Tweede
zondag van de voleinding
14-11-2004
in de Ev. Lutherse kerk te Zeist.
Organist: Eddy Vliem, aanwezig ongeveer 23 mensen.
WIJ ZIJN HIER AANWEZIG IN DE NAAM
VAN DE VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST.
Amen
ONZE HULP IS IN DE NAAM VAN DE HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft
HEER, WIJ HEBBEN ALS SCHAPEN GEDWAALD,
EN WIJ ZIJN IEDER ONZE EIGEN WEG GEGAAN..
WIJ KONDEN OF WILDEN DE WEG DIE DE WAARHEID IS,
EN HET LEVEN, NIET VOLGEN.....
TOCH SMEKEN WIJ U: LEID ONS WEER OP HET RECHTE PAD
VERGEEF ONS EN BLIJF ONS BIJ,
OM JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER. AMEN
De Almachtige God schenke ons Zijn genade
AMEN
GOD HIELD ZOVEEL VAN DEZE WERELD,
DAT HIJ ZIJN ENIGE ZOON GEGEVEN HEEFT, OPDAT IEDER DIE IN HEM GELOOFT AAN HET
VERDERF ONTKOMT, EN EEUWIG LEVEN HEBBEN MAG.
Ons introïtus lied, op de tweede zondag van de voleinding is gezang 434: 1, 4
en 5 = Lied 868
LATEN WE DE HEER AANROEPEN OM ONTFERMING MET DE NOOD VAN DEZE WERELD,
MAAR LATEN WIJ DAN OOK ZIJN NAAM PRIJZEN,
OMDAT ER AAN ZIJN BARMHARTIGHEID GEEN EINDE KOMT
Zondagsgebed
Om Uw liefde zijn wij bij U gekomen, Heer.
Om een schuilplaats te vinden in Uw barmhartigheid. Om Uw genade te herkennen in
alles wat U doet, Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.
Lezing Oude Testament Exodus
3: 1 - 15.
1.Mozes is herder geworden over het wolvee
van Jitro,
zijn schoonvader, priester van Midjan;
hij drijft het wolvee tot achter de woestijn,
en komt aan bij de berg van God, op Horeb
aan.
2.Dan laat zich aan hem zien: de engel van de Ene
in een vuurvlam
uit het midden van de Sinaïdoorn:
hij ziet het aan:
ziedaar, de Sinaïdoorn gloeit in het vuur,
maar de Sinaïdoorn wordt niet verteerd!
3.Dan zegt Mozes: nu móet ik van mijn weg afwijken, -
ik ga het zien, dit grootse gezicht:
wààrom verbrandt hij niet, de Sinaïdoorn?
4. Dan ziet de Ene dat hij van zijn weg is afgeweken
om het te zien;
God roept tot hem uit het midden van de Sinaïdoorn en zegt:
“Mozes, Mozes!”
en die zegt: ‘hier ben ik!’
5. Hij zegt: treed niet nader hierheen:
trek je schoenen van je voeten
want de plaats waarop jij nu staat, -
heilige rode grond is dat!
6. En Hij zegt: Ik ben de God van je vader,
God van Abraham, God van Isaäk en God van Jacob!
Mozes verbergt zijn aanschijn, want hij is bevreesd
om te kijken naar God.
7. Dan zegt de Ene:
“gezien, gezien heb ik
de onderdrukking van Mijn gemeente
in Egypte;
hun schreeuwen voor het aanschijn van hun drijvers
heb Ik gehoord,
ja, Ik heb weet van zijn smarten.
8. Ik daal af
om hem te redden uit de hand van Egypte
en om hen te doen ópklimmen
uit dat land
naar een land, goed en wijd,
naar een land dat overvloeit van melk en honing;
naar het oord van de Kanaäniet en de Chitiet,
de Amoriet en de Periziet,
de Chiviet en de Jeboesiet;
9. Welnu, ziedaar, het geschreeuw van de zonen Israëls
is tot Mij gekomen;
ook heb Ik de verdrukkingen gezien
waarmee de Egyptenaren hen verdrukken;
10. welnu, ga,
Ik zend je tot Farao:
en leid Mijn gemeente, de zonen Israëls,
weg uit Egypte!”
