Voor eerdere diensten klik hier:

Zondag 18 na Trinitatis 11-10-2009 Lutherse kerk te Zeist.

Organist: D. Andel.

 
Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer  
die hemel en aarde gemaakt heeft.

Laten we Hem vragen ons om vergeving voor al wat wij misdeden, opdat wij weer in vrede kunnen leven.
Om Uw lof, die ongezongen bleef vragen wij U: vergeef ons.
Om het gebed, dat ongebeden bleef, vragen wij U: vergeef ons.
Om de liefde, die niet gegeven werd, vragen wij U: vergeef ons.
Om de liefde, die niet ontvangen werd, vragen wij U: vergeef ons.

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Ons introïtuslied op deze 18de zondag na Trinitatis is uit de bundel Tussentijds, lied 33. = Lied 63b
Het is een bewerking door Ida Gerhardt en Marie van der Zeyde van delen van psalm 63, op muziek gezet door Willem Vogel.
 
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen, omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!


Zondagsgebed
Heilige God in de Hoge Hemel,
Lieve Vader, hier in ons midden,
Wij willen U loven, aanbidden en danken,
omdat U er bent.
Omdat we daarvan doordrongen zijn,
en omdat we leven uit U.
Wees altijd de grondslag van ons bestaan.
Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Lezing OT: Deuteronomium 15: 1 - 11.
In deze hoofdstukken wordt het samenleven in Gods Naam geregeld voor het volk Israël, op weg naar het beloofde land. Maar ook voor het volk in ballingschap in Babylonië, mensen die ooit weer naar het beloofde, het eigen land terug zullen keren.
De boeken van Mozes, dus Genesis t/m Deutero-nomium, zijn tijdens de ballingschap opgeschreven. Daarvóór werden ze mondeling door- gegeven, en in de manier van opschrijven proef je af en toe ook mee, dat als het ware Mozes over de hoofden van de Israëlieten van zijn tijd, hier moet spreken tot Gods volk, dat op Gods tijd terug zal keren.
In het vorig hoofdstuk ging het over wat je wel en niet mag eten, en over de 10% van je inkomsten, die voor God zijn. Nu gaat de lezing onder andere verder over de actuele vraag of je bij een lening wel een onderpand mag eisen, een hypotheek dus, waarbij mensen soms het onderpand vormden, en dus als slaaf werkten, en over de armenzorg. We lezen:

1. Aan het eind van zeven jaar organiseer je een kwijtschelding.
2. Zo gaat die kwijtschelding: dat iedere schuldeiser hetgeen hij tegen onderpand heeft uitgeleend aan zijn buur niet terugvordert van zijn buur of van zijn broeder, want er is van Godswege een kwijtschelding uitgeroepen.
3. Van de buitenlander kun je terugvorderen, maar voor zover je broeder aan jou toebehoort moet je hem, die aan je zorg is toevertrouwd, vrijlaten.
4. Overigens zal er onder jullie geen behoeftige wezen waar de Aanwezige jullie zegent in het land dat de Aanwezige, jullie God, bezig is jullie te schenken als wettig bezit, om te hebben en te houden.
5. Maar alleen als je heel goed luistert naar de stem van de Aanwezige je God, zodat je in acht neemt en uitvoert al deze geboden die ik nu bezig ben je op te dragen.
6. Opdat de Aanwezige je God je zegenen mag zoals Hij jullie gezegd heeft, en opdat jullie (zo rijk zullen zijn dat je) uitleent aan vele volkeren, en jullie niet hoeven te lenen, maar dat je heerst over vele volkeren, en zij niet over jullie heersen.
7. Mocht er onder jullie een behoeftige wezen onder een van je broeders, in een van je steden in het land dat de Aanwezige, je God, bezig is je te schenken, laat je hart dan niet hard wezen, en laat je hand zich dan niet gesloten houden voor je broeder, die behoeftig is.
8. Als je werkelijk je hand royaal opent voor hem, dan zul je hem zeker lenen wat hij belooft terug te geven, genoeg voor de nood waarin hij verkeert.
9. Let goed op jezelf, dat er geen minne gedachte in je hart opkomt als: het zevende jaar is al dichtbij, het jaar van de kwijtschelding, zodat je het je broeder die behoeftig is niet gunt, en je het hem niet geeft, en hij het uitroept vanwege jou tot de Aanwezige, en het jouw zonde is...
10. Je zult hem vast en zeker geven, en je hart zal het niet kwaad menen, als je het hem geeft, want juist hierom zal de Aanwezige, je God, je zegenen in al wat je doet en in al waar je hand zich naar uitstrekt....
11. Maar àls er tóch geen gebrek is aan behoeftigen in het land, dan draag ik je daarom juist op en zeg: je moet je hand royaal openen voor je broeder die in nood is, en behoeftig, in je land!

