Paasfeest 4 april 2010 in de Lutherse kerk te Heusden aan de Putterstraat. Totaal 30 feestgangers. 
Organist: Joop de Zwart
Voorganger: G.A. Voerman - van Haselen



Orde van Dienst
Voorbereiding    (De Paaskaars brandt niet bij aanvang van de dienst)
De kleden zijn nog paars, er branden geen lichten.

Introïtus

Mededelingen en welkom.

Orgelspel.
De paarse kleden worden weggenomen.
De witte kleden worden neergelegd en opgehangen.

Er moet een merel zingen. 

Intussen ontsteekt de voorgangster het vuur en klinkt het gebed:

Heer, zegen deze kaars,        

opdat dit licht Uw heil verkondigt!

De Paaskaars wordt na het gebed aangestoken aan vuur dat is gestookt van oude palmtakjes: zo vergaat ons enthousiasme, en tóch dooft het vuur van Gods liefde niet uit: integendeel, de Paaskaars herinnert ons telkens als die brandt aan de Opstanding uit de dood, en aan de levende aanwezigheid van de Heer zelf, overal waar we aanwezig zijn in Zijn Naam.  

Dan gaat de gemeente staan en zingt:
klik om de melodie te horen.

Nog even die merel.

Licht van de Paaskaars uitdelen… 
We zingen: Lied 215: 1


Voorg.: Wij zijn samengekomen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest
Gem.: Amen

Voorg.: Genade zij u en Vrede van God onze Vader
                        en van Jezus Christus onze Heer.
Gem.:  Amen

Bemoediging:
Voorg.: Onze Hulp is in de naam van de Heer
Gem.:  Die Hemel en aarde gemaakt heeft”
Gemeente gaat zitten

Gebed van toenadering
Voorg.: Almachtige God,voor U liggen alle harten open, alle verlangens zijn U bekend en geen geheim is voor U verborgen.

Gebedsstilte

Zuiver de overleggingen van ons hart door de ingeving van Uw heilige Geest, zodat wij U van harte liefhebben en grootmaken Uw heilige Naam.
Gem.: Amen

Ontferming en Genadeverkondiging
           
Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Lied 215: 2

Kyriëgebed:
           
Voorg.: Laten wij de Heer om ontferming aanroepen voor de grote nood van de wereld, die in dood en verderf gestalte krijgt, overal waar mensen zijn,
én laten wij Zijn Naam prijzen,
want Zijn barmhartigheid heeft geen einde.

Kyrië: 

Gloria: Lied 67a: 1

 

Dienst van het Woord
Gebed om verlichting door de Heilige Geest bij de opening van het woord:
Voorg.: God van ons leven, wij danken U voor het Woord dat tot ons is gekomen vanuit de Heerlijkheid en de Glorie, en dat wij hebben leren kennen als Uw Zoon, het Levende Woord.
Vul ons hart en onze oren met Uw Geest, wanneer wij de Schriften opslaan, waarin gesproken wordt van Uw liefde. Door Jezus Christus, onze Heer.
Gem.:       Amen.


Lezing uit het Oude Testament  

Ezechiël 37: 1 – 14 (Naardense Bijbel)  

In Hebreeuws is er één woord voor Geest, geest, adem en wind.
Ezechiël is priester en profeet. Hij leeft in de eerste helft van de Babylonische ballingschap, en werd samen met koning Jojakim en de bovenlaag van de bevolking van Jeruzalem en Juda in 597 voor Christus door Nebucadnezar naar Babel gevoerd. Hij spreekt tot de ballingen en schrijft aan de achtergeblevenen over de val en definitieve verwoesting van Jeruzalem. Die kwam dan ook in 586 voor Christus. Maar in de laatste hoofdstukken van zijn boek mag hij troost brengen na de val van de stad Jeruzalem. Hij krijgt visioenen, waarvan dít er een is, en waarin hij wordt gebracht naar een dal/kloof, waarin hij eerder de Heerlijkheid Gods had gezien:
1 Als over mij de hand van de ENE is gekomen,
leidt Hij mij naar buiten, door de geest van de ENE,
en zet Hij mij neer midden in de kloof; die is vol beenderen.
2 Als Hij mij aan hen voorbij heeft laten trekken,
rondom en nog eens rondom,–
zie, dan zijn het er zeer vele,
óp de oppervlakte van de kloof,
en zie, ze zijn zeer droog.
3 Hij zegt tot mij: mensenzoon, kunnen deze beenderen leven?
En ik zeg: mijn Heer, ENE, dat weet Gíj!