11. Dan zegt Mozes tot God:
‘wie ben ik, dat ik tot Farao zal gaan,-
en dat ik de zonen Israëls uitleid uit Egypte?’
12. Maar Hij zegt: “omdat Ik mèt jou zal zijn
en dit is voor jou het teken dat Ik je heb gezonden:
als je de gemeente hebt uitgeleid uit Egypte
zullen jullie God dienen op déze berg!”
13. Dan zegt Mozes tot God:
‘Ziedaar, ik zal aankomen bij de zonen Israëls
en tot hen zeggen:
de God van uw vaderen heeft mij tot u gezonden! –
als zij tot mij zeggen: wat is zijn naam?,
wat moet ik dan tot hen zeggen?
14. Dan zegt God nog tot Mozes:
“Zó zul je zeggen tot de zonen Israëls:
DIE-ER-ZAL-ZIJN heeft mij tot u gezonden!”
15. Dan zegt God nog tot Mozes:
“Zó zul je zeggen tot de zonen Israëls:
DIE-ER-ZAL-ZIJN, de God van uw vaderen,
God van Abraham, God van Isaäk en God van Jacob,
heeft mij tot u gezonden;
dit is Mijn Naam voor eeuwig, en dit is Mijn
gedachtenis
voor generatie op generatie.”
Dat belooft wat voor het onderdrukte volk van God,
dat in slavernij verkeert in Egypte. De Aanwezige, Hij die er bij zal zijn, komt
ze te hulp. En zo mogen ook wij onze Heer vragen en bidden om ons te hulp te
komen in de onzekere tijden waarin wij leven… Wij zingen samen psalm 12
helemaal
Epistel 2 Tessalonicenzen 3: 7 – 13
Paulus schrijft Timotheus, vanuit de gevangenis, over
zijn taak als evangelist.
Je zou deze brief kunnen beschouwen als een testament, want Paulus verwacht snel
de marteldood te zullen sterven.
Ook schrijft hij over de maatschappij waarin ze leven, en die nogal lijkt op de
onze.... En in de gemeente zelf zijn problemen.
Hij schrijft:
U weet zelf wat het betekent ons na
te volgen. Toen we bij u waren, hebben we ons dagelijks werk niet
verwaarloosd
8 en op niemands
kosten geleefd. Integendeel, we hebben
ons ingezet en ingespannen, dag en nacht hebben we gewerkt
om niemand van u tot last te zijn.
9 Niet dat we geen aanspraak
konden maken op uw ondersteuning, maar we
wilden onszelf tot voorbeeld stellen, zodat u ons zou navolgen.
10 Toen we bij u waren,
hebben we herhaaldelijk gezegd dat wie niet wil werken, niet zal eten.
11 We horen dat sommigen van
u hun werk verwaarlozen, dat ze zich niet nuttig
maken maar zich slechts onledig houden met nutteloze
bezigheden.
12 In naam van de Heer Jezus
Christus dragen wij dergelijke mensen nadrukkelijk
op rustig hun werk te doen en hun eigen brood te verdienen.
Broeders en zusters, doe het goede, zonder op
te geven.
Tot hiertoe de lezing.
De Psalmist roept ons toe:
Halleluja! De hemel verkondigt Zijn gerechtigheid, want God is Rechter…
HALLELUJA!
We zijn allemaal wat onder de indruk van de dingen
die dezer dagen in ons land gebeurd zijn, waarin mensen zich ook allerlei
oordelen over elkaar aanmatigen, en eigen rechter spelen…
en daarom zingen en bidden we nu gezang 285 helemaal. = Lied 1010
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lucas 20: 27 – 38
Jezus trekt rond door het land. Hij irriteert de intellectuele bovenlaag
nogal, en ze proberen Hem in de val te lokken. Eerst via de vraag of er wel
belasting betaald mag worden aan de keizer, en nu zo:
27 Enkele Sadduceeën,
die ontkennen dat er een opstanding is, kwamen naar hem toe en vroegen hem:
28 'Meester, Mozes
heeft ons het volgende voorgeschreven: als een gehuwd man sterft
zonder dat zijn vrouw kinderen heeft gebaard, moet zijn broer
met die vrouw trouwen en nakomelingen verwekken voor zijn broer.
