Liturgie zondag
jubilate 17-4-
2005
in de Lutherse schuilkerk genaamd: In Abrahams
schoot, te
Gorcum
Organist: Nico Blom
Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de
Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze hulp is in de naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft
Amen
Wij belijden voor de Almachtige God,
dat wij gezondigd hebben,
gezondigd, in gedachten,
woorden en daden.
Het is onze schuld, onze eigen grote schuld.
Daarom vragen wij God, de Almachtige,
de Barmhartige, zich over ons te ontfermen,
ons al onze zonden te vergeven
en ons te bevrijden van alles wat verkeerd
is. Amen
De Almachtige God schenke
ons Zijn genade
Amen
Zo lief had God deze wereld,
dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven
heeft,
opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf
ontkomt,
en eeuwig leven hebben mag!
Ons Introïtuslied deze zondag Jubilate is de psalm waar de zondag ook naar
genoemd is: psalm 66: 1, 3 en 7
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
Maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt.
Zondagsgebed
Grote God, om Uw liefde willen we jubelen en juichen,
om Uw grote daden willen we U loven,
om Uw goede Woorden willen we luisteren,
om Uw nabijheid willen we U volgen, alle dagen van ons leven. Door Jezus
Christus, onze Heer. Amen.
Lezing Oude Testament Zacharia 8: 1 – 8 NBV
Zacharia 8:1-8,
Een jaar of achttien is het na de terugkeer van het volk uit de Babylonische
ballingschap.
Men is nog bezig met het herbouwen van Jeruzalem, en de tempel, maar het schiet
niet echt op. De Aanwezige echter, de God van het volk, steekt ze door Zacharia,
met verschillende orakels een hart onder de riem, zoals we hier horen:
1 Maar
nu luidt het woord van de HEER van de hemelse machten:
2 ‘Dit zegt de HEER van de
hemelse machten: Ik brand van liefde voor Sion; met vurige liefde neem ik het op voor Jeruzalem.
3 Dit zegt de HEER:
Ik keer terug naar de Sion en kom in Jeruzalem wonen. “Stad van trouw” zal
Jeruzalem heten,
en de berg van de HEER van de hemelse machten “Heilige berg”.
4 Dit zegt de HEER van
de hemelse machten:
Opnieuw zullen er op de pleinen van Jeruzalem oude mensen zitten, steunend
op hun stok vanwege hun hoge leeftijd,
5 en de
straten zullen krioelen van de spelende kinderen.
6 Dit zegt de HEER van de
hemelse machten:
Ook al lijkt het jullie, die van dit volk nog over zijn, nu
onmogelijk,
waarom zou het voor Mij
onmogelijk zijn? –spreekt de HEER van de hemelse machten.
7 Dit zegt de HEER van de
hemelse machten:
Ik zal mijn volk bevrijden
uit het land waar de zon opkomt en het land waar de zon ondergaat
8 en hen naar Jeruzalem
brengen. Daar zullen ze woinen. Zij zullen Mijn volk zijn en Ik hun God,
in onwankelbare
trouw.
Wij zingen Gods lof met gezang 219 = Lied 645
Epistellezing: 1 Petrus 2: 19 – 25
1 Petrus 2: 18- 25
Petrus schrijft hoe gemeenteleden met elkaar om dienen te gaan, omdat ze stuk
voor stuk leven uit genade, en naar God toe verantwoordelijk zijn voor elkaar.
De verzen 19-24 lijken een lied te zijn, dat in de gemeenten wordt gezongen...
Vergeet niet dat er veel vervolging en leed is in die tijd. Dan zing je soms
tegen de klippen op.
19. Immers: dit is genade:
als iemand door zich van God bewust te zijn,
problemen rustig verdraagt, ook al lijdt
hij (of zij) zonder reden.
20. Want wat voor positieve beoordeling levert
het op,
als jullie,
het lankmoedig verdraagt mishandeld te
worden na daar aanleiding toe gegeven te hebben?
