zondag Reminiscere
2003
te Zeist Lutherse kerk. Organist: J.
Lijftogt. Aanwezig: ongeveer 14 mensen.
WIJ ZIJN HIER AANWEZIG IN DE NAAM VAN DE
VADER EN DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST.
Amen
ONZE HULP IS IN DE NAAM VAN DE HEER
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Laten we Hem dan ook samen om hulp
vragen, bij de dingen die deze week weer mis gegaan zijn.
Heer, wij hebben als schapen gedwaald,
en wij zijn ieder onze eigen weg gegaan..
Wij konden of wilden de weg die de waarheid is,
en het leven, niet volgen.....
Toch smeken wij U: leid ons weer op het rechte pad;
vergeef ons en blijf ons bij, om Jezus Christus, onze Heer. Amen
De Almachtige God schenke ons Zijn genade
AMEN
GOD HIELD ZOVEEL VAN DEZE WERELD,
DAT HIJ ZIJN ENIGE ZOON GEGEVEN HEEFT, OPDAT IEDER DIE IN HEM GELOOFT AAN HET
VERDERF ONTKOMT, EN EEUWIG LEVEN HEBBEN MAG.
Het introïtuslied deze zondag Reminiscere is .psalm
25: 2, 3 en 4., waarvan het derde vers de introïtus van vandaag
is: gedenk Heer, Uw barmhartigheid en Uw gunstbewijzen, want die zijn van
eeuwigheid. Verlos ons, o God van Israël, uit al onze benauwdheden.
Laten we zingen!
wie Hem needrig valt te voet,
zal van Hem zijn wegen leren.
LATEN WE DE HEER AANROEPEN OM ONTFERMING MET DE NOOD VAN DEZE WERELD,
MAAR LATEN WIJ TOCH OOK ZIJN NAAM PRIJZEN, JUIST
OMDAT ER AAN ZIJN BARMHARTIGHEID GEEN EINDE KOMT
Zondagsgebed
Lieve God, dank U wel dat we hier moge zijn.
Help ons, het oog op U gericht te houden, zodat mensen ons niet
van U en van de liefde voor elkaar afhouden. Door Jezus Christus, onze Heer.
Amen.
Lezing Oude Testament
1
Koningen 19: 9 - 18.
Elia, de grote profeet, ziet het allemaal niet meer zitten.
Hij is de woestijn ingegaan om te sterven.
Zijn werk is allemaal voor niets geweest, en de politie zit toch
achter hem aan, hij is het beu.
Maar een Engel van God maakt hem wakker, geeft
hem te eten en stuurt hem naar de Horeb.
Daar wacht hij, in een woning,
uitgehouwen in de rotsen, waar reizigers overnachten. We lezen:
Hij ging daar naar de rotswoning en hij bracht er de nacht
door, maar kijk: een woord van de Aanwezige voor
hem! Die zei tegen hem: “Wat moet jij hier, Elia?”
Deze zei: ‘Ik heb vast en zeker de woede
opgewekt van de Aanwezige, die Vervaarlijke
God, omdat de Israëlieten het verbond met U
hebben beëindigd:
Uw altaren hebben ze afgebroken,
en Uw profeten hebben ze met het zwaard
gedood - alleen ik ben in mijn eentje
overgebleven!
Maar ze zijn er op uit mijn leven te nemen.
Hij zei: “Ga naar buiten,
en stel je op als dienaar
van de Aanwezige!”
En kijk! de Aanwezige hield Zijn doortocht,
dus: een geweldige, machtige windvlaag
die de rotsen stuk beukte, ja, hele rotsen kapotsloeg vóór de
Aanwezige uit!
Niet in de windvlaag
was de Aanwezige.
Maar achter de wind aan was er een aardbeving...
Niet in de aardbeving
was de Aanwezige.
Maar achter de aardbeving aan: vuur!
Niet in het vuur
was de Aanwezige.
Maar achter het vuur aan: de klank van
een ragfijne
stilte.
En wat gebeurt er: als Elia dat hoort stopt hij zijn hoofd diep weg
in zijn mantel...
Maar hij ging naar buiten en hij stelde zich op in de deuropening van de
rotswoning - en kijk: een stém tot hem, die zei: “Wat moet jij hier,
Elia?”
