zondag 18 na
Trinitatis 10 0ctober 2003
te Tiel in de Lutherse kerk.
Organist: Pieter Dirksen
Aanwezig naast voorgangster en organist: 11 mensen en
alle hemelse heerscharen ;-)
WIJ ZIJN HIER
AANWEZIG IN DE NAAM VAN DE VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST.
Amen
ONZE HULP IS IN DE NAAM VAN DE HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven
ZO LIEF HAD GOD DEZE WERELD, DAT HIJ
ZIJN ENIGE ZOON GEGEVEN HEEFT, OPDAT IEDER DIE IN HEM GELOOFT AAN HET VERDERF
ONTKOMT, EN EEUWIG LEVEN HEBBEN MAG!
Op deze 18de zondag na Trinitatis, het gaat hard, is onze introïtuszang
psalm 67 helemaal.
LATEN WE DE HEER AANROEPEN OM ONTFERMING MET DE NOOD VAN DEZE WERELD,
MAAR LATEN WIJ DAN OOK ZIJN NAAM PRIJZEN,
OMDAT ER AAN ZIJN BARMHARTIGHEID GEEN EINDE KOMT
Zondagsgebed
Grote God, wij zoeken in woord en lied het beeld van Uw liefde.
Wil onze harten
en ons verstand, onze emoties en onze wil, openen voor Uw aanwezigheid hier, en
op alle momenten van ons leven,
door de gaven van Uw Heilige Geest, en door
Jezus Christus, onze Heer. Amen.
Lezing Oude Testament Jesaja
59: 9 - 19.
Het boek Jesaja bestaat uit drie gedeelten, die stammen van a) voor, b) tijdens
en c) na de ballingschap. Hier spreekt na de ballingschap een derde figuur, die
zich met de naam Jesaja tooit. Misschien zijn het zelfs meerdere
profeten, zegt de wetenschap. (Al hoef je wetenschappers niet altijd te
geloven.)
Het leven valt erg tegen, er komt na de terugkeer niets van het verwachte
vredesrijk terecht, en niet geheel zonder reden geeft men de schuld aan
zichzelf. Toch zal God Zijn beloften waarmaken.
Het deel dat we lezen heeft op zich de stijl van een lied, een psalm. Dat maakt
het soms ook wat minder makkelijk te begrijpen voor ons, omdat er gebruik wordt
gemaakt van beeldspraak die de onze niet is.
Misschien moeten we het wel horen met begeleiding van een handharp, de gitaar
van destijds, ’s avonds bij het
vuur... als de mensen in de stemming zijn om na te denken over hun bestaan...
Er is veel geweld, maar geen vrede in hun bestaan, hun leven is
kronkelig, en ze komen er niet meer uit...
We lezen Jesaja 59:9 en verder:
9. Daarom is het recht van ons geweken, en wij
komen niet meer tot gerechtigheid.
Wij vertrouwen op het komend licht, maar duister
is het,
op klaarhelder licht, maar we zoeken
onze weg in diepe duisternis.
10. We tasten langs de muur als blinden, als mensen zonder ogen
tasten we;
we struikelen midden op de dag als was het bijna donker,
als doden op de vette klei....
11. We brommen als beren, allemaal, en als duiven koeren we, koeren
we maar....
we vertrouwen op het komend recht,
maar niemand die ons redt,
het recht is ver van ons geweken...
12. Want veelvuldig is ons rebelleren
tegen U,
en zonde hebben we bedreven die spreekt
tégen ons....
Ja, ons rebelleren blijft ons bij,
en ’t onrecht dat we deden, daar zijn
w’ons van bewust.
13. Rebelleren, en God loochenen, ophouden
onze God te volgen...
geweldspraak en afvalligheid bedenken,
valse woorden laten stromen uit het hart...
14. Het recht is naar de and’re
kant geweken,
gerechtigheid bestaat al lang niet meer,
want trouw ging struik’lend over ’t
marktplein heen,
en de rechtvaardigheid kan niet meer binnenkomen...
