Oudjaarsdienst 2005 in de
Lutherse Kerk van Heusden. Organist: Joop de Zwart,
Aanwezig: 23 mensen. :-)
Wij
zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Grote
God, wij aanbidden Uw Naam,
wij zegenen Uw aanwezigheid hier,
en wij vragen Uw zegen,
over allen die, waar ook ter wereld,
bijeen komen om Uw goedheid te loven.
Goede God, wij vertrouwen op Uw Woord,
daarom zijn wij hierheen gekomen.
Wij bidden U voor allen die daar toe niet in staat zijn:
Lieve God, Uw genade is groter dan ons tekortschieten.
Daarop vertrouwen wij, als wij vragen om vergeving,
als wij U vragen om al wat ons aan zorgen en vragen,
aan verdriet en onrust aankleeft, van ons weg te nemen,
opdat wij U in alle vrijheid als Uw kinderen kunnen aanbidden.
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden!
En
laat ons weer in vrede leven…
Amen.
Zo lief heeft God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft,
opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben
mag!
In dat vertrouwen mogen we zingen, over de strijd die we te voeren hebben
in deze wereld, waar de vijand niet in het Noorden en het Zuiden wonen, maar om
ons heen is, en vaak in ons eigen hart… De strijd om het licht, dat we telkens
ook zelf weer moeten ontsteken…
Dat is het morgenrood waar we naar toe leven…
Het licht van Christus…
Laten we zo zingen: psalm 108 helemaal.
Laten we de Heer aanroepen om ontferming
met de grote nood van deze wereld,
maar laten wij dan ook Zijn Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde
komt!
Gebed
Goede God, aan het eind van dit jaar komen we bij U, met al
onze zorgen en vragen,
met ons verdriet en met onze tekortkomingen.
Maar ook met onze dank, voor al die keren
dat U er voor ons wás, vaak zagen we
het niet eens.
U hebt Uw beloften
aan ons trouwer gehouden dan wij
de onze aan U en aan elkaar.
U hebt in het duister van deze wereld een stralend Licht ontstoken, Uw
lieve Zoon, en ons opgedragen dat licht door te geven…
Schenk ons dan nu, en alle dagen van ons leven,
Uw Heilige Geest, om ons in dat Licht
naar Waarheid op de Weg
naar U te leiden.
Altijd en overal.
Amen.
Lezing oudejaarspsalm: psalm
90.
We mogen denken aan het volk in ballingschap,
Een profeet, met de naam Mozes. Een man van God. In deze psalm is zijn gebed ons
overgeleverd.
1
(Een gebed
van Mozes, de man Gods.)
Heer, u bent ons een toevlucht
geweest
van geslacht op geslacht.
2 Nog voor de bergen
waren geboren,
voor u aarde en land
had gebaard–
U bént, o God, van eeuwigheid tot eeuwigheid.
3 U doet de sterveling
terugkeren tot stof
en zegt: ‘Keer terug, mensenkind.’
4 Duizend jaar zijn in Uw
ogen
als de dag van gisteren die voorbij is,
niet meer dan een wake in de nacht.
5 U vaagt ons weg als slaap
in de morgen,
als opschietend gras
6 dat ontkiemt in de morgen
en opschiet,
en ‘s avonds verwelkt en verdort.
7 Wij komen om door Uw toorn,
door uw woede bezwijken wij.
8 U hebt onze zonden vóór u
geleid,
onze geheimen onthuld in het licht van Uw gelaat.
9 Al onze dagen gaan heen
door uw woede,
wij beëindigen onze jaren in een zucht.
10 Zeventig jaar duren onze
dagen,
of tachtig als wij sterk zijn.
Het beste daarvan is moeite en leed,
het gaat snel voorbij en wij vliegen heen.
11 Wie kent de kracht
van Uw toorn,
wie vreest oprecht Uw woede?
12 Leer ons zó onze dagen te
tellen
dat wijsheid ons hart vervult.
13 Keer U tot ons, HEER
–hoe lang nog?
Ontferm U over Uw dienaren.