Die zei: ‘Ik heb vast en zeker de woede
opgewekt van de Aanwezige, die Vervaarlijke God, omdat de Israëlieten het verbond
met U hebben beëindigd: Uw altaren
hebben ze afgebroken, en Uw profeten
hebben ze met het zwaard gedood - alleen ik ben in mijn eentje
over-gebleven, maar ze zijn er op uit mijn leven
te nemen.’
Toen sprak de Aanwezige tot hem: “Ga,
keer op je weg door de woestijn terug
naar Damascus. Je zult Chazaeel (Gods
uitverkorene) gaan zalven tot koning over Aram
(Syrië),
En Jehoe (leven zal hij), de zoon
van Nimsi (uit de problemen gehaald) zalf je dan tot koning
over Israël, en Elisa
(mijn God is redding) de zoon van de rechter van Abeel Mechala
(Dansweide) zalf je tot profeet na jou.
Wat gebeuren zal is dit: Wie ontsnapt aan het zwaard
van Chazaeel brengt Jehoe
wel ter dood, maar wie
ontsnapt aan het zwaard van Jehoe brengt Elisa
ter dood.
En Ik heb in Israël nog 7.000 man over, allemaal paren knieën die voor
de baäl niet geknield hebben, en allemaal monden
die hem niet hebben gekust!”
Laten we in aansluiting bij deze
lezing zingen: psalm 40: 2, 3 en 4.
Epistel .2
Petrus 1 : 16 - 21.
De gemeente wordt gegroet, en herinnerd aan de heerlijke beloften van God, en
aangemaand om matig, geduldig en in liefde te leven. En Petrus, de
schrijver van de brief neemt zich voor zijn
lezers daar aan te herinneren, als het nodig
is. We lezen in vers 16 vv:
16. Want niet door af te gaan op kunstig in elkaar
gezette praatjes hebben wij jullie de grote macht
en de verschijning van onze Heer Jezus aan
jullie bekend gemaakt, maar als (de) ooggetuigen,
die we waren van Zijn Grootsheid.
17. Want Hij was het die van God de Vader eer
en glorie ontving, toen er een stem tot
Hem kwam door toedoen van de Uiterste Glorie (Godzelf dus) als volgt:
“Mijn beminde Zoon is dit, in Wie Ik behagen schep”.
18. En die stem hebben wij
gehoord, toen die uit de hemel kwam en wij met Hem op de Heilige Berg waren.
19. En we houden het profetisch woord (nu) voor nog zekerder, en jullie
doen er goed aan het te beschouwen als een kandelaar die schijnt in een duistere plek –
totdat de dag
aanbreekt, en de morgenster opgaat in jullie harten.
20. Terwijl jullie voor alles dit (moeten) weten: dat niet elke profetie verheldert wat er in
geschreven staat.
21. Want nooit
is een profetie getoetst aan de wil van een mens, maar door de Heilige Geest gedreven spraken de mensen – (dus) van God
uit.
Laten we God dan vragen in ons
te spreken, zodat wij vrij en vrolijk van Hem kunnen spreken, en doen wat van ons wordt gevraagd. Gezang 437
helemaal. = Lied 834
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: .Marcus
1: 12 - 15.
Vooraf gaat de doop van Jezus in de
Jordaan, en de stem van God die klinkt: “Jij bent Mijn geliefde Zoon in Wie ik
plezier heb.””
We lezen verder:
12. En daar stuurt de Geest Hem terstond
naar de woestijn!
13. Hij bleef wel 40 dagen in de
woestijn, waarbij Hij op de proef werd gesteld
door de satan, en Hij hield zich op bij de wilde dieren, en
de engelen dienden
Hem.
14. Maar nadat Johannes
was uitgeleverd ging Jezus terug
naar Galilea, waarbij Hij de goede tijding van God (zo) verkondigde:
15. De Tijd (van wachten) is om,
en het koningschap van God
staat voor de deur.
Bekeert U, en vertrouw maar op deze goede boodschap!
ZALIG DIE HET WOORD VAN GOD HOREN
EN ER GEHOOR AAN GEVEN
IN ANTWOORD OP GODS WOORD WILLEN WIJ ONS GELOOF BELIJDEN:
Wij geloven in God, schepper van hemel en aarde,
van meer dan we kunnen bedenken,
van alles wat is.
Wij geloven dat God van ons houdt,
zoals een Vader en een Moeder,
voor ons wil zorgen, ons beschermt.