Tot hiertoe de lezing. Onze graduale-psalm is psalm 15 helemaal. Die sluit aan bij de lezing.


Nu gaan de kinderen naar de benedenzaal, maar eerst komen ze hun kaars hier aansteken.

Epistel: Hebreeën 3: 7 – 14 Goed Nieuws
In het voorafgaande deel wordt aangetoond dat Jezus groter is dan Mozes, tot dan toe de grootste figuur uit de heilige schrift. Hij leidt de gelovige naar het eeuwige leven. Nu wordt het Godsvolk vergeleken met het volk dat door Mozes werd uitgeleid, de woestijn in, op weg naar het beloofde land.
7 Het is dus zoals de Heilige Geest zegt:

Als u vandaag Zijn stem hoort,
8 wees dan niet koppig zoals jullie voorouders
die tegen Mij opstonden  
tijdens de beproeving in de woestijn.
9 Wat had Ik niet voor hen gedaan?
Ze hadden het zelf gezien, veertig jaar lang,
en toch stelden ze Mij op de proef,
toch daagden ze Mij uit.
10 Daarom waren ze Mij een ergernis.
Het was een wispelturig volk,
ze trokken zich van Mij niets aan.
11 Toen heb Ik woedend bij Mijzelf gezworen:
Nooit zullen ze Mijn rustplaats binnengaan.

12 Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van u door een slechte gezindheid ontrouw wordt aan de levende God en Hem de rug toekeert.
13 Nee, moedig elkaar elke dag aan, zolang dat ‘vandaag’ nog klinkt; niemand van u mag zich door de zonde laten verblinden en koppig worden.
14 Want we zijn deelgenoten van Christus, als we tenminste aan onze aanvankelijke zekerheid vasthouden tot het einde toe.

Met de schrijver van psalm 135:3 stemmen wij in: Loof de Heer, want Hij is goed, bezing Zijn Naam, zo lieflijk van klank. HALLELUJA!

Vroeger was alles beter, zeggen mensen nog wel eens. Vroeger was het leven overzichtelijker.
En er was nog respect voor God en voor mensen.

Maar in iedere tijd opent God weer nieuwe perspectieven en andere mogelijkheden. Daarvan zingen we in het volgende lied uit de bundel Tussentijds: Blijf niet staren op wat vroeger was.
Het is eigenlijk een canon in vier delen, maar ik weet dat u niet zo houdt van dat soort ‘fratsen’. Dus we zingen het gewoon twee keer…
TT 51 = Lied 809
 
