zondag exaudi 28-5-2006 om 10 uur in de Lutherse kerk te Zeist.


Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.

God van hemel en aarde,
God van leven en dood, van dood en leven,
wij staan voor U met lege handen,
met besmeurde handen,
met een geweten dat zich niet tot rust laat brengen.

U zo groot, wij zo bijna niets,
en toch verwaand en overtuigd van eigenwaarde,
tot we de gevolgen zien van wat we deden.
Wij zijn nergens, Heer,
als U ons rekenschap vraagt.
Daarom smeken wij U om genade;
daarom vragen wij U:
vergeef ons al wat wij misdeden,
en laat ons weer in vrede leven.
Amen.


Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!


Onze introïtuszang, deze zondag exaudi, is gezang 479 helemaal. = Lied 978

Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen, 

omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!

Zondagsgebed
Heer, die ons bidden hoort, en die ons nooit verlaat, wees ook vandaag in ons midden, ongezien,
maar niet ongehoord.
Door Jezus Christus, onze Heer. Amen.


Onze eerste lezing is Exodus 19: 1 – 11 NBV,
waarin het volk zich moet klaarmaken voor de sluiting van het verbond op de Sinaï. Van oudsher is de Verbondssluiting verbonden met het Pinksterfeest, waarheen we op weg zijn, vandaar ook deze lezing hier en nu. We lezen:
1  In de derde maand, op precies dezelfde dag dat ze uit Egypte waren weggetrokken, kwamen de Israëlieten in de Sinaïwoestijn.
2  Ze waren vanuit Refidim verder getrokken en in de Sinaï-woestijn gekomen. Daar sloegen de Israëlieten hun kamp op, vlak bij de berg.
3  Mozes ging de berg op, naar God. De HEER riep hem vanaf de berg toe: ‘Zeg tegen het volk van Jakob, laat de kinderen van Israël weten:
4  “Jullie hebben gezien hoe Ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe Ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij Mij heb gebracht.
5  Als je Mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met Mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor Mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken–want de hele aarde behoort Mij toe.
6  Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.”
Breng deze woorden aan de Israëlieten over.’
7  Mozes ging terug, riep de oudsten van het volk bijeen en deelde hun alles mee wat de HEER hem had opgedragen.
8  En het hele volk antwoordde als uit één mond:
‘We zullen alles doen wat de HEER heeft gezegd.’
Mozes bracht het antwoord van het volk aan de HEER over,
9  waarop de HEER tegen hem zei: ‘Ik kom naar je toe in een donkere wolk, dan kan iedereen het horen wanneer Ik met je spreek en zullen ze voor altijd vertrouwen in je hebben.’ Toen Mozes de HEER vertelde wat het volk had geantwoord,
10  zei de HEER hem ook: “Ga terug naar het volk en zorg ervoor dat ze zich vandaag en morgen heiligen, en laten ze hun kleren wassen.
11  Bij het aanbreken van de derde dag moeten ze gereed zijn, want op die dag zal de
HEER voor de ogen van heel het volk neerdalen op de Sinaï.”

Laten wij samen met Israël de lof zingen van deze grote en verheven Heer: psalm 66: 1, 3 en 7


De Epistellezing is uit de eerste brief van Johannes, hoofdstuk 5: 9 – 15
Hiervoor staat dat Jezus Christus de Zoon is van God, en dat Hij door het water van de doop en het bloed van de dood is heen gegaan, en dat de Geest er van getuigt.
Deze drie getuigen stemmen met elkaar overeen, en zijn dus betrouwbaar. We lezen verder:
9  Als we het getuigenis van mensen aannemen, zullen we zeker het getuigenis van God aannemen, dat zoveel meer gezag heeft, want het is het getuigenis dat God over Zijn Zoon gegeven heeft.
10  Wie in de Zoon van God gelooft, draagt het getuigenis in zich. Wie God niet gelooft, maakt Hem tot leugenaar, omdat hij of zij geen geloof hecht aan het getuigenis dat God over Zijn Zoon gegeven heeft.
11  Dit getuigenis luidt: God heeft ons eeuwig leven geschonken en dat leven is in Zijn Zoon.
12  Wie de Zoon heeft, heeft het leven.
Wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet.
13  Dit alles schrijf ik u omdat u moet weten dat u eeuwig leven hebt, u die gelooft in de Naam van de Zoon van God.
14  Wij kunnen ons vol vertrouwen tot God wenden, in de zekerheid dat Hij naar ons luistert als we Hem iets vragen dat in overeenstemming is met Zijn wil.
15  En omdat we weten dat Hij naar ons luistert, wat we hem ook vragen, weten we ook dat we alles al hebben gekregen wat we Hem gevraagd hebben.