Nu waren er zeven broers. De eerste
was gehuwd, maar stierf kinderloos;
30 daarna trouwde de tweede
broer met de vrouw
31 en vervolgens de derde,
en toen de andere broers, maar alle zeven waren ze kinderloos toen
ze stierven.
32 Ten slotte stierf ook de vrouw.
33 Wiens vrouw
is ze dan bij de opstanding?
Alle zeven zijn ze immers met haar getrouwd
geweest.'
34 Jezus zei tegen hen: 'De kinderen
van deze wereld huwen en worden uitgehuwelijkt,
35 maar wie waardig
bevonden is deel te krijgen aan de komende wereld en aan de opstanding
van de doden, huwt niet en wordt
niet uitgehuwelijkt.
36 Zij kunnen ook niet meer
sterven,
want ze zijn als engelen en ze zijn kinderen van God omdat ze deel
hebben aan de opstanding.
37 Dat de doden opgewekt
worden, dat heeft ook Mozes al duidelijk
gemaakt in de tekst over de doornstruik, waar hij spreekt over de Heer
als de God van Abraham en de God van Isaäk en de God van Jakob.
38 Hij is geen God van doden,
maar van levenden,
want voor Hem zijn allen in leven.'
ZALIG DIE HET WOORD VAN GOD HOREN
EN ER GEHOOR AAN GEVEN
Credo:
Ik geloof in God,
die wilde dat de wereld goed was,
die mensen en dieren maakte,
planten en bomen,
vogels en vissen,
en er van hield.
Ik geloof in God,
die als een vader zorgen wil,
die als een moeder ons omringt.
Ik geloof in Jezus -
in wie Gods Liefde mens werd,
om
ons lot te delen
ons
leven, onze dood,
die dwars door alles heen
vast hield aan Zijn Vader -
en angst en dood overwon -
stervend aan het kruis.
Hij ging door de hel,
maar stond óp tot nieuw leven:
de derde dag.
Ik geloof in de Geest
die Jezus ons zond,
om ons dichter dan ooit
bij God te doen zijn.
Zij bidt en zingt en dankt in ons;
geeft ons nieuw leven,
in eeuwigheid.
Daarom durven wij geloven
in goedheid, gerechtigheid, trouw....
... in Liefde en toekomst
zelfs voorbij de dood....
... in een kerk, waar mensen zijn
als één lichaam, dat bestuurd wordt
door
Jezus, ons Hoofd....
... in een doop, die mensen nieuw maakt...
... in vergeving, in genade en hoop -
voor gewone mensen zoals wij.
Amen.
Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD
ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS,
ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve mensen van God,
We leven in een tijd van uitersten…
Als je kijkt naar onze wereld, vallen allereerst de uitersten op in rijkdom en
armoede, waartussen een kloof steeds groter lijkt te worden. Maar ja, in de
Quote staan is een beperkt genoegen, want dan willen mensen al die rijkdom graag
met je delen. Goedschiks of kwaadschiks. Dat lijkt me erg ongenoegelijk.
En als je de beelden ziet van de mensen in Darfour, dan is dat al gruwelijk,
maar ook daar zijn de mensen nog niet veilig:
ik hoorde een dezer dagen een radioverslag van mensen, journalisten, die
daar ’s nachts stiekem waren gebleven, en meemaakten hoe de politie
rondreed, op zoek naar vrouwen die de moeite nog waard waren om te
verkrachten. En zo te horen was bijna iedere
vrouw wel de moeite waard. Er werd voor de lol
met traangas geschoten, waardoor iedereen in paniek raakte, en
kleine babietjes dood gingen, en moeders hun kleine kinderen kwijt
raakten… (Overigens: vanmorgen zag ik in het voorbijgaan op de BBC er ook nog
béélden van!)
Dat is maar één tegenstelling.