Wij geloven dat God mens werd:
Jezus, om ons lot te delen,
om op Zich te nemen
onze zonden, al ons leed.
Om dwars door dood en hel heen
ons thuis te halen in de hemel,
eens... op Zijn tijd.
Wij geloven dat Gods Geest
tot ons spreekt in brood en wijn,
in woord en lied,
in de stilte van ons hart,
om ons op de weg te zetten
naar God en naar de ander,
om zo beeld van God te zijn.
Wij geloven dat mensen-op-weg-naar-God
bij elkaar horen, als de vingers van een
hand,
als de leden van een lichaam,
ongeacht rang of stand, kerk of land.
Wij geloven dat doop en vergeving,
genade en goedheid
ons in eeuwigheid zullen doen leven,
met elkaar en met God.
Amen.
Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD
ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS,
ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve mensen,
We zijn in de vastentijd aangekomen, in een
tijd van bezinning, zoals Jezus die
meemaakte toen Hij door de Geest de woestijn werd
ingedreven.
Direct nadat de Stem uit de hemel voor de eerste keer Zijn identiteit
heeft bekrachtigd, heeft aan geduid
Wie Hij in wezen is, wordt Hij de eenzaamheid
in gestuurd, om Zelf te ontdekken, wat dat
betekent.
Wij denken al gauw: Ach, wat zielig!
Maar misschien was het wel heel barmhartig van God.
Na zo’n verklaring uit de Hemel had er makkelijk een soort Idols-hype
kunnen ontstaan.. .
Ik weet niet of U het hebt gevolgd, maar er zijn nieuwe idolen
voor de jeugd gefabriekt, en vorige week was de
finale, waarbij een jongen van 16, Jamai, de winnaar was.
Als U kinderen tussen de 11 en 33 in uw omgeving hebt, dan kan het u niet
ontgaan zijn.
Er barstte een volkomen gekte los.
Je moet er maar tegen kunnen. We mogen bidden dat die jongen net
zo wordt beschermd, als God deed met Zijn Zoon.
Je kunt je zo voorstellen wat er gebeurd zou zijn,
als Jezus daar gebleven was, bij de Jordaan… waar al die mensen heen
zijn gekomen om in het reine te komen
met God, of uit nieuwsgierigheid,
natuurlijk!
En die dan een hemelse verschijning
krijgen, die nog duidelijker is dan de verschijning in Lourdes, en
kijk maar eens wat die voor een effect heeft gehad!
Iedereen zou Jezus hebben willen aanraken, want dichter bij God
dan zó kun je lichamelijk
niet komen…
En iedereen zou dingen van Hem willen, dat zien we later ook constant
gebeuren…
Maar wat nog veel belangrijker is: de mensen die naar de Jordaan kwamen
om in het reine te komen met God,
zouden daarvan worden afgeleid.
Ze zouden God niet zoeken in de diepte
van hun hart, in hun aanbidding, in hun bekering,
maar ze zouden Hem willen aftasten in Jezus.
Daar zouden ze dan minder aan hebben, dan wanneer ze eerst eens bij Johannes
al hun zonden beleden aan God,
want het is gezond om onder woorden
te brengen, wat er mis is met je leven.
Dan kun je er ook iets aan gaan veranderen.
Als je bidt: Heer, vergeef ons al wat wij misdeden en laat ons weer in vrede
leven, zoals wij in de kerk ook af en toe mogen doen, dan laat dat
weinig tijd en ruimte voor oprecht berouw,
voor weten waar het om gaat, en dus voor dat andere woord,
dat zo makkelijk in de mond genomen
wordt, maar dat zo moeilijk te volvoeren
is: bekering.
En voor vergeving, voor
een nieuw leven, is juist bekering
wel nodig. Anders willen,
anders denken.
Je kunt namelijk moeilijk tegen God zeggen: Heer, vergeef
me alsjeblieft wat ik verkeerd heb gedaan, want ik heb weinig trek in
Uw toorn, maar ik ben niet van plan
mijn manier van leven te veranderen, ik ben niet van plan om werkelijk
rekening te houden met Uw verlangens, met
Uw wensen.
De doop is niet alleen een afwassen van de zonden tot op
dat moment, maar het is ook een afwassen van het contact met onreine geesten,
met het kwaad dat je in je leven bent
tegengekomen, of hebt gedaan.
