opstandingsvenster lutherse kerk arnhem

Paasfeest 2009 in de Gereformeerde kerk te Heusden, gemeenschappelijke dienst Lutherse en Gereformeerde kerk.

Koor: Herma Haaksema en Harmke Scholing - Alt, Peter Polling - tenor, Edy ten Berge - bas, Merina Polling en Hanny de Kruijf - sopraan. 
Orgel: Henk Biesheuvel. 
Voorg. Gea Voerman- van Haselen.

Orde van dienst.
Voorbereiding
    (De Paaskaars brandt niet bij aanvang van de dienst)
De kleden zijn nog paars, er branden geen lichten.

Orgelspel

V. In een begin  was het Woord
en het Woord was bij God
en zelf God  was het Woord –
al in een begin  was het toegewend
naar God.

Alle dingen  zijn door het Woord.
Buiten Hem is  geen ding geworden
niets van alles  wat bestaat.

In het Woord  was leven
en het leven was  het licht  voor de mensen.

En het licht schijnt  in de duisternis
en de duisternis  heeft het licht  niet overmeesterd.


Koor: Kyrie

Kyrievieuschants


Het Woord,  het eigenlijke licht
dat ieder mens verlicht die komt ter wereld,
het was in deze wereld –  de wereld is geworden
door het Woord.
Toch, de wereld  heeft het woord  niet willen kennen.

(Orgel: eerste vier maten van het kyrie)

Hij kwam in eigen huis.  Het heeft Hem niet ontvangen.
Koor:
Kyrievieuschants

Maar allen die Hem  wel ontvangen hebben
heeft Hij gegeven  wat ondoenlijk is:  te worden
kinderen van God,
allen die zich  toevertrouwen  aan Zijn naam,
die dat bestaan.
Niet uit vlees en bloed  uit man en macht
niet op eigen kracht  zijn zij geboren  maar uit God.

Het woord is   vlees geworden
en heeft in ons midden  Zijn tent neergezet.

Wij hebben zelf  Zijn licht gezien
het weegt op ons  het draagt ons  doorschijnt ons –
toen konden wij  alleen nog zeggen:
Hij is  de eigen, enige
Zoon van de Vader,
vriendschap   en waarheid.

Uit Zijn volheid  hebben wij allen  ontvangen
genade op genade.

De woorden der wet  zijn door Mozes gegeven.
Vriendschap  genade en trouw zonder meer
zijn geworden  door Jezus Messias.
(Naar een hertaling van de Johannes-proloog door Huub Oosterhuis.)


Jezus Christus, de Messias lang verwacht, is gestorven, en is opgestaan!  Halleluja!

Allen: Christus onze Heer verrees Gezang 215 helemaal.
(= Lied 642) Gemeente staat

Intussen worden de paarse kleden weggenomen. De witte kleden worden neergelegd en opgehangen. 
De Paaskaars wordt aangestoken aan vuur dat is gestookt van oude palmtakjes.

We mogen elkaar het Paaslicht doorgeven: Licht van Christus!

Lied 642:1
Koor:
Vers 2

Allen:
Vers 3
Gemeente gaat zitten

Introïtus
Het licht is gekomen voor heel de aarde, niet alleen voor de mens.
Heel de aarde jubelt en juicht voor de Heer. Halleluja.

Introïtuspsalm: psalm 67, zoals we die vinden in Tussentijds 34 = Lied 67a




Voorg.: Wij zijn samengekomen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Gem.: Amen

Voorg.: Genade zij u en Vrede van God onze Vader
                  en van Jezus Christus onze Heer.
Gem.:         Amen

Bemoediging:
Voorg.: Onze Hulp is in de naam van de Heer
Gem.:         Die Hemel en aarde gemaakt heeft”


Gebed van toenadering
V.: Almachtige God, voor U liggen alle harten open, alle verlangens zijn U bekend en geen geheim is voor U verborgen.