15. Waar de trouw in de kou
kwam te staan,
valt wie (van God) afvalt aan het kwaad
ten prooi.
De Aanwezige kijkt – het is slecht
in Zijn oog,
want nergens is er recht.
16. Hij kijkt, (er is) geen mens! Hij is verbijsterd: niemand gaat
er op af!
(Maar) Zijn aanvalskracht zal Hem redding brengen,
en Zijn gerechtigheid nadert vol
energie.
17. Hij kleedt Zich met gerechtigheid alsof ’t een harnas is,
met een helm des heils op ‘t hoofd,
en Hij kleedt Zich met wraak als statiemantel,
bedekt Zich met vurige woede als een
ambtsgewaad....
18. Vandaar: lik op stuk!
Vandaar maakt vurige woede zijn tegenstanders
af,
voor Zijn vijanden: lik op stuk!...
Lik op stuk geeft Hij ze, de jakhalzen, en maakt ze af...
19. In het Westen
zal men de Naam van de Aanwezige vrezen,
en waar in het Oosten de zon verschijnt
Zijn majesteit...
want Hij stormt aan als een rechte rivier!
daartoe zet Zijn Geest de Aanwezige aan!
Zo slecht kan God tegen onrecht. Als wij er niet tegen optreden doet Hij het
wel, op den lange duur.
Laten wij dan ons heilig respect voor die machtige God uitzingen met Gezang 408: 1, 2 en 6. Immers: Hij heeft
ons alle goede dingen gegeven, en Hij heeft ons meer getoond dan alleen Zijn
majesteit, Zij heeft ons ook laten proeven van Haar goedheid en mildheid.
Gezang 408: 1, 2 en 6. = Lied 863
De Epistellezing komt uit de brief aan de gemeente in Colosse, hoofdstuk 1:
9 – 14. Paulus schrijft dat hij gehoord heeft van het geloof van de
gemeente en verheugt zich daarin; hij schrijft dan....
9. Daarom houden ook wij, vanaf het
moment dat we er van hoorden, niet op
voor jullie te danken, en we houden niet op te bidden dat jullie een volledige
kennis mogen hebben van Zijn wil in allerlei geestelijke vaardigheden en
inzicht,
10. en de Heer waardig mogen leven en
(zo) allerlei welgevallen (mogen ontvangen); dat jullie vrucht mogen dragen in allerlei goede werken, en groeien
mogen in Godskennis.
11. Dat jullie met allerlei vermogens
gesterkt mogen worden, die passen bij Zijn krachtige
glorie, in allerlei (vormen van) deemoed
en lankmoedigheid.
12. Wij danken de Vader, die het jullie mogelijk
maakt deel te hebben aan hetgeen bestemd is voor de heiligen van
het licht;
13. Hem, die ons gered heeft uit de macht van het duister en (ons)
heeft overgebracht naar het koninkrijk
van de Zoon van Zijn Liefde,
14. (De Zoon) in Wie wij vrij
zijn (vrijgekocht),
ja, los uit de greep van de zonden!
We mogen dan
met de Psalmist wel roepen: .Halleluja.
Looft de Heer, want de Heer is goed. Psalmzingt Zijn Naam, want die is lieflijk.
.
HALLELUJA!
Tijd voor de lofzang! Dat mag vrolijk wezen, dus laten we maar zingen gezang
20: 1 en 7. = Lied 146a
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij:
Marcus 10: 32 – 52
De Heer heeft het er over gehad hoe mensen vast kunnen zitten aan hun
bezittingen, hoe die hen kunnen bezitten, en de weg naar God kunnen versperren.
Nou, zegt Petrus, wij hebben van alles voor U opgegeven! En de Heer zegt dan dat
zij daarvoor volop zullen worden gecompenseerd.
We lezen:
32. Ze waren onderweg en gingen op naar Jeruzalem, en Jezus
ging voor hen uit, maar ze waren onrustig… want ze waren bang geworden
toen ze Hem hoorden (spreken).
