Paasfeest 2005 in de Lutherse kerk te Heusden
Medewerkenden:
S : Hanny de Kruijf
A : Herma Haaksema
T : Gé Harmsen
B: Edy ten Berge
O. Hans van Rossum
V. Gea Voerman – van Haselen
Terwijl
de organist een passend koraal speelt komen predikant en kerkenraad
binnen met een lichtje in de Lutherse zwaan. De paaskaars is nog niet
aan.
De paarse antipendia worden weggehaald. Dan zwijgt het orgel.
Als de witte kleden worden neergelegd staat het koor
op en zingt:
Geen graf hield Davids Zoon omkneld, Hij overwon, die sterke Held!
Hij steeg uit ’t graf door ’s Vaders kracht, want Hij is
God, bekleed met
macht.
Nu jaagt de dood geen angst meer aan, want
alles, alles is voldaan;
wie in ’t geloof op Jezus ziet, die vreest voor dood en helle
niet.
Want nu de Heer is opgestaan,
nu vangt het
nieuwe leven aan.
Een leven door Zijn dood bereid, een leven in Zijn heerlijkheid.
De leden van het koor:
Halleluja! De Heer is opgestaan!
Gem: De Heer is waarlijk opgestaan!
Koor 1x, daarna gemeente 1x
Halleluja
uit Taizé.
Intussen wordt de Paaskaars aangestoken.
V: Aan het begin van het Joodse
Paasfeest,
Pesach, vraagt de jongste aanwezige: Waarom is deze avond anders
dan alle andere avonden? Wij
mogen ons
afvragen: Wat maakt deze zondag zo anders dan andere
zondagen?
v. Wij zijn hier, net als andere
zondagen, gekomen
op de roep van God de
Vader, de Zoon
en de Heilige Geest.
Omdat wij geloven dat in alles
onze hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Hem willen we in deze dienst aanbidden en eren,
en Hem willen we belijden dat we tekort schieten,
als mens, als gelovige, als lid van deze gemeente,
én als gemeente van de Heer…
Daarom zingen we biddend:
Lieve
God, we willen U danken dat we hier bijeen
mochten komen op Uw roep,
en we bidden voor allen die deze stem nooit hoorden,
die Uw roep, Uw óproep niet verstaan.
Voor hen, die geen weet hebben van kribbe
en kruis, van genade
en opstanding,
voor hen allen zingen we biddend:
Heer,
om Uw Liefde
tot op het kruis, tot in
de dood,
durven we U naderen met onze angsten en zorgen.
Wij leggen ze hier voor U neer, in het vertrouwen
dat U wel zult weten wat er
mee moet gebeuren;
in het vertrouwen dat U kunt
helen
en genezen
waar wij tekort schoten, en wat ons onmogelijk
lijkt.
In dat vertrouwen bidden en zingen we:
Amen.
En zo lief had God deze wereld, dat
Hij Zijn eniggeboren
Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft
aan het verderf ontkomt, en eeuwig
leven
hebben mag!
Ons Introïtuslied heeft een bekende melodie: Bortnianski’s Ich bete an der Macht der Liebe, daarmee begroeten we deze feestelijke dag.
Laten
we de Heer aanroepen
om ontferming met de nood van deze wereld,
Maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid
geen einde komt!
Zondagsgebed
Goede
God,
In het licht van Uw Opstanding krijgt ons leven,
deze wereld, een nieuwe glans.
Wij danken en aanbidden U daarvoor,
door Jezus Christus, onze Heer.
Amen.
Lezing Oude Testament
Exodus
14: 9-14.
Een deel van het verhaal van de uittocht van Israël
uit Egypte. Dat ging niet zonder slag of stoot... We lezen:
9.
Egypte zat de Israelieten achterna, en haalde ze in,
toen
ze net bezig waren hun kamp op te slaan aan de rand van de zee,
heel
de ruiterij van Farao, ja, diens ruiters en stoottroepen,
onder bevel van de adel . Dat was
op de hoogte van Tyfonstad (Baal Tsifoon)
10.
Farao kwam dichterbij, en de Israëlieten keken en
hé, daar had
je Egypte, dat achter hen de tentpinnen
al loshaalde!
Ze werden verschrikkelijk bang, de Israëlieten, ja ze riepen het
uit naar de
Aanwezige: ‘HELP!!!’
11.
Maar tegen Mozes zeiden ze: Waren er in Egypte soms niet genoeg
graven, dat je ons meegesleept hebt, de woestijn in, om er te sterven?
Waarom heb je ons dat aangedaan,
dat je ons
uit Egypte gehaald hebt...