Misschien is het goed, als ik u vertel, dat in Jezus’
dagen de geestenwereld niet werd gelocaliseerd in het eigen hart,
zoals tegenwoordig, maar als een deel
van alles wat je omgeeft.
Je zwemt er als het ware in.
Vandaar ook dat je in de bijbel regelmatig uitdrukkingen tegen
komt als: bekleden met. Omgeven met.
En: aankleven. De geesten, de machten en krachten, die blijven aan
je plakken.
Dat moet allemaal afgewassen worden in het water van Gods genade.
Zodat je bekleed kunt worden met Gods Geest.
Als beschermende laag tussen jou en de
wereld om je heen… Zo kun je letterlijk
in het reine komen.
Door je oprecht met heel je wezen op God te richten. Dat geldt
voor de doop, toen en nu, en het
is ook iets, waarvoor de 40-dagentijd
bij uitstek geschikt is.
Net zo moet Jezus in het reine komen met God,
en met Zijn roeping. Daarvoor wordt Hij de woestijn in gevoerd.
Om na te denken. In alle rust.
In de woestijn, waar je leeft op het scherp van de snede.
Waar leven niet vanzelf spreekt, maar een mens leeft uit Gods
hand.
Hij mag dan wel de Zoon van God zijn, maar weet Hij,
volkomen God èn volkomen mens, met alle beperkingen daarvan, zoals wij belijden,
wel wat dat betekent? Weet Hij, hoe Hij Zijn roeping moet vervullen?
Wat dat inhoudt?
We hebben aan Elia, die toch al een hele lange
ervaring heeft als profeet, gezien dat dàt niet altijd vanzelf
spreekt.
Hij heeft zich kapot gewerkt voor God, maar hij ziet al
zijn werk bij zijn handen afgebroken worden. De regering werkt hem aan
alle kanten tegen.
Voor zijn gevoel is er geen mens meer
die net zo denkt als hij. Iedereen doet mee aan de verering van de Baäl, die
door koningin Izebel in het land is geïntroduceerd als regengod.
Als god die vruchtbaarheid geeft, en voorspoed.
En dus is er al jaren droogte, want de rechtmatige
God van Israël laat dat niet op Zich zitten. Met als gevolg dat Elia,
als Gods vertegenwoordiger, helemaal
zijn leven niet meer zeker is. Hij
heeft het opgegeven, is naar de woestijn gegaan om te sterven. Laat God
het maar uitzoeken, verder.
Hem niet meer gezien. Het is
duidelijk dat hij niet meer weet wat zijn functie voor God is. Wat er van hem
verwacht wordt.
En dan komt er een engel, ik vertelde het al, die hem eten
en drinken voorzet.
Dat geeft hem de kracht om te voet het land te doorkruisen naar de
Horeb, de berg Gods.
40 dagen en 40 nachten lang, staat er. Dat betekent: een hele lange,
tijd, die niet precies is te tellen.
En dan is hij aangekomen op de Horeb, en dan wordt hem gevraagd: wat doe
je hier, Elia?
Een vraag, die ook ons telkens weer gesteld wordt.
Wat doe jij hier? Hier in de kerk. Bij Johannes, aan de Jordaan… In de
veertigdagentijd, in de woestijn.
Wat zoeken we bij God? Wat hebben we Hem te
melden?
Hebben we daar eigenlijk wel over nagedacht?
Elia kennelijk niet. Of hij is zo in de war,
zo nerveus, door de grote macht van Hem die hij diende, dat hij
maar wat stamelt: U zult wel woedend op
me zijn, omdat de Israëlieten Uw altaren hebben afgebroken, en Uw dienaren
hebben gedood.
Mij ook bijna. En ik ben de enige nog…
God wordt niet woedend. Niet op Elia,
die zich ver-antwoordelijk voelt voor alle Israëlieten, alsof hij
hun koning is. Hun geestelijk
leidsman. En dat niet aankan.
Hij is de profeet. Die moet zeggen, en voorleven,
wat de Aanwezige met Zijn volk voor heeft.
Niet meer, niet minder.
Maar God vraagt hem wel: wat doe je hier? Waarom ben je niet aan het werk?
Want Elia moet weer aan de slag.
Dat hij de moed had opgegeven, dat is hem vergeven, dat hij niet
meer wist wat te doen, daar is begrip
voor.
