Voor eerdere diensten klik hier:
Zondag 18 na Trinitatis 11-10-2009 Lutherse kerk te Zeist.
Organist:
D. Andel.
Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Laten we Hem vragen ons om vergeving voor al wat wij misdeden, opdat
wij weer in vrede kunnen leven.
Om Uw lof, die ongezongen bleef vragen wij U: vergeef
ons.
Om het gebed, dat ongebeden bleef, vragen wij U: vergeef
ons.
Om de liefde, die niet gegeven werd, vragen wij U: vergeef
ons.
Om de liefde, die niet ontvangen werd, vragen wij U: vergeef
ons.
Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat
ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!
Ons introïtuslied op deze 18de zondag na Trinitatis is uit de bundel
Tussentijds, lied 33. = Lied 63b
Het is een bewerking door Ida Gerhardt en Marie van der
Zeyde van delen van psalm 63, op muziek gezet door Willem Vogel.
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen, omdat er aan Zijn barmhartigheid geen
einde komt!
Zondagsgebed
Heilige God in de Hoge Hemel,
Lieve Vader, hier in ons midden,
Wij willen U loven, aanbidden en danken,
omdat U er bent.
Omdat we daarvan doordrongen
zijn,
en omdat we leven
uit U.
Wees altijd de grondslag
van ons bestaan.
Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.
Lezing OT: Deuteronomium 15: 1 - 11.
In deze
hoofdstukken wordt het samenleven in Gods Naam geregeld voor het volk Israël,
op weg naar het beloofde land. Maar ook voor het volk in ballingschap in
Babylonië, mensen die ooit weer naar het beloofde, het eigen land terug zullen
keren.
De boeken van Mozes, dus Genesis t/m Deutero-nomium, zijn tijdens de
ballingschap opgeschreven. Daarvóór werden ze mondeling door- gegeven, en in
de manier van opschrijven proef je af en toe ook mee, dat als het ware Mozes
over de hoofden van de Israëlieten van zijn tijd, hier moet spreken tot Gods
volk, dat op Gods tijd terug zal keren.
In het vorig hoofdstuk ging het over wat je wel en niet mag eten, en over de 10%
van je inkomsten, die voor God zijn. Nu gaat de lezing onder andere verder over
de actuele vraag of je bij een lening wel een onderpand mag eisen, een hypotheek
dus, waarbij mensen soms het onderpand vormden, en dus als slaaf werkten, en
over de armenzorg. We lezen:
1. Aan het eind van zeven jaar organiseer je een kwijtschelding.
2. Zo gaat die kwijtschelding:
dat iedere schuldeiser hetgeen hij tegen onderpand
heeft uitgeleend aan zijn buur niet
terugvordert van
zijn buur of van zijn broeder, want er is van Godswege
een kwijtschelding uitgeroepen.
3. Van de buitenlander kun je
terugvorderen, maar voor zover je broeder aan jou toebehoort moet je hem,
die aan je zorg is toevertrouwd, vrijlaten.
4. Overigens zal er onder jullie geen
behoeftige wezen
waar de Aanwezige
jullie zegent in het
land dat de Aanwezige, jullie God, bezig
is jullie te schenken als wettig
bezit, om te hebben en te houden.
5. Maar alleen als je heel goed luistert
naar de stem van de Aanwezige je God, zodat je in acht neemt en uitvoert
al deze geboden
die ik nu bezig ben je op
te dragen.
6. Opdat de Aanwezige je God je zegenen
mag zoals Hij jullie gezegd heeft,
en opdat jullie (zo rijk zullen zijn dat je) uitleent
aan vele volkeren,
en jullie niet hoeven te lenen,
maar dat je heerst over vele
volkeren, en zij niet over jullie
heersen.
7. Mocht er onder jullie een behoeftige
wezen onder een van je broeders,
in een van je steden in het land
dat de Aanwezige, je
God, bezig is je te schenken, laat je hart
dan niet hard wezen, en laat je hand
zich dan niet gesloten houden voor
je broeder, die behoeftig
is.