12. Hebben we je in Egypte al niet gezegd: Laat ons met rust,
we dienen
de Egyptenaren wel, want we dienen Egypte liever, dan dat we sterven
in
de woestijn.
13. Maar Mozes zei tegen het volk:
Wees niet
bang, sta vast, en zie
de redding
van de Aanwezige, die Hij jullie nú brengt; want de Egyptenaren,
die jullie nú
zien, zullen jullie in het vervolg nooit meer zien.
14. De Aanwezige voert jullie
oorlog, en jullie
kunnen je maar beter rustig houden.
En we weten
hoe het afloopt: De Egyptenaren worden verzwolgen door het water
van de Schelfzee, terwijl de Israëlieten er net doorheen zijn
gekomen.
We
zingen de lofzang van Mirjam en Maria, en van heel de gemeente
Gods…
= Magnificat Bortniansky
Epistellezing:
Colosse 3: 1 – 4.
Jezus heeft op het kruis onze zonden gedragen. Die zijn
met Hem gestorven. Ons oude ik is met Hem gestorven, als het goed is.
En wie
werkelijk in Hem gelooft, wie leven wil zoals Hij, die is met Hem
opgewekt in
een nieuwe manier van leven.
Dat bedoelt Paulus als hij schrijft: 21
3: 1 stel dan dat jullie met Christus méé opgewekt zijn, streef
dan ook
naar het hogere, waar Christus gezeten is aan de rechterhand
van God.
2. Houd je bezig met het hogere, niet met wat op aarde
is.
3.
Jullie zijn immers afgestorven (aan het oude leven) en jullie leven is
met Christus in God geborgen.
4.
Wanneer Christus - die jullie leven is - verschijnt, dan zullen
ook jullie met Hem verschijnen in heerlijkheid.
Psalmwoord: Dit is de dag
die de Heer heeft gemaakt, laten wij juichen en ons verheugen!
Halleluja!
Het
koor zingt nu een bewerking van Standing by. Vertaling:
Gerry Smit.
Misschien
hoorde Maria
Magdalena zoiets in de stem van Jezus toen Hij haar bij haar naam
noemde, zoals
we zullen horen in
het Heilig Evangelie dat staat geschreven bij: Jophannes 20: 1–18
Op
de dag van de kruisiging is de Heer nog in allerijl begraven. Daarna
kwam
de Sabbat, waarop je niets doen mocht aan werk. Dan gaat het verhaal
verder.
1. Op de eerste dag van de week gaat Maria Magdalena
‘s morgens vroeg,
als het nog duister is, naar het graf, en ze ziet dat de steen is
weggehaald uit
het graf.
2. Dus zet ze het op een lopen, en
ze gaat
naar Simon Petrus, en naar de andere leerling, waar Jezus zo veel van
hield, en
ze zegt tegen hen:
‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald!!! En we weten niet
waar ze Hem
hebben neergelegd!’
3. Toen ging Petrus weg, en de andere leerling, en ze gingen
naar het
graf.
4. De hele tijd liepen ze even hard, maar de andere leerling begon
vlugger te
lopen dan Petrus, hij kwam hem voor, en kwam als eerste
bij het graf.
5. Zich voorover buigend ziet hij de linnen doeken liggen. -
Maar hij ging niet naar binnen. -
6. Dan komt ook Simon Petrus achter hem aan, en die ging het graf
binnen, en hij
ziet de linnen doeken liggen....
7. En de kleine doek die om Zijn hoofd had gezeten (zag hij) niet
tussen de
linnen doeken liggen, maar apart opgerold - op één plaats.
8. Toen ging hij inderdaad naar binnen, en de andere leerling, die
eerst bij het
graf aangekomen was, ook, en ze zagen (het) en ze geloofden.
9. Want ze hadden nog geen kennis van het schriftwoord dat Hij uit de
dood zou
moeten opstaan.
10. Toen gingen ze weer naar huis, de leerlingen.
11. Maar Maria had buiten bij het graf staan huilen.
Toen ze zo aan het huilen was, boog ze zich naar het graf toe,
12. en (daar) ziet ze twee engelen in het wit zitten, een aan
het
hoofdeind en een bij het voeteneind, vanwaar het lichaam van
Jezus had
gelegen.
13. En die zeggen tegen haar: ‘Mevrouw, waarom huilt U?’
Ze zegt tegen hen: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald, en ik weet
niet waar ze
Hem hebben neergelegd!’
14. En nog terwijl ze dat zegt, draait ze zich om naar
achteren, en ze
ziet Jezus staan, - maar ze wist niet dat het Jezus was! -
15.(Dan) zegt Jezus tegen haar: “Mevrouw, waarom huilt U? Wie
zoekt U?”
