Voor eerdere diensten klik hier:
Voorlaatste
zondag van het kerkelijk jaar op 13 november 2016 in de Lutherse kerk te Zeist
Orgelspel
Afkondigingen en
aansteken van de kaarsen. [1]
De GodsNaam… voordat Mozes het hoort… in 14
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lucas 21: 5 – 19
Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam
van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Heer, vergeef
ons al wat wij misdeden,
en laat ons weer in vrede
leven.
Amen.
Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren
Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft
aan het verderf ontkomt, en eeuwig
leven hebben mag!
Introïtus:
De Antifoon voor deze zondag luidt:
v.: De Heer
zetelt voor eeuwig.
Hij bestuurt
de wereld naar recht en wet.
Moge de Heer een burcht
zijn voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood. (Psalm 9: 8a, 9s, 10)
En de psalm luidt:
Ik wil U loven,
Heer,
met heel mijn hart vertellen van Uw
wonderdaden.
A.: Ik wil vrolijk zijn, U
toejuichen,
Uw Naam bezingen, Allerhoogste.
v.: Want U hebt mijn
rechten verdedigd,
U nam plaats op Uw
zetel, rechtvaardige rechter!
A.: Wie Uw Naam kent, kan
op U vertrouwen,
U verlaat niet wie U
zoeken, Heer.
Nogmaals de Antifoon:
v.: Maar de Heer zetelt
voor eeuwig.
Hij bestuurt
de wereld naar recht en wet.
Moge de Heer een burcht
zijn voor de verdrukte, een burcht in tijden van nood.
Laten we de Heer aanroepen om ontferming
met de nood van deze wereld, - die is zó
groot! -
maar laten wij dan ook Zijn Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid
geen einde komt!
Zondagsgebed
Heilige Heer, hemel en aarde behoren U toe.
Neem ons stamelend bidden
en loven
aan,
door Jezus Christus, onze Heer.
Amen.
Lezing Oude Testament: Exodus 3: 1 - 15
Mozes is uit Egypte weggevlucht, omdat hij in zijn boosheid over het onrecht
dat zijn volk werd aangedaan, een Egyptische ambtenaar heeft gedood. Hij is
inmiddels getrouwd, en heeft nog wel contact met zijn familie in Egypte. De
situatie daar is nijpend.
1. Mozes was bezig de schapen
en geiten te hoeden van Jetro (Eminentie), zijn schoonvader,
priester van Midjan (strijd),
en hij ging de schapen en geiten voor
voorbij de woestijn, en hij kwam bij de berg
van God, de Horeb
(woestenij)...
2. en er verscheen hem een bode (engel) van de Aanwezige
in een vlam van vuur,
midden in het braambos,
en hij keek eens, en wat gebeurt
er: het braambos
vlamt óp van het vuur,
maar het braambos
wordt er niet door verteerd!
3. Mozes zei: ‘Nu
wil ik toch eens dichterbij gaan, en dit grote spektakel gaan bekijken,
(om te zien) waarom het braambos
niet verbrandt...’
4. De Aanwezige zag Mozes
dichterbij komen om te gaan kijken, en Hij
riep hem tóe, God, van midden in het braambos,
en wel:
“Mozes,
Mozes!!!” en (deze) zei:
‘Hier ben ik!’
5. Hij nu zei: “Kom niet dichterbij
hierheen, maar doe je schoenen van je voeten,
want de plaats waarop jij (nu) staat,
dat is heilige grond!”
6. En Hij
sprak: “Ik, Ik ben de God van je vaderen, de God
van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jacob....”
Toen bedekte Mozes zijn gezicht,
want hij had er een heilig ontzag voor om te kijken
naar God.
7. Maar de Aanwezige zei: “Ik
heb heel duidelijk gezien
de ellende
van Mijn volk
in Egypte, en hun hulpgeroep vanwege hun onderdrukker heb Ik
gehoord,
waarachtig!
Ik ken
hun lijden.
8. Ik daal àf
om ze wég te rukken uit de macht
van Egypte,
en om ze omhoog te
voeren uit dit land
naar een land,
goed en ruim,
naar een land
dat overvloeit
van melk en honing, naar de plaats van de Kanaänieten,
de Chittieten, de Amorieten,
de Perizieten,
de Chiwieten, en de Jebusieten.