De psalmist zingt ons voor: God heerst alom als koning over de volken, God zetelt op Zijn Heilige troon!
HALLELUJA!

Ons loflied is Gezang 400: 1, 5 en 9   Almachtige, verheven Heer, Halleluja, aan U behoort de lof en eer... Het loflied van de Schepping van Franciscus van Assisi 


 
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Johannes 17: 14 – 26 NBV; dit hoofdstuk grijpt terug naar de laatste avond die Jezus op aarde doorbracht.
De gesprekken met de leerlingen...
En Jezus bidt. Hier horen we een deel van dat gebed:
14  (Vader,) Ik heb hun Uw woord gegeven. De wereld haat hen, omdat ze niet bij de wereld horen, zoals ook Ik niet bij de wereld hoor.
15  Ik vraag niet of U hen uit de wereld weg wilt nemen, maar (wel) of U hen wilt beschermen tegen de duivel.
16  Ze horen niet bij de wereld, zoals Ik niet bij de wereld hoor.
17  Heilig hen dan door de waarheid. Uw woord is de waarheid.
18  Ik zend hen naar de wereld, zoals U Mij naar de wereld hebt gezonden.
19  Ik heb Mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn.
20  Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hún verkondiging in Mij geloven.
21  Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals U in Mij bent en Ik in U, laat hen zo ook in Ons zijn, opdat de wereld gelooft dat U Mij hebt gezonden.
22  Ik heb hen laten delen in de grootheid die U Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals Wij:
23  Ik in hen en U in Mij.
Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat U Mij hebt gezonden, en dat U hen liefhad zoals U Mij liefhad.
24  Vader, U hebt hen aan Mij geschonken, laat hen dan zijn waar Ik ben. Dan zullen zij de grootheid zien die U Mij gegeven hebt omdat U Mij al liefhad voordat de wereld gegrondvest werd.
25  Rechtvaardige Vader, de wereld kent U niet, maar Ik ken U, en zij weten dat U mij hebt gezonden.
26  Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee U Mij liefhad in hen zal zijn en Ik in hen.’
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!

In antwoord op Gods Woord willen wij samen ons geloof belijden:

Wij geloven in God - Schepper van hemel en aarde.
Heer over alle machten

Die om ons van alle macht heeft afgezien
en in Jezus de prijs heeft betaald voor onze overtredingen.

Die in eenvoud tot ons kwam,
en werd verraden en vermoord - gekruisigd...

maar Hij overwon de dood!

Na drie dagen opgestaan ten leven
verscheen Hij aan vriend en vijand;
Hij steeg op tot God, Zijn Vader;

weer in Zijn hemels rijk terug zond Hij Zijn Geest
die ieder mens bezielen wil tot leven in de Heer.

Tot  een geméénschap van heiligen,
door een doop, door vergeving van zonden,
tot leven in  der eeuwigheid.  Amen

Preek

GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.


