klik hier voor de (voor)vorige dienst...
Paasdienst
in de Lutherse kerk te Winschoten: 11 april 2004. Organiste (en solozang) Ingrid
Noack.
Het Paasgedicht wordt gelezen...
Intussen komen voorganger en kerkeraad binnen met de paaskaars.
Die wordt op zijn plaats gezet, maar nog niet ontstoken.
Paasgedicht.
In het doodspunt van de tijd,
in de donkerste der nachten,
dieptepunt van antimachten,
grondverloren elk verwachten,
werd het Pasen, nieuwe tijd,
nieuwe toekomst, wonderwijd.
In dit morgenlijk begin
in dit heden van Gods dromen
- leven aan de dood ontkomen –
ingeplant en opgenomen
gaan wij vol verwondering,
nieuwe mens, de toekomst in.
Inge Lievaart. Verzamelde Gedichten.
De
Paaskaars wordt aangestoken.
Gebed over de Paaskaars:
Goede God, U die het licht in het duister
wilt zijn,
U, die als eerste het licht hebt geroepen, en het was er,
U bidden we, dat deze kaars voor ons ook dit
jaar weer
het teken mag zijn van Uw overwinning op
dood en kwaad, teken van Uw grote macht
en Uw liefde,
die al onze problemen te boven gaan.
Mogen wij gelovig vertrouwen, wanneer hier
het licht brandt, dat Jezus is verrezen,
en leeft.
Nu en tot in eeuwigheid.
Amen. Licht
van Christus!
Hemmo neemt het licht van de Paaskaars, en steekt met een klein kaarsje
de lichtjes aan van de mensen die aan de kant zitten. Die geven het licht
weer door.
Het licht der wereld is ontstoken.
Het heeft het duister overwonnen.
De Heer is opgestaan.
De Heer is waarlijk opgestaan.
Xpucmos
bockrec
Xpucmoc boucmuHy bockrec
Le
Seigneur est ressuscité !
Il est vraiment ressuscité.
The
Lord is risen!
He is really risen indeed!
Der
Herr ist auferstanden!
Er ist wahrhaft auferstanden!
¡El Señor
resucitó!
Verdaderamente resucitó!
Surrexit
Dominus!
Surrexit Dominus vere
De Heer
is opgestaan!
De Heer is waarlijk opgestaan!
Wij zijn hier aanwezig
in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Grote God, wij aanbidden Uw Naam,
wij zegenen Uw aanwezigheid hier,
en wij vragen Uw zegen,
over allen die, waar ook ter wereld,
bijeenkomen om Uw goedheid te loven.
Goede God, wij vertrouwen op Uw Woord,
daarom zijn wij hierheen gekomen.
Wij bidden U voor allen die daar toe niet in staat zijn.
Lieve God, Uw genade is groter dan ons tekortschieten.
Daarop vertrouwen wij, als wij vragen om vergeving,
als wij U vragen om al wat ons aan zorgen en vragen,
aan verdriet en onrust aankleeft, van ons weg te nemen,
opdat wij U in alle vrijheid als Uw kinderen kunnen aanbidden.
Zo lief had God deze wereld, dat Hij
Zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf
ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!
Als wij geboren worden knijpen wij onze ogen dicht om het plotselinge licht, we
zijn er niet aan gewend, maar we leren er mee leven, we leren er van genieten.
Zo gaat het ook met ons, en uiteindelijk kunnen we van harte zingen:
psalm
27: 1, 7
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld, maar laten
wij dan ook Zijn naam prijzen, omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt.
Zondagsgebed
Lieve God, machtige God, grote God, heilige God,
U, die de dood hebt overwonnen in Uw
lieve Zoon,
U willen we aanbidden en loven, verheerlijken en zingen, want
niemand is als U.
Neem alle rouw uit ons weg, en
maak ons een open weg voor alle vreugde,
opdat wij feest mogen vieren met U en om U, door Jezus
Christus, onze Heer. Amen.
Lezing Oude Testament Zacharia
8: 4 - 8.
Een jaar of achttien is het na de terugkeer van het volk uit de Babylonische
ballingschap.
Men is nog bezig met het herbouwen van Jeruzalem, en
de tempel, maar het schiet niet echt op. De Aanwezige echter, de God van het
volk, steekt ze door Zacharia, met verschillende orakels een hart onder de riem,
zoals we hier horen:
4: Zo spreekt de Aanwezige, de Vervaarlijke:
Er zullen weer oude mannen en vrouwen zitten op de pleinen van Jeruzalem, ieder
met een stok in de hand vanwege de ouderdom....
