Voor eerdere diensten klik hier:
Zondag 17
november 2013, (Voor)laatste zondag van het kerkelijk jaar
Orgelspel
Afkondigingen en aansteken van de kaarsen.
Stilte
Wij
zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Wij belijden voor de Almachtige God,
dat wij gezondigd hebben,
gezondigd, in gedachten, woorden en daden…
Het is onze schuld, onze eigen grote
schuld.
Daarom vragen wij God, de Almachtige,
de Barmhartige, Zich over ons te ontfermen,
ons al onze zonden te vergeven en ons
te bevrijden van alles wat verkeerd is.
Amen
De Almachtige God schenke
ons Zijn genade!
Amen!
Zo lief had God deze wereld,
dat Hij Zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat
ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig
leven hebben mag!
Ons introïtus-lied op deze voorlaatste zondag van het kerkelijk jaar is
psalm 103: 1 en 2
Wij hebben veel om dankbaar voor te zijn, als wij omkijken naar dit jaar, en als
wij zien hoe wij in vrijheid en gezegende omstandigheden God mogen dienen en
loven. Niet alleen Israël is gezegend, ook wij, als gemeente mogen dat beamen.
Laten wij de Heer aanroepen om ontferming met de grote nood van deze wereld,
zeker met de beelden voor ogen van de ramp die o.a. de Filistijnen heeft
getroffen…
maar laten wij dan ook Gods naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!
Zondagsgebed:
In antwoord op deze lezing zingen wij de Gradualepsalm 24: 1, 2 en 3 waarbij in vers 2 en 3 ook haar en zij mag worden gezongen, want dat is evenzeer waar.
Epistel: 1 Johannes 2: 4 - 6 NB
In deze eerste brief schrijft Johannes over het getuigenis dat hij brengt: hij
heeft er met zijn neus boven op gestaan. Zijn verkondiging
is dat God licht is en dat er géén
duisternis in Hem is. Dat geldt dan ook
voor ons, als wij in Hem zijn. Jezus Christus verzoent
ons, en heel de wereld, van onze zonden.
Dan zullen wij Zijn
geboden toch wel bewaren! Wij lezen:
3 En hieraan
onderkennen we dat we Hem kennen: als we Zijn geboden
houden.
4 Wie zegt: ik kén Hem
en Zijn geboden niet houdt, is een leugenaar
en in hem of haar
woont de waarheid niet;
5 maar wie Zijn
woord houdt, waarlijk, in haar
of hem is de liefde van God volmaakt
geworden.
Hieraan herkennen we dat we ‘in Hem’
zijn:
6 wie zegt ‘in Hem’
te blijven hoort zelf te wandelen zoals Híj
gewandeld heeft.
(Wandelen in de betekenis van leven en handelen.)
De psalmist zingt: Halleluja. De hemel
verkondigt Gods
gerechtigheid. Hijzelf
treedt op als rechter!
(ps 50:6) HALLELUJA!
Wij zingen lied 792NLB
'Kom, God, en schrijf Uw eigen Naam als licht over ons uit.'
Het is een melodie die u wel zult herkennen, en die licht en vrolijk gezongen en
gebeden mag worden…
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lucas 20: 27-38.
U weet natuurlijk dat Jezus niet
populair was bij de kerkelijke leiding. Integendeel: hoe meer het volk
met Hem wegliep, hoe meer de top van het
kerkelijk leven Zijn ondergang zocht. Ze proberen van alles, waardoor Hij iets
zou kunnen zeggen of doen, waarop Hij gearresteerd kan worden. Maar Hij is
slimmer dan zij, en laat Zich niet vangen.
Het is inmiddels na Palmpasen, het Paasfeest staat voor de deur. Maar ze
durven Hem, vanwege de mensenmenigten, niet zelf aan te pakken. Dus proberen ze
Hem een politieke uitspraak te ontfutselen, waardoor Hij gevangen genomen zou
kunnen worden door de Romeinen.
Hij trapt niet in de val van de vraag of je de keizer wel belasting mag betalen.
Geef God wat God toekomt, en de Keizer wat de keizer toekomt, zegt Hij.