4 Hij zegt tot mij: profeteer over deze beenderen,– en zeg tot hen: dorre beenderen, hoort het woord van de ENE !–
5 zo heeft mijn Heer, de ENE, tot deze beenderen gezegd:
zie, Ik doe geest in u komen en ge zult leven!–
6 Ik zal pezen over u geven, vlees over u laten klimmen,
een huid over u trekken
en geest in u geven, en ge zult leven!–
weten zult ge dat Ik de ENE ben.
7 Ik heb geprofeteerd, zoals mij is geboden,–
en er geschiedt een geluid
zodra ik heb geprofeteerd:
zie, een beving, de beenderen naderen elkaar,
bot nadert bot.
8 Als ik dat heb gezien, ziedaar: pezen over hen, vlees dat opklimt,
en een huid die Hij over hen trekt daaroverheen;
maar nog geen geest in hen.
9 Dan zegt Hij tot mij: profeteer tot de Geest,–
profeteer, mensenzoon, en zeg tot de Geest:
zo heeft gezegd mijn Heer, de ENE:
kom vanuit vier geestesstreken, o Geest,
en blaas over deze vermoorden, dat ze herleven!
10  Als ik heb geprofeteerd zoals Hij mij heeft geboden komt de Geest in hen, en zij herleven;
dan staan ze op hun voeten, een zeer, zeer grote macht!
11  Dan zegt Hij tot mij: mensenzoon,
deze beenderen:
heel het huisgezin van Israël zijn zij; zie, zij zeggen:
onze botten zijn verdroogd en onze hoop ging verloren, het is met ons gedaan!–
12  daarom, profeteer en zeg tot hen:
zó heeft gezegd mijn Heer, de ENE:
zie, Ik ga uw graven openen
en zal u laten opklimmen uit uw graven, gemeente van Mij;
Ik zal u laten komen op Israëls rode grond;
13  weten zult ge dat Ik de ENE ben,–
als Ik uw graven open en u laat opklimmen uit uw graven, gemeente van Mij!–
14  Ik zal mijn Geest in u geven en ge zult léven,
en Ik zal u neerzetten op uw rode grond;
weten zult ge dat Ik, de ENE, heb gesproken en zal doen,
is de tijding van de ENE !

Tot hier toe deze wel heel bééldende lezing.
Ook tijdens de ballingschap, na oorlog en belegering, na heel veel doden en gewonden, wordt er gesproken van opstanding.
En dan niet alleen in geestelijke zin, of van wederopstanding als volk, een belofte van terugkeer uit de ballingschap, maar we mogen er van uitgaan dat de ballingen dit ook letterlijk hebben genomen, en dat ze zich hebben vastgeklampt aan de gedachte dat hun geliefden weer zullen leven, en ook zij zelf.
Dit is een nieuwe ontwikkeling in de theologie van Israël, een openbaring van God, dat het met dit leven niet is afgelopen. Ook voor ons geldt dit.
En daarom mogen we mét Gods volk Zijn grote daden bezingen.

Psalm 124: 1, 3 en 4


Epistellezing: Colossenzen 3: 1 – 4 (Het Boek)
Jezus heeft op het kruis onze zonden gedragen. Die zijn met Hem gestorven. Ons oude ik is met Hem gestorven, als het goed is. En wie werkelijk in Hem gelooft, wie leven wil zoals Hij, die is met Hem opgewekt in een nieuwe manier van leven.
Dat bedoelt Paulus als hij schrijft:
1. Nu u met Christus bent opgestaan uit de dood,
moet u zich bezighouden met hemelse zaken.
Want Christus zit daar nu op de allerhoogste plaats aan de rechterhand van God.
2. Richt daarom uw gedachten op de dingen van de hemel en niet op die van de aarde.
3. U bent immers al gestorven en uw leven is nu,
samen met Christus, verborgen in God.
4. Eens wanneer Christus, Die ons leven is, zichtbaar voor iedereen zal terugkomen, zal blijken dat ook u deel hebt aan Zijn glorierijke macht.