Maar als jullie het goede doen en toch
het lijden verdragen, dan is dát in Gods
oordeel een uiting van genade.
21. Want daartoe zijn jullie geroepen.
Omdat ook Christus voor jullie geleden
heeft,
en jullie (zo) een voorbeeld liet om ná
te volgen,
opdat jullie in Zijn voetspoor mochten gaan!
22. Hij die (Zelf) niet zondigde,
en in Wiens mond geen valse voorstelling
van zaken was te vinden,
23. Die, als Hij belachelijk werd gemaakt,
niet op Zijn beurt iemand belachelijk
maakte,
(en) nooit iets terug deed in
het lijden...
Hij gaf het over aan Hem Die
oordeelt in gerechtigheid...
24. Hij, die in Zijn lichaam Zelf
ònze zonden
moest verduren – op het hout -
opdat wij, van de zonden lós,
leven mochten in gerechtigheid
.
25. Want als verdwaalde schapen waren jullie,
maar nu zijn jullie weergekeerd
naar de Herder en Opzichter van je ziel.
De psalmist vat het als volgt samen:
Halleluja. De Heer heeft Zijn volk verlossing gebracht, voor eeuwig Zijn
verbond ingesteld. HALLELUJA!
Ons loflied is dan ook gezang 200: 1 en 5 = Lied 621
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Johannes 10: 1 – 10
Jezus is in Jeruzalem
en onderwijst. Hij wordt in Zijn onderricht steeds duidelijker.
Dit zijn de ‘Ik ben’-woorden. Daarmee zegt Hij steeds nadrukkelijker dat Hij
uit God is, en Godgelijk,
en dat wie van Hem houdt ook van God
houdt en omgekeerd.
1. “Waarachtig, waarachtig zeg Ik jullie: wie niet door de deur
de schaapskooi binnenkomt, maar er op een andere
plaats binnenklimt, dat is een dief en een rover.
2. Maar wie door de deur binnen komt,
dat is de herder van de schapen.
3. Hem doet de deurwachter open, en de schapen luisteren naar Zijn stem,
ja, Hij roept Zijn eigen schapen
bij name, en brengt ze naar buiten.
4. Wanneer Hij al de Zijnen naar buiten
laat, gaat Hij voor
hen uit, en Zijn schapen
volgen Hem na, want ze kennen
Zijn stem.
5. Maar een ander zullen ze niet volgen, maar ze zullen
voor hem (juist) wegvluchten, want ze kennen
de stem van de ander
niet.”
6. Deze raadselachtige uitspraak deed Jezus
tegen hen; maar zij zagen niet in wat
Hij nu (precies) tegen ze sprak.
7. Toen zei Jezus nog een keer: “ Waarachtig, waarachtig zeg Ik jullie
dat Ik de deur
ben voor de schapen.”
8. Allen die al gekomen zijn (voor Mij) zijn dieven
en rovers, maar de schapen
luisterden niet naar hen...
9. Ik ben de deur. Als iemand door Mij
binnen mocht gaan, zal die gered worden, en in- en uitgaan
en weidegrond vinden.
10. De dief komt alleen maar om te stelen,
en te slachten om te eten, en om te vernietigen... maar Ik
ben gekomen opdat ze leven mogen, en overvloed hebben.
ZALIG DIE HET WOORD VAN GOD HOREN EN ER GEHOOR AAN GEVEN
In antwoord op Gods woord
willen wij ons geloof belijden:
Ik geloof in God.
Schepper van hemel en aarde.
Oneindig hoog verheven.
Vol liefde voor gewone mensen.
Daarom wil Hij ons een Vader zijn,
een Moeder, vol zorg en genade.
Daarom wil Hij ons een broeder zijn,
in Jezus, die mens werd als wij.
Geroepen om de goede boodschap te brengen
van Gods liefde voor ons allen.
Opdat wij Hem daarin volgen.
Gekruisigd is Hij, daarin droeg Hij onze schuld.
Gestorven is Hij, en begraven.
