Voor eerdere diensten klik hier:
Zondag
Misericordias Domini 8-5-2011 10 uur in Abrahams schoot, Langendijk 74 te Gorcum
Wij
zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven.
Amen
Zo lief
had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren
Zoon gegeven heeft, opdat ieder
die in Hem gelooft
aan het verderf ontkomt,
en eeuwig leven
hebben mag!
Ons introïtuslied is Psalm 33: 2 en 8. Daarin is sprake van Gods genade,
Gods barmhartigheid,
om exact te zijn, en daarnaar is deze zondag genoemd: Misericordias Domini. De
zondag van Gods Barmhartigheid.
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood
van deze wereld, - die is groot -
maar laten wij dan ook Zijn Naam
prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid
geen einde komt!
Zondagsgebed:
Vader, God, die Zich ontfermt over mensen die U zoeken, laat ook ons delen in
die genade,
door Jezus Christus, onze Heer. Amen.
Lezing Oude Testament: Jesaja 43: 1
– 13
DeuteroJesaja. Dus al in ballingschap...
Een
profetie over het volk....
1. Nu echter, zo spreekt de Aanwezige die jou, Jacob, geschapen heeft, die jou,
Israël, heeft gevormd:
“Vrees
niet, immers, Ik heb je vrijgekocht, en Ik heb je bij je naam
genoemd: de Mijne ben je.
2. Als je door de wateren en de rivieren trok, was Ik bij je, en dan spoelden ze
je niet weg;
als je in vuur stapte, werd je er niet door verzengd,
en geen vlam kon je
verteren!
3. Waarlijk, Ik de Aanwezige, ben je God,
de Heilige van Israël, je redder. Aan Egypte heb ik als borgsom voor jou Ethiopië en Scheba
gegeven, in jouw
plaats.
4. Want je was me lief, in Mijn ogen was je iets bijzonders, en Ik, Ik houd van je, voor jou ruilde ik de (hele)
mensheid in,
en (hele) naties
zou ik in ruil voor je leven geven.
5. Wees maar niet bang, heus, Ik ben bij
je.
Uit het Oosten doe Ik
je kroost komen, en uit het Westen
zal Ik je naar me toe halen.
6. Tegen het Noorden
zeg Ik: Geef óp! en tegen het Zuiden:
Houd (ze) niet vast’.
Mijn zoons
heb Ik laten komen van ver weg, ja, Mijn dochters
van het einde der aarde.
7. Alles wat er met Mijn
Naam wordt aangeduid, Ik heb het geschapen tot Mijn eer, Ik heb het gevormd, Ik
heb er Mijn best
op gedaan....”
En dan een
volgende profetie. Later. Daar kan weken of maanden tussen zitten, dat zie je
niet in geschreven vorm:
Deze profetie heeft het uiterlijk van een rechtsgeding tussen God en de volkeren. Israël
is getuige, al
is het nog zo blind en doof.... Dat
volk
van God weet immers hoe God dingen heeft onthuld
over het vroegste verleden, hoe Hij zorgt voor de komende ommekeer in de
geschiedenis, (Cyrus), en de toekomst voorspelt.
We lezen:
8. Men zal het volk der blinden, die toch echt allebei de ogen hebben, naar buiten
voeren, ja, dat der doven, die best oren hebben....
9. Alle stammen worden tot een eenheid
bijelkaar gehaald, ze worden tot
hele naties
bij elkaar gebracht:
maar wie van hen zal dít
verkondigen? of ons de dingen van heel vroeger laten horen?
Laat ze hun getuigen maar oproepen, en àls ze gelijk hebben, zal men het horen
en zeggen: ‘t is waar.
10. “Júllie zijn Mijn
getuige”, luidt een openbaring van de Aanwezige, “èn Mijn knecht die Ik heb
uitgekozen, opdat jullie ‘t zullen inzien en op Mij vertrouwen zullen, en er
een duidelijk begrip van hebben, dat het om Mij
gaat.
Vóór Mij is er
geen God gemaakt,
en ná Mij zal er geen
ontstaan.
11. Ik, Ik ben de Aanwezige,
en verder is er geen Redder.
12. Ik heb geopenbaard, en gered, en doen horen, en niet
tot jullie nadeel! En
jullie zijn Mijn getuigen!”
Zo heeft de Aanwezige het letterlijk gezegd.
En:
“Ik ben God.