Zij zegt tegen Hem, in de mening dat Hij de opzichter is van de
tuin: ‘Mijnheer,
als U Hem hebt, zeg me dan waar U Hem neergelegd hebt, en dan haal ik
Hem
zelf!’
16. Zegt Jezus tegen haar: “Maria!”
Terwijl ze zich omdraait zegt ze in het Hebreeuws tegen Hem: ‘Rabbouni!’
(Dat wil zeggen: leraar / meester.)
17. Zegt Jezus tegen haar: “Je moet me niet aanraken, want Ik ben
nog niet
opgegaan naar de Vader.
Ga heen naar mijn broeders en zeg tegen hen: “Ik ga op naar Mijn
Vader en
jullie Vader, (naar) Mijn God en jullie God.”
18. Zo komt Maria Magdalena de leerlingen berichten:
‘Ik heb de Heer gezien!’ En dat Hij dit en dat tegen haar
gezegd had....
Zalig die het woord van God horen -
en er gehoor aan geven!
Credo:
Gezang
199 = Lied 762
Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE
VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS
CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve mensen, mensen in de kring rond Jezus, mensen in de kring rond
God…
Wat maakt deze zondag anders dan alle andere zondagen?
Een eenvoudige vraag.
En het antwoord is vandaag net zo eenvoudig als dat van
de Joodse
vader, die het verhaal van de redding uit Egypte
vertelt. We
waren slaven, en daar waren we niet voor geboren. Geen mens, trouwens.
Maar op een dag hóórde de God van onze vader Abraham
het klagen
van Zijn volk…
Het was naar Egypte gestuurd om er veilig
te
zijn, maar het huis van redding
werd, hun ondergang
toen ze er te lang bleven …
We kunnen ons voorstellen hoe ook Jezus
dit verhaal heeft verteld, op die avond, waarop Hij voor het laatst
het feest van de uittocht vierde.
En hoe Hij daar moed uit geput
zal hebben,
omdat het een verhaal is van Gods grote
daden,
héél de geschiedenis van Israël
door, heel
de geschiedenis van de mensheid door. Ook Zijn
geschiedenis.
Hij, Jezus, stond op het punt Zelf geschiedenis te gaan
schrijven, en het
samen her-beleven van de uittocht, zal Hem de moed
gegeven hebben voor Zijn doortocht door de zee
van pijn en moeite
die voor Hem lag.
Alleen was de uitkomst anders dan toen bij de Schelfzee.
Hij zou ten onder
gaan dit keer, niet zij die Hem vervolgden. En alleen
door te vertrouwen
dat God, Zijn Vader, Hem door de
dood heen
zou kunnen redden, kon Hij verder.
De afgelopen dagen hebben we in beeld en woord en muziek deel kunnen
hebben aan
Zijn lijden en Zijn strijd, die ons verlossing hebben bereid.
Maar voor de omstanders, voor de leerlingen,
voor de vrienden en vriendinnen, voor allen die in Hem
geloofden, waren
het zwarte dagen.
De vrouwen missen Hem. Heel primair. En ze doen wat ze kunnen.
Ze willen het lichaam nog gaan verzorgen ookis het noodgedwongen na een
paar
dagen, vertellen de andere evangelisten.
Johannes noemt alleen maar Maria
Magdalena,
die in haar ontreddering bij hem en Petrus aanklopt: Ze was bij het
graf, maar
ze hebben Hem weggehaald, en nu hebben we helemaal geen idee waar Hij
is!
Petrus en Johannes gaan kijken.
Johannes ziet de doeken, keurig opgevouwen, zeker geen grafroof! en hij
gelooft.
Maria Magdalena verdrinkt in haar verdriet,
en daardoor ziet ze niet
Wie ze ziet, ze ziet alleen
wie en wat
ze verwacht.
Totdat de Heer haar Zelf
aanspreekt, met name noemt: Maria.
Met die speciale intonatie, die ze herkent.
Er is niemand die je naam uitspreekt zoals de Liefste.
En dàn breekt ze door haar
cocon van verdriet
héén en stapt in de levenstuin
van vreugde en
toekomst.
Ook wij zien vaak alleen
maar wat we verwachten te zien. Wat we denken aan te
kunnen.
Maar deze eerste dag van de nieuwe week, deze eerste dag van de
nieuwe Schepping,
is álles mogelijk.
Gods grote daden slaan nu niet paard en ruiter, die het
onheil
brengen, maar dood en verdoemenis zèlf
neer.
De eerste dag van de nieuwe week, de eerste dag van ons
nieuwe
leven in deze andere werkelijkheid,
is
meteen een feestdag geworden. Een dag van geloven
en vertrouwen, een dag van getuigen
en lofzingen,
een dag die moed geeft om verder te gaan.