5 En de pleinen der stad zullen vol jongens en meisjes zijn, die daar aan
het spelen zijn, op haar pleinen.
6 Zo spreekt de Aanwezige, de Vervaarlijke: Stel dat dit in de ogen van de rest
van dit volk in die dagen onvoorstelbaar zou zijn, zou het dan ook in Mijn ogen
onvoorstelbaar moeten zijn? zo heeft de Aanwezige, de Vervaarlijke, het
letterlijk gezegd.
7 Zo spreekt de Aanwezige, de Vervaarlijke: Let op Mij! Ik ben al bezig Mijn
volk te redden uit het land waar de zon opgaat en waar de zon ondergaat.
8 Ja, Ik breng ze binnen, ze zullen binnen Jeruzalem wonen, en zij zullen Mijn
volk zijn en Ik zal hun God zijn, trouw en betrouwbaar....
Laten we over die trouw en betrouwbaarheid zingen. U neemt de dikgedrukte
coupletten. Het tweede vind ik nog altijd het mooiste van het hele liedboek! Het
is van Willem Barnard. 223 = Lied 650
Epistel .Colossos
3: 1 - 4.
Jezus heeft op het kruis onze zonden gedragen. Die
zijn met Hem gestorven. Ons oude ik is met Hem gestorven, als het goed is. En
wie werkelijk in Hem gelooft, wie leven wil zoals Hij, die is met Hem opgewekt
in een nieuwe manier van leven.
Dat bedoelt Paulus als hij schrijft:
1. Stel dan dat jullie met Christus méé
opgewekt zijn, streef dan ook naar het hogere, waar Christus gezeten is and
rechterhand van God.
2. Houd je bezig met het hogere, niet met wat op
aarde is.
3. Jullie zijn immers afgestorven (aan het oude leven) en jullie leven is met
Christus in God geborgen.
4. Wanneer Christus - die jullie leven is - verschijnt, dan zullen ook
jullie met Hem verschijnen in heerlijkheid.
Psalmwoord .Halleluja!
Dit is de dag, die de Heer gemaakt heeft; laten wij juichen en ons daarover
verheugen..
HALLELUJA!
A:Heerlijk
verschenen is de dag... Lied 621 vers 1
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: .Johannes
20: 1 - 18.
Op de dag van de kruisiging is de Heer nog in allerijl begraven. Daarna kwam
de Sabbat, waarop je niets doen mocht aan werk. Dan gaat het verhaal verder.
1. Op de eerste dag van de week gaat Maria Magdalena ‘s morgens vroeg, als
het nog duister is, naar het graf, en ze ziet dat de steen is weggehaald uit het
graf.
A: Vers 2
2. Dus zet ze het op een lopen, en ze gaat naar
Simon Petrus, en naar de andere leerling, waar Jezus zo veel van hield, en ze
zegt tegen hen:
‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald!!! En we weten niet waar ze Hem
hebben neergelegd.!’
3. Toen ging Petrus weg, en de andere leerling, en ze gingen naar het
graf.
4. De hele tijd liepen ze even hard, maar de andere leerling begon vlugger te
lopen dan Petrus, hij kwam hem voor, en kwam als eerste bij het graf.
5. Zich voorover buigend ziet hij de linnen doeken liggen. - Maar hij ging niet
naar binnen. -
6. Dan komt ook Simon Petrus achter hem aan, en die ging het graf binnen, en hij
ziet de linnen doeken liggen....
7. En de kleine doek die om Zijn hoofd had gezeten (zag hij) niet tussen de
linnen doeken liggen, maar apart opgerold - op één plaats.
8. Toen ging hij inderdaad naar binnen, en de andere leerling, die eerst bij het
graf aangekomen was, ook, en ze zagen (het) en ze geloofden.
9. Want ze hadden nog geen kennis van het schriftwoord dat Hij uit de dood zou
moeten opstaan.
10. Toen gingen ze weer naar huis, de leerlingen.
Vers 3
11. Maar Maria had buiten bij het graf staan huilen.
Toen ze zo aan het huilen was, boog ze zich naar het graf toe,
12. en (daar) ziet ze twee engelen in het wit zitten, een aan het hoofdeind en
een bij het voeteneind, vanwaar het lichaam van Jezus had gelegen.