Maar Elia moet wel weten wie hij dient.
En waarom.
En dan trekt de Wonderbaar
Aanwezige langs.
En laat iets zien van Zijn grootheid, van
Zijn Uiterste Glorie,
zoals Petrus het noemt.
Onweer, aardbevingen, vuur, zoals
er ook was bij de sluiting van het Verbond op de Sinaï.
Ontzagwekkend.
Angstaanjagend.
Niet voor niets heeft Elia het over de Vervaarlijke God! God, die
aan het hoofd staat van legermachten…
Maar in al dat geweld, daar is God niet Zelf.
Dat is alleen maar de reactie van de natuur,
van de wereld, op Gods Aanwezigheid.
Daarna komt een tere, een ragfijne stilte.
…
Daar is God.
Dan komt Elia in actie.
Uit respect en angst slaat hij zijn mantel
om zijn hoofd. Je kunt als mens toch
niet God zien, en verwachten dat je blijft leven?
Dat is te veel…
Mensen die een doods-ervaring hebben gehad, en die met God
hebben gewandeld, kunnen beamen dat dan je leven volkomen verandert.
Je kunt het niet los laten, niet vergeten.
Maar… Elia staat.
Hij staat als een dienaar aan het hof van zijn grote Koning.
Hij ligt niet in het stof geknield, zoals de onderdanen past, maar hij staat:
klaar om aan het werk
te gaan.
En als God dan weer vraagt: Wat doe jij hier,
Elia? dan klinken in de zelfde
woorden andere accenten mee. Dan geeft hij niet meer de schuld aan
de Israëlieten, waar hij verantwoordelijk voor is, maar dan beseft hij
dat hij zijn werk in de steek gelaten heeft. En dat God alle recht
heeft woedend op hem te zijn. Maar hij weet
nog steeds niet hoe het verder moet.
En dan krijgt hij zijn instructies.
Hij moet Jantje, Pietje en Klaasje roepen om het werk te gaan doen
dat God van ze nodig heeft.
Om de zaken in Israël weer in orde te brengen.
Zo lezen wij dat in eerste instantie.
Maar ik heb diezelfde zin niet voor niets nóg eens gelezen, en dan zoals
het klonk in Elia’s oren, die de betekenis
van die Hebreeuwse namen natuurlijk wèl verstonden.
Je zult Gods uitverkorene gaan zalven tot
koning over het hoog verheven land. Over Syrië, dat een
bedreiging vormde voor de veiligheid van Israël.
Dus God weet wat daar speelt, en gebruikt de mensen daar.
En leven zal hij, de zoon van hem
die uit de problemen gehaald is, je zult hem tot koning
over Israël zalven.
God Zelf zal dus de problemen in Israël oplossen.
En: God is mijn redding, die zoon van de
rechter uit Dansweide, die zalf je tot profeet
nà jou!.
Dansweide: er komen dus ook weer blijde tijden. En een rechter
betekent dat er weer recht gesproken en gedaan
zal worden. Mooi.
En de opvolger van Elia zal weten dat God zijn
redding is. Daar moet je het van hebben.
Er zit een brók verkondiging en toekomst in die zin, die op het eerste gezicht
alleen maar een boodschappenlijstje voor Elia lijkt.
En dan als klap op de vuurpijl: er zijn er
nog 7000 die hun knieën niet hebben gebogen voor de Baäl.
Nu, u snapt dat die 7000 ook niet precies 7000 mensen aanduiden,
maar veel meer. 7 is het getal
van de schepping, een getal van volheid: hemel en aarde, en
1000 geeft zowel een immens grote hoeveelheid aan, als de
hoeveelheid krijgers die elke stam van Israël moest leveren.
Heel de wereld is dus vol strijdbare mensen, die bereid zijn het
voor God op te nemen, op het moment dat Die
daar om vraagt.
Elia kon er weer even tegen. God heeft
hem opnieuw geroepen en uitgelegd
wat te doen.
Ook Jezus is geroepen. Niet als profeet
alleen, niet als koning, dat komt nog, niet als priester
en hogepriester, ook dat komt nog,
maar allereerst als mens zoals die bedoeld
was.
Mens die helemaal leeft in Godsvertrouwen.
Mens, die Gods toekomst belichaamt.
Die laat zien, dat God niet dood is, zelfs niet in de meest barre
tijden, maar dat Deze springlevend is!