En nóg eens nam Hij de Twaalf apart en
begon ze te zeggen wat Hem binnenkort zou overkomen:
33. “Kijk, we gaan op naar Jeruzalem, en de
Mensenzoon zal worden uitgeleverd aan de hogepriesters en de theologen,
en ze zullen Hem ter dood veroordelen en uitleveren aan de
heidenen…
34. Ja, ze zullen met Hem hun spel
spelen, en op Hem spugen, en ze zullen Hem geselen,
en doden,
maar… na drie dagen zal Hij opstaan.”
35. Jacobus en Johannes,
de zonen van Zebedeus, liepen met Hem vooruit
en zeiden tegen Hem: ‘Meester we willen
graag dat U voor ons zou doen wat we U gaan vragen!’
36. Wel, Hij zei tegen ze: “Wat wíllen jullie dat Ik voor jullie ga doen?”
37. En zíj zeiden tegen Hem: ‘Geef ons dat
wij in Uw glorie de een aan Uw rechter-
en de ander aan Uw linkerkant mogen zitten!’
38. Maar Jezus zei tegen ze: “Jullie weten niet wat jullie vragen!
Kunnen jullie de beker drinken die Ik
drink, of gedoopt worden met de doop die Ik
onderga?”
39. Zij nu zeiden tegen Hem: ‘We kunnen het.’
Maar Jezus zei tegen hen: “De beker die Ik drink zullen jullie
drinken, en de doop die Ik onderga, daar zullen jullie mee gedoopt
worden.
40. Maar het zitten aan Mijn rechter-, of aan de àndere kant, het komt Mij
niet toe dat te geven, maar het is voor hen
voor wie het al is weggelegd.”
41. Toen de Twaalf ervan hoorden begonnen ze geprikkeld te
reageren op Jacobus en Johannes.
42. En Jezus roept ze bij Zich, en zegt tegen
ze:
”Jullie weten dat zij die denken te heersen
over de (heiden)volkeren ze óverheersen, maar
de groten onder hen houden hen weer onder de duim.
43. Zo gaat het echter niet bij jullie.
Maar wie er onder jullie ook maar groot zou willen zijn, zal
jullie dienaar zijn.
44. En wie er maar de eerste wil zijn onder jullie, zal ieders knecht
zijn.
45. Want zelfs de Mensenzoon kwam niet om bediend
te worden, maar om te dienen, en Zijn leven
als losgeld te geven voor velen”.
46. En ze gingen naar Jericho.
En toen Hij en Zijn leerlingen met een behoorlijk menigte Jericho weer uit-trokken,
zat daar (als gewoonlijk) de zoon van Timeüs, Bartimeüs, een blinde
bedelaar, aan de kant van de weg.
47. Toen deze hoorde: ‘Het is Jezus van Nazareth’
begon hij op smekende toon te roepen en te zeggen:
‘Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij!’
48. En velen drukten hem op het hart dat hij moest zwijgen, maar
hij riep des te meer:
‘Zoon van David, heb medelijden met mij!!!’
49. En Jezus, die stil bleef staan, zei: “Zeg dat hij hier
moet komen.”
Nu, ze zeggen tegen de blinde dat hij komen moet, met deze
woorden: ‘Vertrouw maar dat het goed
komt.
Sta op, Hij laat je (bij Zich) roepen!’
50. Nu, hij liet z’n overkleed vallen
toen hij opsprong en naar Jezus
ging.
51. Jezus sprak hem aan en zei tegen hem:
”Wat wil je dat ik voor jou zal doen?”
Wel, de blinde zei tegen Hem:
’Mijn heer en meester – iets waardoor ik de hemel
(weer) mag zien!’
52. En Jezus zei tegen hem: “Ga maar. Je geloof
heeft je redding gebracht.”
En meteen kon Hij de hemel (weer) zien, en hij volgde Hem op de
weg.