9. Nu dan, let op!
Het hulpgeroep
van de Israëlieten
kwàm tot Mij,
en ook heb Ik
de vernederende onderdrukking
gezien waarmee Egypte
ze onder de duim houdt.
10. Nu dan, ga!
Ja, Ik stuur
je naar de Farao toe, je moet mijn volk, de Israëlieten wegleiden uit Egypte.”
11. Maar Mozes zei tegen God:
‘Wie ben ik nu helemaal dat ik naar Farao zou gaan en dat
ik de Israëlieten uit Egypte
wég leid.....?’
12. Maar Hij zei: “Waarachtig,
Ik Ben[1]
met je, (of: Ik Ben
is met je) en dit zal je een teken
zijn dat Ik
je er op uitgestuurd heb: als je het volk
uit Egypte
wégleidt zullen ze God
op deze berg
aanbidden.”
13. Maar Mozes zei tegen God:
‘Moet U kijken..... :
Goed, ik ga naar de Israëlieten,
en ik zeg tegen hen:
de God van jullie voorvaderen heeft mij naar
jullie toegestuurd, dan zeggen ze tegen mij:
‘Wat is zijn naam?’…
Wat zeg ik dan tegen
ze?’
14. Toen sprak God
tot Mozes:
“Ik ben het die Ik Ben (die Aanwezig
is)”..........
En Hij zei : “Dit kun je tegen de Israëlieten zeggen: IK-DIE-ER-BEN
heeft mij naar jullie toe gestuurd.”
15. En nog een keer sprak God tot Mozes:
“Dit kun
je tegen de Israëlieten zeggen:
De Aanwezige, de God
van jullie voorvaderen, de God van Abraham,
de God van Izaäk,
en de God van Jacob,
heeft mij naar jullie toegestuurd.
Dat is Mijn Naam
voor altijd, en dat is Mijn titel,
van geslacht op geslacht.
Tot hiertoe de lezing.
God is met ons. Wat een openbaring!
Genoeg om ons te wapenen
tegen het cynisme van deze tijd, waar geen plaats meer
lijkt te zijn voor God.
Laten we zingen: lied 721…
Houd ons bijeen rondom Uw Woord…
Epistel: II Tessalonicenzen: 1: 3 – 10a
Na de eerste begroeting volgt aan een
gemeente die het heel moeilijk heeft:
3. Het is terecht
dat we God altijd voor jullie danken,
broeders en zusters, we moeten
dat wel, omdat jullie geloof
bijzonder hard groeit,
en bij jullie allen is de liefde
van de een voor de ander
ruim voorhanden.
4. Zo zelfs, dat wij over jullie opscheppen bij de kerken Gods over jullie geduld en geloof onder al jullie vervolgingen
en de onderdrukkingen die jullie ondergaan.
5. Het is toch een teken dat God
gelijk had jullie het rijk van God
te waardig
te achten, (het rijk) waar jullie ook zo voor moeten lijden!
6. Daarom is het inderdaad rechtvaardig dat God
het hen, die jullie vervolging op hun geweten hebben, betaald zet.
7. En dat Hij jullie die samen met ons
verdrukt worden, ontspanning schenkt, wanneer de Heer
Jezus aan de Hemel verschijnt met Zijn engelenmacht
8. in een vuurvlam..... en afrekent met hen die God
niet erkennen, en met hen
die geen gehoor geven aan het Evangelie van onze Heer Jezus..
9. Een eeuwig verderf zal hun straf zijn, ver
weg van Gods aangezicht en van Zijn glorierijke kracht.
10. (Dit alles) wanneer Hij
komt om te midden van Zijn
heiligen verheerlijkt
te worden, en bejubeld te worden te midden van alle gelovigen.
Psalmwoord: Halleluja! De hemel verkondigt Gods gerechtigheid. Hijzelf treedt op als rechter. (Psalm 50:6)
HALLELUJA!
Dat roept ongedachte vergezichten op waarover we zingen
in Lied 611… Wij zullen leven, God zij dank, genoemd als dochters en
als zonen…
En dan gaat het niet (alleen) om het hier en nu!
