Zondag 18 na Trinitatis 2005, 25 september, in de Lutherse kerk te
Wildervank. Dienst samen met de Lutherse gemeente in Winschoten. Organist: de
heer G. Klein.
20 mensen, de helft uit Winschoten en de helft uit
Veendam-Wildervank
WIJ ZIJN HIER AANWEZIG IN
DE NAAM VAN DE VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST.
Amen
ONZE HULP IS IN DE NAAM VAN DE HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft
Heer, wij hebben als schapen gedwaald,
en wij zijn ieder onze eigen weg gegaan..
Wij konden of wilden de Weg die de Waarheid is,
en het Leven, niet volgen.....
Toch smeken wij u: leid ons weer op het rechte pad
vergeef ons en blijf ons bij,
om Jezus Christus, onze Heer. Amen
De Almachtige God schenke ons Zijn genade
Amen
Zo lief had God deze wereld, dat
Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft
aan het verderf ontkomt,
en eeuwig leven hebben mag!
Introïtuslied gezang 457 helemaal = Lied 405
LATEN WE DE HEER AANROEPEN OM ONTFERMING MET DE NOOD VAN DEZE WERELD,
MAAR LATEN WIJ DAN OOK ZIJN NAAM PRIJZEN,
OMDAT ER AAN ZIJN BARMHARTIGHEID GEEN EINDE KOMT
Zondagsgebed
Lieve God, Hier zijn wij.
Vol goede wil, maar we schieten zo vaak
te kort, als het er om gaat Uw wil te doen,
zoals Ú dat had gedacht. Wil ons met Uw Heilige
Geest de weg wijzen, door Jezus Christus,
onze Heer. Amen.
Lezing Oude Testament Ezechiël 18:
1- 4, 25-32 NBV.
We horen daar heel wat van wat er in Israël zo al gewoonte was, in geboden
en verboden... En hoewel hier de mannen aangesproken worden, golden dergelijke
regels natuurlijk ook voor vrouwen.
Kennelijk was er een probleem in de rechtspraak, of in het rechtsgevoel van de
mensen... Bovendien is er een grote verschuiving bezig plaats te vinden in de
cultuur.
Er wordt hier steeds gesproken over de weg, dat is de levensweg, je manier van
leven…
1 De HEER richtte zich tot mij:
2 ‘Waarom gebruiken jullie in Israël
toch het spreekwoord: Als de ouders onrijpe
druiven eten, krijgen de kinderen stroeve
tanden?
3 Zo waar ik leef –
spreekt God, de HEER –,
nooit meer mag iemand bij jullie in Israël dit spreekwoord in de mond
nemen!
4 Weet dat alle
mensenlevens Mij toebehoren: zowel het leven van de ouders
als dat van hun kinderen ligt in Mijn hand,
en alleen wie zondigt zal sterven.
(Dan
volgen er verzen, die aangeven dat wie goed doet, en aan het eind zondigt, niet
om dat goede vergeving krijgt, maar juist gestraft wordt, en hoe een zondaar die
berouw krijgt wel gered wordt, als hij daarna rechtvaardig leeft. Ook wordt het
kind van een rechtvaardige niet meer vrijgesproken om de ouder, en het kind van
een zondaar wordt niet aangesproken op de ouder. We gaan verder met vers 25.)
25 Nu zeggen jullie: “De wegen
van de Heer zijn onrechtvaardig!”
Maar luister, Israëlieten!
Ben Ik het die onrechtvaardig is? Gaan júllie
niet eerder onrechtvaardige wegen?
26 Iemand die rechtvaardig was
maar dat niet langer is en onrecht begaat, sterft omdat
hij onrecht heeft begaan.
27 Iemand die goddeloos leefde maar
dat niet langer doet, mij trouw is en het goede
doet, zal in leven blijven.
28 Als hij tot inzicht en inkeer
is gekomen en niet langer misdaden begaat, zal hij zeker blijven leven en niet
hoeven sterven.
29 De Israëlieten
zeggen: “De wegen van de Heer zijn onrechtvaardig!”
Ben Ik onrechtvaardig, Israëlieten?
Zijn júllie het niet die onrechtvaardig zijn?
30 Ik zal iedereen
beoordelen naar de weg die hij gegaan
is–spreekt God, de HEER.