Gebedsstilte

Zuiver de overleggingen van ons hart door de ingeving van Uw heilige Geest, zodat wij U van harte liefhebben en grootmaken Uw heilige Naam.
Gem.: Amen

Ontferming en Genadeverkondiging

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Kyriëgebed:
Laten wij de Heer om ontferming aanroepen voor de nood van de wereld, en Zijn Naam prijzen,
want Zijn barmhartigheid heeft geen einde.

Wij bidden U voor een wereld, die niet weet dat U Schepper en verlosser, Vader en Moeder, begin zonder einde, en alles in allen bent.
Wij bidden voor mensen die ontheemd zijn, zonder steun staan in een wereld zonder erbarmen.
Wij bidden voor kinderen die denken dat je scoren moet om er bij te horen, om mens te zijn…
Wij bidden U voor mensen die geen liefde kennen.
Die niet hebben geleerd lief te hebben.
Die niet hebben geleerd liefde te ontvangen.
Heer, ontferm U over deze wereld van U!

Kyrië:

V. Omdat U Zich hébt ontfermd over onze wereld, en omdat U Zich wéér zult ontfermen, zingen wij Uw lof:

Heer, deze dag van het nieuwe begin, van de nieuwe schepping, van Uw koninkrijk dat is gekomen, willen wij Uw liefde loven, U danken en aanbidden, door Jezus Christus, onze Heer,
Gem.:       Amen.

De kinderen gaan nu naar hun eigen ruimte.
Ze nemen hun kaars mee, die wordt aangestoken aan de Paaskaars.

Lezing uit het Eerste Verbond
Genesis 1: 1 – 2: 1 

1 Sinds een (het) begin is God schepper,– 
van de hemelen en de aarde.
2  De aarde is woestheid en warboel geweest,
met duisternis op het aanschijn van de oervloed,– maar adem van God reeds wervelend over het aanschijn van het water.
3  Dan zegt God: kome er licht!– en er kómt licht.
4  God ziet het licht aan: ja, het is goed!
Zo brengt God scheiding aan tussen het licht en de duisternis.
5  God roept tot het licht ‘dag’
en tot het duister heeft Hij geroepen ‘nacht’; er komt een avond en er komt een ochtend: één dag.

6 Dan zegt God: kome er een gewelf in het water,–
kome er scheiding tussen water en water!
7  Dan maakt God het gewelf
en brengt Hij scheiding aan
tussen de wateren onder het gewelf
en de wateren boven het gewelf;
zo komt het tot stand.
8  God roept tot het gewelf ‘hemel’;
er komt een avond en er komt een ochtend:
tweede dag.

9 Dan zegt God:
dat de wateren onder de hemel te hoop lopen naar één oord,
en zichtbaar worde het droge!–
en zo komt het tot stand.
10  God roept tot het droge ‘aarde’
en tot de ophoping van de wateren heeft Hij geroepen ‘zeeën’;
God ziet het aan: ja, het is goed!
11  Dan zegt God: laat de aarde groen doen groeien,
een gewas dat zaad zaait,
een vruchtdragend geboomte
dat vruchten maakt naar zijn soort
met daarin zijn zaad over de aarde!–
en zo komt het tot stand.
12  En de aarde brengt al wat groen is naar buiten, gewas dat zaad zaait naar zijn soort
en geboomte dat vruchten maakt met daarin zijn zaad, naar zijn soort;
God ziet het aan: ja, het is goed!
13  Er komt een avond en er komt een ochtend:
derde dag.

14  Dan zegt God: kome er:
lichten aan het gewelf van de hemel
om scheiding aan te brengen
tussen de dag en de nacht;
komen moeten die er als tekenen en samenkomsttijden, voor dagen en jaren;
15  komen moeten ze als lichten aan het gewelf van de hemel om licht te brengen over de aarde!–
en zo komt het tot stand.
16  God maakt de twee grote lichten:
het grote licht voor het beheer van de dag,
het kleine licht voor het beheer van de nacht,
en ook de sterren.
17  God geeft ze aan het gewelf van de hemel
om licht te brengen over de aarde,
18  om te beheren de dag en de nacht,
om scheiding aan te brengen
tussen het licht en de duisternis;
God ziet het aan: ja, het is goed!
19  Er komt een avond en er komt een ochtend:
vierde dag.