Het is een paar dagen na de intocht in Jeruzalem, en Jezus doet Zijn uiterste
best om in Zijn laatste dagen hier op aarde nog zoveel mogelijk duidelijk te
maken. Hij trekt nu op met de leerlingen…
5. Toen sommigen over de tempel zeiden dat die versierd
was met mooie stenen, en wijgeschenken, zei Hij
(Jezus):
6. (Wat betreft) die dingen waar jullie naar kijken: er zullen dagen komen waarin er
geen steen op de ander gelaten zal worden, zonder dat die omver gegooid
worden…
7. Maar ze vroegen Hem
dringend: Meester, wanneer zal dat zijn, en wat voor teken
dat (zal er zijn) dat dat gaat gebeuren?
8 Maar Hij zei: Let
er op dat je je niet laat misleiden!
Want er zullen velen komen die zich beroepen op Mijn Naam, die zeggen: ‘Ik ben het!’ en: ‘De tijd is aangebroken’.
Volg hen niet.
9. Als je hoort over oorlogen
en opstanden, laat je geen paniek
aanjagen; die
dingen moeten eerst
gebeuren, maar het einde komt niet meteen.
10. Toen zei Hij tegen hen:
Volkeren
zullen tegen elkaar opgehitst worden, en koninkrijken tegen koninkrijken,
11. en grote aardbevingen en plaatselijk hongersnoden en epidemieën
zullen er zijn, en, huiveringwekkend,
er zullen grote voortekenen vanuit de hemel komen…
12. Maar voordat al die dingen (gebeuren) zullen ze geweld tegen jullie
gebruiken, en ze zullen jullie vervolgen, en uitleveren
aan de Synagogen en gevangenissen,
en jullie aanklagen bij koningen en heersers – vanwege Mijn Naam.
13. Het zal jullie gelegenheid
geven tot getuigenis.
14. Neem je vast voor om niet van te voren te repeteren hóé
je je zult verdedigen.
15 Want Ik zal jullie wijze
woorden in de mond leggen waar geen
van allen die je vijandig gezind zijn, tegen op kunnen of
die ze tegen kunnen spreken.
16. Jullie zullen ook door ouders en broers en zussen worden aangegeven,
door familie
en vrienden; er zullen ook uit jullie kring sterven.
17. En jullie zullen door iedereen gehaat worden om Mijn
Naam.
18. Maar er zal geen haar op jullie hoofd verloren gaan.
19. Bewaar jullie leven
door geduldig te verdragen…
Zalig die het Woord van God
horen en er gehoor aan geven!
Credo
In antwoord op Gods woord willen wij ons geloof belijden door samen te zeggen:
Wij geloven dat God van ons houdt,
zoals een Vader en een Moeder,
voor ons wil zorgen, ons beschermt.
Wij geloven dat God mens werd:
Jezus, om ons lot te delen,
om op Zich te nemen
onze zonden, al ons leed.
Om dwars door dood en hel heen
ons thuis te halen in de hemel,
eens... op Zijn tijd.
Wij geloven dat Gods Geest
tot ons spreekt in brood en wijn,
in woord en lied,
in de stilte van ons hart,
om ons op de weg te zetten
naar God en naar de ander,
om zo beeld van God te zijn.
Wij geloven dat mensen-op-weg-naar-God
bij elkaar horen, als de vingers van een
hand,
als de leden van een lichaam,
ongeacht rang of stand, kerk of land.
Wij geloven dat doop en vergeving,
genade en goedheid
ons in eeuwigheid zullen doen leven,
met elkaar en met God.
Amen.
Preek
Genade
zij u en vrede van God
onze Vader en van Jezus
Christus, onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve gemeente, zusters en broeders, beminden…
“Volkeren
en koninkrijken worden tegen elkaar opgehitst, grote aardbevingen en
plaatselijke hongersnoden, epidemieën”, het zou allemaal zo uit
de krant van gisteren kunnen komen, zo actueel zijn de woorden
van Jezus tegen Zijn
leerlingen…
Maar, zegt Hij, al die ellende is het einde nog niet!
Jezus voorspelt hen dat ze vervolgd zullen worden, en dat is ook uitgekomen,
net zoals er nu nog steeds miljoenen mensen worden vervolgd
om het geloof in Jezus.