13. En die zeggen tegen haar: ‘Mevrouw, waarom huilt U?’
Ze zegt tegen hen: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald, en ik weet niet waar ze
Hem hebben neergelegd!’
14. En terwijl ze dan nog zegt, draait ze zich om
naar achteren, en ze ziet Jezus staan, - maar ze wist niet dat het Jezus was! -
15. Zegt Jezus tegen haar: “Mevrouw, waarom huilt U?
Wie zoekt U?”
Zij zegt tegen Hem, in de mening dat Hij de opzichter is van de tuin:
‘Mijnheer, als U Hem hebt, zeg me dan waar U Hem neergelegd hebt, en dan haal
ik Hem!’
16. Zegt Jezus tegen haar: “Maria!”
Terwijl ze zich omdraait zegt ze in het Hebreeuws tegen Hem: ‘Rabbouni!’
(Dat wil zeggen: leraar / meester.)
Vers 4
17. Zegt Jezus tegen haar: “Je moet me niet aanraken, want Ik ben nog niet
opgegaan naar de Vader. Ga heen naar mijn broeders en zeg tegen hen: “Ik ga op
naar Mijn Vader en jullie Vader, (naar) Mijn God en jullie God.”
18. Zo komt Maria Magdalena de leerlingen berichten:
‘Ik heb de Heer gezien!’ En dat Hij dit en dat tegen haar gezegd had....
Zalig die het woord van God horen en er gehoor aan geven!
Vers 5
Credo:
Ik geloof in God de Vader, de Almachtige,
Schepper van hemel en aarde,
en in Jezus
Christus, Gods eniggeboren zoon, onze Heer,
die ontvangen is van de Heilige Geest,
geboren uit de maagd Maria,
die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
is gekruisigd,
gestorven en begraven, nedergedaald ter helle,
ten derde dage opgestaan uit de dood,
opgevaren ten hemel
waar hij zit aan de rechterhand van God,
de almachtige Vader
vanwaar Hij komen zal om te oordelen:
de levenden en de doden.
Ik geloof in de Heilige
Geest.
Een heilige, christelijke kerk:
de gemeente der heiligen
vergeving van zonden,
opstanding van het lichaam, en een eeuwig leven.
Amen.
Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD
ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS,
ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve mensen, mensen waar God zo veel van hield, dat het Goede Vrijdag werd, én
Pasen...
Er zijn dingen, die houd je niet voor mogelijk.
Soms zit je in een moeilijke situatie, en je ziet geen oplossing. Geen andere
oplossing dan de dood, en ook dat is geen wezenlijke oplossing.
Soms ben je zo wanhopig of verdrietig, dat je je niet kunt voorstellen, dat het
ooit nog overgaat.
Soms is het leven zo uitzichtloos, omdat niemand tot actie overgaat, omdat het
lijkt alsof er nooit iets gebeurt, terwijl er van allerlei zou moeten
veranderen.
Ach, soms hebben we allemaal wel van die perioden in ons leven, waarin we geen
idee hebben hoe we er uit moeten komen.
En als dan iemand komt zeggen: wees maar gerust, het komt allemaal goed, dan
denk je: je weet niet waar je het over hebt. Dit kàn helemaal niet meer
veranderen...
Dan mogen we ons optrekken aan de bijbel, waarin ons telkens weer getoond wordt,
in beelden en met feiten, dat bij God alles kan.
Dat bij God alles mogelijk is.
Zo mooi, vind ik dat, waar in Zacharia 8:6 God laat zeggen: en als het volk nu
denkt dat het onmogelijk is, zou Ik het daarom onmogelijk moeten vinden?
Let wel: het is God, als Vervaarlijke, die spreekt. Gevaarlijk machtig, machtig
gevaarlijk voor zijn tegenstanders, en voor niemand en voor niets bang.
Hij ís al bezig met de redding, ook als niemand het ziet, ook als de doelgroep
nog in zak en as zit.
Vaak kunnen onze zorgen en ons verdriet het ons onmogelijk maken verder te
kijken dan onze tranen lang zijn.
Daar heeft God geen last van. Hij is trouw en betrouwbaar.
...
Woorden die we natuurlijk enthousiast herhalen.
Dat hebben we zo geleerd, en het is vast zo.