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Marcus 10: 17 – 31.
Jezus is op weg gegaan na de verheerlijking op de berg, naar Jeruzalem. Onderweg wordt er gesproken over onder andere echtscheiding, en Jezus zegent de kinderen, omdat voor Hem niemand minder is dan een ander, Hij geneest Bar-Timeüs, en dan gaan ze weer verder. We lezen in vers 17 en verder:
17. Toen Hij weer op weg ging rende er iemand voor Hem uit, en die vroeg Hem, op de knieën vallend:
’Goede meester, wat moet ik doen om mijn deel te hebben aan het eeuwig leven?’
18. Maar Jezus zei tegen hem: “Waarom noem je me ‘goed’? Niemand is goed, behalve God!
19. De geboden ken je: dat je niet ter dood brengt, niet overspelig bent, niet steelt, dat je geen valse verklaring aflegt, niemand tekort doet...          
eer je vader en je moeder...”
20. Hij zei tegen Hem: ‘Meester, al die dingen heb ik vanaf mijn jeugd strict in acht genomen!’
21. En Jezus, die hem onderzoekend aankeek, vond hem erg sympathiek, en Hij zei tegen hem:
Een ding mis je nog: Vooruit, verkoop wat je hebt, en geef het de armen, en je zult een schat hebben in de hemel, ja, kom op! Volg Mij!”
22. Maar zeer terneergeslagen ging hij na dit woord verdrietig weg... want hij was in het bezit van veel goederen...
23. En om Zich heenkijkend zei Jezus tegen Zijn leerlingen: “Wat zullen zij die rijkdommen hebben toch moeizaam het Koninkrijk ingaan...”
24. De leerlingen waren hoogst verwonderd over wat Hij zei. Maar Jezus nam nog eens het woord, en zei tegen ze:       
”Kinderen, wat is het toch moeilijk heb koninkrijk van God binnen te gaan!
25. Het is nog beter te doen, dat een kameel door het oog van de naald gaat, dan dat een rijke in het koninkrijk van God binnen gaat...”
26. Ze raakten hemelmaal van slag, zodat ze tegen elkaar zeiden: ‘Maar wie kan (dan nog) gered worden!?!‘
27. Jezus, die ze strak aankijkt, zegt tegen ze: “Bij mensen onmogelijk, maar niet bij God, want alles is mogelijk bij God!”
28. Daar begon Petrus tegen Hem te praten:
’Kijk eens, wij hebben alles in de steek gelaten, en zijn U gevolgd!’
29. Jezus zei: “Waarlijk, Ik zeg jullie: niemand is er die huis of broers of zusters of moeder of vader of kinderen of akkers vanwege Mij en vanwege het Evangelie in de steek heeft gelaten,
30. als die niet honderd keer zoveel krijgt, nu, in deze tijd, aan huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers – na vervolgingen! – en in de komende eeuwigheid: eeuwig leven!”
31. Maar vele eerstelingen zullen tot de laatsten behoren en van hen die tot de laatsten horen zullen er eerstelingen zijn.!”
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!

In antwoord op Gods Woord willen wij samen ons geloof belijden:

Ik geloof in God, die mens en wereld heeft geschapen, bedacht, gemaakt, gewild...

Ik geloof in God, die met mens en wereld een relatie aanging, er om geeft, er van houdt.

Ik geloof in God, die een Vader wil zijn, een Moeder, Geliefde, Zuster, Broeder..

Ik geloof in Jezus, mens geworden zoals wij.
Die in onze tijd, in onze wereld ons eigen leven heeft geleefd,
en is gekruisigd, voor de overheid een daad van willekeur,
voor Zijn leerlingen uiteindelijk een sprong in het duister, die onze redding werd -
dwars door dood en opstanding heen.

Ik geloof in die Geest van Liefde, die deel is van Gods wezen, die Jezus bezielde, die ook ons bezielen wil.

Ik geloof in mensen van Gods welbehagen, gewone mensen, die doen wat ze kunnen. Die leren luisteren naar de stem van God in de nacht van hun leven.
Mensen die er voor Hem en voor elkaar willen zijn.

Ik geloof dat de tijd maar tijdelijk is, en dat ons eeuwige liefde wacht, door dood en opstanding heen.

Zo waarlijk helpe ons God almachtig!

Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, door de Heilige Geest.

God en Mozes zijn, zoals we hoorden, een stuk optimistischer dan Gods Zoon later blijkt te zijn. Jezus zegt op een gegeven moment: de armen heb je altijd bij je, maar Mij niet.
In de eerste lezing konden we echter horen hoe God en zijn dienaar Mozes er van uit gaan dat er eigenlijk geen armen hoeven te zijn in het beloofde land. Ze horen er niet te wezen.
Als ze maar luisteren naar God, en als ze de geboden, die Mozes nog eens op een rijtje zet voor het volk, goed in acht nemen, dan zal er geen sprake zijn van armoede. Zeker niet structureel. Niet als een vast gegeven.
Mócht er iemand nog in de problemen komen, door ziekte of een ongeluk, dan wordt er verwacht dat men die broeder of zuster royaal zal helpen met wat hij – of wat zij – in die situatie nodig heeft.
En als je iemand geeft wat hij of zij nodig heeft, en daar niet op beknibbelt, dan is zo iemand ook in staat om uit de problemen te komen, en je terug te geven wat je hebt uitgeleend.
Je hoeft het niet eens à fonds perdu af te staan, want zo iemand komt weer op de pootjes terecht, dat spreekt vanzelf, en kan dan terugbetalen.
Dat is de gedachte achter de eerste lezing.
Jammer dat dit mensbeeld niet zo aanwezig is bij onze regering en de betrokken ambtenaren.
Een ruimhartiger beleid en meer maatwerk zou wel eens kunnen maken dat mensen zich ook in moeilijke situaties gekend en gewaardeerd voelen, en er alles aan zullen doen om het vertrouwen dat in hen wordt gesteld waar te maken.
Als je zo met mensen om gaat, zal God dat zegenen, belooft Hij.
Maar dan moet je natuurlijk ook handelen vanuit liefde voor God en de naaste.
Je moet niet een calculerende burger worden, die precies uitrekent wanneer het belastingtechnisch handig is om een schenking te doen, en wanneer je beter kunt wachten, bijvoorbeeld tot het eind van de maand, ook al is de nood nog zo hoog bij de ander.
Maar ja, behalve optimist is God ook realist.
Hij ziet dat mensen lenen op onderpand. En dat onderpand kan land zijn, als je dat hebt, maar ook je eigen lijf en leden. Dan werken mensen als slaven voor hun broeders, om zo hun schulden aan te zuiveren.
OP die manier moet het niet, en dus vindt de Heer een nieuwe maatregel uit: die van de kwijtschelding.
Net zoals het land om de zoveel jaar braak moet liggen, om op adem te komen van de roofbouw die mensen er op plegen, zo moet eens in de zeven jaar de maatschappij terug naar af, naar nieuwe kansen voor iedereen… in Gods Naam.

