Dienst septuagesima 11-2-2007 Zeist Lutherse kerk.
Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de
Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Laten we Hem onze
zwakheden belijden.
Heer, wij hebben als schapen
gedwaald,
en wij zijn ieder onze eigen weg gegaan..
Wij konden of wilden de weg die de waarheid is, en het leven,
niet volgen.....
Toch smeken wij U: leid
ons weer op het rechte pad;
vergeef ons en blijf ons bij,
om Jezus Christus, onze Heer.
Amen
De Almachtige God schenke ons Zijn genade
Amen
Zo lief had God deze wereld, dat Hij
Zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf
ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!
Introïtus gezang 447 = 943
Laten we
de Heer aanroepen om ontferming met de grote nood van deze wereld,
maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!
Zondagsgebed
Lieve God, wij danken U voor Uw goedheid,
die heel ons leven doortrekt. Wij bidden
U om Uw Geest, dat Zij
ons mag leiden tot U, in lofzang
en aanbidding, in gebed en voorbede, dit uur, en alle dagen van ons leven. Amen.
Lezing OT Jeremia 17: 5 – 10
We situeren Jeremia voor en tijdens de ondergang van de staat Juda in 596
voor Christus. Hij komt voort uit een familie van priesters, en was al jong door
God geroepen tot profeet.
Deze lezing is een profetie die wordt gesproken nog voor de ondergang van Juda
en Jeruzalem.
God heeft aanstoot genomen aan de offers die worden gebracht aan afgoden,
gewijde palen, enzovoort, maar niet aan Hem. Maar meer nog ergert Hij Zich aan
de levensstijl, die zo volkomen ik-gericht is. We lezen:
5 Dit
zegt de Heer: Vervloekt wie op een mens
vertrouwt, wie zijn kracht ontleent aan stervelingen, wie zich (dus) afkeert
van de Heer.
6 Hij (en zij) is als een struik in een dorre vlakte, hij merkt de komst
van de regen niet op.
Hij staat in een steenwoestijn, in een verzilt en verlaten
land.
7 Gezegend (echter) wie op de Heer vertrouwt, wiens toeverlaat de Heer
is.
8 Hij is als een boom geplant aan water, zijn wortels reiken tot in de rivier. Hij merkt de komst van de
hitte niet op,
zijn bladeren blijven altijd groen. Tijden van droogte deren hem niet, steeds weer draagt zij vrucht.
9 Niets is zo onbetrouwbaar als het hart, onverbeterlijk is het, wie zal het kennen?
10 Ik, de Heer, ben het die het hart doorgrondt,
die nieren toetst, die ieder naar zijn levenswandel beloont, aan ieder geeft
wat zij verdient.
Wij zingen: psalm 33: 1, 2 en 8
Epistellezing: 1 Corinthe 8: 1 – 13
Paulus behandelt allerlei zaken die spelen in de gemeente. Een ervan is die
van het offervlees dat aan de goden wordt geofferd, en dat daarna gewoon te koop
is, en ter plekke kan worden gegeten.
Sommigen hebben er geen moeite mee, want ze weten vanuit hun geloof in Christus,
dat die afgoden niet bestaan, en dat het vlees dat aan hen gewijd is dus geen
bijzondere betekenis heeft. Ze noemen dat hogere kennis. Anderen zien het eten
van offervlees in zo’n tempel als een belediging aan God, en vinden dat je je
er afzijdig van moet houden. En als gewoonlijk: wanneer het over religieuze
zaken gaat, raken de gemoederen flink verhit… Dus zet Paulus de puntjes even
op de ı.
1 Dan nu over heidens offervlees. Zeker, het is waar dat wij allen kennis bezitten. Maar kennis maakt verwaand; alleen de liefde bouwt op. 2 Wanneer
iemand zich inbeeldt dat hij kennis bezit, is het toch nog niet
de ware kennis. 3 Maar
wanneer iemand God liefheeft, is hij door God gekend.
4 Wat nu het eten van offervlees betreft: wij
weten dat er in de hele wereld niet één afgod echt bestaat en dat er maar één God is.
5 Ook al zijn er zogenaamde
goden in de hemel of op aarde – en zo zijn er immers heel wat goden en heren –, 6 wij
weten: er is één God, de Vader, uit Wie alles is ontstaan en voor Wie wij zijn bestemd, en
één Heer, Jezus
Christus, door Wie alles bestaat en door wie wij leven.