De Farizeeën druipen af, maar er is nog een partij die Jezus niet ziet zitten:
de Sadduceeën. Dat zijn min of meer de vrijzinnigen, die ook graag aanschuren
tegen de culturele elite van de bezetters. Wij lezen:
27 Enkele Sadduceeën, die ontkennen dat
er een opstanding is, kwamen naar Hem toe
en vroegen Hem:
28 ‘Meester, Mozes
heeft ons het volgende voorgeschreven:
als een gehuwd man sterft zonder
dat zijn vrouw kinderen heeft gebaard, moet zijn broer
met die vrouw trouwen en nakomelingen verwekken voor zijn broer.
29 Nu waren er zeven broers. De eerste
was gehuwd, maar stierf
kinderloos;
30 daarna trouwde de tweede broer met de vrouw
31 en vervolgens de derde, en toen de andere broers, maar alle
zeven waren ze kinderloos toen ze stierven.
32 Ten slotte stierf ook de vrouw.
33 Wiens vrouw is ze dan bij de opstanding? Alle
zeven zijn ze immers met haar getrouwd
geweest.’
34 Jezus zei tegen hen: ‘De kinderen
van deze wereld huwen
en worden uitgehuwelijkt,
35 maar wie waardig bevonden is deel te
krijgen aan de komende wereld en aan
de opstanding van de doden, huwt niet en wordt
niet uitgehuwelijkt.
36 Zij kunnen ook niet meer sterven,
want ze zijn als engelen en ze zijn kinderen
van God omdat ze deel hebben aan de opstanding.
37 Dat de doden opgewekt worden, dat heeft ook
Mozes al duidelijk gemaakt in de tekst
over de doornstruik, waar hij spreekt
over de Heer als de God
van Abraham en de God
van Izaäk en de God
van Jakob.
38 Hij is geen God van doden,
maar van levenden, want voor Hem
zijn allen in leven.’
Zalig die het
Woord van God horen en er gehoor aan geven!
Credo: In antwoord op Gods
Woord willen wij samen ons geloof belijden:
Wij geloven in God - Schepper van hemel en aarde.
Heer over alle machten
Die om ons van alle macht heeft afgezien
en in Jezus de prijs heeft betaald voor onze overtredingen.
Die in eenvoud tot ons kwam,
en werd verraden en vermoord - gekruisigd...
maar Hij overwon de dood!
Na drie dagen opgestaan ten leven
verscheen Hij aan vriend en vijand;
weer in Zijn hemels rijk terug zond Hij Zijn Geest
die ieder mens bezielen wil tot leven in de Heer.
Tot een geméénschap van
heiligen,
door een doop, door vergeving van zonden,
tot leven in der eeuwigheid.
Amen
Genade zij u en vrede
van God onze Vader en van Jezus
Christus, onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve mensen,
Wij hoorden zojuist een typisch staaltje van theologiseren
zoals dat in Jezus' tijd
in bepaalde kringen tot een hoge kunst
verheven was.
Met een 'stel dat' verhaal werd een casus
opgeworpen, een theoretisch geval, en hoe
moet je dan de Schrift
toepassen… Dit gaat helemaal volgens de regels van de elegante
discussiekunst van die tijd.
Er zit meer dan je denkt achter de vraag: hoe zou U
dat nu oplossen?
In de wereld van het Oude
Testament, en dat geldt in Jezus' dagen
nog net zo, is de grootste zegen
de kinderzegen. (Zodat de lof U
toegezongen op aard' nooit onderbroken wordt!)
Door die kinderzegen is er voortbestaan,
en dan wordt je naam nog door kinderen en kleinkinderen voor God
genoemd als jijzelf al jaren dood
bent.
En ook Gods lof
wordt blijvend gezongen door hen.
Wie kinderloos sterft is dus duidelijk niet
gezegend. Dat kan niet.
Ook Jezus spreekt van mensen die het waard
zijn om het eeuwig leven te smaken.
Een eeuwig leven dat de Sadduceeën
verwerpen.
Stel nu, zeggen ze, dat er een voortbestaan is
na de dood… Het spreekt vanzelf dat dàt er dan natuurlijk alleen
voor gezegende mensen, voor mensen
die God bevallen.
Daar gaan ze van uit.
In de visie van deze mensen zouden kinderloze
gelovigen daar niet voor in aanmerking
komen.