De Psalmist verwoordt het zo: Halleluja!
Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt.
Laten wij juichen en ons verheugen! (Ps.118:24) Halleluja!


(Voorreformatorische melodie!) Gezang 212 Halleluja, de blijde toon, halleluja, wordt nu gezongen zoet en schoon, halleluja... 
 
Dit is de grote, blijde dag, halleluja, die David in de geest voorzag, halleluja 3x.

De gemeente gaat staan

Evangelielezing: Johannes 20: 1 – 22 (Leidse vertaling)

1. Op de eerste dag der week ging Maria van Magdala, 's morgens vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zag de steen afgenomen van het graf.
2. IJlings ging zij naar Simon Petrus en de andere leerling, de van Jezus beminde, en zeide hun: Zij hebben de Heer uit het graf genomen, en wij weten niet waar zij Hem hebben gelegd.
3. Toen gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf.
4. Zij gingen samen, maar de andere leerling liep sneller dan Petrus en kwam het eerst aan het graf.
5. Voorover bukkend, zag hij de doeken liggen, maar hij ging niet in het graf.
6. En Simon Petrus kwam achter hem aan en ging het graf binnen; hij zag de doeken liggen,
7. en de doek die op Zijn hoofd was geweest zag hij er niet bij liggen, maar opgerold afzonderlijk.
8. Nu ging ook de andere leerling, die het eerst aan het graf gekomen was, er in, zag het en geloofde.
9. Want zij kenden nog de Schrift niet, die leert dat Hij uit de doden moest opstaan.
10. Toen keerden die leerlingen naar huis.

11. Maria bleef, wenend, buiten bij het graf staan.
Toen zij nu, al wenend zich over het graf bukte,
12. zag zij twee engelen in blinkend gewaad zitten, een aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde van de plaats waar het lichaam van Jezus gelegen had.
13. Die zeiden tot haar: Vrouw, waarom weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Heer hebben weggenomen, en ik weet niet waar zij Hem hebben gelegd.
14. Toen zij dit gezegd had, keerde zij zich om en zag zij Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was.
15. Jezus zeide tot haar: Vrouw waarom weent gij?
Wien zoekt gij?
Zij, menend dat het de tuinman was, zeide: Heer, als gij Hem weggenomen hebt, zèg mij waar gij Hem hebt gelegd; dan zal ik Hem wegdragen.
16. Jezus zeide tot haar: Maria! Zij wendde zich om en zeide tot hem in het Hebreeuws: Rabboeni! --dat is: Meester!
17. Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan; want Ik ben nog niet opgevaren tot de Vader; maar ga aan Mijn broeders zeggen: Ik vaar op naar Mijn en uw Vader, Mijn en uw God.
18. Maria van Magdala ging aan de leerlingen meedelen dat zij de Heer had gezien en Hij haar dit gezegd had.

19. Des avonds laat op de zelfde eerste dag der week, toen de deuren van het huis waar de leerlingen zich bevonden, uit vrees voor de Joden, gesloten waren, kwam Jezus, plaatste Zich in hun midden en zeide tot hen: Vrede zij u!
20. En na dit gezegd te hebben toonde Hij hun Zijn handen en zijde. Op het zien van den Heer verheugden zich de leerlingen.
21.Opnieuw zeide Jezus tot hen: Vrede zij u! Zoals de Vader Mij gezonden heeft zend Ik u.
22. Na dit gezegd te hebben blies Hij op hen en zeide: Ontvangt (de) Heilige Geest.
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!

Gemeente gaat zitten

Lied
Rex Christe: Christus, bron van kracht en leven.
Christus bron van kracht en leven 

Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, door de Heilige Geest.

Lieve vrienden, broers en zussen in Christus.