En ook al mag je dan van een buitenlander eventueel wel een onderpand aannemen, (die kan immers vertrekken), de bedoeling is het niet, God houdt duidelijk níet van hypotheken. Je zult geen stem uit de hemel horen: ‘Ja, ja, Ik ben Uw goddelijke Hypotheker!’

Als je je zó houdt aan de geboden, dat je rijk gezegend wordt, staat er, dan kun je van die rijkdom uitlenen, zonder onderpand, maar gewoon tegen de belofte van de ander dat die je zal terugbetalen. Of niet, en dan heb je pech.
Je enige zekerheid in het leven is dan dus God.
En Gods genade.
Daar gaat het om.
Want wat we aan goeds ontvangen is niet voor onszelf alleen, maar is om er goede dingen mee te doen.

Het interessante is dat onze Moslimbroeders dat beter hebben onthouden dan wij, want zij lenen niet uit tegen onderpand of rente.
Maar ook zij hebben er wel foefjes op gevonden om er niet minder van te worden.

Ook dat zien we in Jezus’ tijd al…
Herinnert u zich de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester die ontslagen zal worden, en die dan de pachtcontracten aanpast? Dat is natuurlijk nogal makkelijk te bewerkstelligen, als er geschreven is op een wastafeltje.
Hoeveel staat er? 50? Maak er maar 30 van.
Dat kan hij makkelijk doen, want de practijk was, dat je, als je 30 goudstukken leende, voor 50 tekende. Nee, je betaalde officieel geen rente, maar in de practijk deed je dat op die manier dubbel en dwars.
Je schuldbekentenis vertoont zo een hoger bedrag dan de schuld die je maakte door te lenen.
En de Halal-hypotheek, waar een paar jaar geleden zo’n ophef over was, werkt in feite volgens het zelfde principe.

God zegt tegen het volk, en dus ook tegen ons, dat de basis van de samenleving de Wet en de Geboden moeten zijn. Het: houd van God met al wat in je is, en houd van je naaste als van jezelf.

Als je daar naar luistert, zul je rijk gezegend worden. En telkens weer horen we verhalen van mensen die er naar leven. En die het nooit riant en ruim zullen hebben, maar die telkens weer geholpen worden, als de nood aan de man en aan de vrouw komt.
Mensen die leven uit de liefde voor God en mensen, die kunnen loslaten en geven, die de hand niet gesloten houden, maar die juist openen voor anderen, die zien dagelijks kleine wonderen van liefde om zich heen.
Maar daar heb je wel veel moed voor nodig.
Veel vertrouwen.

Dat zijn mensen die, zoals psalm 15 voorzingt, geen slechte dingen bedenken, maar die de naaste behoeden voor kwaad, en geen lelijk woord over of tegen de naaste zullen zeggen. Die onomkoopbaar het recht erkennen, van iedereen die zich tot hen wendt.

Heftig!
Dat kan niet iedereen aan.

En daarom wordt er iedere keer weer een gelegenheid geboden, aangeboden èn bevolen, om het in orde te maken.
In orde met God en de naaste.