14 Vervul ons in de morgen
met Uw liefde,
laat ons van blijdschap juichen, al
onze dagen.
15 Geef ons vreugde,
vergoed de dagen dat U ons kwelde,
de jaren dat wij ellende doorstonden.
16 Toon Uw daden aan Uw dienaren,
maak Uw glorie bekend aan hun kinderen.
17 Laat ons uw genade
zien, Heer, onze God.
Bevestig het werk van onze handen,
het werk van onze handen, bevestig
dat.
Het lied van Sytze de Vries dat we nu gaan zingen, sluit daar bij aan.
Het is een gebed.
De melodie hebt U wel eerder gezongen. = Lied 463
Na
de epistellezing, die nu volgt, komt bij ons gewoonlijk het psalmwoord, en dat
komt ook, en daarna zingen we altijd samen: Halleluja.
Maar vandaag, en dat staat op een los velletje dat in de liturgie gelegd is,
zingen Hanny, Edy, Herma, Joop en??? , nog eens het Tschechisch Halleluja!
Maar nu eerst de lezing uit de Epistel, en wel uit de Romeinenbrief
hoofdstuk 8: 31b-39 NBV.
31b Als God
voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn?
32 Zal Hij, die Zijn eigen
Zoon niet heeft gespaard, maar Hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven,
ons met Hem niet alles schenken?
33 Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen?
God Zelf
spreekt hen vrij.
34 Wie zal hen veroordelen?
Christus
Jezus,
die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en aan
de rechterhand
van God
zit, pleit
voor ons.
35
Wat zal ons scheiden van de liefde
van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging,
honger of armoede, gevaar
of het zwaard?
36
Er staat geschreven:
‘Om U
worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen
voor de slacht.’
37
Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk
dankzij Hem die ons heeft liefgehad.
38
Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen
noch machten noch krachten,
heden noch toekomst,
39 hoogte noch diepte,
of wat er ook maar in de schepping
is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God,
die Hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer.
Zanggroep naar voren komen.
De psalmist zingt ons voor: Laat zó mijn mond
de lof spreken van de Heer,
en laat alles wat leeft Zijn heilige Naam prijzen, tot in
eeuwigheid. Halleluja!
Zanggroep: Halleluja (Tschechisch)
2.Engel
zu den Hirten spricht: “Freut euch sehr und fürcht’ euch nicht.
3.Hört’s, ihr Menschen groß und klein: Friede soll auf Erden sein!”
4.Ehr sei Gott im höchsten Thron, der uns schenkt sein’ lieben Sohn.
Melodie: uit Bohemen, bewerking: Johannes Proger, die ook vers 2 en 3
schreef.
1. Halleluja! Ons tot heil verkoren, werd Hij heden geboren, heden ons
geboren.2.Engelen spreekt de herders aan: Wees verheugd, en vrees geen pijn.
Hoort
toch, mensen groot en klein: Vrede moet er op aarde zijn!
4. Eer zij God op de hoogste troon, die ons schonk: zijn lieve Zoon.
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lucas 12: 35 – 40
Daar spreekt Hij die wij vieren en blijven verwachten tot ons:
35
Sta klaar, doe je gordel
om
en houd de lampen brandend,
36
en wees als knechten
die hun heer opwachten wanneer hij terugkeert
van een bruiloft, zodat ze direct
voor hem opendoen
wanneer hij aanklopt.
37 Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakend
aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen aan tafel
nodigen en hen bedienen.
38 Gelukkig
degenen die hij zo aantreft, ook al komt hij midden in de nacht
of kort voor het aanbreken van de dag.
39 Besef wel:
als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief zou komen,
dan zou hij niet in zijn huis hebben laten inbreken.
40 Ook jullie
moeten klaarstaan, want de Mensenzoon
komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht.’
Zalig die het woord van God horen,
en er gehoor aan geven!
In antwoord op Gods woord willen wij samen ons geloof belijden:
Wij belijden ons geloof samen met de eerste
getuigen van Jezus Christus:
Met Johannes de Doper:
Zie hier het lam Gods dat de zonden der wereld wegdraagt...
Met Andreas: We hebben de Messias gevonden...