8. Als je werkelijk je hand royaal
opent voor hem, dan zul je hem zeker
lenen wat hij belooft
terug te geven, genoeg
voor de nood waarin hij verkeert.
9. Let goed op jezelf, dat er geen
minne gedachte in je hart opkomt als: het
zevende jaar is al dichtbij, het jaar van de kwijtschelding,
zodat je het je broeder die behoeftig is niet gunt, en je het hem niet
geeft, en hij het uitroept
vanwege jou tot de Aanwezige,
en het jouw zonde is...
10. Je zult hem vast en zeker geven,
en je hart zal het niet kwaad
menen, als je het hem geeft, want juist hierom zal de Aanwezige,
je God, je zegenen in
al wat je doet en in al waar je hand
zich naar uitstrekt....
11. Maar àls er tóch geen gebrek is aan behoeftigen
in het land, dan draag ik
je daarom juist op en zeg: je moet je hand royaal
openen voor je broeder
die in nood is, en
behoeftig, in je land!
Tot hiertoe de lezing. Onze graduale-psalm is psalm 15 helemaal. Die sluit aan
bij de lezing.
Nu gaan de kinderen naar de benedenzaal, maar eerst komen ze hun kaars hier
aansteken.
Epistel: Hebreeën 3: 7 – 14 Goed Nieuws
In het voorafgaande deel wordt aangetoond dat
Jezus groter is dan Mozes, tot dan toe de grootste figuur uit de heilige
schrift. Hij leidt de gelovige naar het eeuwige leven. Nu wordt het Godsvolk
vergeleken met het volk dat door Mozes werd uitgeleid, de woestijn in, op weg
naar het beloofde land.
7 Het is dus zoals de Heilige
Geest zegt:
Als u vandaag
Zijn stem hoort,
8 wees dan niet koppig zoals jullie voorouders
die tegen Mij opstonden
tijdens de beproeving in de woestijn.
9 Wat had Ik niet voor hen gedaan?
Ze hadden het zelf gezien, veertig jaar lang,
en toch stelden ze Mij
op de proef,
toch daagden ze Mij uit.
10 Daarom waren ze Mij een ergernis.
Het was een wispelturig volk,
ze trokken zich van Mij niets
aan.
11 Toen heb Ik woedend bij Mijzelf gezworen:
Nooit
zullen ze Mijn rustplaats binnengaan.
12 Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van u door een slechte
gezindheid ontrouw
wordt aan de levende
God en Hem de rug
toekeert.
13 Nee, moedig elkaar elke dag aan,
zolang dat ‘vandaag’
nog klinkt; niemand van u mag zich door de zonde
laten verblinden en koppig
worden.
14 Want we zijn deelgenoten
van Christus, als
we tenminste aan onze aanvankelijke
zekerheid vasthouden
tot het einde toe.
Met de schrijver van psalm 135:3 stemmen wij in: Loof de Heer, want Hij is goed,
bezing Zijn Naam, zo lieflijk van klank. HALLELUJA!
Vroeger was alles beter, zeggen mensen nog wel eens. Vroeger was het
leven overzichtelijker.
En er was nog respect
voor God en voor mensen.
Maar in iedere tijd opent God weer nieuwe
perspectieven en andere mogelijkheden.
Daarvan zingen we in het volgende lied uit de bundel Tussentijds: Blijf niet
staren op wat vroeger was.
Het is eigenlijk een canon in vier delen, maar ik weet dat u niet zo houdt van
dat soort ‘fratsen’. Dus we zingen het gewoon twee keer…
TT 51 = Lied 809
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Marcus 10:
17 – 31.
