Voor eerdere diensten klik hier:

Zondag Misericordias Domini 8-5-2011 10 uur in Abrahams schoot, Langendijk 74 te Gorcum

Organist: Peter Veen.

Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.  
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer              
die hemel en aarde gemaakt heeft.

Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven.
Amen

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Ons introïtuslied is Psalm 33: 2 en 8. Daarin is sprake van Gods genade, Gods barmhartigheid, om exact te zijn, en daarnaar is deze zondag genoemd: Misericordias Domini. De zondag van Gods Barmhartigheid.


Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld, - die is groot -
maar laten wij dan ook Zijn Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!



Zondagsgebed:
Vader, God, die Zich ontfermt over mensen die U zoeken, laat ook ons delen in die genade,
door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Lezing Oude Testament:  Jesaja 43: 1 – 13
DeuteroJesaja. Dus al in ballingschap... 
Een profetie over het volk....

1. Nu echter, zo spreekt de Aanwezige die jou, Jacob, geschapen heeft, die jou, Israël, heeft gevormd:
Vrees niet, immers, Ik heb je vrijgekocht, en Ik heb je bij je naam genoemd: de Mijne ben je.
2. Als je door de wateren en de rivieren trok, was Ik bij je, en dan spoelden ze je niet weg; als je in vuur stapte, werd je er niet door verzengd, en geen vlam kon je verteren!
3. Waarlijk, Ik de Aanwezige, ben je God, de Heilige van Israël, je redder. Aan Egypte heb ik als borgsom voor jou Ethiopië en Scheba gegeven, in jouw plaats.
4. Want je was me lief, in Mijn ogen was je iets bijzonders, en Ik, Ik houd van je, voor jou ruilde ik de (hele) mensheid in, en (hele) naties zou ik in ruil voor je leven geven.
5. Wees maar niet bang, heus, Ik ben bij je.
Uit het Oosten doe Ik je kroost komen, en uit het Westen zal Ik je naar me toe halen.
6. Tegen het Noorden zeg Ik: Geef óp! en tegen het Zuiden: Houd (ze) niet vast’.    
Mijn zoons heb Ik laten komen van ver weg, ja, Mijn dochters van het einde der aarde.
7. Alles wat er met Mijn Naam wordt aangeduid, Ik heb het geschapen tot Mijn eer, Ik heb het gevormd, Ik heb er Mijn best op gedaan....”

En dan een volgende profetie. Later. Daar kan weken of maanden tussen zitten, dat zie je niet in geschreven vorm:
Deze profetie heeft het uiterlijk van een rechtsgeding tussen God en de volkeren. Israël is getuige, al is het nog zo blind en doof.... Dat
volk van God weet immers hoe God dingen heeft onthuld over het vroegste verleden, hoe Hij zorgt voor de komende ommekeer in de geschiedenis, (Cyrus), en de toekomst voorspelt. We lezen:

8. Men zal het volk der blinden, die toch echt allebei de ogen hebben, naar buiten voeren, ja, dat der doven, die best oren hebben....
9. Alle stammen worden tot een eenheid bijelkaar gehaald, ze worden tot hele naties bij elkaar gebracht:
maar wie van hen zal dít verkondigen? of ons de dingen van heel vroeger laten horen?                                
Laat ze hun getuigen maar oproepen, en àls ze gelijk hebben, zal men het horen en zeggen: ‘t is waar.
10. “Júllie zijn Mijn getuige”, luidt een openbaring van de Aanwezige, “èn Mijn knecht die Ik heb uitgekozen, opdat jullie ‘t zullen inzien en op Mij vertrouwen zullen, en er een duidelijk begrip van hebben, dat het om Mij gaat.          
Vóór Mij is er geen God gemaakt, en Mij zal er geen ontstaan.
11. Ik, Ik ben de Aanwezige, en verder is er geen Redder.
12. Ik heb geopenbaard, en gered, en doen horen, en niet tot jullie nadeel! En jullie zijn Mijn getuigen!
Zo heeft de Aanwezige het letterlijk gezegd.
En: “Ik ben God.
13. Ook nà vandaag de dag ben Ik dat, en niemand kan iets uit Mijn macht redden, als Ik iets maak, wie zal het dan ongedaan maken?!”