13. Ook nà vandaag de dag ben Ik dat, en niemand kan iets uit Mijn macht
redden, als Ik
iets maak, wie zal het dan ongedaan maken?!”
Er is God alles
aan gelegen, dat
Zijn volk wéét en gelooft,
maar ook vertelt
aan anderen, dat Hij
het is, die hemel en aarde gemaakt heeft, die het Verbond met
Zijn volk altijd trouw is geweest.
Hij deelt Zijn eer met geen ander.
Hij is de God van de geschiedenis, en van de toekomst!!! Ook van onze
toekomst.
Wij zingen uit TussenTijds lied 30: 1, 5, 6 = Lied 8a
Epistellezing: 1 Petrus 1: 17 – 23 Goed Nieuws.
Over heil
en genade gaat het,
waar de profeten al naar verlangden en zochten, maar dat nog niet voor hen was,
maar wel voor de lezers van de brief van
Petrus, en voor hen die zijn woorden hoorden en er oor voor hadden en hebben…
Woorden die zijn geopenbaard in en door Jezus Christus, die we dan ook moeten
gehoorzamen als heiligen, als mensen die God
zijn toegewijd, net
zoals Jezus dat was. Wees
heilig, want Ik ben Heilig, staat er in Leviticus. Petrus gaat dan
verder:
17 U roept God
aan als uw Vader. Hij
maakt geen onderscheid
en oordeelt iedereen op grond van zijn daden. Heb dus ontzag
voor Hem zolang u hier als vreemdelingen
woont.
18 U weet het: uit dit zinloze
bestaan, dat u van uw voorouders hebt gekregen, bent u niet vrijgekocht
met iets dat vergaat, met zilver
of goud,
19 maar met het kostbare
bloed van Christus,
het Lam zonder smet of gebrek.
20 Al voor de schepping van
de wereld had God Hem
in gedachten, maar
eerst nu, aan het einde van
de tijd, is Hij verschenen,
omwille
van
u.
21 En door Hem gelooft
u in God, die Hem uit
de dood heeft opgewekt
en Hem heeft verheerlijkt. Dat
betekent dat uw geloof
in God tevens hoop
is op God.
22 Door aan de waarheid gehoor
te geven hebt u uw hart
gereinigd en is oprechte onderlinge liefde mogelijk
geworden.
Héb elkaar dan ook met
hart en ziel lief,
23 als mensen die herboren
zijn, niet uit vergankelijke
ouders, maar uit een onvergankelijke
bron, door het woord
van de levende en eeuwige God.
De dichter van psalm 105 zingt ons voor:
Halleluja! Loof de Heer, roep luid Zijn Naam, maak Zijn daden bekend
onder de volkeren! (ps 105:1)
HALLELUJA!
Ons lied is gezang 225 = Lied 655
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Johannes 21: 1 – 14
Het
is enige tijd na de opstanding...
1. Nadien liet Jezus Zich opnieuw aan de leerlingen zien bij het meer van
Tiberias; zo liet Hij Zich zien:
2. Simon Petrus en Thomas, die tweeling genoemd wordt, en Nathanael van Kana in
Galilea en die van Zebedeus, en twee anderen van zijn leerlingen waren de hele
tijd samen...
3.
Zegt Simon Petrus
tegen hen: Ik
ga vissen. Zeggen ze tegen hem: Wij
gaan ook met je mee. Ze gingen er op uit
en ze gingen aan boord van het schip,
en in die nacht vingen ze niets.
4. Maar toen het al ochtend
geworden was kwam Jezus
naar het strand; echter de leerlingen
hadden er geen idee van dat het Jezus was.
5. Zegt Jezus
tegen hen: Jongelui, hebben jullie soms
een hapje eten? Ze antwoordden Hem: Nee....
6. Maar Hij
zei tegen ze: Werp het net aan de rechterkant
van het schip uit, en dan zul je (vis) vinden.
Toen wierpen
ze het uit, en ze konden het niet meer inhalen
vanwege de grote hoeveelheid aan vissen.
7. Dan zegt de leerling waar Jezus
dol op was tegen Petrus: Het is de
Heer!
Nu, toen Simon Petrus
hoorde: Het
is de Heer, bond ie zijn overhemd om z’n middel, want hij was
naakt, en hij wierp zich in de zee.
8. Maar de andere leerlingen kwamen per boot,
want ze waren niet ver van het land, maar ongeveer 20 el (een dikke tien meter),
terwijl ze het net met vissen
mee-zeulden.