Jezus
is op weg gegaan na de verheerlijking op de berg, naar Jeruzalem. Onderweg wordt
er gesproken over onder andere echtscheiding, en Jezus zegent de kinderen, omdat
voor Hem niemand minder is dan een ander, Hij geneest Bar-Timeüs, en dan gaan
ze weer verder. We lezen in vers 17 en verder:
17. Toen Hij weer op weg
ging rende er iemand voor Hem uit, en die vroeg Hem, op
de knieën vallend:
’Goede meester, wat moet ik doen om mijn deel
te hebben aan het eeuwig leven?’
18. Maar Jezus zei
tegen hem: “Waarom noem je me ‘goed’?
Niemand is goed, behalve God!
19. De geboden ken je: dat je niet
ter dood brengt, niet overspelig bent, niet steelt, dat je geen valse verklaring
aflegt, niemand tekort doet...
eer je vader en je moeder...”
20. Hij zei tegen Hem: ‘Meester, al die dingen heb ik vanaf mijn jeugd strict
in acht genomen!’
21. En Jezus, die hem
onderzoekend aankeek, vond hem erg
sympathiek, en Hij zei
tegen hem:
”Een ding mis je nog:
Vooruit, verkoop
wat je hebt, en
geef het de armen, en je zult een schat
hebben in de hemel, ja, kom op! Volg Mij!”
22. Maar zeer
terneergeslagen ging hij na dit woord verdrietig
weg... want hij was in het bezit
van veel goederen...
23. En om Zich heenkijkend zei Jezus tegen Zijn leerlingen: “Wat zullen zij
die rijkdommen hebben toch moeizaam
het Koninkrijk ingaan...”
24. De leerlingen
waren hoogst verwonderd over wat
Hij zei. Maar Jezus nam nog
eens het woord, en zei tegen ze:
”Kinderen, wat is het toch moeilijk
heb koninkrijk van God binnen te gaan!
25. Het is nog beter te doen, dat
een kameel door
het oog van de naald gaat, dan dat
een rijke in het
koninkrijk van God
binnen gaat...”
26. Ze raakten hemelmaal van slag,
zodat ze tegen elkaar zeiden: ‘Maar wie
kan (dan nog) gered worden!?!‘
27. Jezus, die ze
strak aankijkt, zegt tegen ze:
“Bij mensen onmogelijk,
maar niet bij God,
want alles is mogelijk bij God!”
28. Daar begon Petrus
tegen Hem te praten:
’Kijk eens, wij hebben alles
in de steek gelaten, en zijn U gevolgd!’
29. Jezus
zei: “Waarlijk,
Ik zeg jullie: niemand is er die huis
of broers of zusters
of moeder of vader
of kinderen of akkers
vanwege Mij en vanwege het Evangelie in de steek heeft gelaten,
30. als die niet honderd keer
zoveel krijgt, nu,
in deze tijd, aan huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en
akkers – na vervolgingen!
– en in de komende eeuwigheid:
eeuwig leven!”
31. Maar vele eerstelingen zullen
tot de laatsten behoren en van hen
die tot de laatsten
horen zullen er eerstelingen
zijn.!”
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan
geven!
In antwoord op Gods
Woord willen wij samen ons geloof
belijden:
Ik geloof in God, die mens en wereld heeft geschapen, bedacht, gemaakt,
gewild...
Ik geloof in God, die met mens en wereld een relatie aanging, er om geeft, er
van houdt.
Ik geloof in God, die een Vader wil zijn, een Moeder, Geliefde, Zuster,
Broeder..
Ik geloof in Jezus, mens geworden zoals wij.
Die in onze tijd, in onze wereld ons eigen leven heeft geleefd,
en is gekruisigd, voor de overheid een daad van willekeur,
voor Zijn leerlingen uiteindelijk een sprong in het duister, die onze redding
werd -
dwars door dood en opstanding heen.
Ik geloof in die Geest van Liefde, die deel is van Gods wezen, die Jezus
bezielde, die ook ons bezielen wil.
Ik geloof in mensen van Gods welbehagen, gewone mensen, die doen wat ze kunnen.
Die leren luisteren naar de stem van God in de nacht van hun leven.