Er is God alles aan gelegen, dat Zijn volk wéét en gelooft, maar ook vertelt aan anderen, dat Hij het is, die hemel en aarde gemaakt heeft, die het Verbond met Zijn volk altijd trouw is geweest.
Hij deelt Zijn eer met geen ander.
Hij is de God van de geschiedenis, en van de toekomst!!! Ook van onze toekomst.

Wij zingen uit TussenTijds lied 30: 1, 5, 6 = Lied 8a
 

Epistellezing: 1 Petrus 1: 17 – 23 Goed Nieuws.
Over heil en genade gaat het, waar de profeten al naar verlangden en zochten, maar dat nog niet voor hen was, maar wel voor de lezers van de brief  van Petrus, en voor hen die zijn woorden hoorden en er oor voor hadden en hebben…
Woorden die zijn geopenbaard in en door Jezus Christus, die we dan ook moeten gehoorzamen als heiligen, als mensen die God zijn toegewijd, net zoals Jezus dat was. Wees heilig, want Ik ben Heilig, staat er in Leviticus. Petrus gaat dan verder:
17 U roept God aan als uw Vader. Hij maakt geen onderscheid en oordeelt iedereen op grond van zijn daden. Heb dus ontzag voor Hem zolang u hier als vreemdelingen woont.
18 U weet het: uit dit zinloze bestaan, dat u van uw voorouders hebt gekregen, bent u niet vrijgekocht met iets dat vergaat, met zilver of goud,
19 maar met het kostbare bloed van Christus, het Lam zonder smet of gebrek.

20 Al voor de schepping van de wereld had God Hem in gedachten, maar eerst nu, aan het einde van de tijd, is Hij verschenen, omwille van u.
21 En door Hem gelooft u in God, die Hem uit de dood heeft opgewekt en Hem heeft verheerlijkt. Dat betekent dat uw geloof in God tevens hoop is op God.
22 Door aan de waarheid gehoor te geven hebt u uw hart gereinigd en is oprechte onderlinge liefde mogelijk geworden.
Héb elkaar dan ook met hart en ziel lief,
23 als mensen die herboren zijn, niet uit vergankelijke ouders, maar uit een onvergankelijke bron, door het woord van de levende en eeuwige God. 

De dichter van psalm 105 zingt ons voor:
Halleluja! Loof de Heer, roep luid Zijn Naam, maak Zijn daden bekend onder de volkeren! (ps 105:1)
HALLELUJA!


Ons lied is gezang 225 = Lied 655
 

Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Johannes 21: 1 – 14   Het is enige tijd  na de opstanding...
1. Nadien liet Jezus Zich opnieuw aan de leerlingen zien bij het meer van Tiberias; zo liet Hij Zich zien:
2. Simon Petrus en Thomas, die tweeling genoemd wordt, en Nathanael van Kana in Galilea en die van Zebedeus, en twee anderen van zijn leerlingen waren de hele tijd samen...
3.    Zegt Simon Petrus tegen hen: Ik ga vissen. Zeggen ze tegen hem: Wij gaan ook met je mee. Ze gingen er op uit en ze gingen aan boord van het schip, en in die nacht vingen ze niets.
      
4.  Maar toen het al ochtend geworden was kwam Jezus naar het strand; echter de leerlingen hadden er geen idee van dat het Jezus was.
      
5.  Zegt Jezus tegen hen: Jongelui, hebben jullie soms een hapje eten? Ze antwoordden Hem: Nee....
6.  Maar Hij zei tegen ze: Werp het net aan de rechterkant van het schip uit, en dan zul je (vis) vinden.         
Toen wierpen ze het uit, en ze konden het niet meer inhalen vanwege de grote hoeveelheid aan vissen.
7.  Dan zegt de leerling waar Jezus dol op was tegen Petrus: Het is de Heer!     
Nu, toen Simon Petrus hoorde: Het is de Heer, bond ie zijn overhemd om z’n middel, want hij was naakt, en hij wierp zich in de zee.
8.  Maar de andere leerlingen kwamen per boot, want ze waren niet ver van het land, maar ongeveer 20 el (een dikke tien meter), terwijl ze het net met vissen mee-zeulden.
9.  Maar als ze dan aan land gaan, zien ze dat er een kolenvuurtje is aangelegd, en vis die er op ligt, en brood.