20  Dan zegt God: laten de wateren wemelen
van het gewriemel van bezield leven,–
en laat er gevogelte vliegen over de aarde,
over het aanschijn van het gewelf, de hemel!
21  En God schept de grote gedrochten,–
en alle levende ziel die rondkruipt,
waarvan de wateren zijn gaan wemelen, in hun soorten, en elke gevleugelde vogel in zijn soorten;
God ziet het aan: ja, het is goed!
22  Dan zegent God hen, en zegt:
draagt vrucht, weest overvloedig,
vult het water in de zeeën,
en ook het gevogelte zij overvloedig op aarde!

23  Er komt een avond en er komt een ochtend:
vijfde dag.

24  Dan zegt God: brenge de aarde naar buiten:
bezield leven in z’n soorten, vee, kruipend gedierte
en wat in het wild leeft op aarde in z’n soorten;
en zo komt het tot stand.
25  God maakt wat in het wild leeft op aarde in z’n soorten,
het vee in z’n soorten
en al wat over de bloedrode grond kruipt in z’n soorten;
God ziet het aan: ja, het is goed!
26 Dan zegt God:
laat ons een mens,– 
een roodbloedige, maken naar ons beeld en
als onze gelijkenis,–
laten zij neerdalen bij de vissen van de zee
en de vogels van de hemel,
bij het vee en bij alles op de aarde,
en bij alle kruipsel dat rondkruipt over de aarde!
27  God schept de mens naar Zijn beeld,
naar het beeld van God heeft Hij hem geschapen;
mannelijk en vrouwelijk heeft Hij hen geschapen.
28  Dan zegent hij hen, God,  en Hij zegt tot hen, God:
draagt vrucht, weest overvloedig,
vervult de aarde en bedwingt haar! –
en daalt neer bij de vissen van de zee en de vogels van de hemel,
bij alle leven dat rondkruipt over de aarde!
29 God zegt:
zie, geven zal ik u al het zaadzaaiend gewas  op het aanschijn van heel de aarde
en alle geboomte waaraan boomvruchten zaad zaaien,–
voor jullie zal het er zijn als eten!–
30  en voor al wat in het wild leeft op de aarde en alle vogels van de hemel en al wat er rondkruipt over de aarde waarin een levende ziel zit zal al het groen van gewas er zijn als eten!–
en zo komt het tot stand.
31 God beziet het, al wat Hij heeft gemaakt
en zie, het is zéér goed!–
er komt een avond en er komt een ochtend,
de zesde dag.

2:1 Voltooid worden de hemelen en de aarde en heel hun heirschaar.
2  God voltooit op de zevende dag
Zijn werk dat Hij heeft gedaan;
Hij houdt sabbat op de zevende dag
van al Zijn werk dat Hij heeft gedaan.
3  God zegent de zevende dag en heiligt die;
want daarop heeft Hij sabbat gehouden van al Zijn werk, dat God geschapen heeft om te maken.

Gezang 19 uit Tussentijds
= Lied 304


Epistellezing Colossenzen 3: 1 – 4 

Hiervoor wordt gesproken over Christus als het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van de hele schepping, want: in Hem zijn alle dingen geschapen. 
Dat is de mystieke basis van Paulus’ brief, en dan gaat het verder over het leven van de gemeente, waar kennelijk nogal moeilijk gedaan wordt over besnijdenis en andere theologische frutsels die mensen elkaar aan doen. 
Paulus moet daar niets van hebben, en schrijft:


1 Als ge met de Christus opgewekt zijt,
zoekt dan de dingen die hierboven zijn,
waar de Christus is,  ‘ter rechterhand van God gezeten’.
2  Zint op de dingen boven,  niet op de dingen op de aarde.
3  Want ge zijt gestorven,  en uw leven is met de Christus
verborgen in God.
4  Wanneer de Christus verschijnt,  ons leven, dan zult ook gíj met Hem verschijnen  in heerlijkheid.