Mensen die er voor Hem en voor elkaar willen zijn.
Ik geloof dat de tijd maar tijdelijk is, en dat ons eeuwige liefde wacht, door
dood en opstanding heen.
Zo waarlijk helpe ons God almachtig!
Preek
Genade zij u en vrede
van God onze Vader en
van Jezus Christus,
onze Heer,
door de Heilige Geest.
God en Mozes
zijn, zoals we hoorden, een stuk optimistischer dan Gods Zoon
later blijkt te zijn. Jezus
zegt op een gegeven moment: de armen heb je altijd bij je, maar Mij niet.
In de eerste lezing
konden we echter horen hoe God
en zijn dienaar Mozes
er van uit gaan dat er eigenlijk
geen armen hoeven te zijn in het beloofde land. Ze horen er niet te wezen.
Als ze maar luisteren
naar God, en als ze de geboden,
die Mozes nog eens op een rijtje
zet voor het volk, goed in acht
nemen, dan zal er geen sprake zijn van armoede.
Zeker niet structureel. Niet als een vast gegeven.
Mócht er iemand
nog in de problemen
komen, door ziekte of een ongeluk, dan wordt er verwacht dat men die broeder of
zuster royaal
zal helpen met wat
hij – of wat zij – in die situatie nodig heeft.
En als je iemand geeft
wat hij of zij nodig heeft, en daar niet op beknibbelt,
dan is zo iemand ook in staat om uit de problemen te komen, en je terug
te geven wat je hebt uitgeleend.
Je hoeft het niet eens à fonds
perdu af te staan, want zo iemand komt weer op de pootjes terecht,
dat spreekt vanzelf, en kan dan terugbetalen.
Dat is de gedachte achter de eerste lezing.
Jammer dat dit mensbeeld niet zo aanwezig
is bij onze regering
en de betrokken ambtenaren.
Een ruimhartiger beleid en meer
maatwerk zou wel
eens kunnen maken dat mensen zich ook in moeilijke situaties gekend
en gewaardeerd
voelen, en er alles aan zullen
doen om het vertrouwen
dat in hen wordt gesteld waar te maken.
Als je zo met mensen om gaat, zal God dat zegenen,
belooft Hij.
Maar dan moet je natuurlijk ook handelen
vanuit liefde voor God
en de naaste.
Je moet niet een calculerende
burger worden, die precies uitrekent
wanneer het belastingtechnisch handig
is om een schenking te doen, en wanneer je beter kunt wachten,
bijvoorbeeld tot het eind
van de maand, ook al is de nood
nog zo hoog bij de
ander.
Maar ja, behalve optimist
is God ook realist.
Hij ziet dat mensen lenen op onderpand.
En dat onderpand kan land
zijn, als je dat hebt, maar ook je eigen lijf
en leden. Dan werken mensen als slaven voor hun broeders, om zo
hun schulden aan te zuiveren.
OP die manier moet het niet, en
dus vindt de Heer een nieuwe
maatregel uit: die van de kwijtschelding.
Net zoals het land
om de zoveel jaar braak moet
liggen, om op adem te
komen van de roofbouw die mensen
er op plegen, zo moet eens in de zeven jaar de maatschappij
terug naar af, naar nieuwe kansen
voor iedereen… in Gods
Naam.
En ook al mag je dan van een buitenlander
eventueel wel een onderpand aannemen, (die kan immers vertrekken), de bedoeling
is het niet, God houdt duidelijk níet van hypotheken.
Je zult geen stem uit de hemel horen: ‘Ja, ja, Ik ben Uw goddelijke Hypotheker!’
Als je je zó houdt aan de geboden, dat je rijk
gezegend wordt, staat
er, dan kun je van die rijkdom uitlenen,
zonder onderpand, maar gewoon tegen de belofte
van de ander dat die je zal terugbetalen. Of niet, en dan heb je pech.
Je enige zekerheid in het leven is dan dus God.