Met Nathanael:
Meester, U bent de Zoon van God, de koning van Israël...
Met de Samaritanen:
Wij weten dat Hij werkelijk de redder der
wereld is...
Met Petrus:
U bent de Christus, de Zoon van de levende God....
Met Martha:
U bent de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komt...
Met Thomas: Mijn Heer en Mijn God....
Amen.
Er wordt een klein stukje gedraaid van het Kol Nidrei van Max Bruch, gespeeld
door Tibor de Machula...
Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD
ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve Gemeente van God,
Lieve broeders en zusters, vriendinnen
en vrienden…
Ik heb geloof ik heel wat uit te leggen, vandaag…
Allereerst: de voorplaat.
Dat is, sommigen van U zullen deze afbeelding wel
kennen, de bronzen Menora die in Jeruzalem
staat voor het gebouw van de Knesset….
Zeven jaar is er aan gewerkt, in 1956 werd het
kunstwerk aan de Knesset geschonken, het parlement van Israël, en het staat
sinds 1966 voor het nieuwe parlementsgebouw, en is als zodanig een
van de symbolen van het nieuwe Israël.
De Menora, de zeven-armige kandelaar, koos ik om twee redenen: allereerst
om de verwijzing naar de tempel, en
daarmee naar de dienst aan God, die daar tot
het jaar 70 na Christus is door gegaan. Inhet jaar 70 werden Jeruzalem en
de tempel verwoest, waarbij de Menora triomfantelijk is
weggevoerd, zoals we in het klein kunnen zien op de triomfboog van Titus, het
plaatje op bladzij 4 van uw liturgie (en achterop).
Dat is één reden, de andere is dat, zoals mijn lieve man al met Kerst op deze
preekstoel vertelde, de Joden tot 2 januari het feest van Chanoeka vieren.
Chanoeka, of Het Inwijdingsfeest is het enige belangrijke feest
dat niet met zoveel woorden in de bijbel genoemd wordt.
Het is ook van na-oudtestamentische tijd.
Het wordt gevierd ter herinnering aan de her-inwijding
van de Tempel in Jeruzalem door de Makkabeeën, nadat zij, in het jaar 165 voor
de gewone jaartelling, de Syriërs verslagen hadden.
De koning van Syrië, Antiochus IV Epiphanes, verbood namelijk alles wat
niet paste in de Griekse cultuur.
Joden mochten geen sjabbat
vieren, besnijdenissen uitvoeren en Tora-onderwijs
volgen of in de Tora lezen.
Ook
mochten ze geen sabbat houden of de door God voorgeschreven feesten
vieren. In de tempel werd zelfs een heidens altaar opgericht.
De
Makkabeeën kwamen hier tegen in opstand en na een paar jaar van strijd
kon de Tempel opnieuw worden ingewijd, nadat
het heidense altaar en alle onreine dieren waren verwijderd.
Maar voor deze her-inwijding had men gewijde olie
met een speciaal recept nodig; de Tempelkandelaar moest ontstoken
worden.
Volgens
het verhaal konden de joden slechts één kruikje bruikbare
olie vinden, genoeg om de kandelaar
(menora) één dag te laten branden. Door een
wonder brandde de menora echter acht
dagen. Net lang genoeg om nieuwe kosjere
olie te maken.
En zo komt het dat de Chanoekia, de kandelaar
die met Chanoeka wordt gebrand, 8 kaarsen
draagt…
Dat alles, en nog meer, staat op een papier dat ik achterin de
kerk voor u heb neergelegd. Dat kunt U straks mee nemen…
De chanoekia die hier op tafel staat heeft zelfs 9
kaarsjes. Die ene heet de dienaar, en daarmee steek je de andere
aan. U ziet dat de vorm is geïnspireerd op de grote menora van
Jeruzalem.
En mijn vader heeft ‘m zelf
daarvandaan meegenomen.
In de Evangelie-lezing hebt u gehoord, hoe de Heer Jezus Zelf zegt: Wees waakzaam,
en houd je lampen brandend.
De menora in de tempel had een functie
bij de aanbidding van God, bij de dienst aan de Heilige.