Kom tot inkeer, bega geen misdaden meer,
anders brengt jullie schuld je ten val.
31 Breek met het zondige
leven dat jullie hebben geleid, en vernieuw je hart en je geest.
Dan hoeven jullie niet te sterven, Israëlieten!
32 Want de dood van een mens geeft me geen vreugde–spreekt God, de HEER.
Kom tot inkeer en leef!
Wij willen zingen: psalm 25: 2, 3 en 4
Epistel Filippenzen 2: 1 – 13 NBV
Paulus heeft geschreven over zijn gevangenschap, en de kans dat die eindigt in
de dood, maar hij heeft het gevoel dat zijn leven nog nuttig kan zijn voor de
gemeente, hoe zeer hij ook verlangt naar het eeuwig leven met Christus.
1 Nu u door Christus zozeer bemoedigd
wordt en liefdevol getroost, nu er
onder u zo’n grote verbondenheid met de Geest
is, zo veel ontferming en medelijden,
2 maak mij dan volmaakt
gelukkig door eensgezind te zijn,
één in liefde, één in streven, één van geest.
3 Handel niet uit geldingsdrang
of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid
de ander belangrijker dan uzelf.
4 Heb niet alleen uw eigen
belangen voor ogen, maar ook die van de ander.
5 Laat onder u de gezindheid
heersen die Christus Jezus had.
6 Hij die de gestalte van God
had, hield Zijn gelijkheid aan God niet vast,
7 maar deed er afstand van.
Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens.
8 En als mens verschenen,
heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood
– de dood aan het kruis.
9 Daarom
heeft God Hem hoog verheven en Hem de
naam geschonken die elke naam te boven gaat,
10 opdat in de Naam van Jezus
elke knie zich zal buigen, in de hemel,
op de aarde en onder de aarde,
11 en elke tong zal belijden:
‘Jezus Christus is Heer’, tot eer van
God, de Vader.
12 Geliefde broeders en zusters, u
bent altijd gehoorzaam geweest toen ik bij u was.
Wees het des te meer nu ik niet bij u
ben.
Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep
ontzag voor God,
13 want het is God
die zowel het willen als het handelen
bij u teweegbrengt, omdat het Hem behaagt.
De psalmist zingt ons voor: Loof de Heer, want Hij is goed, bezing Zijn Naam, zo
lieflijk van klank (ps 135:3)
Ons lied in antwoord op die oproep is psalm 25:10
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Matheüs 21:23-32
Wat gaat vooraf?
De intocht in Jerusalem, Palmpasen, de reiniging van de tempel, de Heer
geneest er lammen en doven, de volgende dag begint met de verdorde vijgenboom,
en Jezus zegt dan tegen de leerlingen: als je maar een heel klein beetje
geloof hebt, dan zul je al een berg in zee werpen, door je bevel.
De vraag is bij dat alles steeds die naar macht, vermogen, autoreiteit,
toestemming...
Hoe kan Hij dat? Van wie mag Hij dat? Of van Wie?
Een vraag die voor de overheden steeds belangrijker wordt.
Stel je (alsjeblieft niet) voor dat....
We lezen:
23 Toen Hij naar de tempel
was gegaan en daar onderricht gaf, kwamen de hogepriesters en de oudsten
van het volk naar Hem toe. Ze vroegen Hem: ‘Op grond van welke bevoegdheid
doet u die dingen? En wie heeft u die
bevoegdheid gegeven?’
24 Jezus gaf hun ten antwoord:
‘Ik zal u ook een vraag stellen, en als u
Mij daarop antwoord geeft, zal Ik
u zeggen op grond van welke bevoegdheid Ik die dingen doe.
25 In
wiens opdracht doopte Johannes?
Kwam die opdracht van de hemel of van mensen?’
Ze overlegden met elkaar en zeiden:
‘Als we zeggen: “Van de hemel, ”dan zal
Hij tegen ons zeggen: “Waarom hebt u hem dan niet geloofd?”
26 Maar als we zeggen: “Van mensen,”
dan krijgen we het volk over ons heen, want iedereen houdt Johannes
voor een profeet.’