7 Maar niet iedereen bezit
deze kennis. Sommigen van u zijn zo aan hun afgod gewend dat ze
het offervlees nog
altijd als een offer aan die afgod zien. Hierdoor wordt hun geweten, dat zwak is, bezwaard.
8 Nu zal ons voedsel ons niet bij God brengen: eten wij niet,
dan zal ons dat niet tot nadeel strekken; eten wij wel, dan
zal ons dat niet tot voordeel strekken.
9 Maar let erop dat de vrijheid die u hebt geen struikelblok
wordt voor de zwakken onder u.
10 Wanneer namelijk iemand met een zwak
geweten ziet dat u, met uw kennis, in een afgodentempel deelneemt
aan een maaltijd, wordt hij er dan niet toe verleid dat offervlees
te eten? 11 Zo gaat de zwakke door uw kennis verloren, een broeder of zuster voor wie Christus gestorven is. 12 Op
die manier zondigt u tegen hen, en door hun zwakke
geweten te ondermijnen zondigt u tegen Christus.
13 Als ik dus door vlees te eten mijn
broeder of zuster ten val
breng, wil ik het nooit ofte nimmer meer eten; dan breng ik hen niet
ten val.
Tot hiertoe de lezing.
We zingen gezang 350 helemaal = Lied 718
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij Lucas, hoofdstuk 6: 17 – 26
De Heer heeft de nacht in gebed doorgebracht. Daarna roept Hij de leerlingen bij
Zich, en kiest er 12 uit om Zijn naasten te zijn. Ze worden met naam en toenaam
genoemd. Hij noemt ze ook: apostelen. Gezanten. Zendelingen.
We lezen hoe het verder gaat.
17 Toen Hij met hen de berg was afgedaald,
bleef Hij staan op een plaats waar het vlak was. Daar had een groot
aantal van Zijn leerlingen zich verzameld, evenals een menigte mensen uit heel Judea en Jeruzalem en uit de kuststreek van Tyrus en Sidon. 18 Ze
waren gekomen om naar Hem te luisteren en zich van hun
ziekten te laten genezen; ook degenen die gekweld werden door onreine
geesten werden genezen, 19 en
de hele menigte probeerde Hem aan te raken, want er ging een kracht van Hem uit die allen genas.
20 Hij richtte Zijn blik op Zijn leerlingen en zei: “Gelukkig jullie
die arm zijn, want van jullie is het koninkrijk van God.
21 Gelukkig jullie die honger hebben,
want je zult verzadigd worden. Gelukkig wie nu huilt, want je zult lachen. 22 Gelukkig zijn jullie wanneer de mensen jullie omwille van de Mensenzoon haten
en buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk
halen.
23 Wees verheugd als die dag
komt en spring op van blijdschap, want jullie zullen rijkelijk beloond worden in de
hemel.
Vergeet niet dat hun voorouders de profeten op dezelfde wijze hebben
behandeld.
24 Maar wee jullie die rijk zijn,
jullie hebben je deel al gehad. 25 Wee jullie die nu verzadigd zijn, want je zult hongeren.
Wee jullie
die nu lachen, want je zult treuren en huilen. 26 Wee jullie
wanneer alle mensen lovend over je spreken, want hun
voorouders hebben de valse profeten op dezelfde wijze behandeld.
Zalig die het woord van God
horen en er gehoor aan geven.
In antwoord op Gods Woord willen wij ons geloof belijden…
Wij belijden ons geloof samen met de eerste getuigen van Jezus Christus:
Met Johannes de Doper:
Zie hier het lam Gods dat de zonden der wereld wegdraagt...
Met Andreas:
We hebben de Messias gevonden...
Met Nathanaël:
Meester, U bent de Zoon van God, de koning van Israël...
Met de Samaritanen:
Wij weten dat Hij werkelijk de redder der wereld is...
Met Petrus:
U bent de Christus, de Zoon van de levende God....
Met Martha:
U bent de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komt...
Met Thomas:
Mijn Heer en Mijn God....
Amen.
Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD
ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS,
ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve gemeente, lieve broeders en zusters,
Het is vandaag weer behoorlijk: van dik hout zaagt men planken!
Het begint al in de eerste lezing: Vervloekt
ben je, als je je heil zoekt bij mensen,
en als je daar op steunen wilt. Als je daar zekerheid
zoekt. Want dan keer je je af van God.