Alleen... wanneer het er op aan komt, dan vergeten we dat vaak. Dan weegt onze
zorg, ons verdriet, zwaarder dan zo’n zin die in ons hoofd zit, maar daarmee
nog niet in ons hart. Pas als je het echt zelf ervaren hebt, pas dàn kun je er
iets mee.
Wie iemand heeft verloren aan het leven of aan de dood, kan daar over mee
spreken.
Simon Petrus en Johannes, hebben evenmin als Maria gedacht aan de mogelijkheid
dat de Heer écht op zou staan uit de dood. Na de kruisiging kwam dat niet meer
in ze op. Het wonderlijke is dat de tegenstanders van de Heer er wel aan denken,
horen we in andere evangeliën. Maar dat ter zijde.
Er staat dan ook: Want ze hadden nog geen kennis van het schriftwoord dat Hij
uit de dood zou moeten opstaan. Dat wil zeggen: tot dan toe kenden ze de woorden
wel, maar de betekenis, die kenden ze nog niet. Maar toen ze zagen dat het
lichaam van de Heer verdwenen was, en – niet onbelangrijk détail – dat de
doek die het hoofd had bedekt op een plekje terzijde lag, toen begrepen ze dat
het waar moest zijn. Toen zagen ze het ín. Eigenlijk hadden ze al die tijd dat
de Heer had gesproken over Zijn dood en opstanding die woorden van binnen
weggestopt, waren ze er voor weggelopen, hadden ze ze in wezen van binnen
ontkend, zoals wij mensen doen, als we een situatie niet aan kunnen.
Eigenlijk hadden ze het niet kunnen geloven.
En toen Jezus gestorven was, toen hebben ze niet gedacht: de ene helft van wat
Hij heeft aangekondigd is uitgekomen, dan komt de rest ook wel uit, néé: de
opstanding uit de dood lag zo ver van hen weg, dat ze het niet kónden – en
misschien niet wilden en durfden geloven.
Uit hun bijbelse geschiedenis wisten ze wel dat het kón, en ze hadden de
jongeling van Naim meegemaakt, en Lazarus, maar daar was de Heer zelf nog
actief! En als je dood bent, dan kun je niets meer... zo rommelde het diep in
hun binnenste.
Dat God ook zónder Jezus nog wel tot het een en ander in staat zou zijn, dat
vergaten ze maar in hun wanhoop en angst.
...
Even terugkomen op die doek.
Stel je voor dat het lijk was geroofd, of was weggehaald door derden, dan zouden
die zeker niet de doek van het hoofd hebben gehaald.
Het lichaam zou in die omstandigheden, naar te verwachten was, al ontbinden, en
dat zijn dingen die je liever niet bekijkt, als het niet nodig is.
Bovendien ga je zo’n doek dan niet netjes oprollen. Nee, het is duidelijk dat
hier geen geweld is gepleegd, dat het lijk van de Heer niet is weggehaald door
vreemden. Het is vaak zo’n klein détail dat ons overtuigen kan van iets
groots. En ze geloven.
En ze gaan naar huis, want bij een leeg graf heb je niets meer te zoeken.
Maria had van dat alles niets gezien, want haar blik was vertroebeld door haar
tranen. Daardoor had ze ook niet opgemerkt wat de leerlingen hadden gezien.
Gebukt onder haar verdriet kijkt ze op, en dan ziet ze twee engelen in het wit
zitten.
Misschien omdat vrouwen in het algemeen emotioneler reageren, dan mannen, heeft
ze meer aanwijzingen nodig dan de leerlingen dat het zo somber niet is als het
lijkt.
Een van de figuren in het graf vraagt haar beleefd: Mevrouw, waarom huilt U?
Alsof hij het de Heer, die opeens achter haar staat, voor zegt. Want Deze
herhaalt de vraag.
Mevrouw, waarom hult U? Wie zoekt U?
Kennelijk hebben degenen die de vraag stellen groot respect voor het verdriet
van Maria.
Ze schenken haar de ruimte en de rust om haar verhaal te vertellen. Ook nu heeft
ze nog geen oog voor de wonderen om haar heen: ze kijkt niet wezenlijk naar de
Heer, denkt dat Hij de tuinman is, en begint haar verhaal af te steken. Tot er
één woord klinkt: God roept haar bij haar naam.
Maria!
Maria. Dwarsligster. Maar ook: Bitter verdriet.