Zalig
die het woord van God horen en
er gehoor aan geven
In antwoord op Gods woord willen wij ons geloof belijden:
Wij geloven in God, de Almachtige,
Schepper van hemel en aarde.
Vader van mensen,
Moeder
van kinderen, Die ons welzijn zoekt.
Broeder en leraar, in Jezus mens geworden
om
ons leven te delen en te redden,
om voor ons te sterven op het kruis en op te staan,
om een eind te maken aan alle zinloosheid
van
het bestaan.
Geest en inspirator, bijstand en kracht,
voor
allen die in God geloven willen.
Daarom durven wij geloven in Liefde en Trouw,
in warmte en vergeving, in doop en opstanding,
in heden en toekomst.
Voor onszelf, en voor elkaar. Amen.
Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD
ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS,
ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve gemeente van onze Heer Jezus Christus,
lieve zussen en broeders in Zijn liefde!
Als gewoonlijk bieden de lezingen zo’n overmaat aan stof om over na
te denken, dat we ons weer ernstig moeten beperken.
Jammer, maar het is niet anders.
Als we kijken waar het nu eigenlijk in grote lijnen om gaat
vanmorgen, dan is het toch de levenshouding van Jezus,
als dienaar van God,
en om mensen die daar iets, of zelfs veel
van begrijpen, en om mensen die er
werkelijk niets van snappen, en die
dachten Hem dan nog het meest na
te staan ook!
Wat moet de Heer af en toe eenzaam geweest zijn, en wat moet het vermoeiend
geweest zijn, dat Hij zo slecht begrepen werd door degenen die Hem zo na
aan het hart lagen. Letterlijk zelfs!
Deze week vierde paus Johannes Paulus II zijn 25-jarig
ambtsjubileum. Dat maakte van alles los
in de media, maar over één ding heb ik eigenlijk niets gelezen of
gehoord, terwijl dat toch in feite het wezen
van zijn bediening weergeeft, namelijk de term waarmee hij zich tooit:
dienaar der dienaren.
De nederigste onder de dienaren. Hij die de andere knechten nog
dient.
Wie dat van zichzelf zegt, zou de Heer toch heel na moeten staan.
Maar we weten ook, dat déze dienaar niet in de gelegenheid is altijd maar te dienen:
hij moet soms ook heersen. Vaak
zelfs.
Hij heeft vanuit het verre verleden de opdracht meegekregen te zorgen
voor velen, in Vaticaanstad,
en ook in de wereld.
Daar zijn mensen die zich aan zijn gezag hebben toevertrouwd,
al dan niet terecht.
Het zal je toch maar overkomen... En dan niet
kunnen zeggen: Geef mijn portie maar aan fikkie, maar deze opdracht gehoorzaam
aanvaarden...
Als we, zo dicht bij 31 october, denken aan de paus kunnen we niet anders
dan in diepe bewogenheid veel voor deze mens te bidden om de Geest
van God en om al Haar gaven van wijsheid en liefde.
God heeft ons allemaal een plaats in het leven aangewezen, waar we
in onze levenshouding,
in ons doen en laten, een grote verantwoordelijkheid
dragen voor de wereld om ons heen.
Die verantwoordelijkheid kan ver reiken.
Onze manier van in het leven staan, kan grote gevolgen
hebben.
Denk maar aan Israël, toen en nu.
We lazen hoe de ballingen zijn terug gekeerd, en hoe ze tot de conclusie
zijn gekomen dat hun leef-wereld totaal verloederd is. Moord en doodslag,
het is aan de orde van de dag. De veiligheid
is ver te zoeken, de gerechtigheid ook.
Maar ze zoeken de schuld niet bij anderen.
Ze steken de hand in eigen boezem.
We zijn zelf verantwoordelijk, zeggen ze.
Ze leggen de schuld niet bij de regering,
bij de leiders van het volk, zoals wij zo
graag doen,
ook niet bij de ‘anderen’, zoals het Israël
van dit moment doet, maar ze geven royaal toe dat ze zelf
debet zijn aan de situatie waarin ze verkeren,
en waarin hun medemensen zich maar moeten redden.