Er is ook een grote tegenstelling tussen mensen met een opleiding, en
mensen zonder. De laatsten hebben steeds minder kansen op werk, op een
toekomst. In Nederland moet je voor een minimale baan al een serie diploma’s mét
werkervaring hebben, en tegelijk kan dat zich tegen je keren, want dan ben je te
hoog gekwalificeerd voor je werk, en je zou over een paar maanden wel eens meer
willen verdienen. Nee, voor jou een ander.
In ontwikkelingslanden zijn er al te
weinig mensen om de kennis die er ís over te dragen, en is er te weinig
geld om leermiddelen te komen, de lonen zijn laag,
en zo moeten kinderen slavenarbeid
verrichten om het gezin te eten te geven… Een cirkel waar men moeilijk uit
komt.
Dan is er natuurlijk nog de tegenstelling tussen mensen met en zonder toegang
tot internet. Dat zal in de toekomst nog veel belangrijker worden. Wijzelf
zitten hier, met een bizar gevoel van veiligheid
onder het eten wellicht naar de televisie te kijken, terwijl ons wordt aangepraat
in steeds hitsiger tonen, dat de wereld – onze
wereld, steeds onveiliger wordt, en zo wordt
het circus rond een toch wel tragische
moord een bizar schouwspel vol
insinuaties en halve leugens en dunne waarheden, ten gerieve van de kijkcijfers…
Van enige terughouding of beschaving
is geen sprake meer… misschien maken we, vanachter onze kijkbuis, wellicht het
einde van onze beschaving mee, als we er niets aan doen…
Kerkelijk, we zitten hier niet in een
debatingclub, dat komt pas bij de koffie, kerkelijk zitten we tussen
Allerzielen en Allerheiligen aan de ene kant, met volgende week de keus
tussen Eeuwigheidszondag, en Christus Koning
aan de andere kant. De laatste zondag van het kerkelijk jaar.
Dan kijken we hier, in deze gemeente, om
naar de doden die we dit jaar moesten verliezen, maar laten we dan
ook kijken naar Christus, die Koning
is. Die de dood en de duivel overwon, en die ons vandaag
zegt: God is een God van levenden!
Het interessante is, dat Jezus hier de tekst citeert alsof de aanhaling
uit Exodus bewijst dat God een God van levenden is, ‘want voor
Hem zijn allen in leven’ zegt Hij.
Toch is er niets in de tekst op zich, die ons dat gegeven aan de hand
doet. Ik ben Die er is, Die
er zijn zal, de altijd-Aanwezige… God van je voorvaderen, God van Abraham, God van Isaäk
– God van Jacob…
Een bijzondere tekst is het, want hier geeft God iets van Zijn wezen
prijs: Zijn Naam, waarmee Hij gekend en genoemd
wil worden door ons. Ehjèh. Ik Ben.
Dat is een werkwoordsvorm die in het Hebreeuws zeer zelden gebruikt
wordt. Als je zeggen wilt: Ik ben bakker, dan zeg je Ik
bakker. Als je zeg: ik ben aan het genieten, dan is het: ik aan het
genieten, of zelfs alleen maar: aan het genieten. En dan maakt de dichtst
bij staande werkwoordvorm wel uit of ik het ben, of een ander,
over wie gesproken wordt als iemand die geniet.
Dus U begrijpt, dat IK BEN, hier in alle breedte
geen hulpwerkwoord is.
Het is een verklaring van aanwezigheid, van nabijheid,
van betrokkenheid – van existentie.
(En dan noem ik in het voorbijgaan de Ik ben-woorden van Jezus
in het Nieuwe Testament, waar Hij zegt met zoveel woorden: Ik ben de weg, Ik ben
de waarheid, Ik ben het leven… die rijmen op deze tekst uit Exodus, en waarin
Hij Zich dus in het verlengde opstelt van de God van het Oude Testament.
De God van het nieuwe begin voor het
volk. Ook het Grieks heeft geen of nauwelijks behoefte aan woorden als
‘ik ben’ in een zin.)