Lieve gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Ik spreek U aan met de Naam van Hem, naar Wie we genoemd zijn. Zoals Johannes al schrijft: dit alles omdat u moet weten dat u eeuwig leven hebt, u die gelooft in de Naam van de Zoon van God. En Hij, die deze Naam draagt, Jezus, wijst ons weer op Zijn Vader, onze Vader, in de hemel. De laatste zin van onze evangelie – lezing was:
Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt en dat zal ik blijven doen, zodat de liefde waarmee U Mij liefhad in hen zal zijn en Ik in hen.’
Die naam heeft te maken met wezen, en met aanwezigheid. De naam maakt bekend wie iemand in wezen is, en maakt iemands aanwezigheid bekend. ‘Dinges was er ook!’ is een mededeling die niet zoveel zegt. Dan moet je gaan omschrijven. Iedereen die wat ouder is, kent dat verschijnsel. ;-)
Ik zei net al dat Jezus steeds naar Zijn Vader verwijst. Want het gaat niet om Hem, maar om God. Om onze Schepper en behoeder. Ook de naam Jezus verwijst al – niet direct naar de drager van die naam, maar naar Diens Vader. God redt, betekent het. En waaruit bestaat die redding? Uit het eeuwige leven, lezen we in de Johannes-brief. Dat ís nogal wat!
God heeft ons eeuwig leven geschonken en dat leven is in Zijn Zoon.
Er zijn drie getuigen, waardoor deze belofte onomstotelijk vast staat.
Alle drie hebben te maken met God. Met Gods liefde, om precies te zijn. Met de doop, met de kruisdood, en met de Heilige Geest.
We mogen het dus geloven. Sterker: als we het niet geloven, zeggen we dat God liegt
!
Maar als Hij liegt kunnen we niet in Hem geloven, want betrouwbaar zijn is een wezenlijk bestanddeel van liefde.
En God hebben we toch leren kennen als de Liefde Zelve.
Kortom: wie aanneemt dat God Liefde is, die mag geloven in dat eeuwig leven, diezal niet zo snel kunnen zeggen: ik geloof niet dat God ons eeuwig leven schenkt. Misschien zeggen we dan: maar hoe dat eeuwige leven er uit moet zien, daar kan ik me niets bij voorstellen.
Nee?
Maar dat eeuwig leven is in Gods Zoon. En Die kennen we.
Wij leven (dan en nu) in Jezus.
Misschien is ons verstand te klein om het te vatten, maar dat is dan in elk geval een leven dat door de Opstanding héén is gegaan.
Het is een leven bij God. Bij de Levende God.
Dat móét iets moois en goeds zijn, omdat Jezus vol innige vreugde spreekt over de eenheid tussen Hem en Zijn Vader, een eenheid waarin ook wij mogen delen.
Dat is Zijn diepe wens, en het kan, als wij Zijn leerlingen willen zijn, en Hem willen volgen in heel ons doen en laten.
Hij nodigt ons daartoe uit, en Hij heiligt ons daartoe door Zijn woord.
Dat heiligen, daar moeten we toch nog even bij stil staan.
Het Oud-Testamentische heilig heeft een dubbele betekenis. Aan de ene kant: volkomen anders, en horend bij God en bij de sfeer van God, aan de andere kant betekent het: vreselijk machtig.
We zien in onze lezing van het Oude Testament, die voorafgaat aan de feitelijke verbondssluiting, dat het volk zich heiligen moet. Het moet in een situatie gaan verkeren waarin ze God onder ogen kunnen komen, en waarin ze Zijn Stem kunnen aanhoren.
Er was nl. een diep besef van de gigantische afstand tussen God en mens. Zonder offer kon je niet naderen tot een god, tot goden in het algemeen, en ‘dus’ kun je ook niet zomaar verschijnen voor Hem, die Zichzelf de Enige Ware noemt. Hij die ÍS. En daarmee verklaart dat al die anderen er niet wezenlijk zijn: die goden van hout en steen, van zilver en goud en van plastic..
Wie nadert tot God komt in een krachtveld terecht, waarin je niet zomaar overeind blijft. Je moet je daar op voorbereiden. Je moet laten zien, dat je de Ander zéér serieus neemt. Het volk rond Mozes moet zich heiligen en moet ook de kleren wassen.
Ze moeten alles wegdoen wat niet past bij deze God.
Alles wat herinnert aan de goden van weleer, die ze misschien hebben gediend, alle rommel moet worden opgeruimd, alle losse eindjes van het leven vastgeknoopt.
Ze moeten zichzelf wassen, en ook hun kleren.
Dat laatste zal niet zo vaak voorgekomen zijn, daar in de woestijn, want water was schaars.
Ik denk opeens aan de zondagsheiliging die ik mee kreeg vanuit mijn ouderlijk huis: er werd gepoetst en geboend alsof er Hoog Bezoek kon komen. En je kreeg zondagse kleren aan. Je beste kleren. Een teken van respect voor de Heer van de Zondag.
En dat je dus ook niets kocht op zondag, dat was een logisch gevolg van die instelling: een ander moest ook in staat zijn om de zondag te besteden voor datgene waarvoor God die had bedoeld: de ontmoeting en het uitrusten. Zo heeft mijn vader het mij eens uitgelegd, toen ik om een ijsje zeurde. En ik begreep dat. Hij had gelijk.
Het Griekse
¡giazw dat we bij Johannes vinden, heeft als inhoud van heiligheid: apart stellen, toewijden aan God, reinigen, zuiveren, heiligen en als heilig beschouwen.