Maar opgestaan als eerste der mensen,
tot leven in eeuwigheid.
Zijn Geest wil in en bij ons zijn.
Ons de weg wijzen die we mogen volgen: Jezus.
De weg naar God en naar elkaar.
In doop en genade, licht en vergeving
zijn wij zo met elkaar verbonden,
in de hoop op leven dat komt en dat blijft:
in Gods liefde, waar geen einde aan komt.
Amen.
Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD
ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS,
ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve mensen, kinderen van God, schapen van Zijn kudde…
Schapen… daar hebben de meesten van ons niet zo veel mee. Ach,
schaap, als ze dat tegen je zeggen, dan getuigt dat van weinig
respect, en de mentaliteit van een kuddedier, daar hebben
we weinig mee op.
Schaapskop is ook al zo’n woord
waar je liever niet mee wordt opgesierd, maar in het algemeen komt
dat omdat wij tamelijk weinig van schapen weten.
Mensen die er mee werken kunnen heel aardige verhalen
vertellen.
En in de bijbel zijn schapen en geiten,
kleinvee, in het Oude
Testament, de maat waarin de zegen
wordt uitgemeten. Rundvee komt daar nog
eens boven op, dat is de luxe, zou je
kunnen zeggen, maar schapen leveren melk
en vlees, wol
en leer, allemaal nuttige zaken voor eigen
gebruik, en als de zegen groot is, dan
kun je gaan ruilen met anderen, en zo
je leven verrijken – en dat van de ander.
Je vee is je rijkdom.
Een schaap is een eerbiedwaardig
dier in de bijbel.
God heeft er iets mee.
De herder, in het Hebreeuws royeeh,
is degene die er op uit trekt om de kudde te leiden naar de goede
plaatsen om te eten en te drinken en om de zwakkeren te beschermen. Hij
is de aanvoerder in de strijd tegen het kwaad. En het woord royeeh
wordt ook – in het verlengde daarvan – vertaald met prins, aanvoerder.
De leiders van het volk zijn zijn herders.
En als die niet willen deugen, dat gebeurt
nog al eens, wij zijn niet de enigen
die klagen over de regering, dan roept God
dat Hij Zijn volk Zelf wel eens zal komen leiden, en dat Hij al
die slechte herders hun congé zal geven.
Als God de mensen Zijn kudde noemt, dan
heeft Hij het over Zijn rijkdom.
En dat kom je ook weer tegen in de
verhalen van Jezus: zelfs het leven van één enkel
schaap of lammetje dat is verdwaald, opzettelijk of per
ongeluk, is van groot belang
voor Hem.
En hoewel er veel wordt gesproken over het volk
als eenheid, is binnen dat volk ieder op zich
voor God van belang.
En dat spreekt in die tijd, in die cultuur, helemaal niet
vanzelf. Dat verzeker ik U.
Ook hierin is de God van Israël weer tegendraads.
Je mag wel zeggen, dat Hem niets te gek
is.
Het mag even duren, als Hij goede dingen belooft, maar het gebeurt.
En zoals we in Zacharia zien, is niet alleen Israël
Gods volk, want Hij zal Zijn volk bijelkaar
brengen van alle uiteinden
van de aarde. Niet omdat de Joden daarheen
zijn verspreid, die zijn voor een groot deel juist terug uit de ballingschap,
maar alle volkeren horen er van het begin af al bij,
die uit het Westen én uit het Oosten.
Heel de bekende, bewoonbare
wereld.
Gods verlangen is, dat heel de wereld Hem
zal erkennen en vooral: liefhebben. Om wie
Hij is.
Hij, die wij kennen als de Schepper en behouder
van heel deze wereld, en die zorgzaam
als een goede herder zich bekommert om ieder
individu. Om ieder mens.
Dat thema komt terug in het laatste vers van de epistellezing:
we waren verdwaalde schapen, die uit Oost
en West, die eerst geen deel uitmaakten van de kudde, maar nu
zijn we teruggekeerd naar de Herder en Opzichter
van onze ziel.