Wat is het toch heerlijk dat we af en toe van die mooie feesten kunnen vieren!
En dat we ons daarop hebben kunnen voorbereiden met muziek en met diensten die stil stonden bij het lijden. We gaan van rouw haar jubel, niet alleen in het begin van de kerkdienst, maar ook in heel ons leven, in heel ons Christen zijn.
Want ook al leven wij hier in de meest vredige en luxe omstandigheden die je je wereldwijd kunt voorstellen, er is toch heel veel verdriet en pijn en narigheid die zich dagelijks aandient.
Als je dat niet bij de Heer zou kunnen neerleggen, zoals we dat ook dóén aan het begin van de dienst, dan zouden we geen vreugde kunnen beleven aan al het goede dat ons in de schoot is geworpen.
En dat is dan wel heel erg jammer.
God is ons zeer genadig. Nog altijd.
Maar u hebt het in de tijd voor Pasen telkens weer gehoord: wees waakzaam! Wees alert.
God is genadig, maar het is wel zaak dat we dan ook leven vanuit die genade, en in het besef dat dit niet allemaal onze eigen verdienste is.

Wie wel eens is geconfronteerd met ernstige ziekte, groot verdriet, verlies, die weet het: Indien de Heer niet bij ons was geweest, Hij, onze hulp, we waren al lang vergaan, zoals we straks zongen.

En als er Iemand met dat besef geleefd heeft, en om dat besef gestorven is, dan is het Jezus wel.
De meesten van ons hebben de afgelopen dagen wel op de een of andere manier stil gestaan bij het kruis. We hebben ons met huiver iets gerealiseerd van de pijn, de angst, de eenzaamheid, die daar geleden is, en je hebt je afgevraagd hoe iemand dat in Gods Naam voor een ander over kon hebben.
Voor ons.

Dat kon Gods Zoon. In pure liefde. In Gods Geest.
In diezelfde Geest, die al vóór de schepping de chaos in bedwang hield, zoals we in Genesis 1 lezen.
De Geest die door God de mens werd ingeblazen bij de schepping, zodat Adam, uit de rode klei getrokken, en Eva, tot levende wezens werden. Ik zei straks al dat in het Hebreeuws het éne woord: roeach uiteenlopende betekenissen kan hebben: Geest, wind, adem... alle drie onzichtbaar, maar wel hoorbaar, en heel effectief.

God laat Ezechiël tot diezelfde Geest roepen.
Profeteren. Dat wil zeggen:
een woord van God spreken dat dan ook uit komt.
Dat waar gemaakt wordt. Door de Geest van God.

Er is een volk dat geestelijk op sterven na dood is, dat het eigenlijk helemaal heeft opgegeven, geen hoop op redding meer koestert, en dus ook geen geloof heeft, dat volk wordt opnieuw bezield, wordt herboren als een nieuwe schepping.
Er komt weer plaats voor hoop en geloof, voor liefde en vertrouwen.

Dat is een groot wonder, want dit volk was weggevoerd in ballingschap omdát het zo weinig geloof had, omdat het geen vertrouwen had in de eigen God.
We weten dat er inderdaad een eind is gekomen aan die ballingschap, en dat het volk ook als volk weer tot bloei is gekomen. Die profetie kwam uit.

Jezus is een kind van dat volk.
Heeft geleerd en geleefd uit de heilige Schrift.
Hij kende de profeten, de psalmen, de beloften.
Hij leefde daaruit.
En door Zijn vertrouwen in die beloften kón Hij Zijn leven geven voor velen.

Door het te geven, door het los te laten, door zoveel liefde, die niet naar zichzelf zoekt, heeft Hij het leven herkregen.
Heeft Hij de dood overwonnen.
Ook onze dood.
Die is niet voor altijd, niet voorgoed.

Maria moest de Jezus, die ze had gekend, loslaten.
Hem, die ze er voor terug kreeg: ‘mijn Heer!’ was van een heel andere orde. Was zoveel meer.
Hij, de Messias, de Zoon van God, was door de dood heen gegaan, en was nu ontstegen aan de dood.
Hij is Godgelijk geworden.