Ook Jezus wordt van voedsel
voorzien door de engelen. Bij Mattheüs lezen we dat dit pas na de
verzoeking gebeurt. Marcus schrijft daarover niets.
Hij heeft denkelijk meer gedacht aan het verhaal van Elia,
toen hij de gebeurtenissen rond Jezus na - vertelde. Jezus gaat gesterkt
aan het werk.
Hij gaat de landsgenoten, en over hun
hoofden heen ook ons, vertellen waar
het om gaat:
De tijd van wachten is om, en het koningschap
van God staat voor de deur.
Bekeert u, en vertrouw maar op
deze goede boodschap!
Het koningschap van God staat voor de
deur.
Hij staat aan de deur en Hij klopt.
Hij vraagt toegang tot ons leven.
Hij vraagt ons Hem te erkennen als ons hoofd.
Hij vraagt ons te leven zó dat Hij Zich over ons niet hoeft te schamen.
In mijn studententijd werd er wel eens gegrapt: als je het je moeder niet
kunt vertellen, moet je het niet doen.
Ik heb het ook wel tegen mijn kinderen gezegd!
Wel: bekeert u
betekent: als God je er niet bij op de vingers mag
kijken, dan moet je het zeker niet doen. Het is eerder zaak om bij
elke beslissing even stil te staan, en te vragen: is dit met Uw
welnemen?
Vindt U dit oké?
Dan is Gods koningschap gekomen, voor u, voor mij.
Uw Koninkrijk kome begint bij onze eigen beslissing voor God.
Een diep ingrijpende beslissing.
Ja zeggen, met alle gevolgen van dien.
Bekeer je. Keer je om naar God.
Hij roept je. Met liefde en drang, met haast ook.
Hij kan haast niet wachten tot we zover zijn…
Elia heeft die stem gehoord. Jezus
heeft die stem gehoord. Petrus heeft die stem
gehoord.
En sinds Pinksteren spreekt God ons allen aan.
Stuk voor stuk.
Direct, of via een omweg. Net wat bij ons past.
Wij raken aan Gods glorie, als wij open staan voor Zijn beminde Zoon, in
Wie Hij een welbehagen heeft.
De Zoon die God heeft verheerlijkt op de berg, om Hem een steuntje in de rug te
geven voor het lijden.
Als Hij op weg gaat naar Jeruzalem.
God ontmoeten kan een topervaring zijn, zoals Mozes
en Elia en Jezus, Johannes en Petrus op de bergen hebben ervaren.
Je kunt direct daarna in een diep dal terecht komen.
Maar dan juist kun je je vasthouden aan de profetieën, aan de beloften,
aan Gods woord.
En daar mogen we elkaar op aanspreken.
Aan herinneren.
Zoals Petrus dat doet.
Als we maar luisteren.
En als we maar zorgen dat we zelf geen hinderpaal zijn voor de ander in
het contact met God.
De beloften zijn als een licht op
de kandelaar van het leven.
Juist in donkere en onzekere tijden.
Laten we ons daar des te meer aan vast houden, wetend dat ze in Jezus zijn
vervuld.
Dat God ons niet in de steek laat.
Eens zal het leven een dansweide van recht
zijn.
Een vrolijk begin van de eeuwigheid.
Laten wij ons daar op bezinnen, op weg naar Pasen.
Op weg naar het kruis, dat voor ons de weg naar elkaar en naar God opent.
Zijn bloed is over ons gekomen, en wij zijn daar effectiever in gewassen dan in
de Jordaan.
Als ons hart daar voor open staat.
God moge ons hart en verstand voor Hem openen.
Amen.
Muziek
Dan is het nu tijd voor de collecte.
Dat is een mooi moment, want we hebben zo veel meer dan onze verre naaste! Vaak
ook veel meer dan onze nabije naaste.
Wat wij bij elkaar brengen, is meer dan geld, God wil er ook onze goede wil in
zien, en onze dank voor
zijn liefde.
Na het gebed over de gaven zingen wij gezang 463 helemaal. Maar nu eerst de
Collecte
Gebed over de gaven
LIEVE GOD, WILT U ALSTUBLIEFT ZEGENEN WAT WE HIER BIJELKAAR HEBBEN GEBRACHT,
ZODAT HET IS TOT EER VAN UW NAAM,
EN ZODAT HET UW GEMEENTE WERELDWIJD TEN GOEDE KOMT.