Goed. Als we de tekst goed bekijken, zien
we een tweeslag in de verzen waarin de Heer Zich voorstelt aan Mozes, en
aan Zijn volk.
Die-er-zal-zijn heeft mij tot U gezonden moet Mozes zeggen.
God ziet de vraagtekens in Mozes’ ogen, en voegt er aan toe: Die er zal
zijn, de God van uw vaderen, God van Abraham, God van Isaäk en God van Jacob,
dit is Mijn Naam voor eeuwig, en dit is Mijn gedachtenis voor generatie op
generatie.
Met andere woorden: Hij wil dat er zo, bij deze naam
en toenaam, aan Hem gedacht wordt.
Aan Abraham, Isaäk en Jacob heeft de Heer een belofte
gedaan, weet U nog wel? De belofte dat ze zouden uitgroeien tot een groot
volk. Abraham. Het werd zelfs méér dan één
groot volk… Isaäk en Ismael. Israël en Palestina… Beiden grote volkeren..
te groot voor dat ene land? Het was maar aan de ene zoon beloofd…
Als er aan God gedacht moet worden als de God van Abraham,
Isaäk en Jacob, dan zal het volk dat
hier opnieuw en nu definitief geschapen
zal worden, weg getrokken uit de slavernij, zoals God destijds Adam
wegtrok en vormde uit de rode aarde,
de vervulling van die belofte
zijn.
Pieter Oussoren vertaalde heel terecht in vers 5: de plaats waar je nu staat, heilige
rode grond is dat!
Het is een moment van herschepping.
Het verwijst naar het scheppingsverhaal waar God Adam vormde, wiens naam ook zeggen wil: rode
aarde, rood leem.
En zo betreedt Mozes, op een
moment waarop hij volkomen afgesneden lijkt van alles wat met zijn volk
en de God daarvan te maken heeft, heilige grond, waar een nieuwe start gemaakt
wordt met dat volk, zo nieuw als met de schepping van Adam.
We mogen ons afvragen in hoeverre Mozes van dat alles nog weet van had,
na zijn opvoeding aan het hof van Farao. De situatie waarin hij zich bevindt, is
in volkomen tegenstelling tot zijn afkomst en zijn toekomst… een toekomst die
voor hem onvoorstelbaar is.
Ik realiseer me dat Mozes wellicht niet zó afgesneden was van de God
van zijn voorvaderen als we denken, want hij was terecht gekomen bij een priester
van Midjan. En warempel:
Midjan is een zoon van… Abraham en Ketura, de vrouw die deze nam na de dood
van Sara, en waarbij hij nog zes zonen kreeg.
De Midjanieten, zijn nakomelingen, zullen hoogstwaarschijnlijk toch
een vorm van eredienst voor deze Ene God hebben bewaard, en zo mogen we
verwachten dat – tegen alle uiterlijke schijn
in – Mozes niet in ballingschap is ver van alles waar
hij thuis hoort, maar dat hij waarschijnlijk zonder het te weten
bij zijn schoonvader al wordt voorbereid
op de ontmoeting met de Ene, de Heilige.
Gods wegen in een mensenleven kunnen zó wonderbaarlijk zijn! Ik kijk
bijna automatisch naar de plaats waar Frans zou zitten, en misschien zit
hij daar toch wel, want God is een God van levenden, ik kijk in de verwachting
dat ik hem zie glimlachen en knikken.
Want hij wist daarvan… hoe wonderlijk God met mensenlevens omgaat…
Goed…
Dit lijkt intussen meer op een weefsel, waar
de draden van links naar rechts en rechts naar links, en op en neer door elkaar
lopen, dan op een nette preek, waarin we keurig de tekst doorlopen
en op een verantwoorde conclusie uitkomen. Maar als we opletten,
dan zien we dat schering én inslag getuigen
van Gods aanwezigheid, in de geschiedenis, in
tijd én eeuwigheid.
En daar gaat het om…
Jezus, ik ga toch nog maar even terug,
en laat Mozes met alle eerbied voor God
staan, om te luisteren wat er gebeuren moet, Jezus
verbindt dat ehjèh, Ik ben zijnde, Ik
ben aanwezig, Wezenlijk ben ik er, met
de woorden die er op volgen: God van Abraham, God van Isaäk en
God van Jacob.