Godgelijk... Dat hebben we meer gehoord.
In het verhaal van de zondeval zegt de slang listig tegen Adam, die meeluistert, en tegen Eva, die hij aanspreekt: Als je van de boom van de kennis van goed en kwaad snoept, dan word je God gelijk.
Ze hebben het met de dood moeten bekopen.
Dat is ons mensenlot.
De dood hoort er bij.
Maar Jezus is niet het slachtoffer van de zonde en de dood, Hij is er niet in ten onder gegaan, maar Hij is er ín gedoken, en Hij is het te boven gekomen.
Hij is vrij. Hij is overwinnaar. Hij ís God gelijk.

Maar luister naar wat Hij zegt: Hij gaat naar God, zegt Hij tegen Maria. Hij gaat naar Zijn God en haar God, naar Zijn Vader en Maria’s Vader, onze Vader.
Daar is nu geen afstand meer tussen Heer en volgeling, tussen Meester en leerling. Heel subtiel zegt Jezus tegen Maria, tegen ons, dat Zijn God en Zijn Vader op dezelfde manier onze God en onze Vader is, als voor Hem. Ook wij zijn nu God kinderen.
Gods dochters, Gods zonen.
We mogen God in de hemel net als Jezus aanspreken met Abba. Pappa.

En op diezelfde avond maakt Hij dat de andere leerlingen duidelijk, als Hij hen Gods Geest in-blaast.
Ik geef toe dat er in de vertaling staat dat Hij op hen blaast, maar in het Grieks staat: Hij blies hen ín, en zei: ontvangt heilige Geest.

Het lijkt alsof bij Johannes Pasen en Pinksteren op één dag vallen. Maar dat staat er niet.
Er staat in het Grieks niet: ontvangt de Heilige Geest, dat gebeurt met Pinksteren, maar er staat: ontvangt heilige geest.
Een heilige levensadem, waardoor ze, net als Adam destijds, tot nieuw leven komen. Adam die, zoals zijn naam al zegt uit de rode klei getrokken is, kreeg door God Zelf de levensadem ingeblazen en daardoor stond hij en kon leven. Zelfstandig leven.

We zien hier hoe Jezus als het ware een stuk schepping herhaalt. De lamgeslagen, verdrietige leerlingen, die het misschien ook niet altijd hadden geloofd wat Hij zei, hoe konden ze ook?, díe krijgen nieuwe levensmoed ingeblazen. En een geest van heiligheid.
We zullen zien hoe ze hierna voor de zaak van het koninkrijk Gods op de barricaden gaan.
Ze zijn voor de duvel niet bang meer. Terecht!
Want Jezus heeft hem overwonnen.
En hun angsten en hun ongeloof, hun lafheid, hun egotripperij’tjes heeft Hij óók overwonnen.

Het doet denken aan dat lamgeslagen volk van Israël in de ballingschap, dat alle hoop en vertrouwen kwijt is. Ezechiël gebiedt de Geest in Godsnaam deze mensen tot leven te wekken.
Omdat God het zo wil. Het is een opdracht.
God wíl onze dood niet, onze angst en lafheid, onze lauwheid en ons gebrek aan geloof zijn Hem een last, een hinder.
Maar Hij neemt die last op Zich. Hij laat Zichzelf, Zijn Geest, gebieden er iets aan te doen.
De Geest, bron van leven, is immers Gods wezen.

Wij hebben een levende God. Een God die sterker is dan ziekte en ouderdom en dood en eenzaamheid...

Hij heeft daarom Zijn Zoon gegeven, ‘dat is voor heel ons leven, ja voor de dood genoeg’, dichtte Ad den Besten, het staat in het Liedboek. (341)

Laten wij dan al onze angsten en twijfels verbranden in het vuur van Gods liefde, zoals de oude palmpaastakjesteken van ons wankelend geloof, in vlammen opgingen, en het Licht van Pasen aanstekelijk maakte in ons midden.
Houd je vast aan dit ene: Jezus leeft.
Hij is opgestaan, Hij wil vrede en rust voor ons, en stuurt ons er op uit om die te delen met anderen.
Zijn Geest gaat met ons mee. Wees niet bang.
Vier feest, want God is goed. Amen.

Orgelspel

Antwoordlied 217:1, 3, 4 = Lied 641: 1, 3 en 4


Dienst van Gebeden en Gaven
Wij mogen delen van Gods genade met velen!