Kijk, daar kàn God iets mee!
Waar mensen hun schuld kunnen toegeven,
daar kan iets nieuws beginnen.
Je ziet het tegenwoordig in allerlei vormen van counseling, zoals dat heet, in
therapieën, en dergelijke, dat er pas beweging
in een situatie kan komen, als tenminste één van de betrokken partijen kan
zeggen: hier ben ik verkeerd geweest.
Hier ben ik tekort geschoten, ook al zag ik toen niet hoe het anders
moest.
Dat schept dan ook ruimte voor de andere
partij.
Als kind was ik behoorlijk koppig, pure onzeker-heid natuurlijk,
maar ik hoor nog mijn moeder zeggen: ‘Je wordt er niets minder
van als je eens de minste zou willen wezen’.
Een levensles, die zij zelf, denk ik nu, ook met tranen heeft
moeten leren.
En die eigenlijk nu pas een beetje bij me landt.
Omdat ik het kan verbinden met de levenshouding
van Jezus Zelf.
Hebt U dat ook wel eens, dat U denkt: als ik Jezus
nu zelf maar eens had meegemaakt, dan
zou ik een veel beter Christen zijn!
Dan zou het me veel lichter vallen om Hem te volgen!!!
Maar het Evangelie van vandaag leert ons, dat dat niet zo hoeft te wezen.
Dat afstand soms een betere blik op iemand geeft.
Moet je nagaan: net heeft de Heer met pijn en moeite gesproken
over Zijn opgang naar Jeruzalem, die Zijn afgang zal worden: Hij
wordt uitgeleverd aan hen die Hem zouden moeten herkennen als de
langverwachte Messias, maar nee, ze
zullen Hem belachelijk maken, geselen,
ter dood veroordelen, en zelf weer uitleveren aan de heidenen,
als iemand die niet alleen niet bij God
hoort, maar ook niet bij het Godsvolk!
Toch niet makkelijk, zo’n boodschap, zou je zeggen.
En denk je dat Hij enige sympathie
krijgt?
Je merkt er hier niets van!
In het Johannes-evangelie zegt Thomas tenminste nog: Laten we met Hem mee
gaan, zodat we samen met Hem kunnen sterven!
Hier niets.
Ja, even later Johannes en Jacobus, die ‘m vragen om een plaatsje in Zijn
koninkrijk, als het eenmaal zover is. Het loopt immers goed af?
Dat hebben ze toch wel verdiend, klinkt er in mee. En dan liefst
de ereplaatsen.
Op een kinderlijke manier, of misschien een kinderachtige manier,
proberen ze de Heer er in te laten lopen.
Eerst beloven het te geven, en dan
zullen we pas vertellen wàt!
Jezus negeert dat op een vriendelijke manier.
Hij blijft hoffelijk, en waarschuwt nog:
denk je dat je de beker kunt drinken, die Ik drinken moet? Het is de
beker van Gods toorn over de mensheid, waar Hij over
spreekt.
Maar kennelijk vinden ze dat ze net zoveel waard zijn als Hij,
en ze zeggen onberaden:
Dàt kunnen wel wel.
En de doop waarmee Jezus gedoopt zal worden?
Hier heeft de Heer het over Zijn eigen bloed,
Zijn eigen dood, maar zover hebben Jacobus en Johannes Zijn
woorden niet laten doordringen,
en ze zeggen: Ja hoor, dat kunnen we wel.
Mensen vragen soms zo onberaden dingen aan God! En ze denken er dan
niet bij na, of ze wat ze vragen ook aan kunnen.
God neemt onze vragen wel serieus, en ik denk dat de Heer met een bloedend
hart moet hebben geantwoord: die beker zullen jullie drinken, en met die
doop zullen jullie gedoopt worden, maar dat betekent nog niet dat
jullie andere wens ook wordt vervuld.