9. Maar als ze dan aan land
gaan, zien ze dat er een kolenvuurtje
is aangelegd, en vis
die er op ligt, en brood.
10.
Dan zegt Jezus
tegen ze: Breng wat van de vissen die jullie nu gevangen hebben.
11. Toen ging Simon Petrus er op af, en hij trok het net vol met (wel) 153
grote vissen aan land, en hoewel het er zoveel waren scheurde het net niet.
12. Dan zegt Jezus tegen ze: Kom, eet.
Maar niemand
van de leerlingen durfde Hen te vragen: Wie
bent U?
Omdat ze wisten:
Het is de Heer.
13. Jezus komt en neemt het brood
en geeft het hun, en
de vissen net
zo.
14. Dat was al de derde keer dat Jezus,
opgewekt uit de doden, Zich liet zien
aan de leerlingen.
Zalig die het
Woord van God horen en er gehoor aan geven!
Credo: In antwoord op Gods
Woord willen wij samen ons geloof belijden:
Wij geloven in God, schepper
van hemel en aarde,
van meer
dan we kunnen bedenken,
van alles wat is.
Wij geloven dat God
van ons houdt,
zoals een Vader en een
Moeder,
voor ons wil zorgen, ons beschermt.
Wij geloven dat God mens werd:
Jezus, om ons lot te
delen,
om op Zich te nemen
onze zonden, al ons leed.
Om dwars door dood en hel heen
ons thuis te halen in de hemel,
eens... op Zijn tijd.
Wij geloven dat Gods Geest
tot ons spreekt in brood en wijn,
in woord en lied,
in de stilte van ons hart,
om ons op de weg te zetten
naar God en naar de ander,
om zo
beeld van God te zijn.
Wij geloven dat mensen-op-weg-naar-God
bij elkaar horen, als de vingers van een
hand,
als de leden van een lichaam,
ongeacht rang of stand, kerk of land.
Wij geloven dat doop en vergeving,
genade en goedheid
ons in eeuwigheid zullen doen leven,
met elkaar en met God. Amen.
Preek
Genade zij u en vrede
van God onze Vader en
van Jezus Christus,
onze Heer,
door de Heilige Geest.
De eerste en de tweede lezing hadden vandaag een paar punten gemeen,
waar ik graag even bij stil
sta.
In beide gevallen is er allereerst sprake van loskopen.
Een hoogst actueel onderwerp
helaas, want het komt tegenwoordig heel regelmatig
voor, dat mensen worden overvallen
en gevangen gezet,
door anderen, die er een losprijs
voor hopen te ontvangen.
En ook piraten, die tegenwoordig zo actief zijn, hopen hun slag
te slaan door boten
mét bemanning en al te kapen, en later voor heel veel
geld over te dragen aan de rechtmatige
eigenaar.
Het gaat dus altijd om situaties
van onrecht.
Mensen, goederen, die ten onrechte hun vrijheid
zijn kwijt geraakt, en die in de macht
zijn gekomen van lieden die daar van huis
uit geen recht op hebben.
Soms kun je enig begrip
opbrengen, wanneer bijv. Europese vissers
hun werkterrein verleggen naar Afrika, en daar de kusten leegvissen,
zodat de plaatselijke bevolking honger lijdt… Zij worden bestolen.
En misschien wel door een schurk
uit Urk, die op
zondag in de kerk
zit, en die niet verder denkt dan
het eigen belang. (Laten we er van uitgaan dat het geen opzet is).
Wanneer de gevangenen goed
behandeld worden, hebben ze geluk,
maar ook dan wordt in alle
gevallen hun leven grondig op zijn kop
gezet, en is angst,
stress en zorg
hun deel.
We weten ook dat veel gegijzelden
het niet overleven.
Het gaat dus altijd om een zeer ernstige
situatie.
In de bijbel wordt de term losprijs allereerst
gebruikt voor het vrijkopen van gevangenen,
maar ook om slaven vrij te kopen. En bovendien kan het zijn dat iemand
recht heeft op grond,
om die te erven of als eerste te
mogen kopen.[i]
God, de God van Israël,
de God van het Joodse
volk dat inmiddels in ballingschap
is in Babylonië, en niet meer weet waar het aan toe is, God laat het volk
moed inspreken door
Zijn profeet. Hij
is hun losser!
Je kunt je voorstellen, dat een
volk in ballingschap niet meer weet
wie of wat
ze nu eigenlijk zijn, en waarvoor
ze staan. Ze wonen verspreid over het grote Babylonische rijk, want verdeel
en heers is een goed concept voor overwinnaars.