Laten we wel wezen: we hebben er niets aan, wanneer we aan het begin van de dienst zingen en bidden: Heer, vergeef ons al wat wij misdeden, en laat ons weer in vrede leven, wanneer we tóch niet van plan zijn onze mis-daden, de dingen die we verkeerd hebben gedaan, of die we níet hebben gedaan, (dat ene girootje, weet u wel?) in orde te brengen, zodra we thuis zijn.

Zo werkt het natuurlijk niet, dat kan een kind bedenken. Misschien moet je ook wel volwassen zijn om te denken dat het zo wel werkt…

De brave man die Jezus te voet valt, wanneer deze vanuit Jericho naar Jeruzalem gaat, voor het laatst, denkt wél zo, lijkt het.
Hij heeft alle geboden vanaf zijn vroegste jeugd gehouden, maar de liefde ontbreekt er aan.
Het leven uit Gods genade.
Hij hééft te veel.
En wat hij bezit, bezit hem.
Zijn bezit is zijn zekerheid en zijn ondergang.
En het is toch zo’n aardige, sympathieke man.
Hij zou hier prima passen, en we zouden bij de koffie graag een praatje met hem maken.
Hij wil dat bezit, die zekerheid, ook wel graag uitbreiden naar het leven na dit leven.
Hoe kan hij nu zeker weten dat hij zijn deel krijgt?
Zijn rechtmatig deel?
Kan Jezus, die de blinde Bartimeüs weer liet opkijken naar de hemel, misschien ook maken dat hij, deze naamloze man, in de hemel tevreden rond kan kijken? En zo niet, wat kan hij dan zélf nog doen?
Dat slijmen van hem irriteert Jezus nogal.
Mij moet je niet aanspreken met goede meester, er is er maar één goed, en dat is God. Die is werkelijk en onvoorwaardelijk goed.
Daarmee heeft Jezus, voordat de vraag is gesteld, het antwoord al gegeven.
God is goed, is tof, en zó ruimhartig dat Hij in Zijn liefde ruimte biedt aan iedereen die naar Hem luisteren wil. Die liefde hoef je niet te verdienen.
Je hoeft er alleen op te reageren met liefde.

Als wij van binnen uit net zo goed willen zijn als God, dan hoeven wij ons niet in duizend bochten te wringen, en dan hoeven we niet te knielen op een bed violen, om de hemel open te zien gaan.

Als we los kunnen laten wat ons bindt aan deze aarde, hebben we een schat in de hemel, en kunnen we Jezus volgen, die alles, het leven en zèlfs de hemel, heeft opgegeven, uit pure liefde van God voor de mensen.

Loslaten. Dat is moeilijk.
Wie ouder wordt, wie oud wordt, merkt dat je meer aan het leven vast zit, naarmate je er meer van geproefd hebt. Jonge mensen kunnen het leven vaak veel makkelijker loslaten dan mensen in hun tweede of derde jeugd. Maar de oude dag helpt je ook weer om noodgedwongen los te laten.
Door ziekte, ouderdom, minder financiële armslag, kun je op den duur steeds minder doen van de dingen die je vroeger deed. En je leert loslaten.
Moeilijk, pijnlijk, verdrietig misschien.
En soms met grote opluchting, omdat al die verantwoordelijkheden ook wel erg zwaar wegen.

Vacantie, dat woord komt van vacare, een werkwoord uit het Latijn, dat leegmaken betekent.
U weet dat wel. In je vacantie kun je je leegmaken van wat er allemaal op je drukt.
Kun je je leegmaken voor God.

Zo voelt het soms ook als de weg ten einde loopt.
Er moet minder. Je mag andere dingen.
Je mag de tijd nemen voor God en voor jezelf, voor mensen om je heen.

Wat je opgeeft krijg je op een andere manier terug.
Hebben we hier in de gemeente niet broeders en zusters, vaders en moeders, kinderen en vrienden, of zijn we zo arm van Geest dat we dit niet zien?

Wat is het voor rijken soms een onmogelijke zaak om hun, om onze rijkdom te delen met de armen!
Jezus moet er diep van zuchten.
Hij heeft Goddank liefde genoeg om er niet moedeloos van te worden, maar het doet Hem duidelijk pijn, dat Gods goede gaven zo weinig op prijs worden gesteld door mensen die rijk door Hem gezegend zijn.