27 Dus gaven ze Jezus als antwoord:
‘We weten het niet.’ Daarop
zei Hij tegen hen: ‘Dan zeg Ik u ook
niet op grond van welke bevoegdheid Ik die dingen doe…
28 Wat denkt u van het volgende?
Iemand had twee zonen.
Hij zei tegen de een: “Jongen, ga vandaag in de wijngaard
aan het werk.”
29 De zoon antwoordde: “Ik
wil niet,” maar later bedacht hij zich en ging alsnog. (Hij
kreeg spijt.)
30 Tegen de ander zei de man
precies hetzelfde.
Die antwoordde: “Ja,
vader, ”maar ging niet.
31 Wie van de twee heeft nu
de wil van zijn vader gedaan?’ Ze zeiden: ‘De eerste.’
Daarop zei Jezus: ‘Ik verzeker u: de tollenaars
en de hoeren zijn u voor bij het binnengaan
van het koninkrijk van God.
ZALIG DIE HET WOORD VAN GOD HOREN
EN ER GEHOOR AAN GEVEN
IN ANTWOORD OP GODS WOORD WILLEN WIJ ONS GELOOF BELIJDEN:
Wij geloven in God - Schepper van hemel en aarde.
Heer over alle machten
Die om ons van alle macht heeft afgezien
en in Jezus de prijs heeft betaald voor onze overtredingen.
Die in eenvoud tot ons kwam,
en werd verraden en vermoord - gekruisigd...
maar Hij overwon de dood!
na drie dagen opgestaan ten leven
verscheen Hij aan vriend en vijand,
weer in Zijn hemels rijk terug zond Hij Zijn Geest
die ieder mens bezielen wil tot leven in de Heer.
Tot een gemeenschap van heiligen,
door een doop, door vergeving van
zonden,
tot leven in der eeuwigheid. Amen
Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD
ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS,
ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve mensen, kinderen van God…
Als het Nederlands
elftal speelt, en wint, dan zeggen we al snel: Wij
hebben gewonnen.
Nét zo, als er verlies is geleden. Dan is de natie
in rouw, en algemeen klaagt men
over het verlies.
Natuurlijk heb je altijd mensen die niet om sport geven, maar je kunt op tal
van terreinen voor-beelden bedenken,
waar mensen zich voelen als een deel van een groter geheel,
en daarin óp gaan.
In het oude Israel was dat helemaal
het geval.
Het individu, de persoon, is vrij onbelangrijk.
Het belang van de stam, de groep, de familie,
het volk gaat voor.
En daar mag rustig iemand aan opgeofferd
worden. Letterlijk soms.
In het Midden-Oosten komen we zelfs mensen-offers
tegen; het was bijvoorbeeld bij de stichting van een stad
mogelijk dat er een aantal mensen, jonge
mensen vaak, werd geofferd, en begraven
onder de fundamenten van de poort.
Ik herinner U aan een kleine koning in Palestina,
die de muren van Jericho bouwde, hij
‘grondvestte ze op Abiram, zijn eerstgeboren
zoon, en stelde op Segub, zijn jongste zoon,
haar poorten’ staat er,
In die late periode plaatste deze vader niet alleen twee van zijn zonen levend
in de funderingsgaten van de stadspoorten,
maar zijn handelwijze wordt in de geschiedenis ook nog vermeld als
‘naar het woord des Heren’ te zijn. Mozes
had deze funde-ringsoffers verboden, maar de Israëlieten vielen na zijn
dood al spoedig in deze gewoonte terug.
Nu was dát wél iets waar in het Oude Testament heftig tegen geprotesteerd
wordt, maar nog in Jezus’ dagen, in de opmaat
naar Zijn proces, zegt de hogepriester rustig: het is beter dan één
man lijdt, dan dat een heel volk ten
onder gaat.
In de tijd van de aartsvaders, en van de koningen, is de overheersende
rol van de stam, de gemeenschap waarin
je geboren bent, je dorp, je stad, steeds
duidelijk aanwezig.
Maar in de tijd van de ballingschap verandert
dat.
De verbanden zijn verbroken, en ook al wonen de weggevoerde
Joden in het grote Babylonische rijk voor een deel wel bij elkaar,
tóch gaat de aandacht steeds meer uit
naar het individu.
De persoon.
Onder de achtergebleven bevolking in Israel gaat het net zó.