En zo leggen ze Jezus deze strikvraag voor.
Het logische antwoord is voor hén natuurlijk: de vrouw, de onvruchtbare
heeft geen deel aan de zegen.
(Het is vanzelfsprekend hààr schuld, zeven onvruchtbare broers is
wat onwaarschijnlijk, suggereert het verhaal. Van erfelijkheid had men niet
zoveel benul.) De vrouw, die komt
de hemel niet in.
Maar Jezus zegt: wat een geklets! Jullie
houden je bezig met wat niet belangrijk is, het lichamelijke,
en in elk geval niet met wat belangrijk
is: de ziel.
Na de opstanding komt dat
soort dingen niet meer voor. En het gáát daar niet om.
Het gaat om God. Om de levende
God, die tot in eeuwigheid een relatie
heeft met mensen.
Met mensen die opstaan uit de dood.
Heeft Hij tegen Mozes
niet gezegd: Ik ben de God
van Abraham, de God
van Izaäk en de God
van Jacob?
Hij is geen God van doden, maar van levenden.
En dat is wezenlijk.
Daar gaat het om.
Een van de Sadduceeën mompelt
nog: dat hebt U mooi
gezegd, en dan schuifelen ze weg.
Een paar dagen later zal Jezus aan den lijve
ondervinden dat het waar
is wat Hij heeft gezegd.
Hij wordt dan beschuldigd van opruiing, een terroristische aanslag op de
tempel zou hij hebben voorbereid, en Hij wordt vermoord
na een proces dat rammelt. Gekruisigd
wordt Hij.
En dan, dàn doet God Hem opstaan
uit de dood.
Hij ís een God van levenden.
Hij IS.
Voor altijd en immer. We mogen Jezus
geloven!
Een paar jaar geleden hadden we reuring in het kerkelijk kippenhok omdat een dominee
zei: 'God bestaat niet. Maar Hij werkt
wel. Hij doet wel dingen'.
Uiteindelijk bleek het meer een taalkundige kwestie te zijn dan iets anders.
God bestaat misschien niet zoals
u en ik bestaan, - wij doen dat voorlopig ook maar op beperkte schaal
- dus goed, dat is dan ook niet te vergelijken
- , maar Hij IS wel. En Hij IS er.
Hij is er ook voor ons.
Uit de ontmoeting van Mozes met de Levende
blijkt dat al.
Even een beetje taal. Dat is hier belangrijk.
In het Hebreeuws en het Grieks
wordt het werkwoord zijn nauwelijks gebruikt.
In elk geval veel minder dan in het Nederlands.
Daar kan ik wel een uurtje college over geven, maar daarvoor zijn
wij hier niet bijelkaar gekomen.
Toch gaat het hier om iets wezenlijks, want
er gebeurt iets nieuws.
Abraham en de zijnen kenden de Heer
aanvankelijk alleen als de Allerhoogste, en de Almachtige, maar nu
krijgt Hij een Naam.
Ik Ben.
Een Naam en een titel.
Zo mag je over Hem
spreken, en zo mag je tót Hem
spreken. En dàt schept nabijheid.
Het is altijd lastig communiceren als
je iemands naam niet weet. 'Eh…' en 'hé'
zijn niet comme il faut, mevrouw
of mijnheer niet steeds gepast.
Ik onthoud zelf gezichten beter dan namen, dus ik ken
het probleem.
Wanneer iemand je zijn of haar naam noemt is dat als een uitgestoken
hand, het is een uitnodiging
om met elkaar om te gaan. Als je weet hoe
je iemand kunt aanspreken, doe je dat ook
makkelijker.
God legt in het verhaal van vanmorgen
Zijn Naam in onze mond.
Wij mogen Hem aanspreken.
Hoe?
Ik Ben.
Letterlijk vertaald: Ik Ben van Wie geldt:
(dat) Ik Ben.
In vers 12 en vers 14 wordt de eerste persoon enkelvoud van het werkwoord
zijn gebruikt.
Dat geeft dan een heel sterk accent.
Uitroeptekens!
In vers 12 zegt de Heer al tegen Mozes: Ik Ben
met je. Met deze werkwoordsvorm.
Vreemd.