En de chanoeka-lamp herinnert er aan,
dat we soms moeten vechten om die dienst te volvoeren.
Laat de lamp van de aanbidding in je leven niet
uitgaan, want dan tast je in je verhouding met God
in het duister.
Dan vertroebelt die verhouding al snel, en dan wor-den onze
gebeden vragenlijstjes, die we te pas
en te onpas indienen…
Als wij met onze menselijke
relaties in contact treden, via gesprekken of de telefoon,
dan beginnen we normaal gesproken met de vraag naar het welbevinden
van de ander. We laten merken, dat de ander ons interesseert
als persoon.
In deze zakelijke tijd wordt dat allemaal wat minder, en in het
e-mail-verkeer reageer je soms zó direct, dat je helemaal niet meer
toekomt aan deze toch zo wezenlijke vormen van
op elkaar betrokken zijn.
In onze relatie met God
staat uiteraard de aanbidding voorop.
Hij is ons vriendje niet!
Hij is en blijft
de grote en verheven
God, de schepper
van alles wat zichtbaar, en van alles wat onzichtbaar
is. Hij is het Licht der
wereld, en vanuit Zijn grote liefde óók nog: onze Vader, onze Moeder.
Onze Redder in nood. En dan Degene die náást
ons staat, in Jezus. Die met ons mee gaat. Door heel het
leven. Die in ons en met ons spreekt, door de Heilige
Geest.
Maar U begrijpt mijn punt: zonder de aanbidding
wordt onze vertrouwelijkheid tot
vertrouwen op je eigenwaarde.
En nu hébben we allemaal onze eigen waarde voor God, maar dat is niet te
vergelijken met Gods waarde voor heel
deze wereld, en voor ieder van ons,
kleine, tijdelijke mensenkinderen.
70, 80 jaar is al heel wat. Driekwart van de wereldbevolking haalt dat
bij lange na niet.
Als gras is de mens, zegt de psalmdichter.
Als onkruid, dat ’s morgens opschiet,
even bloeit, en ’s avonds al weer verwelkt
voorbij is.
En tóch waagt hij het om de Heer te vragen Zich om te keren, het straffen
nu maar verder te laten zitten, Zich over ons te ontfermen, ons te vervullen met Zijn liefde,
en met vreugde…
Dan heb je een boel vertrouwen in God.
En een goede relatie.
Dan heb je het léf om te zeggen: als God voor
ons is, wie kan dan tegen ons zijn?
Nou, genoeg, denken wij…
Er zijn genoeg dingen die tegenzitten
in het leven.
Er zijn mensen die je zonder aanleiding in elkaar slaan, en
je land kan in een oorlog verzeild raken, zonder dat je er iets
aan lijkt te kunnen doen…
Je lichaam takelt af. Je gezondheid is minder robuust dan je had gedacht.
En dan is er nog de vijand, die er alles aan gelegen is,
dat onze verhouding met God,
met de bron van alle liefde, verkoelt.
Die stiekemerd, die geen naam mag hebben, maar die maakt
dat we alle goede voornemens vergeten.
Hoe vaak hebben we ons niet voorgenomen om God onze tijd en onze aandacht
te schenken, iedere dag? En hoe vaak kwam het er van?
Hoe lang hielden we het vol? Hoe regelmatig hebben we contact
met die broeder of zuster die we zo vaak niet zien, en die we niet zo aardig
vinden?
Hoe regelmatig is ons gebed
voor anderen?
De basis van liefde is discipline, en aan
die discipline wordt dagelijks geknaagd,
door de vijand van God en mensen.
Daarom zegt Jezus met zoveel nadruk:
Weest waakzaam.
Want de inbreker ligt op de loer.
Wij zijn ons er niet van bewust. We weten niet precies wanneer het
zal toeslaan, dat gevaar.
Of uit welke hoek het komt…
En hoe minder we er aan denken, hoe eerder we in slaap
gesust zijn…
Leef bewust, zegt Jezus. Leef in het Licht
van God.
Verwacht Hem elke dag, elk uur.