De structuren zijn er niet meer, de belangrijke
mensen, stamoudsten, de koning
en het hof, priesters en geleerden,
zijn weggevoerd.
En Ezechiel, de profeet,
is één van hen, en ziet dat proces volop gaande.
Dat is verwarrend. Wij
zitten midden in een dergelijke tijd. De jongeren
trekken hun eigen lijnen, en de ouderen
spreken over normen en waarden, waar ze
zich, strict genomen, zelf ook al niet altijd meer aan houden…
Je hebt dan geen gemeenschappelijk kompas meer. Temeer
omdat de rol van de kerk in de
samenleving behoorlijk is afgebrokkeld, en er weinig goede rolmodellen
voor in de plaats gekomen zijn.
En in zo’n tijd spreekt God,
de Aanwezige, de Heer van Israel en Juda, tot Ezechiel.
Hij gaat kennelijk meer met Zijn tijd mee, dan de mensen, want de toon
is wat ongeduldig: Waarom gebruiken
jullie in Israel toch het spreekwoord: De ouders
hebben zure druiven gegeten, en de tanden
van de kinderen zijn ruw geworden…?
Dat wil zeggen: Als de ouders iets verkeerds hebben gedaan, dan dragen de
kinderen de gevolgen.
En omgekeerd.
Ik weet niet hoe dat bij U was, maar als ik vroeger iets deed dat
mijn moeder niet zinde: met afgezakte
kousen lopen, in bomen klimmen, met de
verkeerde mensen praten, noem maar op,
dan zei ze: ‘Ík word er op aangekeken’.
Tja, ik merkte daar natuurlijk niets van, als kind,
maar later wilde ik ook wel eens onder een vloerkleed kruipen, als mijn
moeilijkste kind weer eens iets vreselijks zei of deed, en het zelf
niet leek te merken.
Trouwens, kinderen tussen de 12 en 22 kunnen ook door de grond
gaan, als hun ouders zichzelf zijn, en dus niet voldoen aan de normen
van de groep waarin het kind zich lekker voelt.
Nu ja, U snapt waar ik het over heb.
Het is ons mensen kennelijk aangeboren.
En de Aanwezige zegt: Jullie kunnen dat
nu wel zo vinden, maar daar klopt niets
van.
Ik ga Zelf nog verder.
Ik kijk naar de mens zelf. Wat díe doet
en laat.
En dan maakt het niet uit, als je je
hele leven prachtig geleefd hebt, en je gaat dan over de schreef, dan
helpt de voorraad aan goede daden je niets.
Juist zoiemand
zou toch beter moeten weten! En als die dan
tóch slecht is voor zijn of haar medemens, dan gaat die willens en wetens tegen
Mijn geboden in. Die kan geen lid blijven van de leefgemeenschap
van God en mensen.
Maar God wíl helemaal de dood van de mens niet.
Hij zegt: Kom tot inkeer, en leef!
Bréék met het zondige leven dat jullie hebben geleid, en vernieuw
je hart en je geest.
Het interessante is, dat de mens dat dus zelf
kan.
Wij bidden vroom: geef ons een nieuw hart,
maar God zegt: breek met je oude leefpatroon,
en vernieuw je hart en je geest. Vernieuw
je manier van denken en voelen. Je
manier van geloven.
Daar ben je dus zelf bij!
Daar ben je dus ook zelf verantwoordelijk
voor.
Wij hadden een dierbare vriend, en die liet zich door een grote
organisatie kapot maken.
Hij bleef vechten tegen deze logge instantie, en hij stond in zijn
recht.
Ook al zeiden alle mensen die het goed met hem meenden: Laat dat
nou, je hebt tot op zekere hoogte je gelijk gekregen, laat dat genoeg
zijn.
Het kost je je gezondheid.
Nee, zo zat hij niet in elkaar,
zei hij trots.
Een echte stijfkop, en op een gegeven dag zakte
hij op straat in elkaar en hij stierf.
Zijn hart kon de ongelijke strijd
niet aan.
Heel jammer, het was een fijne man, die veel voor anderen over
had, maar hij wílde niet anders kijken
naar de dingen, hij wilde niet anders denken.
Zo zat hij in elkaar.