Normaal zou het zijn om te zeggen: Ik met je.
Ik God van Abraham,
God van Izaäk en God
van Jacob.
Zo stelt Hij Zich aan Mozes voor in vers
6.
Vanuit de openbaring van de Naam,
twee verzen verder, begrijpen wij nu, dat je al in vers 12 moet lezen: Ik
Ben (is) met je.
Hij-Die-Is mag door ons worden aangesproken,
want Hij is Aanwezig, Hij is
er voor ons.
Door Zijn Naam te openbaren inviteert
Hij ons om met Hem op weg te gaan, om met
Hem te leven.
Hij laat ons in Zijn
bestaan toe, en hoopt dat wij Hem
in ons leven willen dienen en liefhebben.
Op een warme en directe manier.
Intens!
Als kind las ik het boek Zuster Luc,
verfilmd als A Nuns story. Een paar
regels daarin hebben mij altijd zeer getroffen:
zuster Luc is operatiezuster, en kan niet altijd in de kapel zijn
voor de communie. Dan komt de priester
later langs de operatiekamer, de zuster knielt op de drempel,
ontvangt de communie,
en zegt in zichzelf: Hij is in mij en ik ben in Hem.
Daarna gaat zij verder met haar taak.
Hij is in mij en ik ben in Hem.
Zo mag het voor ons ook zijn.
Dat mogen wij dagelijks zeggen bij het opstaan.
Om Jezus, en in
en door Zijn Geest.
Deze voor ons nu laatste zondag[1]
van het kerkelijk jaar oogsten wij alle vruchten
van het afgelopen jaar. Van Kerstfeest tot
Pasen, vanuit de Opstanding, Hemelvaart
en het Pinksterfeest wordt ons geloof
en ons leven gevoed
en verrijkt, rijpen de vruchten
van de Geest in ons leven.
Zo mogen wij steeds nauwer in contact
komen met de Levende.
Zo mag Hij steeds meer Aanwezig
zijn in ons leven.
En dat blijft zo, over de grenzen
van de dood heen.
Daarom brengen wij straks onze doden voor Zijn
aangezicht, en dan zijn wij even heel dicht bij elkaar,
omdat zij en wij in Hem zijn, en Hij
in ons.
Hier en nu. En dat is goed.
Maar het gaat niet alleen om het hier
en nu.
Het gaat ook om onze plaats in de wereld, en om de mensen
om ons heen.
Als wij 'in Hem' zijn, schrijft Johannes, dan
is dat aan ons te zien, omdat wij leven
zoals Jezus.
Dan maken onze handel en wandel reclame
voor Hem.
Zo zegt Johannes dat: Wie Zijn woord houdt,
waarlijk, in haar of hem is de liefde
van God volmaakt geworden.
Dat is iets om naar te streven.
En nee, dat gaat onze krachten niet te boven, want God
is met ons. Hoe moeilijk de taak
ook mag zijn.
De Geest van God
laat ons nooit alleen. Zij ís er.
Zij is Aanwezig.
Misschien zeg je: ik ben bang.
Maar dan zegt Zij: Ik
Ben met je.
Misschien zeg je: ik ben zo alleen.
Zij zegt: Ik Ben
bij je, alle dagen van je leven.
Tot in eeuwigheid.
Daar mogen wij op vertrouwen.
Amen!
[1] Volgende week is er geen dienst!
Muziek
Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om door te
geven, om met velen te delen
en er zo dubbel van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen:
in de collecte
Na het gebed over de gaven zingen wij: Lied 730 NLB Dan kunnen wij ook een
kaarsje opsteken.
Collecte
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde
en aandacht.
Wijs ons in dit alles de weg. Om Jezus’ wil… Amen.
Herdenken…
Onder
het zingen van lied 730NLB kan men nu naar voren komen om een lichtje aan te
steken voor wie men wil gedenken.
Gesproken:
Herinner U de namen, God, van wie gestorven zijn,
hun vreugde en hun levenslot, hun werken en hun pijn.
Temidden van hun dood zijt Gij als licht voorbij gegaan,
en sinds die ochtend leven zij ontwaakt en opgestaan.
Door nacht en ontij gaan zij heen en nergens wijst een ster,
de aarde is zo koud als steen, de levenden zijn ver.
