijke en wereldlijke
bestuurders, voor allen met macht en verantwoordelijkheid, om inspiratie en
helderheid. Opdat ze in alles Uw voorbeeld volgen.
Wij bidden U voor de financiële problemen waarin verschillende kerken zich
bevinden, door gebrek aan aandacht en deskundigheid van mensen, maar soms ook
door ons eigen gebrek aan offerbereidheid. Wil ook in deze dingen ons leiden.
Help ons dagelijks er aan te denken voor al deze mensen en zaken te bidden. Als
wij oprecht zoeken naar U, en naar Uw wil, laat U Zich immers vinden.
Wij
danken U dat we hier in vrede mogen leven, dat spreekt niet vanzelf.
En we bidden U voor de veteranen die in ons eigen land en op (vredes)missies
zich voor die vrede hebben ingezet, en daar dikwijls zwaar voor betalen.
Wil hen zegenen en met Uw liefde omringen.
Heer, wij danken U dat we met àl onze zorgen bij U mogen komen.
Wij bidden U om gezondheid en herstel voor hen die ons dierbaar zijn….
en wij bidden U met de woorden die Jezus ons leerde:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij aan anderen hun schuld vergeven;
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Ons
slotlied is Gezang 436: 1, 4, 6. Jezus neemt de zondaars aan, roep dit
troostwoord toe aan allen..
Komt gij allen, komt tot Hem, weest niet meer bedroefd, verslagen.
Zegen:
Dat onze tong woorden van liefde
zal spreken,
dat onze handen daden van warmte
uitstralen,
dat onze ogen schitteren van licht,
dat onze oren gespitst zijn op signalen
van gerechtigheid
dat onze voeten zullen gaan op de weg
van de vrede.
Daartoe zegene ons de God van Mozes, Elia en
Jezus:
De Heer zegene u en Hij behoede u,
De Heer doe Zijn Aangezicht over u lichten
en zij u genadig,
De Heer verheffe Zijn Aangezicht over u
en geve u vrede.
gezang 436: 7 Tot de Heiland mag je komen...