Nu, God zegt ons hier: daar kun je zelf
iets aan doen, en je hoeft niet te denken:
ik kan niet anders. Want iedereen die dat wil,
kan veranderen.
Ook in de epistellezing komen we dat motief tegen, aan het
eind. Daar staat: Blijf u inspannen
voor uw redding, en doe dat in diep
ontzag voor God.
Want het is God die zowel het willen als het handelen bij u
tot stand brengt, omdat het Hem behaagt.
God wíl graag dat wij gered
worden, U en ik.
Alle mensen.
Hij nodigt ons uit om actie
te ondernemen, om er iets aan te doen, en Hij wil ons er ook bij helpen
het in feite te volbrengen.
Als wij dat niet proberen, dan gaan wij in tegen Gods wil.
En we bidden toch steeds: Uw wil geschiede. Of tegenwoordig: Laat Uw wil
worden gedaan… Dat betekent niet dat God
daarvoor moet zorgen, maar dat we het zelf
moeten doen.
Als wij, in de gemeenten van onze Heer Jezus
Christus, er niet naar streven eensgezind
te zijn, bescheiden en met de nederige
gezindheid van de Heer Jezus, ons voorbeeld en ons hoofd, dan
belijden wij niet dat Hij Heer
is, maar dan maken we van Hem een leugenaar.
Dan zijn we als die ene broer, die
zegt: Ja, vader, ik zal doen wat U vraagt, maar hij bedenkt zich,
en doet het niet.
In het Evangelieverhaal dat we lazen slaat dat op de kerkelijke
overheden, die aan Jezus
vragen waar hij het lef vandaan haalt theologie te bedrijven
zonder een papiertje.
Zonder een degelijke opleiding, en een
bekende leermeester die achter Hem
staat.
Hoe komt Hij aan de macht over ziekte
en boze geesten?
Dat willen ze wel eens weten.
Maar eigenlijk willen ze het niet weten, want ze willen helemaal
niet dat Hij nu de Messias
zou zijn waar ze al die tijd zo vroom
op hebben gewacht.
Dat zou in die politiek onrustige tijd rampzalig
zijn.
Je moet er niet aan denken dat er een opstand komt, en dat de Romeinen
de tempel sluiten, en de stad vernietigen… Dat zou zo
maar kunnen.
Ruim dertig jaar later gebeurt het ook.
En Jezus heeft het al voorspeld.
Maar dat terzijde.
Want het gaat niet alleen om de overheden,
de machthebbers, de priesters
en geleerden.
Het gaat ook om ons.
Om onze keuzes.
Erkennen wij Jezus als Heer?
We hebben het in de belijdenis in feite al wel gezegd: Jezus Christus is Heer,
Jezus is God.
God is tot ons gekomen in de figuur van Jezus.
Maar wat betekent dat voor onszelf, in ons dagelijks
leven?
Als we uit de kerk komen, en we hebben goede dingen gehoord,
heerlijk gezongen, gezellig koffie
gedronken, dan zijn we vol dankbaarheid
en goede bedoelingen, en we zeggen: Ja,
Heer.
Ik wil ook wel werken in Uw wijngaard, op de
plek waar U me nodig hebt.
Maar ja, dan wordt het maandag, dinsdag, en dan liggen de dingen al makkelijk
weer een beetje anders. De wereld legt beslag
op je.
Je moet dit, je wilt dat, je bent gehaast, en er is zelfs
al vaak weinig tijd meer in je dagrithme voor
dingen als bijbellezen, en voor aandachtig
gebed.
Laat staan dat je dat bloemetje gaat
brengen aan die zieke, of dat kaartje
schrijft aan je oude tante.
Laten we nu deze week eens een kwartier extra voor God
houden. Niet alleen een kwartier voor lezen en bidden, maar extra:
een telefoontje, een briefje, een bezoekje.
Een vriendelijk woord.
En laten we vooral eens bedenken waar het bij onszelf anders
kan. Wat we van onze naaste zouden kunnen leren. Dat kan zó verruimend
zijn!
En we hoeven het niet alleen te
doen: God Zelf stuurde ons de Heilige Geest.
We hoeven maar te vragen, en Ze is
er voor ons.
Daar mogen we op rekenen, altijd en overal.
Dat geldt voor ieder van ons.