En Gods genade.
Daar gaat het om.
Want wat we aan goeds ontvangen is niet voor onszelf alleen, maar is om er goede
dingen mee te doen.
Het interessante is dat onze Moslimbroeders
dat beter hebben onthouden dan wij, want zij lenen niet uit tegen
onderpand of rente.
Maar ook zij hebben er wel foefjes
op gevonden om er niet minder van
te worden.
Ook dat zien we in
Jezus’ tijd al…
Herinnert u zich de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester
die ontslagen zal
worden, en die dan de pachtcontracten
aanpast? Dat is natuurlijk nogal makkelijk te bewerkstelligen, als er geschreven
is op een wastafeltje.
Hoeveel staat er? 50? Maak er maar 30 van.
Dat kan hij makkelijk doen, want
de practijk was, dat je, als je 30 goudstukken leende, voor 50 tekende. Nee, je
betaalde officieel geen rente, maar in de practijk deed je dat op die manier
dubbel en dwars.
Je schuldbekentenis
vertoont zo een hoger bedrag dan
de schuld die je
maakte door te lenen.
En de Halal-hypotheek, waar een paar jaar geleden zo’n ophef over was, werkt
in feite volgens het zelfde principe.
God zegt tegen het volk,
en dus ook tegen ons, dat de basis
van de samenleving de Wet en de Geboden moeten zijn. Het: houd
van God met al wat in je is, en houd van je naaste als van jezelf.
Als je daar naar luistert,
zul je rijk gezegend
worden. En telkens weer horen we verhalen van mensen die er naar leven.
En die het nooit riant en ruim zullen hebben, maar die telkens weer geholpen
worden, als de nood
aan de man en aan de vrouw komt.
Mensen die leven uit de liefde
voor God en mensen,
die kunnen loslaten en geven,
die de hand niet gesloten houden,
maar die juist openen voor anderen,
die zien dagelijks kleine wonderen
van liefde om zich heen.
Maar daar heb je wel veel moed
voor nodig.
Veel vertrouwen.
Dat zijn mensen die, zoals psalm 15 voorzingt,
geen slechte dingen bedenken, maar
die de naaste behoeden
voor kwaad, en
geen lelijk woord over of tegen de naaste zullen zeggen. Die
onomkoopbaar het recht
erkennen, van iedereen die zich tot hen wendt.
Heftig!
Dat kan niet iedereen aan.
En daarom wordt er iedere keer weer een gelegenheid
geboden, aangeboden
èn bevolen, om
het in orde te
maken.
In orde met God en de naaste.
Laten we wel wezen: we hebben er niets
aan, wanneer we aan het begin van de dienst zingen en bidden: Heer,
vergeef ons al wat wij misdeden, en laat ons weer in vrede leven,
wanneer we tóch niet van plan zijn onze mis-daden, de dingen die we verkeerd
hebben gedaan, of die we níet hebben gedaan, (dat ene girootje, weet u wel?) in
orde te brengen, zodra we thuis
zijn.
Zo werkt het natuurlijk niet, dat
kan een kind bedenken. Misschien
moet je ook wel volwassen zijn om te denken dat het zo wel
werkt…
De brave man die
Jezus te voet valt, wanneer deze
vanuit Jericho naar Jeruzalem gaat, voor het laatst, denkt wél zo, lijkt
het.
Hij heeft alle geboden vanaf zijn vroegste
jeugd gehouden, maar de liefde
ontbreekt er aan.
Het leven uit Gods genade.
Hij hééft te veel.
En wat hij bezit, bezit hem.
Zijn bezit is zijn zekerheid en zijn ondergang.
En het is toch zo’n aardige,
sympathieke man.
Hij zou hier prima passen, en we
zouden bij de koffie graag een praatje
met hem maken.
Hij wil dat bezit, die zekerheid,
ook wel graag uitbreiden naar het leven na dit leven.