Inzameling van de gaven onder het zingen van tt148: 1 en 3  = Lied 543
 

Dankgebed over de gaven
Lieve God, U geeft U Zelf aan ons.
Wij bieden U ons eigen leven aan.
Neem het, zoals U ons geld aanneemt.
Dat het dienstig mag zijn voor U,
in de geest van Jezus - die ons voorging.
Amen.

Men staat op voor de Geloofsbelijdenis gezang 343 = Lied 353


Dankgebeden en Voorbeden
Laten we danken en bidden:
Grote God, machtige God, schepper en onderhouder, beschermer en bewaarder, redder uit alle nood,
U willen wij danken omdat we U ter harte gaan,
als mensen, als mensheid, maar ook stuk voor stuk.
Wij hier, in de kerk, in alle kerken en synagogen, de mensen waarmee we ons verbonden voelen, maar ook de nameloos velen die zwoegen en van U niet weten, of die van een vrije dag genieten zonder te weten aan Wie ze wàt te danken hebben…
Wij danken en aanbidden U om deze dag, en wij smeken U om Uw Geest, opdat Zij ons allen herschept tot nieuwe mensen, die zich thuis kunnen voelen in Uw Koninkrijk van liefde…
Heer, onze God, wij bidden U: verhoor ons!
(Gezongen)

 
Goede God hier in ons midden, lieve Vader in de Hemel, wij danken U, dat U zoveel van heel Uw Schepping houdt, dat U Uw Zoon hebt gezonden in ons bestaan, om het te delen en te helen.
Om ons vrij te maken, door Zich te laten binden.
Voor allen die om Zijnentwil worden vervolgd willen we U bidden. Christenen in India, in Chiapas, in Egypte, in Afrika, in het Midden Oosten, en zelfs in Uw eigen Beloofde Land. Schenk hen Uw Geest.
Dat bidden wij.
Heer, onze God, wij bidden U: verhoor ons!
(Gezongen)


God vol erbarmen, wij danken U om Uw genade.
Ook wij kunnen niet zonder, ook wij hebben U nodig, alle dagen van ons leven. Wij allemaal.
Wij bidden U voor koningin en regering, voor burgemeesters en gemeenteraden, voor kerkbesturen en kerkeraden, voor priesters en predikanten, en voor al die duizenden vrijwilligers, die het zout der aarde zijn, en het fundament van de maatschappij.
Laat al onze en hun daden en gedachten telkens weer door U worden geïnspireerd, en heel zo ons bestaan, ons leven, ons lichaam, onze ziel.
Dat wij in geloof en vertrouwen telkens weer mogen bidden:

Heer, onze God, wij bidden U: verhoor ons!
(Gezongen)


Wij danken U voor het feit dat Edy in ons midden is, herstellende van een embolie en wij bidden voor volledige genezing, en dat vragen we ook voor Jeannet, die na de val en de breuk zo onthand is. We danken U voor Riet, die 80 werd, en we bidden dat U haar wilt sterken. Zie om naar onze zuster mevrouw Versluijs, naar Dirk-Jan en naar Ton, wier gezondheid menselijkerwijs zo broos is, maar die worden gedragen door Uw aandacht. Ook voor anderen die ons lief zijn willen we bidden, in de stilte van dit moment…

Stil gebed

En met Uw Zoon, onze opgestane Heer zeggen wij:

Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.

Gemeente staat op

Slotlied: Zoals Jezus Zijn leerlingen vrede wenste, wensen we die elkaar met het zingen van 
Vrede wens ik je toe. Iona nr. 31
 

Uitzending en Zegen
Ga dan in de voetsporen van Jezus.
De weg van het Kruis en de Opstanding.
De weg naar de Heer en de naaste.

De Heer vervulle U met Zijn Heilige Geest, schenke U vrede, liefde en vreugde.
De Heer moge Uw leven genezen,
zegenen en heiligen,
opdat U zo een zegen bent
voor alle mensen om U heen.
In de Naam van de Vader
en de Zoon
en de Heilige Geest.
                                                                                              
Amen

Lied 6334


Daarna was er koffiedrinken in de Gereformeerde kerk aan de Gasthuisstraat.