Psalmwoord en Halleluja
Halleluja! Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt.
Laten wij juichen, en ons verheugen! Halleluja!

Lied 67a refrein

De gemeente gaat staan – voor zover men dat kan en volhoudt.


Evangelielezing. Lucas 20: 1 – 18 NB

1  Op de eerste dag na sabbat komt Maria Magdalena vroeg,
als het nog donker is,  aan bij het graf
en ontwaart dat de steen uit het graf gehaald is.
2  Ze rent dan weg en komt aan bij Simon Petrus
en bij de andere leerling,–
die welke Jezus het meest heeft liefgehad,
en zegt tot hen:
ze hebben de Heer uit het graf gehaald
en we weten niet   waar ze hem hebben gelegd!
3  Dan gaat Petrus mee naar buiten,
en de andere leerling ook,
en zo zijn ze aangekomen bij het graf.
4  De twee zijn tegelijk erheen gerend,
maar de andere leerling loopt sneller dan Petrus
en komt als eerste aan bij het graf;
5  hij bukt erbij neer  en wordt gewaar
dat de lijkwindsels daar zomaar liggen;
hij gaat echter niet naar binnen.
6  Dan komt, volgend op hem, ook Simon Petrus aan,
en die gaat de grafkamer binnen;
hij aanschouwt hoe de lijkwaden daar liggen,
7  en ook de zweetdoek  die Zijn hoofd bedekt heeft,–
dat die niet bij de lijkwaden ligt
maar apart, opgerold op een eigen plek.
8  Dan pas gaat ook de andere leerling naar binnen,–
die als eerste bij het graf is aangekomen;
als hij alles heeft gezien  begint hij te geloven.
9  Want ze hadden nog geen besef van het Schriftwoord
dat Hij uit de doden moest opstaan.
10  Dan gaan de leerlingen weg,
weer naar hun metgezellen.

Koor: Die in de dood gebonden lag om ons en onze zonden, 
is opgestaan met groot gezag. Christus heeft overwonnen... (Gezang 203: 1,2) 

11  Maar Maria was blijven staan bij het graf,
erbuiten,–  weeklagend;

in haar weeklacht dan bukt zij neer, de grafkamer in,
12  en aanschouwt  hoe daar twee engelen in witte gewaden zitten,
één bij het hoofdeind en
één bij de voeten, daar waar
het lichaam van Jezus heeft gelegen.
13  Zij zeggen tot haar:
vrouwe, waarom deze weeklacht?
En zij zegt tot hen:
omdat ze mijn Heer hebben weggehaald,
en ik weet niet waar ze Hem hebben gelegd!

14  Dat zeggend keert zij om, kijkt achter zich
en aanschouwt Jezus die daar staat,–
en ze heeft niet geweten dat het Jezus was.

15  Jezus zegt tot haar:
vrouwe, waarom deze weeklacht,–  wie zoek je hier?
En ze denkt dat het de tuinman is en zegt tot Hem:

Heer, als Ú Hem hebt weggedragen,
zeg me waar u Hem hebt neergelegd
dan zal ik op mijn beurt  Hem daar ook ophalen!
16  Jezus zegt tot haar:
Maria!
Zij keert om en zegt tot Hem in het Hebreeuws: Rabbóeni!–
dat wil zeggen: Meester!


Allen:
Gezang 203: 3

17  Jezus zegt tot haar: houd Mij niet vast!,
want Ik ben nog niet opgeklommen naar de Vader;
maar ga naar Mijn broeders en zeg tot hen: (Hij zegt:)
Ik klim op naar Mijn Vader en uw Vader,
Mijn God en uw God!