Jezus herkent haar voor wie ze is.
En op Zijn woord weet ze zich gekend, herkend, en dan kent ze haar Heer ook
weer.
Mijn Meester!
En als ze dat zo uitroept, mijn Meester, dan bouwt ze de relatie weer op,
die ze als verbroken beschouwde.
Jezus is dus weer, en nog steeds, dwars door de dood héén, haar meester.
Natuurlijk wil ze Hem aanraken, maar dat kan nog niet. De Heer, die door het
dodenrijk is gegaan om ook daar het Evangelie van Gods liefde te prediken, en
die de poorten van de hel geopend heeft, zodat het kwaad geen plek meer heeft om
zich terug te trekken, de Heer moet eerst terug naar de Hemel om van die
omhelzing van dood en kwaad te genezen. Pas daarna kan Hij weer met ons omgaan.
Later die dag zal dat gebeuren, maar nu gaat Maria vol durf en vreugde naar de
andere leerlingen toe en vertelt ze dat het onmogelijke waar is, omdat ze het
zelf heeft gezien.
Niet omdat ze heeft begrepen dat het wel waar moest zijn, zoals het geval was
met Johannes en Petrus, maar omdat ze met haar hart én met haar ogen het wonder
van de opstanding heeft beleefd.
Ze is er vol van, en vertelt het telkens weer.
En wij, hier, wij vertellen het nog steeds door.
Die avond laat de Heer zich zien aan bijna al zijn dierbare vrienden. En een
week later moet Thomas Hem zelfs aanraken, om zeker te weten, dat Hij het
werkelijk is.
Zo belangrijk vindt God het om door ons verdriet en ons schild van
onmogelijkheden heen te breken! Zo bijzonder lief heeft God ieder mens.
U, jou, mij, ons allemaal. En al die anderen.
Al die mensen die het leven niet meer zien zitten, als die mensen, die er niets
van merken dat er meer is tussen hemel en aarde dan wat je ogen zien op de TV...
al die mensen, die zich alleen gelaten voelen door hun omgeving, door hun
liefste, door hun kinderen of hun ouders, door God zelf... Al die mensen zijn
voor God even belangrijk en even waardevol als Zijn eigen, Zijn geliefde Zoon
Jezus. En op allerlei manieren, manieren die bij ons passen, roept Hij ons
wakker uit ons leven van alle dag. Uit de verveling, uit de drukte, uit het
zelfbeklag, uit de angst, uit het verdriet... uit alles, dat ons verhindert om
te zien dat we omgeven zijn door liefde, liefde, tot voorbij de dood. Liefde
door de dood heen.
Ook voorbij onze dood. Ook door onze dood heen.
Ook daar wacht en volgt ons die oneindige liefde.
Dat is feest.
Dat is genade.
Dat is glanzen en blij zijn.
En dan wordt het tijd voor een nieuwe fase.
Want áls we dan net als Christus uit die dodelijke omarming worden opgewekt van
wat ons neerdrukte, dan moet het roer ook radicaal om!
We kunnen niet blijven wachten tot God alles voor ons oplost: nu is het aan ons.
Streef dan ook naar het hogere, schrijft Paulus. Kijk naar God, en niet naar de
TV, - ik vertaal het maar even naar het hier en nu – houd je bezig met de
dingen die wezenlijk zijn, en niet met de dingen die je vastbinden aan het
vergankelijke, daar zijn we te goed voor geworden, als je snapt wat ik bedoel.
Ons leven is met dat van Christus geborgen in God.
Dat ís nogal wat.
Dat biedt heel veel.
Het vraagt ook veel van ons.
Maar, mijn God, wat zal het geweldig zijn als Jezus terug komt! Vanmiddag
misschien of morgen, of over een eeuw of twee, we weten het niet. Maar het kàn
elk ogenblijk gebeuren.
Geloof het maar. God zegt het toch?
Als Christus ons leven is, dan zullen we delen in Zijn Heerlijkheid.
O! Als Hij vanmiddag nog mocht komen!
Amen.
A:
Licht
moge stralen in de duisternis, nieuwe vrede dalen, waar geen hoop meer is.
Geef ons dan te leven in het nieuwe licht, wil het woord ons geven, dat hier
vrede sticht:
U zijn de glorie, opgestane Heer, U zij de victorie, nu en immermeer....