Verder te gaan met je hand in Gods
hand.
Verder te gaan in het vertrouwen
dat er leven
is na de dood van dit lichaam… verder te gaan in het
vertrouwen dat ook
in de diepste duisternis, in de grootste pijn en
problemen, God
er voor ons wil zijn, zoals Jezus dat
verwachtte… waar
maakte…
Verder te gaan met de moed om tegen alle uiterlijke
verwachtingspatronen ín, Gods grote
daden te
zien in allerlei dingen die ons overkomen, en
er van te getuigen.
De zondag, de eerste dag van de week, is een feestdag geworden.
Elke zondag vieren we Paasfeest,
elke zondag steken we de paaskaars aan als stille getuige dat
Jezus
leeft, en wij met Hem.
Om daar moed uit te putten.
Om die moed uit te delen aan anderen.
Om die vreugde te delen met anderen.
Die zondag, die vrije dag, is er om aan de slag te gaan
met deze
boodschap: Jezus leeft!
Hij was dood, Hij is begraven, Hij is weer opgestaan als een nieuwe
schepping,
een belofte voor de toekomst van alle mensen die het willen
geloven.
Hij is gezien door velen.
Niet alleen door Maria Magdalena en de kring van de leerlingen,
die
avond.
Ook Thomas heeft Hem gezien, en aangeraakt.
Hij heeft met hen allen gegeten.
Wij hier zitten met Hem aan tafel,
wanneer we Zijn dood en opstanding mee beleven, en even aanzitten
in het Hemelrijk. Uit die
werkelijkheid leven we.
In die genade bestaan
we.
In die vreugde raakt God ons aan.
Hier en nu.
Ons allemaal: kinderen van Zijn
liefde.
Een nieuwe Schepping.
Een bron van vreugde voor heel
deze wereld.
In verbondenheid met Jezus,
de Opgestane, de Levende.
Amen.
Gezang 215.
=
Lied 624 Koor vers 1,2 gemeente vers 3
Afkondigingen.
Collecte
– tijdens de collecte
zingt het koor: gezang 200 = Lied 621
Gebed over de gaven
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bijelkaar
hebben
gebracht, zodat het is tot
eer van Uw Naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt,
door Jezus Christus, onze Heer. Amen
Wij
zingen samen: gezang 212 Halleluja, de blijde toon, halleluja, wordt nu
gezongen, zoet en schoon, halleluja!
a m v a m v a a
Voorbeden
Laten
we danken en bidden:
Lieve God, Heer en Vader,
Wij danken U voor Uw Liefde, die zo groot was,
dat U Uw eigen Zoon, Uw eigen toekomst, voor ons op het spel
zette…
Wij danken U voor Hem, en voor alle mensen,
die niet hangen aan hun eigen leven,
maar die zich inzetten voor kwetsbare mensen,
die vaak niet weten waar ze het moeten zoeken.
Die vermorzeld dreigen te raken onder het geweld van deze maatschappij,
dat als
paarden en ruiters op hen afdendert,
en bang maakt.
Leer ons vast te houden aan Uw beloften,
aan Uw liefde,
zodat we als nieuwe mensen leven,
met de voeten op de aarde, en de harten in de hemel,
en een bron van vreugde kunnen zijn voor de mensen om ons heen.
Wij bidden voor ons als gemeente,
en dan bidden wij vooral ook voor hen die hier vandaag niet zijn,
we missen hen, al zijn we met hen verbonden in U.
In het bijzonder bidden we voor onze lieve Ada de Haan, die in het
ziekenhuis
ligt, na een nare val.
Wilt U haar hand vast houden, wil op de rand van haar bed zitten en
haar gerust
stellen. Maak haar – als het kan – helemaal beter, we
kunnen haar zo slecht
missen!
Voor haar, voor alle zieken, verweg en dichtbij bidden we om
herschepping van
lichaam en ziel, en met hen allen willen we Uw Naam loven en U bidden
zoals
Jezus Zelf ons leerde:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven
En leid ons niet in verzoeking
Maar verlos ons van het kwade
Slotlied:
Gezang 426: 1 en 5 = Lied 903
tot ik U na deze tijd
liefheb in der eeuwigheid.
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ U
zij de glorie.
Zegen:
De gemeenschap met God,
met alle heiligen en elkaar
vervulle Uw harten
en gedachten, Uw doen en laten,
Uw bidden en danken.
Van nu aan tot in alle eeuwigheid.
Wees dan zo gezegend
in de Naam van de Vader
en de Zoon die leeft
en van de Heilige Geest.
Amen!
Na afloop koffie drinken bij de familie Hilwig!
Iedereen een heel gezegende Paastijd!