18  Als zij, Maria Magdalena, aankomt,
verkondigt ze aan de leerlingen
‘ik heb de Heer gezien’,
en dat Hij
dit alles tot haar heeft gezegd.
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!


203:4 koor:

Het was een strijd sinds lang voorzegd, die dood en leven streden.
... Halleluja!

203:6 allen:

Laat ons dan vieren 't hoge feest ... Halleluja!

De gemeente gaat zitten

Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, door de Heilige Geest.

Lieve feestgenoten…

Want féést mag het wel wezen vandaag, na de droeve dagen die we deze week hebben doorleefd, in kerkelijk verband, en muzikaal, maar evenzeer in de rampen van de wereld. Ook die hebben deze week gestempeld.
Maar vandaag, vandaag is er een nieuw begin, en dát mogen we vieren. Vandaag is álles mogelijk.
Zie, Ik maak alle dingen nieuw, zegt de Heer.
En daarin deelt heel de schepping, sinds de dag van de Opstanding.
Heel de schepping, waarvan zowel Paulus als Johannes ons verzekeren dat die alles met Jezus te maken heeft.
Het Scheppende Woord, dat is Gods levenskracht...
Het is het Woord dat Hij uitspreekt met Zijn Geest, met Zijn adem... Zijn roeach
Het scheppende woord is een woord dat orde brengt, scheiding tussen elementen die elkaar niet verdragen.

Laten we bij een begin beginnen.
Niet bij hét begin, want daarvan kunnen we niets weten, daar hebben we niets mee te maken.
GodZelf heeft geen begin en geen einde, geloven we. Dat zeggen we tastenderwijs, te begrijpen is dat voor ons niet. Dan is het verstandig ons te houden aan wat Wittgenstein zegt: Je moet niet praten over dat, waar je niets van weet.

Maar er is wel een begin geweest aan het bestaan waar wíj mee te maken hebben. Het bestaan van deze leefwereld. Wat er was voor dit begin, we hoeven het niet te weten. Al mogen we er best nieuwsgierig naar zijn.

Bij een begin staat er. Of ‘in een begin’.
De Masoreten, Joodse geleerden, hebben tussen 780 en 930 na Christus in Tiberias de punten en komma’s van de Hebreeuwse bijbeltekst vastgelegd. Het is een tekst die maar weinig verschilt van de teksten die wij veel later in Qumran hebben gevonden, en van de Griekse versie, uit de derde eeuw voor Christus, de Septuagint. Die Masoretische tekst is de basis voor onze bijbelvertalingen.
De Masoreten
(letterlijk: de <doorgevers van de> traditie) hebben vastgelegd hoe de tekst moest worden uitgesproken, en dus ook wat die betekent. Want het Hebreeuws kent geen klinkers in de geschreven tekst zoals het Nederlands.
Dus of pt staat voor pot, pet, poot, piet of put, dat moet je maar uit het verband opmaken. Dat lijkt erger dan het is, want de teksten zijn de eeuwen door mondeling doorgegeven, en heel exact.
De geschreven tekst is niet meer dan een geheugensteun, is nooit een doel op zich geweest.
De overgeleverde tekst is zeker redelijk betrouwbaar. Daar hoeven we het nu niet over te hebben, maar wel is voor ons van belang dat de Masoreten hebben vastgelegd dat het eerste woord van de bijbel niet luidt: Bareshiet, in het begin, (in den beginne) maar bereschiet, bij een begin. Het begin van ons bestaan is dus niet het begin van alle dingen. De aarde was er toen al.
En God was er ook al, met Zijn Geestesadem
En dan gaat Hij scheppen. Hij bedenkt wat Hij wil, Hij spreekt het uit, en dat scheppingswoord heeft kracht: het roept dingen tot bestaan, het maakt waar wat God wil. In dàt Scheppingswoord van bij een begin horen we Jezus al spreken
In Hem is God, Hij is God, en buiten Hem om is niets geworden… zingt Johannes in diens proloog op het Evangelie, met een duidelijke verwijzing naar het éérste lied van de schepping, dat we hoorden in Genesis 1, en dat de kracht van dat spreken bezingt. (Ook Johannes begint met: bij een begin!)