Houd rekening met Hem…
Dan zal Hij ons uitnodigen als Zijn gasten
op het hoge feest!
We hebben iets om naar uit te kijken, lieve mensen!
Wàt er ook komt om ons af te leiden van God,
om tussenbeide te komen, krachten of machten,
dood of leven, ziekte of gezondheid,
armoede of rijkdom, níets kan
ons scheiden van de liefde van Christus.
En dat is de basis waarop wij leven.
De basis, waarop wij aanbidden en smeken.
En ja, ik weet het net zo goed als u: we zijn vaak los van die basis, we
kijken terug op een jaar, waarin veel mis is gegaan, ook in ons eigen
leven.
We denken met schaamte aan de dingen die we
ons hadden voorgenomen, de dingen die we anderen hebben beloofd,
en die we nog steeds niet hebben gedaan…
Dat is goed, want het bepaalt ons bij
onze zwakte.
En in die zwakheid, die we erkennen,
kan God aan het werk gaan.
Het
is daarom dat ik zojuist een heel klein stukje liet horen van de
prachtige vertolking van de cellist Tibor de Machula van
het Joodse gebed Kol Nidrei.
Aan de vooravond van de grote Verzoendag wordt dit gebed gezongen in de
synagoge.
Alle geloften die wie hebben afgelegd, en die we niet hebben gehouden, Heer,
ontsla ons er van.
En omdat het Hebreeuws een bijzondere structuur heeft, kun je het zelfs
vertalen met: Alle beloften die we gaan afleggen, en die we niet zullen
kunnen houden, Heer, ontsla ons er van.
Dat getuigt van diepe wijsheid. Van erkennen
van onze beperkingen, maar het wijst ook vooruit naar nieuwe
mogelijkheden.
De mens blijft niet in de w.a.o. zitten, maar komt in de w.i.a. waarin de nadruk
ligt op hetgeen je wél kunt.
Na de Grote Verzoendag, die de reeks van 10
ontzagwekkende dagen besluit, waarmee het Joodse
nieuwe jaar begint, kan men opgelucht
aan het jaar beginnen, las ik op een Joodse site op Internet.
En dat geldt ook voor ons!
Laten we dan zo naar ons leven kijken, dat
we er wijzer van worden. Dat wijsheid
ons hart vervult.
Welke
wijsheid?
Het
weten van Gods liefde voor alle mensen.
De
wijsheid om ons daarvan niet af te laten leiden.
De wijsheid om angst en zorgen
hun plek te wijzen, namelijk: onder Gods hoede.
De wijsheid om waakzaam te leven, en ons niet in de war te
laten brengen.
Maar dán zal de Heer van de Schepping, de
Vader van alle leven, ons ook uitnodigen aan Zijn Tafel.
Nu al, in dit leven, als we deelnemen
aan het Avondmaal, aan het Maal van de Dankzegging,
en straks helemaal, als die Komst, die
we in deze tijd vieren, ook voor heel de wereld zichtbaar
zal zijn.
Het zal alle verschil maken, hoe wij het komend jaar in
gaan. En hoe wij in dat komende jaar in het leven
staan.
Want
voor God komen wij er op aan.
Iedereen van ons is belangrijk, is geliefd en gewenst.
Laat Zijn licht uit onze ogen schijnen.
Dan zullen we samen op de aarde,
dat beloofde land, Gods Rijk zichtbaar
maken.
Dan zullen we engelen treffen onder gewone mensen. Ook hier…
Door Jezus Christus, onze Heer.
Amen.
Het volgende stuk van de CD weigerde te spelen, dus dat sloegen we helaas over... ;-)
Gods liefde
is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
wij kunnen daarin delen:
dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
geld en geduld…
Nú kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin,
in de collecte…
Na het gebed over de gaven zingen we
het lied: Samen op de aarde, nummer 210 uit de nieuwe bundel bij
het Liedboek Tussentijds. Zelfde melodie als
125, maar met een tekst van Willem Barnard. Alleen moet dit achterelkaar worden
doorgezongen, omdat de verzen doorlopen…
Maar nu eerst de Collecte
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat
wij hebben gekregen, is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd,
liefde en aandacht.