Wij gaan nu weer richting Sinterklaas, en laten we eerlijk zijn: het leukste van de Sint is toch het geven, en niet het krijgen!!! Het is toch veel leuker om lang van te voren te bedenken wat je voor deze en gene zou kunnen maken of kopen, dan om zelf een verlanglijstje in te vullen?

Sinterklaas is voluit een Christelijk feest.
Het laat de vreugde zien van een goede God.

In die vreugde mogen we delen, als je de goede gezindheid maar hebben, en als we dagelijks willen luisteren naar Gods opdracht: Houd van God en houd van jezelf, en houd van je naaste evenveel.

Als je dat vandaag wilt horen, en als je er gehoor aan wilt geven, dan is daar het eeuwige leven, schrijft de opsteller van de brief aan de Hebreeuwse gelovigen…

Laten we elkaar aanmoedigen om vast te houden aan de zekerheid dat Jezus voor ieder van ons is gestorven en opgestaan, omdat God eindeloos veel van ons houdt. Anders ben je ontrouw aan God.
Dan hóór je vandaag Gods stem niet…

Ook als het leven moeilijk is, en zelfs als er vervolgingen zijn, voor wie luistert en doet, voor wie Jezus volgt is er leven in eeuwigheid.
Amen. Dat is waar.

Muziek

Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om  door  te geven, om met velen te delen
en er zo dubbel van te genieten. 
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen:   in de collecte.      
Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang 437
Maar nu eerst de Collecte

Gebed over de gaven

Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde en aandacht.
Wijs ons de weg. Om Jezus’ wil Amen.

Gezang 437 = Lied 834 Vernieuw Gij mij, o eeuwig Licht!



Laten we danken en bidden:
Goede God,
Wij danken U dat U ook vandaag weer Uw blijde boodschap hebt laten horen, en dat we wéér mogen opstaan om in het voetspoor van Jezus het leven te leiden dat U voor ons hebt weggelegd.

Wilt U ons daarbij leiden door Uw Heilige Geest en Haar veelkleurige, goede gaven.
Zodat we veel hebben om te geven en uit te delen.

Vader, we danken U voor deze warme plek, waar we met zusters en broeders, vaders en moeders, kinderen en vrienden samen kunnen zijn in Uw Naam. Wij bidden U voor hen die hier niet zijn door ziekte of doordat ze niet in staat zijn hierheen te komen om andere redenen.
We bidden voor de oude en jonge vrouwen die lijden aan borstkanker, of die er door worden bedreigd, en die het zwaard van Damocles vlak boven hun hoofd zien (en voelen) hangen…
We bidden ook voor artsen, onderzoekers, medisch personeel, opdat er doorbraken komen, en nieuwe methoden van onderzoek en genezing.
Ook denken we aan al die mensen die door natuurgeweld in de Filippijnen en in Azië hun huis en haard kwijt zijn, hun kleren en hun bezittingen, hoe schamel ook wellicht, en we bidden U: help ons om werkelijk royaal te geven en te offeren van wat U ons hebt toebedeeld.

God van vrede, wij danken U voor het verdrag tussen Turkije en Armenië.
Geef dat het een begin van herstel en verzoening inluidt, opdat de doden van de vorige generaties niet doorsterven in de kinderen van nu, maar rust vinden bij U.

Lieve God, om Uw liefde willen wij U danken.
Geef ons dan dat wij naar U en naar elkaar, maar ook naar onszelf, durven te kijken met Uw ogen: vol genade, als wij bidden, vandaag en iedere dag:

Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.

Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven

En leid ons niet in verzoeking
Maar verlos ons van het kwade

Ons Slotlied is gezang 423: 1, 4 en 3
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ gezang 423:2 zonder voorspel.

Nu dus gezang 423: 1, 4 en 3 Ach, blijf met Uw genade, Heer Jezus ons nabij... 


Ga dan op weg, vrij van wat U drukte en zorgen baarde. Ga met God.

Moge de weg je tegemoet komen, 
moge de wind voor jou steeds in de rug zijn, 
moge de zonneschijn je gezicht verwarmen
laat de regenbuien zacht neerkomen op je velden en in je tuin   
en moge God je bewaren in de palm van Zijn hand.  Amen.  

Gezang 423:2 Licht Gij ons met Uw stralen, o, Licht der wereld, voor, opdat wij niet verdwalen...

 

Daarna gingen we samen koffie drinken. Bijna dertig mensen, en dat was reuze gezellig!