En dan duikt de vraag
op wie nu eigenlijk hun God
is.
In het antieke besef hoorde de god bij de grond.
Dus de Babylonische godenwereld
had macht binnen het Babylonische rijk,
maar daarbuiten niet.
Is dat ook zo met de God
van Abraham, Izaäk en Jacob? Hij
heeft toch niet kunnen of willen
voorkomen dat Zijn
volk is weggevoerd uit het eigen land.
Wie moeten ze nu dienen?
Hem of de goden van
het land?
Ja, de priesters en profeten,
voor zover ze er nog zijn, houden
het volk wel voor dat Hij
de voorvaderen uit Egypte
heeft weggehaald, dus zover strekte Zijn macht wél, en ook in de woestijn…
en als Hij echt de Schepper is van hemel en aarde, dan is de hele wereld
van Hem, zoals ook
staat in de oude verhalen, maar… aan de andere kant: volgens
de Babyloniërs zouden het de goden van Babel
zijn geweest, die een bewoonbare
wereld hadden geordend voor de
mens… (Nadat ze elkaar in de pan hadden
gehakt.)
Het is bar verwarrend
voor velen.
Maar Jesaja roept
het nu uit: Sheba en Koesh (de rijke bronnen van wierook en goud, ten Zuiden van
Egypte) heeft de Heer
aan Egypte afgestaan in ruil voor Zijn volk.
Als losprijs. En Hij heeft altijd
voor ze gezorgd, wàt er ook gebeurde,
zolang
ze Hem maar erkenden en dienden.
Ja, zelfs voor de ballingschap
heeft Hij ze gewaarschuwd,
en Hij heeft ze voorspeld
hoe de heersers van Babel, die hén gevangen namen, zelf zouden worden vervangen
door Cyrus,
stichter van het Perzische rijk, die kwam uit wat nu Iran is…
Uit de eerste profetie die we hoorden, spreekt een diepe warmte.
Ik houd van je, Ik heb
je vrijgekocht…
gelost…
Deze lezing past bij de zondag van het Erbarmen.
In het Latijn: Misericordias
Domini. Letterlijk: het meelevende hart van de Heer. Jouw misère
gaat Hem ter harte. In het Hebreeuws
hangt het woord samen met rèchèm,
baarmoeder.
Het zijn Gods moederlijke
gevoelens voor het volk, dat Hij als Zijn kind beschouwt, die hier in het geding
zijn. Een moeder gaat door roeien en ruiten, om haar kind
te verdedigen
tegen onrecht en moeilijkheden.
Vandaag is het moederdag.
En het is goed dat moeders, die zoveel op de achtergrond
doen, om te maken dat de rest van het gezin zich kan ontplooien, maar eens in
het zonnetje worden gezet.
Niet om er de rest van het jaar af te zijn, maar om met nieuw
respect naar hen
te kijken.
Vandaag kunnen we Moederdag óók met een hoofdletter schrijven, want God,
onze Vader in de Hemel, heeft ook een heel Moederlijk,
een warm gevoel voor
ons. Dat vergeten we wel eens,
omdat wij zo in menselijke en tijdbepaalde rolpatronen
denken, dat we geen oog hebben voor de grensoverschrijdende
eigenschappen van God.
Ook in de brief van Petrus
is sprake van een losprijs.
Maar daar gaat het niet om land,
of hele volkeren, of wat God
betreft: de hele mensheid, als
losprijs, maar om het kostbare,
sommigen vertalen: dierbare, bloed
van Hem die als een Lam zonder smet of schuld voor ons is geslacht. Om het leven
van een onschuldige.
De warmte van die term kostbaar of
dierbaar, verbindt deze lezing ook
met het Oude Testament.
Waar het om God gaat
is beeldspraak altijd riskant,
omdat er steeds meer meespeelt dan
wij kunnen bedenken. En dus kun je niet vastleggen
of uitrekenen
hóé Jezus nu precies
Gods Zoon is. Maar Hij is het wel
op een heel andere
manier dan het Godsvolk,
dat ook Gods zoon genoemd wordt.
Hij is de enige die als Zoon van
God geboren is.
En dat stond al heel lang vast,
schrijft Petrus.
Het blijft een geheimenis.
Misschien helpt het ons als we ons
bedenken, dat in die cultuur de zoon
staat voor de toekomst
die je als ouder hebt. De zoon is je voortbestaan.