Wijs ons de weg. Om Jezus’ wil Amen.
Lied 210 uit de bundel Tussentijds
Samen op de aarde = Lied 993
Voorbeden:
Laten we danken en bidden:
Lieve God, grote God, machtige
God,
wij aanbidden en danken Uw grote Liefde,
die voor ons de Weg naar U heeft vrijgemaakt.
Wij danken U voor Uw Geest die ons de Waarheid
uitlegt,
en die ons Leven geeft in eeuwigheid.
Wij bidden U voor al
die mensen,
die hieraan voorbij leven. Geen weet hebben,
die wijsheid ontberen.
Wil ons leren wat U hierin van ons
verwacht.
Geef ons een open oog, een open oor,
en bereidheid onze tijd en ons leven
te delen.
Vader in de Hemel,
Moeder in ons hart,
wij dank U, omdat we bij U telkens mogen komen,
om tegen U aan te praten,
om voor U te zingen,
om opnieuw te beginnen,
om te vragen om hulp.
Kom telkens opnieuw met U liefde ons leven binnenwaaien,
kom telkens opnieuw met Uw licht in ons hart
en houd ons wakker,
houd ons gespitst op Uw belangen,
die ook de belangen zijn van onze naasten…
Wij aanbidden
Uw Naam
wij zegenen Uw Aanwezigheid hier,
en wij vragen Uw zegen over allen die
hier niet konden zijn.
Wij bidden U voor de slachtoffers
van de aardbevingen, modderstromen,
watergeweld en van droogte.
Het is voor ons te veel om te bevatten,
Maar help ons om tenminste dát te doen, dat
op onze weg komt.
Ontsla ook ons van alle goede
voornemens, van alle beloften die we niet waar konden
maken,
maak ons waakzaak in ons spreken en denken,
wek onze liefde,
en wees altijd aanwezig in ons hart…
Zodat we U in waarheid kunnen loven en aanbidden
zoals Jezus ons heeft geleerd:
Onze Vader, die in de
hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons
dagelijks brood
En vergeef ons onze
schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven
En leid ons niet in verzoeking
Maar verlos ons van het kwade
Wij
zingen: Uren, dagen, maanden, jaren...
Na
de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ gezang 304…
Zegen:
Het Kind
in de kribbe moge Koning
zijn in onze harten.
Gods welbehagen
in mensen moge ook aan ons zijn af te
lezen.
Het licht
van Kerst moge ons leven doorstralen.
Daartoe zegenen
ons de vader, de Zoon en de Heilige Geest! Amen.
Gezang 304 God is getrouw, Zijn plannen falen niet...
En
toen was er Glühwein en lekkers.
„Wer unter Menschen nur
einen Engel sucht,
der findet kaum Menschen.
Wer aber unter Menschen nur Menschen sucht,
der findet gewiss einen Engel.“
(Gottlieb Moritz Saphir)
De Kerkdienst…
Ze waren allemaal op tijd:
de koster en de organist,
het koor, de dirigent…
En ook de predikant.
De koster was druk in de weer
met boekjes en de liturgie,
de kaarsen en de koffie na,
en vroeg zich af of alles er wel was…
En toen de dienst begon,
en ’t Halleluja klonk,
was héél het koor gespannen
om die éne hoge C…
die viel warempel nog niet mee.
De dirigent dacht aan het ‘gloria’
dat moest de dienst besluiten,
het zat er nog niet ín…
Een kindje keek naar buiten
of straks de zon wel schijnen zou…
De dominee dacht aan zijn vrouw,
die had zo blij gekeken, straks…
De organist wachtte
vol
spanning
op het ‘Amen’.
Een moeilijk stuk had hij
op het programma staan…
Hij hoopte en hij bad
dat het maar goed zou gaan.
De engelen in de hemel keken God de Vader aan:
‘Ze zijn er met hun hart niet bij.
Dit is geen dienst aan U!’
Maar God zei blij:
“Ze oefenen in dienstbetoon,
en daarom klinkt het wonder-schoon…”
*GVvH