En die terugkeer is mogelijk gemaakt door
het lijden en sterven van Jezus Christus,
en diens glorieuze overwinning
daarin.
Daardoor zijn we van de zonden lós, en kunnen we deel uitmaken van die grote
gemeenschap die Gods rijkdom
is. Zijn kudde. Zijn volk. Zijn kinderen. Zijn kerk.
Diezelfde Jezus Christus doet vandaag in
het Evangelie vèrgaande uitspraken over Zichzelf.
Ook weer over schapen. Over het volk
van God, en ook weer in ruimere zin: er zijn namelijk ook schapen
die niet van deze kudde zijn, maar er wel bij horen, dat staat iets
verder.
Gods macht strekt zich niet alleen uit
over Israël, maar over de hele wereld.
Ook over hen die het land Israël op dat moment bezetten. (En, als ik de
lijn mag door-trekken: eveneens over hen die nu door Israël bezet
worden.)
De schaapskooi waar Jezus het over heeft, is in
feite het koninkrijk van God. Uw Rijk
kome, weet u wel, waar we het iedere dag over hebben…
Er zijn er die het op Gods schapen gemunt hebben.
Dieven en rovers. Moordenaars zijn het.
Ze breken ín in de door God
gewilde orde.
Ze proberen Zijn schapen te roven.
Maar de schapen die er hóren, die laten
zich niet voor de gek houden, en die
luisteren niet naar de stem van vreemde
verlokkers, die kom, kom, kom…
roepen.
De herder, degene die voor de schapen
mag zorgen, gaat door de deur. Die
gaat de goddelijke weg.
Recht door zee. Geen stiekem gedoe.
Dat hoort daar niet.
En je komt ook niet zomaar de stal binnen…
De entree is beveiligd.
Er is een deurwachter, een uitsmijter.
Wie er hoort is welkom,
wie er niet hoort, die komt er niet
in.
Nu moet u bij zo’n stal niet denken aan vier muren en een dak,
een raam hier en daar, en een stevige houten
deur.
Dat hebben schapen en geiten in Israël niet zo nodig.
Denk eerder aan een kraal, een omheining, gevlochten van doorntakken,
die de schapen binnen, en die on-plezierige dieren buiten houden.
Daar heb je dan geen deur in zoals wij die kennen, maar een opening,
een poort, die wordt opgevuld met een hek van nog meer
gevlochten doorntakken, dat iemand open en dicht kan doen van binnen
uit, of het is een heel smalle opening, waar ook niet meer dan
één dier tegelijk doorheen kan, en die dus voor grotere dieren niet
aantrekkelijk is, die halen zich de huid
open, en ’s nachts ligt daar de poortwachter
achter, of in. Hij ís de deur. Alleen
over zijn lijk kom je binnen.
Zo’n situatie heeft Jezus in gedachten,
als Hij spreekt over het koninkrijk Gods.
De goede herders daarin worden herkend
aan hun stem, aan wat ze zeggen.
De schapen volgen hen, omdat ze het woord van God
spreken. En omdat U – als leden
van Gods eigen kudde – best wéét wat
wel en niet
bij God hoort, U ként Hem toch! – daarom weet U diep van binnen
ook wie wel en wie niet goede herders zijn.
Welke stemmen u brengen op de weg naar God,
en welke stemmen u de verwarring in sturen.
Ik heb het nu natuurlijk niet (alleen) over predikanten en priesters,
theologen en andere agogen, want
er zijn heel wat stemmen die op ons inpraten:
TV en radio, reclame, boeken, vrienden
en bekenden, de krant en de buren…
Plaatjes… vlak die niet uit…
Allemaal hebben ze het vermogen onze gedachten
en wensen allerlei kanten op te sturen.
En dan is onze enige zuivere richtlijn
het Woord van God, de bijbel,
het voorbeeld van Jezus, de Heilige Geest en Haar
gaven…
Één van de gaven van de Heilige Geest is vanouds het onderscheidingsvermogen
tussen goed en kwaad,
echt en vals, zuiver en onheilig.