Omdat ze de Naam van Jezus uitspreken, met liefde
en ontzag…
Wat is dat toch met die Naam, vraag je je af, dat die
zoveel weerstand
oproept?
Ik weet niet of het U wel eens heeft bezig gehouden, maar ik wilde er meer
van weten.
In het kleine stukje Evangelie, dat
ik voorlas, wordt die Naam
drie maal genoemd.
En je wordt er niet vrolijk van.
Jezus windt er geen doekjes
om:
1 - Mensen, die niets met Hem
te maken hebben, zullen zich beroepen op die Naam, zullen doen
alsof ze Jezus zijn, of namens Hem spreken…
2 - Je kunt voor de rechtbank gesleept worden – vanwege Zijn Naam…
3 - Iedereen zal ons haten om Zijn
Naam.
Voeg daarbij dat we gedoopt worden op de Naam van Jezus, en dan is het wel zaak om eens te gaan kijken
wat dat nu betekent, leek me.
Mijn woordenboek geeft als betekenis
voor het Griekse woord voor naam (ονομα) allereerst
gewoon: een naam, iemands eigennaam, maar ook: reputatie,
en faam. In het
Nieuwe
Testament komt daar bij: de naam als representatie,
als vertegenwoordiging van de persoon, en: de naam als begrip van
degene die een opdracht geeft, van een autoriteit die aan iemand
is overgedragen, en
zelfs een religieuze roeping…
Nu ja, wij spreken ook wel eens namens iemand
die er niet is,
en dan hopen we dat we
met hetzelfde gezag spreken in de oren van onze toehoorders als die
figuur zou hebben gehad,
en vooral: dat we overbrengen
wat die ander had willen zeggen.
In de Bijbelse omgeving is dat nog veel sterker: als je dan namens iemand spreekt,
of als je iets doet
wat iemand je heeft opgedragen, dan is die persoon daar, het ziet
er voor de toehoorders alleen uit alsof jij het bent, maar het zijn zijn woorden, hij
is zelf aan het
woord.
Dit is heel belangrijk, het komt telkens weer voor in de Bijbel.
Profeten
bijvoorbeeld spreken namens God,
en als zij spreken
is God aan het Woord…
Zo ook is het met Jezus.
Hij vertegenwoordigt Zijn
Vader in de Hemel.
Waar Hij is, is God, waar Hij
spreekt, spreekt. God.
Op die manier willen de mensen, van wie Jezus zegt dat ze niets met Hem
te maken hebben, ons doen geloven
dat ze met Zijn gezag spreken, maar Jezus
zegt al van tevoren dat ze zich ten onrechte zullen beroepen op Zijn
Naam.
Ze zullen doen alsof ze Jezus zijn, of namens Hem spreken.
Maar het is niet zo.
Ja, ze gaan zelfs zo ver, dat ze zeggen: ‘Ik ben!’
En: ‘de tijd, de καιρος, Gods
tijd, is aangebroken’.
‘Ik ben. Ik ben het’.
Dat is natuurlijk je reinste Godslastering.
Dat begrijpt u na het lezen
van Exodus ook wel.
Het is de Godsnaam,
die een Jood
in het Hebreeuws althans nooit in de mond
zou nemen.
Veel Nederlandse Joden schrijven alleen: G’d, en zeggen: Hasheem, Hebreeuws voor de Naam.
Na het verhaal van de ontmoeting bij het brandend braambos is dat goed te
begrijpen.
In Jezus’ tijd
werd die Naam maar één
keer per jaar uitgesproken, en wel door de Hogepriester, als hij
het Heilige
der Heilige binnenging op Grote Verzoendag. En dan was daarbuiten
iedereen natuurlijk doodstil…
Jezus doet het maar een enkele
keer, als Hij wil aangeven
dat Hij en de Vader
één zijn…
Hij is daar heel voorzichtig
mee…
Eigenlijk zien we het alleen bij Johannes, die wil benadrukken dat Jezus
ook goddelijk is.
Maar, voorziet Jezus,
er zullen mensen komen die daar los mee om zullen springen.
En daar mensen in meezuigen.