Nee, Genesis is geen Goddelijk kookboek van en toen en toen en toen… Je hoort eerst wat er gebeurd is, en dan volgt: dag één, dag twéé, dag drie. Voor ons is dat niet logisch, maar voor een lied, voor poëzie, kan dat wel.

We kunnen uit dit loflied op de Schepper ook geen argumenten halen voor de vraag of we bij onze beschrijving van de Schepping, (wat een arrogantie om dat te willen!) uit moeten gaan van een schepping in 7 dagen van 24 uur, van creationisme, van intelligent design, van evolutie… Daar gáát het helemaal niet over.
En het wordingsverhaal van de mensheid, dat in Genesis 2 begint, al evenmin.
Ze gaan beiden over God, die aan de basis staat van alles. Die ons heeft gewild en gemaakt.
Ze gaan over het feit dat we hier niet toevallig zijn.
Dat God er de hand in heeft.
Dat Hij ons liefheeft en kent, stuk voor stuk.
Anders dan wij onszelf kennen.
Beter
Hij ziet nog allerlei mogelijkheden in ons, die wij allang hadden opgegeven als onmogelijkheden.
Als dromen die bedrog moeten zijn…
Maar Gods scheppende kracht kan lagen, diepten, verlangens in ons tot leven roepen, die wij zelf niet zagen, die we misschien ook wel niet waar willen hebben, omdat we er bang voor zijn… Omdat we niet weten waar we moeten beginnen
Hij weet dat wél.
Hij maakt alle dingen nieuw, waar Christus voor ons is gestorven, en de dood heeft overwonnen.
Daar nodigt Hij ons uit om mét Christus de dood onder ogen te zien. Om alle kwaad in ons leven, waar we zélf iets aan kunnen doen, en dat is veel, af te wijzen en te overwinnen.
De Denen zeggen voor ze het Onze Vader uitspreken: Ik verzaak de duivel en al diens doen en laten.
Ik neem afstand van alle kwaad, en ik wil er niets mee te maken hebben. Ik wijs het af.
Pas dàn kun je met al wat in je is aanbidden en bidden. Pas dan kun je met lege handen voor God staan, en om genade vragen.

Op die afwijzing van het kwaad, van het oude leven, wijst Paulus ook in diens brief aan de gemeenten in en om Filippi. (Een km of vijf vanaf de Noord-Griekse kust, waar Macedonië richting Turkije gaat.)

Het gaat er, schrijft hij, niet om of wij recht in de leer zijn, maar wel om de vraag of wij het kwaad (en daartoe kunnen theologische kibbelarijen makkelijk voeren) zelf bewust uit ons leven wegdoen. Denk aan Christus, die in de Hemel is bij God de Vader, laat Hij het doel van je aandacht zijn, niet de dingen hier beneden, die doen er in wezen niet toe.
We zijn een nieuwe schepping, gedraag je daar dan ook naar! Blijf niet vastzitten aan het oude.
Maak je los en begin iets nieuws. Doe als God!
Dat is de boodschap!

In het Evangelie hebben we kunnen horen, hoe Jezus na Zijn opstanding tegen Maria zegt: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgeklommen naar de Vader; Ik klim op naar Mijn Vader en uw Vader, Mijn God en uw God!
Hij is niet van deze aarde. Hij heeft er wel geleefd.
Om ons. Om ons vrij te maken van deze aarde.
Nu stijgt Hij op naar God. Hij heeft – door de dood te overwinnen, die de laatste vijand is – een nieuwe schepping in gang gezet. Die van de nieuwe Hemel en de nieuwe aarde, waarover gezongen wordt in de Openbaring aan Johannes.
De nieuwe hemel en de nieuwe aarde van de nieuwe kansen.