10.  Dan zegt Jezus tegen ze: Breng wat van de vissen die jullie nu gevangen hebben.
11. Toen ging Simon Petrus er op af, en hij trok het net vol met (wel) 153 grote vissen aan land, en hoewel het er zoveel waren scheurde het net niet.
12. Dan zegt Jezus tegen ze: Kom, eet.           
Maar niemand van de leerlingen durfde Hen te vragen: Wie bent U?  
Omdat ze wisten: Het is de Heer.

13.  Jezus komt en neemt het brood en geeft het hun, en de vissen net zo.

14. Dat was al de derde keer dat Jezus, opgewekt uit de doden, Zich liet zien aan de leerlingen.
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!


Credo:  In antwoord op Gods Woord willen wij samen ons geloof belijden:

Wij geloven in God, schepper van hemel en aarde,
van meer dan we kunnen bedenken,
van alles wat is.

Wij geloven dat God van ons houdt,
zoals een Vader en een Moeder,
voor ons wil zorgen, ons beschermt.

Wij geloven dat God mens werd:
Jezus, om ons lot te delen,
om op Zich te nemen
onze zonden, al ons leed.
Om dwars door dood en hel heen
ons thuis te halen in de hemel,
eens... op Zijn tijd.

Wij geloven dat Gods Geest
tot ons spreekt in brood en wijn,
in woord en lied,
in de stilte van ons hart,
om ons op de weg te zetten
naar God en naar de ander,
om zo beeld van God te zijn.

Wij geloven dat mensen-op-weg-naar-God
bij elkaar horen, als de vingers van een hand,
als de leden van een lichaam,
ongeacht rang of stand, kerk of land.

Wij geloven dat doop en vergeving,
genade en goedheid
ons in eeuwigheid zullen doen leven,
met elkaar en met God.  Amen.
Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, door de Heilige Geest.

De eerste en de tweede lezing hadden vandaag een paar punten gemeen, waar ik graag even bij stil sta.
In beide gevallen is er allereerst sprake van loskopen.
Een hoogst actueel onderwerp helaas, want het komt tegenwoordig heel regelmatig voor, dat mensen worden overvallen en gevangen gezet, door anderen, die er een losprijs voor hopen te ontvangen.
En ook piraten, die tegenwoordig zo actief zijn, hopen hun slag te slaan door boten mét bemanning en al te kapen, en later voor heel veel geld over te dragen aan de rechtmatige eigenaar.
Het gaat dus altijd om situaties van onrecht.
Mensen, goederen, die ten onrechte hun vrijheid zijn kwijt geraakt, en die in de macht zijn gekomen van lieden die daar van huis uit geen recht op hebben.

Soms kun je enig begrip opbrengen, wanneer bijv. Europese vissers hun werkterrein verleggen naar Afrika, en daar de kusten leegvissen, zodat de plaatselijke bevolking honger lijdt… Zij worden bestolen.
En misschien wel door een schurk uit Urk, die op zondag in de kerk zit, en die niet verder denkt dan het eigen belang. (Laten we er van uitgaan dat het geen opzet is).
Wanneer de gevangenen goed behandeld worden, hebben ze geluk, maar ook dan wordt in alle gevallen hun leven grondig op zijn kop  gezet, en is angst, stress en zorg hun deel.
We weten ook dat veel gegijzelden het niet overleven.
Het gaat dus altijd om een zeer ernstige situatie.
In de bijbel wordt de term losprijs allereerst gebruikt voor het vrijkopen van gevangenen, maar ook om slaven vrij te kopen. En bovendien kan het zijn dat iemand recht heeft op grond, om die te erven of als eerste te mogen kopen.[i]


God, de God van Israël, de God van het Joodse volk dat inmiddels in ballingschap is in Babylonië, en niet meer weet waar het aan toe is, God laat het volk moed inspreken door Zijn profeet. Hij is hun losser!
Je kunt je voorstellen, dat een volk in ballingschap niet meer weet wie of wat ze nu eigenlijk zijn, en waarvoor ze staan. Ze wonen verspreid over het grote Babylonische rijk, want verdeel en heers is een goed concept voor overwinnaars.