En daarmee geeft hij een duurzaamheid aan die
zin, die onze tijd overstijgt. Het heeft zo een dimensie van:
Ik ben altijd de God van Abraham en diens zonen.
Niet: ik was ooit de God van Abraham.
Maar: Ik ben en blijf de God van Abraham. Dat betekent dat ergens Abraham
nog moet wezen, moet leven, om God
tegen Hem te zeggen. Want als je iemands God bent, dan is er een relatie.
Een levende relatie.
De schriftgeleerden, die probeerden Jezus te vangen in Zijn eigen woorden,
druipen met hun voze verhaaltje af.
Het was een talmoedisch spel met woorden voor intellectuelen. En ze kunnen niet
ontkennen, dat Jezus’ interpretatie
van de bijbeltekst correct kan zijn.
Maar voor de leerlingen, en voor ons,
(weer zo’n tegenstelling) is dit veel meer dan een verhaal over hoe de
Heer Zijn haters te slim af was.
Het is voor hen en voor ons een diep inzicht
over het Wezen van God.
Over de Naam die ons ergens brengt. Die ons uit ons benarde zelf
haalt, op een moment dat we dat allerminst verwachten,
en die ons op nieuwe wegen kan sturen. Wegen van heil en vernieuwing, juist als je denkt dat je op dood
spoor bent. Wegen, die een uitweg bieden uit de tegenstellingen van het
leven.
Ook dàn, juist dàn geldt de laatste zin van onze epistellezing: broeders
en zusters, doe het goede, zonder óp te geven. Het goede doen,
ongeacht de omstandigheden, en je niet bang laten maken, dat is de weg die
uitkomst biedt. Letterlijk staat er: laat je, terwijl je het goede
doet, niet in het nauw drijven.
Krijg het niet benauwd, maar kijk verder!
Zoals Jezus Zich niet in het nauw liet drijven,
en veel meer deed dan een ontsnapping creëren voor Zichzelf uit
de strik die men hem wilde leggen, Hij maakte juist ruimte
in eeuwigheid voor alle mensen.
Hij laat ons allemaal ontsnappen uit angst en onverschilligheid, uit benauwdheid
en teleurstelling…
Hij laat ons bredere, wijdere, diepere
perspectieven zien, van God die er voor alle mensen is.
Nu, toen, altijd.
Voor U en mij, voor Mohammed B en Ali A, of hoe ze ook mogen heten, voor
de moordenaar van Pater André Laurier, en voor ons, als we
de mensen aan de andere kant van de aarde laten creperen, omdat we voor
hen niets over hebben.
Hij geeft ons allen de ruimte om samen te leven.
Wij mogen God danken voor Zijn woord.
Voor het woord, dat in de bijbel is opgeschreven en doorgegeven.
Het bevrijdende woord, dat de blik opent
en de einder eindeloos doet zijn.
Voor het Levende Woord, voor Gods eigen Spreken
dat onder ons gewoond heeft, en nu voor ons spreekt bij God.
Voor die Geest, die onze gebrekkige
woorden naar God toe vertaalt, en die Gods heilig Woord naar ons
vertaalt.
Dit woord moeten we doorgeven. Het woord van genade,
vrede en recht. Straks doet u gewoon een geweldige duit in de collectezak
voor het Bijbelgenootschap, zodat er nog heel veel bijbels kunnen
worden vertaald in alle talen van de wereld, op die manier kunnen ook wij
dat woord doorgeven. Maar eveneens zullen we het woord van genade, van leven,
van vrijheid en gerechtigheid moeten doorgeven in onze omgeving. In het gesprek
met de medeburger, dat we maar liever ontlopen,
omdat we niet zo’n vertrouwen hebben, dat de juiste woorden wel zullen
komen. En die komen, als je er om bidt, echt wel!
En ja, in het gebed geven we dat woord ook door.
Laten we ons voornemen dat we juist gaan bidden om God zegen voor hen,
mensen, groepen, naamlozen, onzichtbaren, voor wie we diep in ons hart bang
zijn.