Was de oude wereld dan zo verkeerd?
Nee, zeker niet: God zag dat het heel goed was.

Maar misschien hebben wij onze rol in dat geheel wel niet erg goed begrepen. Hebben wij onze vrijheid om te kiezen wel zo gebruikt, dat die vrijheid zich tegen ons keerde. Niet alleen geestelijk, maar ook practisch. Als wij gaan wonen in vulcanische gebieden die aardbevingsgevoelig zijn, omdat de grond daar veel vruchtbaarder is dan elders, moeten we niet zeggen dat het Gods schuld is dat die aarde beeft. Als wij ons vestigen aan de monding van de rivier, waar het water vruchtbaar slib neerlegt, en waar we rijke oogsten kunnen verwachten, moeten we niet roepen dat God had moeten zorgen dat onze voorraadschuren niet onderlopen! Dan zegt Hij: Mens, gebruik je verstand, daar heb je het voor gekregen!
Veel, van wat wij als kwaad ervaren, heeft te maken met onze eigen keuzes, of die van onze voorouders.
Ik geef toe dat de wereld intussen zó vol is, dat er weinig meer te kiezen valt, wat betreft de plek waar we leven en werken, maar ook daar zijn we zelf debet aan. We zullen moeten leren om te leven met het oog op God, op Jezus, en we zullen moeten leren delen met elkaar en met heel Gods schepping. Geld en goederen, dus dat is een hele stap terug voor ons, maar ook: de rijkdommen van het Evangelie moeten we delen met de mensen om ons heen. En laten zien in ons omgaan met dieren en met heel de natuur.

Ik kwam deze week al twéé mensen tegen, die helemaal níets wisten van God, godsdienst, Christendom.  En wát ze daarvan hadden meegemaakt, aan de buitenkant, dat beviel niet erg. Schokkend!

En toch is er een nieuwe schepping gaande.
Met nieuwe mogelijkheden. Er is ruimte voor een nieuw begin. Laten we ons dan niet vasthouden aan wat hierbeneden is. Ook wíj zijn niet van deze wereld, volgens het eerste scheppingslied. 

Hoewel de mens, Adam, de roodbloedige, zoals Pieter Oussoren vertaalt in vers 26, rijmt op en past bij de bloedrode aarde, adamah, komt deze niet uit de aarde voort, zoals de andere levende wezens.
Maar als je goed kijkt, daalt de mens af naar de aarde, stammen we uit de hemel. Zijn we daar gemaakt. Liggen daar onze wortels

Wauw!
Dat geeft, met permissie, verplichtingen.
En het geeft ook aan, dat wij niet vastzitten aan deze wereld.

Johannes is de evangelist, die ons in alles laat zien hoe Jezus, de mens bij uitstek, de mens, zoals die is bedoeld, niet afhankelijk is van deze wereld.
Hoe Hij Zijn lijden vrijwillig op Zich neemt, uit liefde.
Hoe Hij nooit een slachtoffer is geweest van onze willekeur, maar hoe Hij Zichzelf heeft aangeboden, uit vrije wil, uit liefde, om dit offer te brengen.

Denk niet dat woorden als zonde en schuld niet van deze tijd zijn. Wie de Harry Potter serie heeft gelezen en met name het zevende boek, een serie die gericht is op de vragen waar kinderen van deze tijd mee worstelen, de vragen van het kwaad, van het lijden, van dood en leven – die ziet dat het kwaad wordt overwonnen door de vrijwillige bereidheid, na veel pijn en strijd, om het leven op te offeren, opdat anderen in vrede kunnen leven.
Ook daar zijn vriendschap, genade en trouw zonder meer sleutelwoorden.
(Huub Oosterhuis brengt ze, zoals we zagen, in verband met Jezus). Kinderen, jonge mensen, zijn tot deze dingen in staat, is de boodschap van de schrijfster.
Laten ook wij ons leven vullen met genade, trouw, vriendschap, en zo laten zien hoe de nieuwe schepping, die gaande is sinds Pasen, er uit zal zien. Voor heel de schepping, die dan zal jubelen en juichen voor God.
Om Jezus’ wil. 
Amen.