En dan duikt de vraag op wie nu eigenlijk hun God is.
In het antieke besef hoorde de god bij de grond.
Dus de Babylonische godenwereld had macht binnen het Babylonische rijk, maar daarbuiten niet.
Is dat ook zo met de God van Abraham, Izaäk en Jacob? Hij heeft toch niet kunnen of willen voorkomen dat Zijn volk is weggevoerd uit het eigen land.
Wie moeten ze nu dienen?
Hem of de goden van het land?
Ja, de priesters en profeten, voor zover ze er nog zijn, houden het volk wel voor dat Hij de voorvaderen uit Egypte heeft weggehaald, dus zover strekte Zijn macht wél, en ook in de woestijn… en als Hij echt de Schepper is van hemel en aarde, dan is de hele wereld van Hem, zoals ook staat in de oude verhalen, maar… aan de andere kant: volgens de Babyloniërs zouden het de goden van Babel zijn geweest, die een bewoonbare wereld hadden geordend voor de mens… (Nadat ze elkaar in de pan hadden gehakt.)
Het is bar verwarrend voor velen.

Maar Jesaja roept het nu uit: Sheba en Koesh (de rijke bronnen van wierook en goud, ten Zuiden van Egypte) heeft de Heer aan Egypte afgestaan in ruil voor Zijn volk. Als losprijs. En Hij heeft altijd voor ze gezorgd, wàt er ook gebeurde, zolang ze Hem maar erkenden en dienden. Ja, zelfs voor de ballingschap heeft Hij ze gewaarschuwd, en Hij heeft ze voorspeld hoe de heersers van Babel, die hén gevangen namen, zelf zouden worden vervangen door Cyrus, stichter van het Perzische rijk, die kwam uit wat nu Iran is… 

Uit de eerste profetie die we hoorden, spreekt een diepe warmte.
Ik houd van je, Ik heb je vrijgekocht… gelost…
Deze lezing past bij de zondag van het Erbarmen.
In het Latijn: Misericordias Domini. Letterlijk: het meelevende hart van de Heer. Jouw misère gaat Hem ter harte. In het Hebreeuws hangt het woord samen met rèchèm, baarmoeder.
Het zijn Gods moederlijke gevoelens voor het volk, dat Hij als Zijn kind beschouwt, die hier in het geding zijn. Een moeder gaat door roeien en ruiten, om haar kind te verdedigen tegen onrecht en moeilijkheden.

Vandaag is het moederdag.
En het is goed dat moeders, die zoveel op de achtergrond doen, om te maken dat de rest van het gezin zich kan ontplooien, maar eens in het zonnetje worden gezet. Niet om er de rest van het jaar af te zijn, maar om met nieuw respect naar hen te kijken.

Vandaag kunnen we Moederdag óók met een hoofdletter schrijven, want God, onze Vader in de Hemel, heeft ook een heel Moederlijk, een warm gevoel voor ons. Dat vergeten we wel eens, omdat wij zo in menselijke en tijdbepaalde rolpatronen denken, dat we geen oog hebben voor de grensoverschrijdende eigenschappen van God.

Ook in de brief van Petrus is sprake van een losprijs.
Maar daar gaat het niet om land, of hele volkeren, of wat God betreft: de hele mensheid, als losprijs, maar om het kostbare, sommigen vertalen: dierbare, bloed van Hem die als een Lam zonder smet of schuld voor ons is geslacht. Om het leven van een onschuldige.
De warmte van die term kostbaar of dierbaar, verbindt deze lezing ook met het Oude Testament.
Waar het om God gaat is beeldspraak altijd riskant, omdat er steeds meer meespeelt dan wij kunnen bedenken. En dus kun je niet vastleggen of uitrekenen hóé Jezus nu precies Gods Zoon is. Maar Hij is het wel op een heel andere manier dan het Godsvolk, dat ook Gods zoon genoemd wordt.
Hij is de enige die als Zoon van God geboren is.
En dat stond al heel lang vast, schrijft Petrus.
Het blijft een geheimenis.
Misschien helpt het ons als we ons bedenken, dat in die cultuur de zoon staat voor de toekomst die je als ouder hebt. De zoon is je voortbestaan.
En in elk geval kunnen we veilig stellen, dat waar God Zijn Zoon voor ons over heeft, Hij Zijn toekomst op het spel zet, om ons te redden.