Dan kijk je de verkeerde kant op, en zie je zelfs het goede niet
dat naar je toe komt.
Zo blijf je, zelfs als het regent,
staan in een dor en zilt
land, waar geen leven mogelijk is.
Nee, dan degene die op God vertrouwt!!!
Die merkt zelfs de hitte niet óp, en die houdt
het hele jaar door groene bladeren,
omdat ie wortels heeft die bij het water komen.
Het is sprekend psalm 1.
En die kan Jeremia natuurlijk best gekend hebben. In elk geval
kende God die psalm.
En zo is die terechtgekomen in een profetie
aan het volk.
Ze hoorden die woorden, of woorden van gelijke strekking,
niet voor het eerst.
Want mensen zijn hardnekkig.
En hardleers.
Ons hart is onbetrouwbaar en onverbeterlijk.
Wie zal het kennen? Zo
staat het er…
Nu moet ik hier even aan toevoegen dat
het hart, in het Hebreeuwse
spraakgebruik, niet de zetel is van de emoties,
(dat is de buik), maar de zetel van het verstand.
Wie zal het verstand van de mens kennen?
We weten vaak zelf niet wat we denken, of waarom we reageren
zoals we doen.
Daar zijn soms heel wat gesprekken voor nodig met een betrouwbare vriendin
of vriend, of uren
zelfbespiegeling.
Maar God wéét
hoe we in elkaar zitten.
Hij kent ons van haver tot gort…
En Hij is niet onder de indruk.
Dat was de eerste lezing.
En het Evangelie dempt onze eigendunk ook
aardig.
Wee jullie die denken dat jullie het goed
voor elkaar hebben!
Je zit er helemaal naast.
Je mag dan nu wel van een en ander gebruik
kunnen maken, maar straks zit je zonder.
Helemaal zonder.
Mensen die nu rijk, verzadigd,
vrolijk en beroemd zijn, mensen die daar
hun zelfvertrouwen vandaan halen, die mensen
zullen arm, hongerig, verdrietig
en nergens wezen in alle eeuwigheid, als Góds
tijd aanbreekt.
Nee, dàn de leerlingen van Jezus,
die wel arm zijn, snakken naar het goede, verdrietig
zijn omdat het leven niet overhoudt maar tekort
komt, en die uitgelachen worden omdat ze bij Jezus,
bij God, willen horen…
Zij zullen aan hun trekken komen, voor
altijd en immer. Omdat ze God voorop
stellen.
Omdat ze leven uit Gods genade.
Realiseert u zich dat wij in de toen
nog Christelijke maatschappij, waarin we zijn opgegroeid, als kind
al meekregen dat genade
iets oneervols was?
Als je vocht, en je verloor het, dan moest je om genade
vragen. En dat was èrg. Je had liever blauwe plekken en een handvol haar
uit je hoofd dan om genade te moeten vragen. Ik
wel, tenminste. En de meeste anderen ook.
Dat hadden we van huis uit mee gekregen, neem ik aan. En we
leerden het van elkaar. Terwijl ik op een Christelijke
Lagere School zat.
Om genade te kunnen ontvangen, moet je van eigen eer afzien.
Tja, dat klopt wel met de boodschap van Jezus.
En heel veel in ons verzet zich daar van nature
tegen. Zo zitten wij dus in elkaar.
Of zo zit onze cultuur in elkaar.
Het is goed je dat te realiseren.
Wie bij God wil horen, wie iets wezenlijks
met God wil hebben, moet daar tegenin kunnen gaan. Tegen onze cultuur
en natuur in.
Dan is het natuurlijk ook niet zo gek dat onze boodschap niet zo aanspreekt
als kerk.
Dat Jezus voor dovemansoren
preekt.
En laten we in Godsnaam niet denken dat wij het wel weten. Dat wij
wel goed zitten…
Als Christenen, kerkgangers, gemeenteleden.
Dan zitten we er al snel naast.
Denk maar aan de gemeente in Corinthe.
Het voorbeeld dat Paulus aanhaalt is duidelijk
genoeg.
Het gaat niet om het wel of niet eten
of drinken, al dan niet op zondag,
om winkelsluiting of de enig juiste leer, het gaat in
feite om de proef
op de som van ons geloof.
Het gaat om de zorgvuldige aandacht voor de ander in alle
dingen, waaruit onze
liefde voor God blijkt.
We zouden het liefst eenmaal in ons leven
iets groots voor God doen. Een offer.