Hoe kan hij nu zeker weten dat hij
zijn deel krijgt?
Zijn rechtmatig
deel?
Kan Jezus, die de
blinde Bartimeüs weer liet opkijken
naar de hemel,
misschien ook maken dat hij,
deze naamloze man, in de hemel
tevreden rond kan kijken? En zo niet,
wat kan hij dan zélf nog doen?
Dat slijmen
van hem irriteert Jezus nogal.
Mij moet je niet aanspreken met goede
meester, er is er maar één goed, en dat is God.
Die is werkelijk en onvoorwaardelijk
goed.
Daarmee heeft Jezus, voordat
de vraag is gesteld, het antwoord al gegeven.
God is goed,
is tof, en zó ruimhartig
dat Hij in Zijn liefde ruimte
biedt aan iedereen die naar Hem luisteren
wil. Die liefde hoef je niet te verdienen.
Je hoeft er alleen op te reageren
met liefde.
Als wij van binnen uit net
zo goed willen zijn als God,
dan hoeven wij ons niet in duizend bochten
te wringen, en dan hoeven we niet
te knielen op een bed violen,
om de hemel open te zien gaan.
Als we los kunnen laten wat ons bindt
aan deze aarde,
hebben we een schat
in de hemel, en kunnen we Jezus
volgen, die alles, het leven
en zèlfs de hemel, heeft opgegeven,
uit pure liefde van God voor de mensen.
Loslaten. Dat is moeilijk.
Wie ouder wordt,
wie oud wordt, merkt dat je meer
aan het leven vast zit, naarmate
je er meer van geproefd hebt. Jonge
mensen kunnen het leven vaak veel makkelijker
loslaten dan mensen in hun tweede of derde jeugd. Maar de oude dag helpt je ook
weer om noodgedwongen los te
laten.
Door ziekte, ouderdom,
minder financiële armslag, kun je
op den duur steeds minder doen van de dingen die je vroeger
deed. En je leert loslaten.
Moeilijk, pijnlijk,
verdrietig misschien.
En soms met grote opluchting,
omdat al die verantwoordelijkheden
ook wel erg zwaar wegen.
Vacantie, dat woord komt van vacare,
een werkwoord uit het Latijn, dat leegmaken
betekent.
U weet dat wel. In je vacantie kun je je leegmaken
van wat er allemaal op je drukt.
Kun je je leegmaken voor God.
Zo voelt het soms ook als de weg
ten einde loopt.
Er moet minder.
Je mag andere dingen.
Je mag de tijd nemen voor God
en voor jezelf,
voor mensen om je heen.
Wat je opgeeft krijg
je op een andere manier terug.
Hebben we hier in de gemeente niet
broeders en zusters, vaders en moeders, kinderen en vrienden, of zijn we
zo arm van Geest dat we dit niet zien?
Wat is het voor rijken soms een onmogelijke zaak om hun, om onze rijkdom
te delen met de armen!
Jezus moet er diep
van zuchten.
Hij heeft Goddank liefde
genoeg om er niet moedeloos
van te worden, maar het doet Hem duidelijk pijn,
dat Gods goede gaven
zo weinig op prijs
worden gesteld door mensen die rijk door Hem gezegend zijn.
Wij gaan nu weer richting Sinterklaas, en laten we eerlijk
zijn: het leukste van de Sint is
toch het geven, en
niet het krijgen!!! Het is toch veel leuker
om lang van te voren te bedenken
wat je voor deze en gene zou kunnen maken
of kopen, dan om zelf een verlanglijstje
in te vullen?
Sinterklaas is voluit een Christelijk
feest.
Het laat de vreugde
zien van een goede God.
In die vreugde mogen we delen,
als je de goede gezindheid maar
hebben, en als we dagelijks
willen luisteren naar Gods opdracht:
Houd van God en houd
van jezelf, en houd van je naaste
evenveel.