Laat het niet gebeuren, roept de Heer ons toe…
Al die predikers, die het zo goed weten, wat Jezus zou doen in die en die situatie, die exact
kunnen vertellen wat God
wil dat wij doen,
kiezen, beslissen… ze proberen
in Zijn schoenen te
gaan staan, en die zijn toch echt wel een paar maten te groot voor
hen…
Wij moeten dus zelf leren onderscheid te maken.
Of beter: telkens weer de Heilige Geest vragen
ons te hulp te komen.
Jezus zegt ook dat je voor de rechtbank gesleept kunt worden – vanwege Zijn
Naam…
Omdat Jezus voor ons meer
gezag heeft dan kerkelijke (of zelfs wereldlijke) rechtbanken…
Omdat Hij ons vrij
leert kijken naar deze
wereld, en vrij
leert denken.
Omdat Hij ons leert
in liefde te leven, en
daar kunnen heel veel mensen en vooral systemen niet
tegen…
Geen wonder dat Hij dan ook zegt dat iedereen zal ons haten om Zijn
Naam.
Tenminste: als wij werkelijk net zo intens
met Hem verbonden
zijn als Zijn toehoorders.
Als wij Zijn leerlingen
willen wezen in alles, en dan dood en gevangennemen en onrecht
op de koop toe nemen.
Alles om de Naam van Jezus.
Maar dat betekent dan ook om de wezenlijke Aanwezigheid van Jezus,
hier en nu, wanneer wij Zijn
Naam uitspreken,
als wij bidden, als wij Gods
lof zingen, als wij de dienst beginnen met: onze hulp is in de Naam van de Heer…
Dan gaat het om de Aanwezige,
hier in ons midden. Hier en nu! Dat ís nogal wat!
Even terug naar de woorden van Jezus.
Die rechtbank wil niet zozeer ons veroordelen, als wel de levende
God, de Heer die in ons leeft.
En daarom worden wij, als het goed is, ook gehaat.
Omdat Hij is waar wij
zijn, en wij dat uitstralen.
Omdat wij dat laten zien
en horen in onze woorden en onze daden.
De gemeente in Thessaloniki lééfde op die manier.
En Paulus
complimenteert hen allereerst
vanwege de liefde die
ze onderling tonen, ook al worden ze blootgesteld aan vervolgingen
en onderdrukking.
Ze verdragen dat geduldig en gelovig, zoals Jezus al tegen Zijn leerlingen zei: “Geduldig verdragen zal je leven behouden”.
Ja, maar net daarvoor zei Hij toch dat sommigen uit de kring van de Zijnen
ter dood gebracht zouden worden, hoe zit
dat dan?
En “geen haar van hun hoofd zal verloren
gaan”?
Kijk, daar vinden we de sleutel.
Sterven zullen wel allemaal, tenzij de Heer
vandaag of morgen komen zal met al Zijn
engelenmacht in een vuurvlam of zo…
Maar van óns, van wie we zijn, zal nog geen hoofdhaar verloren
gaan.
Dat betekent dat God ons
ook dwars door de dood heen zal bewaren, met huid en haar.
Omdat Hij van ons houdt.
Omdat Hij zoveel van deze
wereld houdt, dat Hij Zijn
eniggeboren Zoon gegeven
heeft, opdat ieder die in Hem
gelooft aan het verderf
ontkomt, en eeuwig leven hebben
mag!
Dat is nog eens Liefde met een
hoofdletter.
Dat is genade, dat is scheppende
liefde.
Liefde die ruimte schept voor de
ander.
Een liefde die Hij met ons delen wil.
Zodat ook wij die ruimte scheppen.
Zelfs als die ander er op uit is ons
te vernietigen, of wie en wat ons dierbaar
is.
Die Liefde schept ruimte in ons om ook te bidden, het goede
te vragen, zegen
te vragen voor hem die ons benauwen, het ons moeilijk
maken…
Dat is het soort liefde waarvoor Paulus
zo dankbaar is om die te vinden in de gemeente van Thessaloniki.
Hij schreef: Het is terecht
dat we God altijd voor jullie danken,
broeders en zusters, we moeten
dat wel, omdat jullie geloof
bijzonder hard groeit,
en bij jullie allen is de liefde
van de een voor de ander
ruim voorhanden.