En dan een schouderklopje krijgen: nee maar, dat je dát voor me over
hebt…
Maar omgaan met God, dat is als
een huwelijk, of een vriendschapsrelatie. Dat is iets waar je dagelijks aan
moet werken in kleine dingen. Dat is iets waar je steeds
weer aandacht aan moet geven.
Als je dat niet doet, verzandt de
relatie.
Loopt de weg samen dood.
Kom je samen nergens meer.
Nu is het in een relatie vaak een probleem dat mensen dingen van
elkaar verwachten die ze nooit onder woorden
brengen.
En dan kun je dus ook nooit helemaal aan de verwachtingen voldoen.
:-(
Maar God is, als gewoonlijk, verfrissend
anders. Hij is heel duidelijk in wat Hij van ons hoopt
en verwacht.
Nee, Hij zegt niet: je moet dit en je moet
dat!
Maar Hij zegt wel heel helder: Ik
ben je God, Ik
leid je uit de slavernij, uit de angst,
en dan houd jij natuurlijk van Me, en dan
zul je de rustdag in ere houden, waarop we van elkaar
kunnen genieten, en dan zul je ook van de andere mensen net
zo houden als Ik van jou houd. Dat
spreekt vanzelf.
Maar Hij brengt het wèl onder woorden.
We weten waar we aan toe zijn, als we iets met God willen beginnen.
Of als we ‘ja’ zeggen op wat Hij
met ons begonnen is.
Hij verwacht dat we er voor Hem zijn,
zoals Hij er voor ons is. Helemaal.
Ook, en juist,
in de kleine dingen.
Omgekeerd mogen we daar dan ook op rekenen. Als we het maar van God
verwachten, en niet ergens anders zoeken.
Dat is best redelijk, nietwaar?
En het is niet zo dat we het allemaal op eigen kracht
moeten doen. God wéét immers hoe we in elkaar zitten? Hij ként ons hart,
ons verstand, onze beweegredenen… beter
dan wijzelf. Hij weet dus ook beter dan wijzelf wat Hij wel
van ons kan vragen, en wat niet.
Ik vind dat zo’n mooie schets van de
mens, dat iemand die van God niets verwacht,
ook niet zíet wat voor goeds God voor ons in petto heeft. Zo
staat het er in het Hebreeuws. De NBV
vertaalt: wie zich van de Heer afkeert merkt de komst van de regen
niet op. Tja, dat past in de beeldspraak van de struik
in de woestenij. Maar in de tekst staat het
ruimer. Daar staat: het goede dat God
geeft ziet hij niet. In elk geval is het zo dat wie niets van God vraagt
of verwacht, het goede dat van God komt,
in welke vorm ook, niet ziet, en zo
in de onleefbare situatie blijft, ook al is
er een oplossing. Ook al plenst de regen,
al is overal het goede om haar,
om hem heen.
Maar wie het hart richt op God, die
merkt de gevaren van het leven niet
eens op, zó overtuigd mag die mens zijn
van het feit dat God er wel voor zorgen
zal.
Kijk, dat belemmert je dan ook niet om aan het werk te gaan, om vrucht te
dragen, hetgeen de zorgen wél doen.
Door te leven in vertrouwen, door je over
te geven aan Gods genade, noodgedwongen
of vrijwillig, geef je misschien de regie
over je leven uit handen, maar dan besteed je ook de zorgen
uit. En dat leeft een stuk lichter.
Ik kan het u aanraden.
En vanuit die zorgloosheid ben je rijk.
Het kan best zijn dat je nog steeds krap zit, dat je je hulpeloos
voelt met al die nood van deze wereld
om je heen, waar je zo graag iets aan zou willen doen, het kan zijn dat
je daar diep verdriet om hebt, en ook dat je uitgelachen,
en soms zelfs vervolgd wordt om Jezus Christus,
om God de Vader, om de Heilige Geest,
maar tegelijk kun je je rijk rekenen
in genade, liefde,
warmte, hulp, en eeuwig
leven.
Dat geeft ruimte om aandacht te besteden aan mensen om je heen.
Mensen in je eigen kleine kring.
We hoeven niet dé wereld te verbeteren, als we
ónze wereld maar een betere plek maken, door liefde
en aandacht in kleine dingen. Iedere
dag.
God helpt ons.
De Geest fluistert ons telkens weer
goede dingen in. Laten we naar Haar
luisteren.
Amen.