Als je dat vandaag
wilt horen, en als je er gehoor
aan wilt geven, dan is daar het eeuwige leven, schrijft de opsteller van
de brief aan de Hebreeuwse gelovigen…
Laten we elkaar aanmoedigen om vast
te houden aan de zekerheid
dat Jezus voor ieder
van ons is gestorven en opgestaan, omdat God
eindeloos veel
van ons houdt. Anders ben je ontrouw aan God.
Dan hóór je vandaag Gods stem niet…
Ook als het leven moeilijk
is, en zelfs als er vervolgingen
zijn, voor wie luistert
en doet, voor wie Jezus
volgt is er leven
in eeuwigheid.
Amen. Dat is waar.
Muziek
Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om door
te geven, om met velen te delen
en er zo dubbel van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen:
in de collecte.
Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang 437
Maar nu eerst de Collecte
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend,
wat wij hebben gekregen, is uit Uw
genade.
Daarom kunt U er over beschikken,
zoals U kunt beschikken over onze tijd,
liefde en aandacht.
Wijs ons de weg. Om Jezus’ wil Amen.
Gezang 437 = Lied 834 Vernieuw Gij mij, o eeuwig Licht!
Laten we danken en bidden:
Goede God,
Wij danken U dat U ook vandaag weer Uw blijde boodschap hebt laten horen, en dat
we wéér mogen opstaan om in het voetspoor van Jezus het leven te leiden dat U
voor ons hebt weggelegd.
Wilt U ons daarbij leiden door Uw Heilige Geest en Haar veelkleurige, goede
gaven.
Zodat we veel hebben om te geven en uit te delen.
Vader, we danken U voor deze warme plek, waar we met zusters en broeders, vaders
en moeders, kinderen en vrienden samen kunnen zijn in Uw Naam. Wij bidden U voor
hen die hier niet zijn door ziekte of doordat ze niet in staat zijn hierheen te
komen om andere redenen.
We bidden voor de oude
en jonge vrouwen die lijden aan borstkanker, of die er door worden bedreigd, en
die het zwaard van Damocles vlak boven hun hoofd zien (en voelen) hangen…
We bidden ook voor artsen, onderzoekers, medisch personeel, opdat er doorbraken
komen, en nieuwe methoden van onderzoek en genezing.
Ook denken we aan al die mensen die door natuurgeweld in de Filippijnen en in
Azië hun huis en haard kwijt zijn, hun kleren en hun bezittingen, hoe schamel
ook wellicht, en we bidden U: help ons om werkelijk royaal te geven en te
offeren van wat U ons hebt toebedeeld.
God van vrede, wij danken U voor het verdrag tussen Turkije en Armenië.
Geef dat het een begin van herstel en verzoening inluidt, opdat de doden van de
vorige generaties niet doorsterven in de kinderen van nu, maar rust vinden bij
U.
Lieve God, om Uw liefde willen wij U danken.
Geef ons dan dat wij naar U en naar elkaar, maar ook naar onszelf, durven te
kijken met Uw ogen: vol genade, als wij bidden, vandaag en iedere dag:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven
En leid ons niet in verzoeking
Maar verlos ons van het kwade
Ons Slotlied is gezang 423: 1, 4 en 3
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ gezang 423:2 zonder
voorspel.
Nu dus gezang 423: 1, 4 en 3 Ach, blijf met Uw genade, Heer Jezus ons
nabij...
Ga dan op weg, vrij van wat U drukte en zorgen baarde. Ga met God.
Moge de weg je tegemoet
komen,
moge de wind
voor jou steeds in de rug zijn,
moge de zonneschijn
je gezicht verwarmen,
laat de regenbuien zacht
neerkomen op je velden en in je tuin,
en moge God je bewaren
in de palm van Zijn hand. Amen.
Gezang 423:2 Licht Gij ons met Uw stralen, o, Licht der wereld, voor, opdat wij
niet verdwalen...
Daarna gingen we samen koffie drinken. Bijna dertig mensen, en dat was reuze gezellig!