Koor:
Tussentijds 9: 15 -17 Lied 281



Antwoordlied Gezang 210: 1 allen, 2 mannen, 3 vrouwen, 4 allen. = Lied 630 Tijdens het naspel komen de kinderen terug.


Dienst van Gebeden en Gaven

Kinderlied:
  de Heer is waarlijk opgestaan... Lied 626:8

Inzameling van de gaven
De Heer heeft gegeven, veel gegeven.
Laten wij ook geven, zó dat we na de collecte kunnen zeggen: De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de Naam des Heren zij geloofd.

Dankgebed over de gaven
Ons gebed over de gaven willen we dit keer samen zingen. Althans: U zingt het refrein.
(Tussentijds 14: 5,4) God, neem van ons aan wat wij geven: ons hart dat klein is en gebroken. R: Heer, ontferm U over ons 

Open Uw mond en wij zullen spreken, en onze woorden zullen U prijzen: R: Heel ons leven hoort U toe.

Geloofsbelijdenis: (staande)

Ik geloof in Liefde sterker dan de dood.

Ik geloof in Leven, krachtiger dan dit.

Ik verwacht het komen van Jezus, onze Heer,
in glorie, in waarheid, in trouw,  voor altijd.
Amen.

Dankgebeden en Voorbeden

Lieve God van het nieuwe begin, wij danken U, dat U deze wereld telkens weer nieuwe kansen wilt geven, ondanks de mensen die er op leven. Ondanks het doen en laten van mensen die op eigen gewin uit zijn.

Zegen deze wereld, waarvan we houden, omdat U die hebt geschapen, omdat we er aan gewend zijn geraakt, en omdat we er goede herinneringen aan hebben. Zegen deze wereld, tegen alle menselijk onvermogen in. Zo bidden wij:
Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons! (Gezongen) 

Grote God van het uiteindelijk gericht, wij aanbidden U om Uw gerechtigheid, die uitgaat boven alles wat wij kunnen bedenken.
Wij bekennen dat wij met lege handen staan voor Uw troon, als U ons niet weer komt helpen, telkens weer… Daarom smeken wij U om Uw nabijheid in Uw Geest en Haar veelkleurige gaven, opdat wij onze verantwoordelijkheid voor deze wereld en voor elkaar kunnen waarmaken. Zo bidden wij:
Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons! (Gezongen) 

Heilige God, U bent alle lof en aanbidding waar, in hemel en op aarde. Wij willen Uw lof zingen, niet alleen in de kerk, maar in heel ons doen en laten.
Voor al die keren dat we daar niet aan denken, dat we daar niet naar leven, bidden wij U:
Heer onze God, wij bidden U, verhoor ons! (Gezongen) 

God van liefde, groter dan ons begrip, U vragen wij om Uw liefde, dat wij kijken met Uw ogen, dat wij luisteren en spreken, zorgen en getuigen, Uw liefde waardig.
Daarom vragen wij U ook om te zorgen voor onze zieken, voor
en voor allen die wij in de stilte van dit moment voor U noemen…

Stil gebed

Onze Vader in de hemel,
laat Uw naam geheiligd worden,
laat Uw koninkrijk komen 
en Uw wil gedaan worden  op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.



Gemeente staat op

Slotlied: gezang 213: 1, 5 en 6 = Lied 619



Uitzending en Zegen
Ga in de vreugde van de Heer!

Moge God de Vader de Ruimte zijn waarin je leeft, 
Moge God de Zoon de Weg zijn die je gaat,
Moge de Geest het Licht zijn dat je naar de waarheid voert.

A: Amen