Muziek
Nu steek ik eerst een lichtje aan voor ds. Jan Willem Schneider, die
vorige week zaterdag op 74 jarige leeftijd is overleden en die eergisteren is
begraven. Hij was van huis uit Remonstrants predikant maar is hier heel
veel voorgegaan, en men kon altijd een beroep op hem doen; hij stelde er steeds
een eer in om Gods woord met wetenschappelijke precisie en pastorale warmte te
brengen. Hij leeft in onze gedachten voort als een lichtend licht. En het is goed
om voor hem een lichtje te branden op deze altaartafel,
waar hij zo dikwijls heeft gestaan, met het kruis
in de rug, en Gods woord in de hand. De herinnering aan hem is ons en
velen die hem kenden tot zegen.
Het lichtje wordt aangestoken met de vlam van de paaskaars
We zingen gezang 223:2 dat ook op de begrafenis klonk.
Gods goedheid is te groot
voor het geluk alleen,
zij gaat in alle nood
door heel het leven heen.
De Heer
heeft Zichzelf aan ons gegeven,
zo willen wij ons aan Hem
geven:
met
hart en ziel en leven.
Opdat Hij ons en onze gaven aanvaardt tot eer van Zijn
Naam,
en Zijn Heiligheid erover moge stralen,
en Zijn Liefde weerspiegeld moge
worden in ons leven en in onze gaven.
Daarom hebt U nu het voorrecht Uw gaven
te offeren, Uw geld, Uw goede voornemens, Uzelf.
Na het gebed over de gaven
zingen wij: gezang 297, nu is er eerst de Collecte voor:
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen,
is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd,
liefde en aandacht.
Wijs ons in dit alles steeds de weg.
Om Jezus’ wil… Amen.
Wij zingen: gezang 297 = Lied 755
Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U voor Uw milde goedheid, die in onze armoede
positieve dingen ziet, die in onze bittere nood een keer brengt, en die in
uitzichtloze situaties ons uitzicht wil zijn.
Wij bidden U om ons genadig te zijn, omdat we er vaak zelf niet zo erg goed in
zijn.
En we willen het toch leren, om mensen te zijn waar U welbehagen in kunt hebben.
En om het Onze Vader oprecht te kunnen bidden, als we zeggen: ook wij vergeven
mensen. Help ons te groeien op die weg, zodat we echt volgelingen van Jezus
kunnen worden genoemd. Christenen. Mensen die van U houden, zó dat je het aan
ons af kunt zien.
Wij bidden U ook voor alle mensen die op posities van macht en gezag, eer en
beroemdheid zijn geplaatst of gekomen.
Dat ze een waardig voorbeeld mogen zijn en dat ze hun positie in alle
nederigheid mogen bekleden. Ten dienste van het volk, ten dienste van U, die
heerst en regeert in de eeuwen der eeuwen.
Wij danken U voor Uw dienaar, ds. Schneider, die zoveel in Uw wijngaard heeft
gewerkt. Wij bidden U om ontferming over hem, en over allen die om hem treuren.
Wees bij hen, op Uw eigen, liefdevolle wijze.
Wij danken U voor de vrijheid U te dienen, en wij bidden U voor allen die deze
vrijheid aan banden willen leggen. Maak dat onze levens laten zíén dat U de
moeite waard bent.
Wij bidden U ook voor allen die zorgen voor de zwakken, de armen, de weerlozen
en de zieken in onze samenleving.
En wij … voor onze
Dit alles leggen wij voor U neer, in het vertrouwen op Uw goedheid, waarmee onze
Heer Jezus ons leerde zeggen tot U:
Onze Vader naar NBV:
Onze Vader in de hemel,
laat Uw Naam geheiligd worden,
laat Uw Koninkrijk toch komen
en Uw Wil worden gedaan
op aarde zó als in de hemel.
Geef ons steeds weer het brood
dat wij dagelijks behoeven.
Vergeef ons onze schuld,
zoals ook wij vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons in beproeving niet,
maar red ons uit de greep van alle kwaad.
Ons
slotlied is Gezang 477:1 = Lied 675 Na de zegen, zingen we vers 2
De Heer zegent U en behoedt
U.
De Heer glimlacht over U en is U genadig.
De Heer heeft Uw leven in de hand,
en behoudt het in eeuwigheid.
Zó zegent U God:
de Vader, de Zoon,
de Heilige Geest.
Amen.
Vers 2