God Zelf heeft dat al lang weggelegd voor mensen. Voor andere
mensen.
Misschien wel voor mensen als u, of voor iemand als mijn moeder.
Voor mensen die werkelijk weten wat het is om de minste te zijn.
Voor mensen die Jezus volgen zonder zich daarvan bewust te zijn.
Misschien wel voor een van de gemeenteleden in Colosse,
of voor de zoon van Timeus, die aan de poort van Jericho zat, en niet
eens een eigen naam had, die er niet
wezen mocht, maar die toen Jezus Hem vroeg, wat hij nu wilde, zei dat
hij de hemel weer zou willen zien.
Er zit in het Grieks hier een dubbelheid, die maakt dat deze zin veel meer
inhoudt dan op het eerste oog lijkt. Het woordje ana, dat voor
het werkwoord zien staat, heeft een dubbele betekenis.
Dat is zowel weer, opnieuw, als van Godswege, omhoog. Hij
wil dus kunnen opkijken naar God.
Dat maakt wel dat zijn eigen levenshouding,
en het beeld dat hij van zichzelf
heeft, in heel schrille tegenstelling staan tot het beeld dat Jacobus en
Johannes hebben van zichzelf, en van hun rol in deze wereld, en in het leven van
Jezus.
Bartimeus vormt een voorbeeld voor ons, dat aanzienlijk dichter staat bij
het beeld dat God van ons heeft, en het beeld dat Jezus
van Zichzelf heeft, dan dat van Jacobus en Johannes.
En ook aan de gemeente in Colosse mogen we ons spiegelen.
Ze hebben geloof en vertrouwen in Jezus Christus betoond, en liefde voor
alle heiligen, staat er in vers 4.
Dat betekent dat ze royaal gegeven hebben toen
de nood hoog was onder de
verstrooide gemeente van Jeruzalem, en dat ze hun hand en hun hart
niet dichtsloten voor de nood van deze wereld.
En door zo te luisteren naar het Woord
dat de geestelijke vrijheid predikt, waren ze vruchtbaar
voor de wereld om hen heen, en natuurlijk ook binnen de eigen
groep.
Bartimeus, de zoon van Timeus, de zoon van een Eerwaarde, betekent dat, ként
zijn lage staat.
Hij smeekt om genade.
Misschien dat wij ook pas een heldere blik op God, op Jezus en zo op
elkaar en ons zelf kunnen hebben, als we onze plaats weer
eens zuiver bepalen. Als we weer van harte, ja, uit de grond
van ons bestaan kunnen roepen: Heer,
ontferm U!
Met Bartimeus: Kyrie, eleison!
Niet alleen aan het begin van de eredienst op zondag, maar ook aan het begin
van elke dag.
Dat we mogen danken voor het bestaan,
en Gods hulp inroepen bij alle aspecten
ervan.
Als we zó Jezus volgen, dan kunnen we met gelijkmoedigheid
de beproevingen die het leven voor ons in petto
kan hebben het hoofd bieden.
Als we de minste van Gods dienaars willen wezen, dan kunnen we vrucht
dragen op onze eigen plek in het leven, en onze verantwoordelijkheden
waar maken.
Moge ons daartoe sterken onze goede God:
Vader, Zoon en Heilige Geest.
Amen.
Muziek
Wat we hier aanstonds bij elkaar brengen in de collecte is tot eer van Gods
naam,
en komt Zijn gemeente wereldwijd ten goede.
Laat het van onze kant dan een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde
uitdrukt, en laten we daarin de gemeente in Colosse volgen met liefde en een
breed gebaar. Nu, en dagelijks in al ons doen en laten.
Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang 304
maar eerst de Collecte!
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen,
is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken,
zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde
en aandacht.
Wijs ons in dit alles de weg. Om Jezus’ wil. Amen.
Gezang 304
God is getrouw. Zijn plannen falen niet, Hij kiest de Zijnen uit, Hij roept u
allen...
Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U dat we telkens weer worden gemaand om naar U te
luisteren, en om open te staan voor het vele goede dat U ons te verstaan geeft. Ontferm
U over ons en open onze oren.
We weten eigenlijk wel dat onze blik op het leven vaak erg op onszelf gericht
is, en dat daar problemen van komen, maar het is moeilijk voor ons om daar
verandering in te brengen. Heer, ontferm U.
Wil ons door Uw Heilige Geest telkens weer op het goede spoor brengen, zodat we
niet naar onszelf kijken, of naar elkaar, als de maat van alle dingen, maar naar
U alleen. Want alleen van U hebben we slechts goede dingen te verwachten!
En dat weten we!
Herinner ons daar telkens weer aan, zodat we opkijken naar U, en open staan voor
elkaar, in liefde en waardering. Dat we recht en gerechtigheid laten voorgaan
boven ons eigen belang, en dat we de dienst aan U en aan de naaste als ons doel
in het leven willen aanvaarden.
Open ons oog en ons oor voor mensen die daarin een bescheiden voorbeeld kunnen
zijn, en maak dat wijzelf vrucht voor U dragen in eeuwigheid.
Heer, ontferm U over ons.
Voor de mensen om ons heen willen we U bidden:
voor de regering, voor de overheden van stad en land, voor hen die de kerken
proberen te leiden op de weg naar U toe. Voor de paus van Rome, in zijn pijnlijk
en zwaar ambt.
Dat zij en wij niet vast zitten aan ons eigen gelijk, en dat we steeds durven
vragen naar Uw wil.
Opdat die op aarde geschieden mag zoals in de hemel.
Help ons ook daarin, door Uw Geest en Haar gaven.
Voor allen die niet gezien en niet gehoord worden willen we bidden. Voor mensen
en dieren, voor lucht en water, bidden we: Heer, ontferm U.
Voor heel Uw waardevolle schepping, die we zo vaak vanzelfsprekend achten.
Die we niet altijd meer zien als een geschenk, een gave en een opgave aan ons.
Aan ieder van ons persoonlijk.
Voor de mensen in Bolivia bidden we, geef hen rust na onrust, goed bestuur na
bloedbestuur.
Voor de mensen van Uw volk, overal ter wereld die de Vreugde der Wet vieren willen we bidden, dat ze de vreugde van Uw Wet der Liefde mogen beleven, ook onder elkaar.
Voor dominee
Irik, die in het ziekenhuis ligt, vragen wij U om kracht en genezing, als dat zo
mag zijn, en dat hij Uw hand in alles wat hem overkomt mag herkennen. Dat hij de
rozen, die hier op tafel staan, straks mag zien als stuk voor stuk tekenen van
onze bloeiende liefde voor hem, en van de Uwe. Heer, ontferm U!
We bidden U voor eenzamen en voor bange mensen, voor zieken en gezonden, die
zich niet kunnen ontplooien. Voor al die mensen die reden hebben om bang te
zijn, waarvoor dan ook.
Voor de vreemdeling binnen onze poorten, die U aan onze zorg hebt toevertrouwd.
Voor alle weerloze mensen, voor allen die recht en gerechtigheid aan zich
voorbij zien gaan, en niet weten hoe ze verder moeten.
Voor hen allen bidden wij om Uw bescherming.
Heer, ontferm U over hen.
Wij bidden U voor onszelf om een nieuw hart, om nieuwe gedachten en wensen. En
met Uw lieve Zoon willen we U zingend aanbidden en smeken:
We zingen nu
gezang 1: vers 1 en 2. =
Lied 513
Na de zegen, zingen we vers
3
en 4.
Zegen:
Gods zegen draagt ons door dood en doop heen
naar het leven in eeuwigheid.
Gods Geest geeft ons de woorden van eeuwig leven
in de mond, en de moed in ons hart om die te spreken.
Gods geliefde Zoon gaat aan onze zij, wanneer we
hier vandaan gaan.
Zo zijn we dan gezegende mensen,
in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Vers 3
en 4.