Gods
liefde is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
wij kunnen daarin delen:
dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
geld en geduld;
nu kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin,
in de collecte
Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang
.208: 1 - 3.
Maar nu is er eerst de Collecte
Gebed over de gaven
Lieve God, U geeft Uzelf aan ons.
Wij bieden U ons eigen leven aan.
Neem het, zoals u ons geld aanneemt.
Dat het dienstig mag zijn voor u,
in de Geest van Jezus - die ons voorging.
Amen.
Lied
617 : 1 - 3
Laten we danken en bidden:
Heer, wij danken U voor Uw liefde, een liefde die groot genoeg was voor heel de
wereld. Een liefde die alle mensen omvat, ook de mensen waar wij moeite mee
hebben.
Gelukkig maar, want waar ons geloof en onze liefde te klein zijn, daar zijn de
Uwe nog, en daar drijft de wereld op.
O God, dat we het mogen weten, dank U wel.
Dat U ons telkens weer wakker roept, wakker schudt, dank U wel. We hebben het zo
nodig, maar dat weet U beter dan wij.
Houd ons scherp, met Uw Heilige Geest en al Haar gaven, opdat het offer van Uw
lieve Zoon niet voor niets is.
Laten ook wij niet vastzitten aan het hier en nu, aan dit leven, deze
omstandigheden, maar help ons naar U toe te leven, naar U toe te groeien, en zo
het onvoorstelbare waar te maken: dat ook wij, gewone mensen, koningskinderen
zijn, bestemd voor hoger heerlijkheid.
Leid ons dan op die weg door Uw Geest en al Haar gaven.
De Geest die Jezus de moed, de liefde, de kracht gaf om in alle nederigheid het
kruis op Zich te nemen, en Uw wil te doen.
Om lief te hebben, wie Hem bespotten en kapot maakten.
In deze wereld is die Geest zo nodig , Heer, zo nodig!
Voor alle slachtoffers van het leven willen we bidden.
Voor de slachtoffers van haat en machtswellust, van angst en woede, van honger
en verdriet.
Voor de gegijzelden in Iran, voor hen die op de vlucht sloegen voor het geweld
in Ruanda, die er nog steeds niet van kunnen slapen. Voor hen die het geweld
begingen willen we ook bidden. Want voor we het weten zijn we het zelf, die
anderen schaden, pijn doen, dood wensen.
Heer, al mogen duivel en dood overwonnen zijn door Uw Zoon, we hebben er nog
veel last van.
Leid ons dan niet in verzoeking. Help ons, om niet in de problemen te komen.
Geef ons een open oog en een open hart voor Uw zaak, en voor de mensen die U op
ons levenspad stuurt.
Wees bij de zieken en bij hen die verdrietig zijn, juist vandaag.
Ik bid U voor Arne Frowein, die na een zoekend leven door ziekte en ellende heen
toch aan Uw voeten terecht kwam, en nu Uw feest van bevrijding mag vieren, in Uw
hemel...
Voor al die anderen als hij... de zoekers, die steeds maar op weg zijn, U zoeken
in het grote en bijzondere, en geen oog hebben voor het feit dat U zo nabij
bent...
Voor alle mensen die ons dierbaar waren, en die wij in Uw handen moesten
achterlaten, die wij aan U mochten toevertrouwen, steken we hier dit lichtje
aan, omdat zij delen in het licht van Christus, die ons leerde bidden een
zingen: onze Vader in de hemel: wij loven Uw Naam en wachten op Uw rijk.
Mogen wij U zo samen biddend toezingen:
Amen!
Wij mogen leven uit de Opstanding van de Heer, en wij verwachten Zijn komst. Wij
hoeven niet meer bang te zijn, voor dood en verdoemenis niet! Laten we daarom
zingen: Jezus leeft en ik met Hem! Gezang 217 = Lied 641
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ lied 218:8. ’t Is feest omdat Hij
bij ons is... (= Lied 642)
De verrezen Heer moge Koning
zijn in onze harten.
Gods welbehagen in mensen moge ook aan ons
zijn af te lezen.
Het licht van Pasen moge ons leven doorstralen.
Amen
Zegen:
Gods zegen
draagt ons door dood en doop heen naar het leven in eeuwigheid.
Gods Geest geeft ons de woorden van eeuwig leven
in de mond, en de moed in ons hart.
Gods geliefde Zoon gaat aan onze zij, wanneer we
hier vandaan gaan,
in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Lied 642:8