Wie we ook zijn, wat
we ook hebben gedaan.
Want God houdt van U, houdt van jou, heel persoonlijk,
heel intens, en Hij wil dat je behouden
blijft, en leeft.
Nu, en altijd.
Amen.
Muziek
De wereld is wijd en Gods goedheid
is groot
vanuit ons aandeel mogen wij helpen en delen,
nu in de collecte, straks weer anders.
Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang 224 helemaal
Collecte
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen,
is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd,
liefde en aandacht.
Wijs ons de weg. Om Jezus’ wil Amen.
Gezang 224 helemaal = Lied 659
Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U, dat wij allemaal U zo ter harte
gaan, dat U ons lot hebt willen delen in Jezus,
onze Heer, Uw Zoon, die Uw wil volkomen
heeft willen doen.
Wil ons helpen onze eigen belangen net
zo op de achtergrond te stellen, en Uw
belang, het belang van onze naaste, groter
te achten, en daar naar te handelen.
Dat valt vaak niet mee, Heer, en we hebben er ook niet altijd zin in, zelfs al weet
ons verstand dat het goed
is, dat we U daar mee blij maken.
Wij vragen U om Uw Heilige Geest, als schild en gids
op al onze wegen, in al
ons doen en laten, zwijgen en spreken.
Wij willen graag Uw kinderen zijn, Uw dochters en zonen, help
ons dan door Uw Geest om het voorbeeld van Jezus
in het oog te houden, en het voorbeeld van al
die goede en vrome mensen die ons zijn voorgegaan. Ouders, leraars,
kinderen…
Van allemaal kunnen we leren.
Open ons het hart en het verstand,
opdat we dan ook bereid zijn om aan ons zelf te werken,
en niet wanhopig te worden, als het zo lang duurt, en als we zo
vaak dezelfde fouten maken.
U bent een geduldige, liefdevolle Vader,
en wij vertrouwen ons toe aan Uw genade.
Voor deze gemeenten en hun geestelijk verzorgers bidden wij
U. Voor de kerkeraden, en voor al
die mensen die op de achtergrond
zoveel nuttig en noodzakelijk werk
doen.
Wij bidden U ook voor alle machthebbers en voor de verantwoordelijke
mensen in kerk en maatschappij, dat ze
zich niet verwarren in regels,
maar dat ze open blijven staan voor het bevrijdend
handelen en spreken van Jezus,
onze Heer, en van allen die met Hem getuigen
van Gods liefde.
Voor de zieken bidden we, voor hen die hier niet
zijn, omdat het te vroeg was, te moeilijk
of te ver.
En we bidden speciaal voor: Mijnheer en mevrouw Roelfsema, die wachten op
ziekenhuisopname, van mijnheer. Voor Theo Roelfsema, en Marian van de Borg, en
voor mijnheer Snaathorst, die aan het herstellen is en ook voor mevrouw Smit.
OOk denken we aan mensen die verdriet hebben om familieleden, zoals de familie
Pesema.
Voor de slachtoffers van het natuurgeweld
in Amerika, van de honger in Afrika,
de regen in Oost-Europa
en China, ach Heer, U weet het beter dan wijzelf, willen we U bidden.
En we smeken U: help hen, en help ons om te helpen
waar wij kunnen. Dat we zo
Uw wil doen, net als Jezus die ons leerde bidden:
Onze Vader in de hemel,
laat Uw Naam geheiligd worden,
laat Uw Koninkrijk toch komen
en Uw Wil worden gedaan
op aarde zó als in de hemel.
Geef ons steeds weer het brood
dat wij dagelijks behoeven.
Vergeef ons onze schuld,
zoals ook wij vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons in beproeving niet,
maar red ons uit de greep
van alle kwaad.
Ons slotlied is Gezang 444:3 voor de zegen.
= Lied 413
Laten we dat maar staande zingen.
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ gezang 444: 1 en 2. Nu dus
eerst het derde vers.
Zegen:
De Heer van dood en leven
schenkt ons Zijn Geest, Haar liefde.
Dat onze ogen
het heil
mogen zien,
onze handen
zich bekommeren over de medemens,
en onze voeten
zich richten naar de eeuwigheid.
In de Naam van de
Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen.
vers
1 en 2