LAAT HET EEN OFFER ZIJN, DAT ONZE DANKBAARHEID EN LIEFDE UITDRUKT,
DOOR JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER. AMEN
Gezang 463 =
Lied 836.
Laten we danken en bidden:
Lieve God, dank U wel, dat U om ons geeft.
Dat U genoeg om ons geeft om in Jezus ons
leven te delen, en aan den lijve te ondervinden wat het is: mens
zijn.
In Hem laat U ons zien, hoe dat moet: mens zijn.
Wij danken U dat wij voor U niet zomaar een ongelukje in het heelal
zijn, maar dat alle mensen U even
kostbaar en dierbaar zijn.
Zo kostbaar, dat U voor ons door de hel
bent gegaan. Dat alle pijn en angst
en eenzaamheid van deze wereld, van
alle mensenlevens, door U onder ogen
zijn gezien en doorleefd, doorleden.
Niets kan ons overkomen, of U weet er van, weet hoe
het voelt, en steunt ons.
U kent ons, zoals we zijn, zoals we
hier voor U zijn: niet als onderdanen, maar als dienaren.
Als gewaardeerde medewerkers.
Zo ziet U ons het liefst.
Als mensen, die voor U aan de slag kunnen
en willen gaan, ieder op de eigen
plek, ieder met de eigen mogelijkheden.
Herinner ons daar telkens aan, wanneer ons de moed ontzinkt.
Wanneer ons de weg, de opdracht, onduidelijk is geworden. We
kunnen ons niet voorstellen dat ons gebed, dat ons doen en laten van belang
kunnen zijn.
Ga met ons mee, heel het leven door,
en open onze harten en onze oren voor de ragfijne stilte, voor die
woordeloze Aanwezigheid, waarin U ons het
meest nabij bent.
Open ook onze ogen en harten voor andere mensen, opdat wij hen
met groot respect
kunnen bekijken, als mensen waar U van houdt.
Ook wanneer wij hun daden en beweegredenen niet kunnen volgen.
Help ons ruimte voor elkaar te maken en
te houden, omdat U voor ieder van ons een eigen
opdracht hebt. En als wij die van onszelf niet altijd verstaan, hoe
moeten wij dan oordelen over die van de ander?
Wij bidden U om Uw Heilige Geest, om al Haar gaven,
waardoor wij met elkander en met U in vrede
kunnen samenleven.
Voor onszelf, als Uw
mensen, voor ons als Uw gemeente, voor heel deze wereld, en
al haar leiders.
Dat zij vredestichters mogen blijken, en zo
Uw heilige Naam mogen verkondigen onder alle volkeren.
Voor ons koningshuis en onze regering
willen we bidden in deze onbarmhartige tijden.
Om liefde en vertrouwen.
Om wijsheid en welwillendheid.
Voor alle zieken bidden wij, naar lichaam en ziel.
Dat U heil en genezing
wilt geven. Bevrijding en toekomst, opdat wij allen samen U
mogen verheerlijken en bidden als wij met
Uw Zoon zeggen:
ONZE VADER, DIE IN DE HEMEL ZIJT,
UW NAAM WORDE GEHEILIGD
UW RIJK KOME
UW WIL GESCHIEDE, OP AARDE ZOALS IN DE HEMEL.
GEEF ONS HEDEN ONS DAGELIJKS BROOD
EN VERGEEF ONS ONZE SCHULDEN,
ZOALS WIJ AAN ANDEREN HUN SCHULD VERGEVEN
EN LEID ONS NIET IN VERZOEKING
MAAR VERLOS ONS VAN HET KWADE
Wij zingen nu gezang 118 Na de
zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ psalm 150. Maar nu eerst
gezang 118 = Lied 442
Zegen:
De God die ons hart
zoekt, en ons leven behoeden wil,
de Heiland die ons voorgaat op de weg
naar het kruis, en ons daarvan redt,
de Geest, die ons de weg door het leven
wil wijzen,
gaat met ons allen mee
–
in alle omstandigheden van het leven.
In uw vreugde en in uw verdriet,
in uw lachen en uw huilen,
in uw slapen en in uw werken,
in woorden en in stilte,
tastbaar en ongrijpbaar,
vol liefde en ontferming,
vol genade en zegen.
Amen.
Psalm 150