Maar midden in de dood zijt Gij als licht voorbijgegaan,
en sinds die ochtend leven zij ontwaakt en opgestaan.
En aan het eind der wegen ligt het huis van brood en wijn,
daar staat de tafel aangericht, daar zal geen dood meer zijn.
Want midden in de dood zijt Gij als licht voorbijgegaan,
en sinds die ochtend leven zij ontwaakt en opgestaan.
Voorbeden:
Grote God, Aanwezige,
Heilige, Heerlijke,
wij danken U dat U er bent voor ons.
Dat wij op U mogen terugvallen, wanneer alles om ons
heen wegvalt, gezondheid, geluk, mensen,
huis en zekerheden waarop wij
hadden gerekend.
Vader, Zoon en Heilige Geest, God
van onze vaders en moeders, God van heden,
verleden en toekomst,
wij danken U dat wij van U mogen weten,
wij aanbidden en loven U om alles
wat U ons hebt gegeven, tot in Jezus toe.
Wil ons dan door Uw Geest helpen om ons altijd
bewust te zijn van Uw Aanwezigheid,
om te leven zoals Jezus
ons leerde, om op Zijn manier, met
Zijn liefde, naar
mensen om ons heen te kijken.
Dan zijn we altijd samen, en niemand is meer eenzaam,
dan is het leven goed.
Dankbaar voor Uw goedheid voor ons bidden wij voor hen
die het nu zo bitter moeilijk hebben.
Wij bidden voor de christenen die in het
Midden-Oosten, in Azië en Afrika vaak genadeloos worden vervolgd.
Sterk hun geloof,
geef hen moed, laat hen weten dat er
mensen aan hen denken, met hen meeleven.
Wij bidden U ook voor de vele oorlogsslachtoffers,
zoals in Syrië, en de landen erom heen.
Al die vluchtelingen, Heer, U kent
hun ellende, U hoort hun hulpgeroep.
Help ons om hen niet te vergeten.
Wees bij allen die hulp
bieden, soms met gevaar voor eigen leven.
Ook voor hen die proberen te helpen op de Filippijnen
bidden wij, en allereerst voor alle mensen die daar alles kwijt
zijn, huis en haard, familie en vrienden…
U weet dat er honger en dorst
is, wij kunnen het ons niet voorstellen…
Voor alle mensen daar bidden wij om uitkomst.
In ons eigen land leven wij warm en veilig, maar ook hier is pijn
en onrecht.
Wij bidden U voor alle overheden
die moeilijke maatregelen moeten nemen,
geef hen Uw wijsheid.
Wij bidden ook voor de mensen van Greenpeace,
die in Rusland gevangen zitten, en voor allen die gegijzeld
zijn of die onterecht zijn veroordeeld.
Laat ons zien wat wij kunnen doen om te helpen,
zodat deze wereld meer lijkt op
het beeld dat U er van hebt…
Goede God, die ons nooit
in de steek hebt gelaten, wij bidden
om Uw zegen op de weg die wij het komende
jaar willen gaan, samen met andere
gemeenten in Brabant.
Wil ons met Uw wijsheid
in een Geest van liefde leiden, ook
als het lastig is, als wij elkaar misschien niet meteen begrijpen…
en hoor ons als wij in de stilte van dit moment ons hart voor U openen…
Met Jezus, die het ons leerde, zeggen wij tot U:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij aan anderen hun schuld vergeven;
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Ons slotlied is nummer 207NLB: 2 - 4.
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ lied 207:1. Nu beginnen wij
bij vers 2.
Drijf uit, o licht, wat duister is,
behoed ons hart voor ergernis,
voor blindheid en voor schande en schuld;
houd niet uw glans voor ons verhuld,
opdat wij wandlen als bij dag
en, kome wat er komen mag,
staan vast in het geloof, o Heer,
van U verlaten nimmermeer.
Zegen:
De Heer van dood en leven,
de Moeder vol barmhartigheid,
schenkt ons allen overvloedig genade en liefde,
om Christus’ sterven en opstanding.
In Zijn dood sterft onze
dood,
in Zijn Geest mogen wij verder leven,
nu en altijd.
Zo zegent ons God, †
de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Amen.
lied 207:1