God is dood? Vergeet het maar.
Waar Jezus is opgestaan, daar leeft God.
Voor altijd en eeuwig.

Laten we nu eens even denken aan het mooie evangelieverhaal dat we hoorden. Ook daarover zou ik een paar uur kunnen preken, maar met alle vragen die het verhaal opwerpt, geeft het ook een paar antwoorden. 
De Jezus die is opgestaan is van een andere orde dan Hij die stierf. Dat is duidelijk voor de leerlingen.
Er hangt iets om Hem heen, dat Hem ànders maakt.
Ze weten wel dat Hij het is, en tóch…
Zoals je soms iemand, die je tientallen jaren niet gezien hebt, maar nauwelijks herkent.
Hij, zij is het, maar toch weer niet
Niet zoals in je herinnering.
Niet zoals in het beeld dat je van hem of haar had…
Maar Jezus is wel een mens van vlees en bloed.
Hij is geen spook, geen geest. Hij eet en drinkt net als wij allemaal. Hij bestaat met lichaam en ziel.
En wat éét Hij?
Hij eet vis.
En dat wordt een symbool voor de opgestane Heer.
Het Griekse woord voor vis: Ichthus, u ként het wel, bestaat uit de beginletters van de Griekse woorden voor: Jezus Christus, Gods Zoon, Redder.
Vandaar het visje, dat zo populair was onder de eerste Christenen, en nog altijd onder Protestanten.

Vis…
Honderd drieënvijftig grote vissen vingen ze, die wonderbaarlijke morgen.
Dat staat er natuurlijk niet zomaar.
Johannes vertelt ons niet dat Petrus die morgen in zijn zakboekje optekende: vangst: 153 stuks.
Maar we vinden hierin een soort zegel van God.
153 is 9 x 17. Zeventien is het getal dat de Godsnaam in het Hebreeuws uitdrukt. Ze rekenden met letters, dus die hadden ook een cijferwaarde.
De heilige Naam van God heeft de waarde 17, wanneer je die helemaal uitschrijft.
Negen is drie keer drie, en omdat drie het getal van de hemel is, van God, mogen we concluderen dat hier deze wonderbare visvangst dubbel en dwars van Godzelf komt. Met keurmerk van echtheid.
Waar Jezus zich bevindt, is God aanwezig.
Dat is de boodschap.

Het is ook de bevestiging van hun roeping om vissers van mensen te zijn.
Om overal ter wereld te getuigen van God.
Van God, die ons allemaal heeft geschapen, die ons allemaal, stuk voor stuk, kent en liefheeft, als een Vader, als een Moeder, en die ons vrij maakt.

Vrij om de mens te zijn, waartoe we zijn geroepen.
Een mens die durft te getuigen van geloof en bevrijding door het kostbare, het dierbare bloed van het Lam.
Laten wij opstaan en doen wat van het Gods volk werd gevraagd tijdens de ballingschap, wat van Jezus’ leerlingen werd verwacht, en wat van alle lezers van de brief van Petrus terecht wordt verhoopt: dat wij getuigen, hardop zeggen, tegen ieder die het horen wil, en ook tegen wie het niet wil horen, dat God bestaat, dat Jezus leeft, en dat het altijd weer Moederdag is met een hoofdletter.

Laten we het zeggen, maar vooral ook tonen in ons doen en laten als gemeente Gods, als Christenen, als volgelingen van Jezus: in het omgaan met elkaar in liefde. Wat er ook gebeurt.
De zegen van God rust immers op ieder van ons die dit hoort (of leest).
Zijn Naam is uitgeschreven over heel de aarde.
Zelfs over het donkere water, dat een beeld is van de dood.
Wij zijn van Zijn Geest doortrokken. Zij staat ons bij.
Amen.
Muziek

Alles wat wij hebben , hebben wij van God gekregen,
om  door  te geven, om met velen te delen
en er zo van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen:   in de collecte
Na het gebed over de gaven zingen wij gezang 484 helemaal.
Nu eerst de Collecte

Gebed over de gaven
Lieve God, U geeft U Zelf aan ons.
Wij bieden U ons eigen leven aan.
Neem het, zoals U ons geld aanneemt.
Dat het dienstig mag zijn voor U.
In de geest van Jezus - die ons voorging.
Amen.