En in elk geval
kunnen we veilig
stellen, dat waar God
Zijn Zoon voor ons over heeft, Hij
Zijn toekomst op het spel
zet, om ons te redden.
God is dood? Vergeet het maar.
Waar Jezus is opgestaan,
daar leeft God.
Voor altijd en eeuwig.
Laten we nu eens even denken aan het mooie evangelieverhaal
dat we hoorden. Ook daarover zou
ik een paar uur kunnen preken, maar met
alle vragen die het
verhaal opwerpt, geeft het ook een paar antwoorden.
De Jezus die is opgestaan
is van een andere orde dan Hij die
stierf. Dat is
duidelijk voor de leerlingen.
Er hangt iets om Hem heen,
dat Hem ànders maakt.
Ze weten wel dat Hij
het is, en tóch…
Zoals je soms iemand, die je
tientallen jaren niet gezien hebt,
maar nauwelijks herkent.
Hij, zij is het, maar toch
weer niet…
Niet zoals in je herinnering.
Niet zoals in het beeld dat je van
hem of haar had…
Maar Jezus is wel
een mens van vlees en bloed.
Hij is geen spook,
geen geest. Hij eet
en drinkt net als wij allemaal. Hij bestaat met lichaam
en ziel.
En wat éét Hij?
Hij eet vis.
En dat wordt een symbool
voor de opgestane Heer.
Het Griekse woord voor vis:
Ichthus, u ként het wel, bestaat
uit de beginletters van de Griekse
woorden voor: Jezus Christus, Gods Zoon, Redder.
Vandaar het visje, dat
zo populair was onder de eerste
Christenen, en nog altijd onder Protestanten.
Vis…
Honderd drieënvijftig grote vissen vingen ze, die wonderbaarlijke morgen.
Dat staat er natuurlijk niet zomaar.
Johannes vertelt
ons niet dat Petrus die morgen in zijn zakboekje optekende: vangst:
153 stuks.
Maar we vinden hierin een soort zegel
van God.
153 is 9 x 17. Zeventien
is het getal dat de Godsnaam
in het Hebreeuws
uitdrukt. Ze rekenden met letters,
dus die hadden ook een cijferwaarde.
De heilige Naam van God
heeft de waarde 17,
wanneer je die helemaal uitschrijft.
Negen is drie keer drie, en omdat drie het getal van de hemel
is, van God, mogen we
concluderen dat hier deze wonderbare visvangst dubbel en dwars van Godzelf komt. Met keurmerk van echtheid.
Waar Jezus zich
bevindt, is God
aanwezig.
Dat is de boodschap.
Het is ook de bevestiging
van hun roeping om vissers
van mensen te zijn.
Om overal ter wereld te getuigen
van God.
Van God, die ons allemaal heeft geschapen,
die ons allemaal, stuk voor stuk, kent
en liefheeft, als een
Vader, als een Moeder, en die ons vrij
maakt.
Vrij om de mens
te zijn, waartoe we zijn geroepen.
Een mens die durft te getuigen
van geloof en bevrijding
door het kostbare, het dierbare
bloed van het Lam.
Laten wij opstaan en doen
wat van het Gods volk
werd gevraagd tijdens de ballingschap,
wat van Jezus’ leerlingen
werd verwacht, en
wat van alle lezers van de brief van Petrus terecht wordt verhoopt:
dat wij getuigen,
hardop zeggen, tegen ieder
die het horen wil, en ook
tegen wie het niet wil horen, dat God
bestaat, dat Jezus
leeft, en dat het
altijd weer Moederdag
is met een hoofdletter.
Laten we het zeggen, maar vooral
ook tonen in ons doen en laten als
gemeente Gods, als Christenen,
als volgelingen van Jezus:
in het omgaan met elkaar in liefde.
Wat er ook gebeurt.
De zegen van God
rust immers op ieder van ons die
dit hoort (of leest).
Zijn Naam is uitgeschreven
over heel de aarde.
Zelfs over het donkere water, dat een beeld is van de dood.
Wij zijn van Zijn Geest doortrokken. Zij staat ons bij.
Amen.
Muziek
Alles wat wij hebben , hebben wij van God gekregen,
om door
te geven, om met velen te delen
en er zo van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen:
in de collecte
Na het gebed over de gaven zingen wij gezang 484 helemaal.
Nu eerst de Collecte
Gebed over de gaven
Lieve God,
U geeft U Zelf aan ons.
Wij bieden U ons eigen leven aan.