Laten we juist voor hen om Gods zegen vragen.
Om gezondheid, liefde, en al die dingen, die we voor onszelf en onze geliefden ook
willen vragen.
Om geloof en een warme relatie met God.
Om vertrouwen, en bereidheid elkaar met open armen te ontmoeten. Dat zullen we
dus ook voor onszelf moeten vragen.
En dan, dan staan we onverwacht op de heilige grond van een nieuw begin.
U zult het zien!
En zo zullen, door en vanuit Gods woord, en Gods Aanwezigheid, alle
tegenstellingen worden overbrugd.
In de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen.
Muziek
ALLES WAT WIJ HEBBEN , HEBBEN WIJ VAN GOD GEKREGEN,
OM DOOR TE
GEVEN, OM MET VELEN TE DELEN
EN ER ZO VAN TE
GENIETEN.
OOK NU EN HIER KUNNEN WE GESTALTE GEVEN AAN DAT DELEN:
IN DE COLLECTE
Die is voor het project Moises van de Stichting Het Evangelie in Spanje.
klik hier
Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang 487 maar nu eerst de collecte
Gebed over de gaven
Lieve God,
U geeft U zelf aan ons.
Wij bieden U ons eigen leven aan.
Neem het, zoals U ons geld aanneemt.
Dat het dienstig mag zijn voor U.
In de Geest van Jezus - die ons voorging.
Amen.
Gezang 487 De Heer heeft mij gezien en onverwacht ben ik opnieuw geboren en
getogen...
...Gij geeft het uw beminden in de slaap,
Gij zaait uw naam in onze diepste dromen...
Laten we danken en bidden:
Heer, wij danken U, dat we er van mogen weten:
Dat U onze naam in Uw handen hebt geschreven.
Dat spijkerschrift, dat onze redding werd…
Wij danken U, dat U met ons omgaat,
op onverwachte wijzen. Dat U met ons bent, in de Geest
van Jezus,
dat U de Aanwezige bent, ook voor ons.
Altijd en overal. Of we het merken of niet.
Wij danken U om Uw liefde en genade,
en wij bidden U voor onze wereld.
Om de angst en de verwarring,
om de sensatiezucht en de geestelijke armoede,
om geloof en ongeloof….
Wij bidden U allereerst voor allen die zich uit het lood geslagen
voelen, en geen antwoord meer zien op de vragen van het leven.
Wij bidden U, voor onze Medelanders,
die bang zijn voor óns… en dat zijn er meer dan we wisten.
Wij bidden U voor de Nederlanders,
die geen andere gerechtigheid zien dan wraak
die ten hemel schreit.
Wij bidden U voor heel deze samenleving.
Maak weer duidelijk dat U met ons mee-leeft.
Dat wij wonen in Uw huis, ook hier en nu,
en dat wij dat samen moeten doen…
Zieken van de gemeente…
Heer, er is zoveel dat we zouden willen zeggen,
maar we komen vandaag niet verder dan:
ONZE VADER, DIE IN DE HEMEL ZIJT,
UW NAAM WORDE GEHEILIGD
UW RIJK KOME
UW WIL GESCHIEDE, OP AARDE ZOALS IN DE HEMEL.
GEEF ONS HEDEN ONS DAGELIJKS BROOD
EN VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN,
ZOALS WIJ AAN ANDEREN HUN SCHULD VERGEVEN
EN LEID ONS NIET IN VERZOEKING
MAAR VERLOS ONS VAN HET KWADE
We zingen nu gezang 16:1 = Lied 117a
Na de zegen, zingen we vers:2
Nu eerst het eerste vers.
Zegen:
Gods zegen draagt ons door dood en doop heen
naar het leven in eeuwigheid.
Gods Geest geeft ons de woorden van eeuwig leven
in de mond, en de moed in ons hart om ze te spreken.
Gods geliefde Zoon gaat aan onze zij, wanneer we
hier vandaan gaan.
Zo zijn we dan gezegende mensen,
in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Lied 117a: 2
....