Vindt God die liefde
hier ook?
Liefde, waar het geloof van gaat groeien?
We zijn allemaal mensen met onze eigen kleine hebbelijkheden.
Met die van onszelf kunnen we meestal wel omgaan, maar met die van een ander niet
altijd.
Laten we voor die mensen ruimte maken in ons gebed, laten we ook in hén zoeken
naar tekenen dat God
aanwezig is, en dat doet Hij
vaak op onverwachte manieren…
Daar moet je voor open staan.
Dat geeft meteen ook ruimte in onszelf, om met geduldig verdragen
ons eigen leven te bewaren.
‘Bezit
je ziel in lijdzaamheid’ raadde mijn moeder mij vroeger vaak aan, als
ik weer eens ongeduldig was. U kent die uitdrukking vast wel.
Zij gebruikte de tekst niet zoals Jezus
hem zal hebben bedoeld, misschien was ze zich niet eens bewust van het
feit dat die uit de Bijbel kwam.
Want Jezus had het over de ziel,
dat wil zeggen: over het leven, en hier: over ons leven in eeuwigheid.
Zo lief had God deze wereld…
Zo lief heeft Hij ook ons. U, en jou, en jou en
mij.
Laten we oefenen, met geduld
en geloof, met liefde
die van Boven komt.
Dat kan levens redden.
Die van de anderen, en
dan ook dat van ons.
Amen.
Muziek
Wij mogen nu geld bijeenbrengen
voor anderen, opdat het wereldwijd een zegen
mag zijn voor mensen,
en zodat het is tot eer van Gods
Naam,
Laat het dan ook een offer zijn,
dat onze dankbaarheid en liefde
voor God en mensen uitdrukt, omwille van Jezus
Christus, onze Heer. Amen.
Na het gebed over de gaven zingen wij: lied 791
Collecte
Gebed over de gaven
Goede en trouwe
God,
Dank U voor al het goede dat U ons hebt willen geven,
dank U dat wij hier weer in vrijheid
konden en mochten komen.
Wij hebben ons offertje gebracht, en wij smeken
U: wil het aannemen
als een uiting van ons hart, als een teken van onze liefde,
en wil het zegenen om Jezus’ wil. Amen.
Lied 791
Voorbeden
Laten wij samen danken en bidden:
A: Heer, maak mij een instrument van uw vrede.
Waar haat het hart verscheurt,
laat mij liefde brengen.
Waar wordt beschuldigd,
laat mij vergeving schenken.
Waar verdeeldheid mensen van elkaar vervreemdt,
laat mij eenheid stichten.
Waar twijfel knaagt,
laat me geloof brengen.
Waar dwaling heerst,
laat me waarheid uitdragen.
Waar wanhoop tot vertwijfeling voert,
laat mij hoop doen herleven.
Waar droefenis neerslachtig maakt,
laat me vreugde brengen.
Waar duisternis het zicht beneemt,
laat me licht ontsteken.
V: Maak dat wij niet zozeer zoeken
om getroost te worden,
als wel om te troosten.
Niet zozeer om begrepen te worden
als wel om te begrijpen.
Niet zozeer om bemind te worden
als wel om te beminnen.
A: Want wij ontvangen door te geven.
Wij vinden door onszelf te verliezen.
Wij krijgen vergeving door vergeving te schenken
en wij worden tot eeuwig leven geboren
door te sterven.
In de stilte van dit moment bidden wij voor onze eigen zorgen en noden, voor
onze zieken, en in het bijzonder voor Wilma Steinhardt, de familie Kaatman en de
rug van Marijke...
…
Om Jezus, die ons leerde bidden zeggen wij:
A: Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Slotlied: Heer, hoor mijn gebed...
2x
(Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’:
Psalm 9:1)
Zegen:
De heilige God
van Israël,
de Vader van alle
mensen,
wil ons behoeden met Zijn liefde,
wil ons dragen met Zijn Geest,
wil ons voorgaan in Zijn Zoon.
Alle dagen
van ons leven.
Zo zegent ons God,
† Vader, Zoon en Heilige
Geest.
Amen.
Amenlied:
Psalm 9:1