Wij zijn dat intussen een beetje uit het oog verloren, maar het is
een nuttige gave, iets waar we zeker om mogen en moeten bidden
in ons dagelijks leven.
Al te duidelijk vonden Jezus’ toehoorders het verhaal kennelijk niet.
Maar goed, de Geest
was nog niet uitgestort, en dus moest Hij
het Zelf nog maar eens proberen, door
het net even anders te formuleren.
Hij zei:
Ik zeg jullie: Ik ben de deur voor de schapen.
Hier heb ik al wel eens verteld, dat IK BEN
de wezensnaam van God is, en dat het in het Grieks
en het Hebreeuws helemaal niet nodig is
die woorden nadrukkelijk te gebruiken.
In het dagelijks leven kun je zonder.
Als Jezus hier en elders dus zo uitdrukkelijk
zegt: Ik ben… dan is de mededeling niet
alleen wat Zijn functie in het geheel is, maar ook
legt Hij daarmee Zijn relatie met God
vast. IK BEN geldt voor God,
maar ook voor Hem. Hij en de Vader
zijn één.
Ik zei al: gewaagde uitspraken, die veel
verder gaan voor het Joodse oor
dan ze voor ons gevoel doen.
Is God niet Zelf
de poortwachter die de herders wel of niet binnen laat?
Jezus verbindt Zich met Hem.
Ik ben het Zelf, zegt Hij met bijna even
zoveel woorden.
Ik ben de deur.
Als iemand door Mij binnen mocht gaan, zal die gered worden, en
in- en uitgaan, en weidegrond vinden.
Ik ben gekomen, opdat ze leven
mogen, en overvloed hebben. Daar is God
toch voor!
En daarna zegt Hij: Ik ben de Goede Herder,
die Zijn leven over heeft voor de schapen.
God is niet ver
weg, niet in de onbereikbare hemel,
maar Hij is hier en nu. Hij maakt ons het leven mogelijk,
ten koste van alles. Zelfs Zijn eigen leven.
Schokkend!
En bevrijdend.
Die doorntakken, die de heining vormen
tussen de kudde en de boze buitenwereld, (die)
vormen een doornkroon, wanneer Hij tegen de duivel
zegt: “over Mijn lijk kom je binnen… en dan nóg niet”.
Juist in die volkomen overgave, die weg-cijfering
van zichzelf, overwint Hij de verleiding, die niet op God
is gericht, naar op het zelf.
De satan, de verleider,
is daar niet tegen opgewassen.
En zo zijn we dus vrij om Gods koninkrijk
in en uit te lopen, om hier en daar te grazen,
en altijd weer binnen te komen in Zijn liefde
en genegenheid…
En in die vrijheid
kunnen we verder kijken dan het eigen ik,
dan je eigen noden en verlangens, je eigen belang.
Kunnen we Jezus volgen, en hoeven we niet bang te zijn, ook al kán het
je de kop kosten…
Want Hij heeft de dood overwonnen, en houdt eeuwig leven voor
ons in petto.
We zijn vrij om naar Zijn stem te luisteren,
maar, lieve mensen, laten we dat dan ook in Gods Naam doen!
Want van God is het Rijk en de Kracht en de
Heerlijkheid, en van geen ander.
Door Jezus kunnen we tot God komen,
kunnen we deel hebben aan dat Rijk en die
Kracht en die Heerlijkheid, ook hier en nu.
En verder bouwen, aan dat koninkrijk.
Aan die kudde.
Aan deze wereld, wereld van God, wereld
van alle mensen.
Jezus is de poort.
Met Zijn eigen handen heeft Hij de doornen
aangepakt om ons de vrijheid te geven.
Laten we dan luisteren naar Zijn stem,
naar Gods stem, alle dagen van ons leven.
Amen!
Muziek
En dan komen de kinderen binnen en gaan collecteren.