Neem het, zoals
U ons geld aanneemt.
Dat het dienstig mag zijn voor U.
In de geest van Jezus
- die ons voorging.
Amen.
Soms hebben we het gevoel dat we wel eens worden overvraagd door God.
Dat is niet erg, en dat mogen we ook onder woorden brengen. We zingen:
Gezang 484 Waarom moest ik Uw stem verstaan? = Lied 941
Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U voor zoveel liefde.
Voor zoveel tekenen van Uw aanwezigheid, ook al zijn we er vaak doof
en blind voor geweest.
Wil ons door Uw Geest
telkens weer de ogen en de oren openen,
opdat wij ons bewust
zijn van Uw claim op ons leven, en van de vrijheid
die U ons geeft.
Vrijheid om er goede dingen mee te doen.
Om elkaar te dienen, en zo U te dienen.
We vergeten het nog wel eens, dat het zo ligt.
Wil ons er dan aan herinneren, lieve Heer.
Wij danken U voor alle moeders, voor de moeders die we hier niet meer hebben, en
die we zo missen, en voor de moeders om ons heen.
Voor de goede moeders allereerst. Maar we denken ook aan de moeders die ons
tegenvielen, die we anders hadden gewild. En als moeders vallen wij onszelf zo
vaak tegen, Heer, U weet dat wel.
We hadden meer geduld, meer rust, meer wijsheid, meer energie willen hebben…
Vaak verwachten we meer van onszelf dan we op kunnen brengen.
Denkelijk ook meer dan U van ons verwacht.
Leer ons nee zeggen, grenzen
stellen, ook aan onszelf, en aan de dingen die wij van onszelf moeten.
Help ons om zo om onszelf te lachen, dat we ook weer ruimte hebben voor echt
plezier, voor liefde…
En dat bidden we niet alleen voor moeders, maar voor ons allemaal, in deze
warrige, woelige wereld, die steeds meer lijkt te vragen, te eisen van ons.
Help ons te herinneren dat U ons hebt vrijgekocht van de slavernij. Vrij, om U
in alle rust te dienen.
Op deze dag, maar ook elke dag, schenk ons de rust in U als basis voor het werk
dat we mogen doen, en voor de relaties waarin wij functioneren…
Dat Uw Heilige Geest mag zijn in de woorden die we spreken, in de gedachten die
we over elkaar koesteren, dat we met Uw ogen naar onszelf en naar elkaar mogen
kijken, dan zal het goed komen.
Wij bidden U voor alle moeders in nood, waar ook ter wereld. Moeders die er
alleen voor staan, moeders op de vlucht, moeders die hun kinderen kwijt zijn,
moeders die ze geen eten kunnen geven…
Zegen de zieken, Heer, U kent ze… we noemen hun namen in ons hart…
Help ons voor hen allen te doen wat we kunnen doen,
en hoor ons als wij bidden zoals Jezus het ons leerde:
Onze Vader, die in de hemelen zijt,
Uw Naam worde geheiligd.
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Ons slotlied is uit TussenTijds 120: 1 en 3 = Lied 221
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ het tweede vers, zoals op
Uw papier staat.
Zegen:
(een oude Ierse zegen:)
Moge de weg je tegemoet
komen,
moge de wind voor jou
steeds in de rug zijn,
moge de zonneschijn
je gezicht verwarmen,
laat de regenbuien zacht
neerkomen
op je velden,
en moge God je bewaren
in de palm van Zijn hand
tot wij elkaar weer ontmoeten. Amen.
Vers 2
[i]
We zien dat
in het geval van Ruth. Boaz
is de losser,
hij is familie en de grond
van Elimelech, die
met vrouw en kinderen ten tijde van een hongersnood
naar Moab is vertrokken, valt nu onder de verantwoordelijkheid van een ander,
mogelijk een neef. Daarmee heeft deze wel een schuld
aan Elimelech en diens nakomelingen, maar hij had zeker niet verwacht dat
Naomi terug zou komen. Boaz
is ook familie, hij en kan het geval oplossen, door de prijs voor de grond
te betalen. Dat geld heeft de neef die de grond gebruikt
duidelijk niet liggen. En Boaz
doet meer: hij trouwt
met Ruth, en stelt zó de plaats van de nakomelingen
van Elimelech en Naomi binnen Israël veilig.
Goed, dit is een zijsprong,
maar U ziet dat ook hier een uitzichtloze
situatie recht
gezet wordt door de losser.