Soms hebben we het gevoel dat we wel eens worden overvraagd door God. 
Dat is niet erg, en dat mogen we ook onder woorden brengen. We zingen:
Gezang 484 Waarom moest ik Uw stem verstaan? = Lied 941
 

Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U voor zoveel liefde.
Voor zoveel tekenen van Uw aanwezigheid, ook al zijn we er vaak doof en blind voor geweest.
Wil ons door Uw Geest telkens weer de ogen en de oren openen, opdat wij ons bewust zijn van Uw claim op ons leven, en van de vrijheid die U ons geeft.
Vrijheid om er goede dingen mee te doen.
Om elkaar te dienen, en zo U te dienen.
We vergeten het nog wel eens, dat het zo ligt.
Wil ons er dan aan herinneren, lieve Heer.

Wij danken U voor alle moeders, voor de moeders die we hier niet meer hebben, en die we zo missen, en voor de moeders om ons heen.
Voor de goede moeders allereerst. Maar we denken ook aan de moeders die ons tegenvielen, die we anders hadden gewild. En als moeders vallen wij onszelf zo vaak tegen, Heer, U weet dat wel.
We hadden meer geduld, meer rust, meer wijsheid, meer energie willen hebben… Vaak verwachten we meer van onszelf dan we op kunnen brengen.
Denkelijk ook meer dan U van ons verwacht.
Leer ons nee zeggen, grenzen stellen, ook aan onszelf, en aan de dingen die wij van onszelf moeten.
Help ons om zo om onszelf te lachen, dat we ook weer ruimte hebben voor echt plezier, voor liefde…
En dat bidden we niet alleen voor moeders, maar voor ons allemaal, in deze warrige, woelige wereld, die steeds meer lijkt te vragen, te eisen van ons.

Help ons te herinneren dat U ons hebt vrijgekocht van de slavernij. Vrij, om U in alle rust te dienen.
Op deze dag, maar ook elke dag, schenk ons de rust in U als basis voor het werk dat we mogen doen, en voor de relaties waarin wij functioneren…
Dat Uw Heilige Geest mag zijn in de woorden die we spreken, in de gedachten die we over elkaar koesteren, dat we met Uw ogen naar onszelf en naar elkaar mogen kijken, dan zal het goed komen.
Wij bidden U voor alle moeders in nood, waar ook ter wereld. Moeders die er alleen voor staan, moeders op de vlucht, moeders die hun kinderen kwijt zijn, moeders die ze geen eten kunnen geven…
Zegen de zieken, Heer, U kent ze… we noemen hun namen in ons hart…

Help ons voor hen allen te doen wat we kunnen doen,
en hoor ons als wij bidden zoals Jezus het ons leerde:

Onze Vader, die in de hemelen zijt,
Uw Naam worde geheiligd.
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!

Ons slotlied is uit TussenTijds 120: 1 en 3 = Lied 221
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ het tweede vers, zoals op Uw papier staat.

 
Zegen:
(een oude Ierse zegen:)
Moge de weg je tegemoet komen, 
moge de wind voor jou steeds in de rug zijn, 
moge de zonneschijn je gezicht verwarmen
laat de regenbuien zacht neerkomen
op je velden, 
en moge God je bewaren
in de palm van Zijn hand 
tot wij elkaar weer ontmoeten. Amen


Vers 2



[i] We zien dat in het geval van Ruth. Boaz is de losser, hij is familie en de grond van Elimelech, die met vrouw en kinderen ten tijde van een hongersnood naar Moab is vertrokken, valt nu onder de verantwoordelijkheid van een ander, mogelijk een neef. Daarmee heeft deze wel een schuld aan Elimelech en diens nakomelingen, maar hij had zeker niet verwacht dat Naomi terug zou komen. Boaz is ook familie, hij en kan het geval oplossen, door de prijs voor de grond te betalen. Dat geld heeft de neef die de grond gebruikt duidelijk niet liggen. En Boaz doet meer: hij trouwt met Ruth, en stelt zó de plaats van de nakomelingen van Elimelech en Naomi binnen Israël veilig. Goed, dit is een zijsprong, maar U ziet dat ook hier een uitzichtloze situatie recht gezet wordt door de losser.