Gebed over de gaven
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat
we hier bijelkaar hebben gebracht,
zodat het is tot eer van Uw Naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd
ten goede komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid
en liefde uitdrukt, door Jezus Christus, onze Heer.
Amen
Gebed over de gaven
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat
we hier bijelkaar hebben gebracht,
zodat het is tot eer van Uw Naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd
ten goede komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid
en liefde uitdrukt, door Jezus Christus, onze Heer.
Amen
We zingen Gezang 438: Heer, geef mij vleugels dat ik reis tot door de sluier
heen… = Lied 798
Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U voor Uw Woord,
dat al generaties lang voor mensen over de hele wereld het richtsnoer
is geweest voor hun leven.
Het woord dat is geschreven in Uw Boek,
het woord dat Uw Heilige Geest ons ingeeft,
op honderden manieren.
Geef ons dat wij open mogen staan voor deze stille stem, en dat wij luisteren
mogen.
Wek ons het oor en het oog, elke morgen weer…
Schenk ons de gaven van Uw Geest,
dat die ons helpen onderscheid te maken tussen goed en slecht, scheef
en recht, gezond en ziek, goddeloos en heilig, tussen U
en de rest.
Zonder U lukt het ons immers niet.
Wij danken U voor onze Heer, die de poort
wilde zijn,
die de doorns diep in Zijn lichaam
heeft gevoeld,
toen Hij voor ons vocht, met machten die dieper en duisterder zijn
dan wij ons kunnen indenken.
Wees met ons, dat wij Hem mogen volgen
op de weg naar U toe, op de weg naar de ander,
op de weg naar onszelf,
zonder angst, zonder boosheid of afgunst,
maar in de Geest van Liefde, die zo zéér Uw wezen
is.
De Geest die Jezus vervulde,
dat Zij ook ons leven mag vullen
met Uw aanwezigheid.
Voor alle mensen die hier geen weet van hebben bidden we.
Dat ook wij Uw woorden mogen spreken,
dat ook wij in ons doen en laten voor hen een spiegel
mogen zijn van Uw liefde.
Dat wij als gemeente van Jezus
Christus hier op aarde deel mogen zijn van Uw kudde
wereldwijd.
Zó, dat U blij met ons bent.
En dat die wereldwijde verbondenheid onze handen en onze harten openen
mogen, voor al die mensen die op de tocht
staan, die bang zijn, die eenzaam en ziek zijn, die op
de vlucht op onze deur kloppen…
of wij ze open willen doen…
O God, maak dat wij met Uw ogen naar deze wereld mogen kijken, dat
wij leven in en vanuit
Uw liefde,
en zo plaats en aandacht
hebben voor al die mensen die in de verdrukking geraakt zijn.
Slachtoffers van rampen, van geweld,
van angst…
Voor de zieken van deze gemeente bidden wij,
en voor Uw kerk, die zelf zo vaak ziek
is.
Wij bidden U voor hen die de nieuwe paus moeten kiezen. Wees hen zo met Uw Geest
nabij, dat Uw keuze ook hun keuze wordt. En dat het vertrouwen in Uw kudde daar
wordt hersteld.
Genees ons allen, door Uw liefde,
die gestalte kreeg in Jezus, onze Heer,
die ons leerde bidden:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd -
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven
En leid ons niet in verzoeking
Maar verlos ons van het kwade
Ons slotlied is Gezang 461: 1 en 4
O, hoogt' en diepte, looft nu God, aanbidt Zijn heiligheid!
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ gezang 461: 7
Zegen:
Op de weg van het Paasfeest
loopt onze weg langs het Kruis,
het Kruis waaraan de Heer
der Wereld stierf
om te dienen en te redden
allen, die verloren dreigden te
gaan.
Zo redt en zegent
ook ons
God de Vader,
God de Zoon,
in God de Geest.
Met ons in eeuwigheid.
Amen.
Gezang 461: 7
O hoogt' en diepte, looft nu God,'... Zijn weg is veiligheid.