Jezus zegt over Zijn leerlingen tegen de Vader, in Zijn gebed: “ze zijn al geheiligd!” En wel door het Woord dat Hij gesproken heeft, de waarheid, de Goddelijke waarheid die doorklinkt in Zijn woorden.
Heilig hen dan door de waarheid”, bidt Jezus.
“Uw woord is de waarheid.
Ik zend hen naar de wereld, zoals U Mij naar de wereld hebt gezonden. Ik heb Mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn.”
Jezus, naar waarheid de weg ten leven
Als we Hem volgen, nemen we Zijn woorden serieus, en zijn we – net als Hijzelf – gericht op God.
Dan leven we in Zijn Geest. In een Geest van liefde en heiligheid
Dan zijn we, zoals het staat in Exodus 19: 6  een heilig volk, een koninkrijk van priesters,
Dan zijn we niet alleen geroepen tot het priesterschap van alle gelovigen, maar dan behoren we daar ook toe.
Juist in deze tijd tussen Hemelvaart en Pinksteren zijn wij gehouden ons te heiligen om God te ontmoeten.
Om ons hart en ons leven open te stellen voor God.
En we hoeven niet bang te zijn dat ons dat niet zal lukken, dat we overvraagd worden, want er staat: Jullie hebben gezien hoe Ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe Ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij Mij heb gebracht. Dat betekent misschien dat God ons af en toe laat vallen van grote hoogte, in de hoop dat we onze vleugels uit zullen slaan, en dat we tot onze verbijstering en verrukking zullen zien dat we kúnnen vliegen!
En lukt ons dat nog niet op dat moment, dan vliegt Hij pijlsnel als een arend onder ons en vangt ons op.
Want zo gaat dat bij adelaars en arenden. (Twee namen voor een groep vogels. Dan weet u dat ook weer.)
Heus, het kan. We kunnen en mogen God ontmoeten. Hem dienen zoals Hij gediend wil worden.
Dat hebben niet alleen de Israëlieten gezien. Dat hebben ook wij mogen zien, juist in de feesten van de kerk die we hebben gevierd en die we gaan vieren.
Pasen, de Opstanding en overwinning op de dood.
Hemelvaart: de voltooiing van het menselijk bestaan van God in ons midden. De scharnier naar een nieuwe tijd, een nieuwe periode.
Aanstonds Pinksteren: God die ons wezenlijk nabij is in de Geest die ook Jezus aanzette tot Zijn grote daden van liefde en gehoorzaamheid, de Geest die de Liefde van Gods wezen belichaamt.
De Geest, die ons helpen zal, nu en altijd, om Jezus op de voet te volgen, om God lief te hebben, zoals Hij deed, om daarom ook Gods woorden ter harte te nemen, en Hem ter wille te zijn, en om zo een kostbare schat voor Hem te zijn.
Als we leven vanuit díe Geest, zullen we bidden zoals Jezus dat deed: bidden voor het welzijn van anderen.
Dan zijn we één met Hem en met elkaar.  Dan worden onze gebeden verhoord, dan zíjn ze al verhoord!
Dan ís de kerk al een eenheid, in wezen, ook al liggen de leden van de kerk(en) – tot onze grote schande – nog wel eens met elkaar overhoop, omdat we handen of voeten zijn, en niet (willen) weten wat het Hoofd denkt en wil.

Wees heilig, want Ik ben Heilig, zegt de Heer in 1 Petrus 1:16 (hetgeen weer terug slaat op verscheidene teksten in Leviticus o.a.)

Ten onrechte is dat heilig in onze taal onderuit gehaald in de term: een heilig boontje. Dat heeft iets onechts, iets zoetelijks, iets flauws.
Maar de ware heiligen zijn krachtfiguren, omdat ze in het krachtveld van God leven.
Ieder op de eigen, soms heel bescheiden, plaats.
Geroepen tot een heilig priesterschap van alle gelovigen mogen ook wij God dienen. Mogen wij tot Hem komen met alle respect, maar ook in het vertrouwen, dat Jezus ons leerde. Want bij dit alles zijn we om Hem beminde kinderen van God.
Hij bracht het offer, waardoor we ons zonder vrezen in Gods nabijheid kunnen begeven. Zo zijn wij hier in de kerk en bij elkaar, met Jezus aan het hoofd, en in Zijn Geest, bij Vader thuis.
Elke zondag Vaderdag.
Laten we er nog maar een Christelijke feestdag bij maken. Het houdt niet op, als we Jezus volgen.
Als we God en elkaar liefhebben.
Dan zijn we één. Meer dan we dachten.
Amen

Muziek

Gods liefde is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
   wij kunnen daarin delen:

dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
geld en geduld,
nu kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin,  in de collecte!

Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang 20: 1, 3 6 en 6, maar nu eerst de Collecte

Gebed over de gaven
Lieve God, U geeft U zelf aan ons.
Wij bieden U ons eigen leven aan.
Neem het, zoals U ons geld aanneemt.
Dat het dienstig mag zijn voor U.
In de Geest van Jezus - die ons voorging.
Amen.

We zingen gezang 20: 1, 3, 6 en 7 = Lied 146a



Nu is het tijd voor de voorbeden, maar eerst wil ik U wijzen op het Onze Vader dat op de achterkant van Uw liturgie staat. Het is een Onze Vader naar de NBV, waar we deze twee jaar mee werken op verzoek van de kerken. Dit hoort er dus bij.
Laten we dan danken en bidden…

Lieve God in de Hemel, grote, machtige, vervaarlijke God, trouwe, nabije Heer en Vader,

U willen we danken voor Uw Woord, voor al Uw woorden, waardoor we U een heel klein beetje hebben leren kennen… Wij bidden U om Uw Geest, dat Zij ons het Woord dat U gegeven hebt wil verlichten, zodat wij er de weg en de waarheid ten leven in herkennen.
Zodat wij Jezus leren kennen, die ons voorbeeld is, en onze gids op de weg naar U toe. Die de weg begaanbaar heeft gemaakt. Geef ons de kracht om heilig voor U te zijn.

Wij bidden U voor allen die van U niet hebben gehoord, en ook bidden wij voor allen die proberen daar iets aan te doen. Zendingswerkers, missionarissen, bijbelvertalers, colporteurs, mensen die vaak met gevaar voor hun leven zijn en spreken en handelen waar wij niet kunnen komen. Dat wij ze mogen blijven steunen met geld en gebed. En dat U ook ons laat zien waar wij moeten en mogen spreken en werken in Uw dienst. Schenk hen en ons de gaven van Uw Heilige Geest, opdat we onze dienst aan U en de naaste verrichten, zoals U van ons verwacht.

Lieve God, wij danken U voor de vrede en veiligheid waarin we leven. Voor de kerk en de gemeente, waarbinnen we geborgenheid vinden. Help ons te herinneren dat wij die geborgenheid voor elkaar en anderen ook moeten waarborgen.
Wees bij allen die iets te zeggen hebben in de kerk en de gemeenten, opdat hun woorden zijn gebaseerd op liefde, en doordrenkt van Uw Goede Geest. Dat zo hun handelen zichtbaar maakt Wie en hoe U bent.

Lieve God, wij danken U voor artsen en verpleegkundigen, voor de talloze vrijwilligers, die ten dienste staan van de zwakken in de samenleving.
Wil hen extra zegenen en wil hen heiligen tot Uw dienst. Of ze U nu kennen of niet.
Voor de regeringen, dat ze waarlijk dienaren, ministers, mogen zijn van volk en vrijheid, en zo van U.
Voor onze regering, voor onze koningin, voor burgemeesters en gemeenteraden, voor allen met gezag en verantwoordelijkheid bidden we U om kracht en goede ingevingen.
Dat wij allen mensen zijn die Uw rijk waarmaken,
en dat wij naar waarheid mogen bidden zoals Uw Zoon ons leerde:
Onze Vader in de hemel,
laat Uw Naam geheiligd worden,
laat Uw Koninkrijk toch komen
en Uw Wil worden gedaan
op aarde zó als in de hemel.
Geef ons steeds weer het brood
dat wij dagelijks behoeven.
Vergeef ons onze schuld,
zoals ook wij vergeven
wie ons iets schuldig was. 
En breng ons in beproeving niet,
maar red ons uit de greep
van alle kwaad.


Ons slotlied is gezang 237:1 
= Lied 360

Zegen:
De Aanwezige zegent ons,
Hij houdt ons in Zijn hoede,
genadig is Hij het licht van ons leven,
zo maar, voor niets....
Hij ziet ons voor onschuldig aan,
schenkt ons leven en welzijn.
Omdat Hij van ons houdt.
Laten we dan gaan als gezegende mensen
in de Naam van de Vader, de Zoon en in de verwachting van de Heilige Geest.
Amen.

gezang 237:6

En dan is er gelegenheid om samen over een en ander van gedachten te wisselen onder het genot van een kopje koffie of thee...