Voor eerdere diensten klik hier:
zondag 8 na Trinitatis 10-7-2014 in de Lutherse kerk te Zeist
Organist: Joop Lijftogt.
Laten we de Heer aanroepen om ontferming
met de nood van deze wereld, - die is
groot, daar komen we de duivel op allerlei manieren tegen -
maar laten wij dan ook Gods Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde
komt!
Zondagsgebed:
Heer, die ons
vasthoudt als wij wankelen,
God, die ons leven geeft als wij wanhopen,
Liefde, die ons leidt en inspireert,
houd ons vast en bewaar ons, door Jezus Christus,
onze Heer. Amen
Lezing Oude Testament: Jeremia 7: 1-11.
Als U het niet erg vindt: even een geschiedenislesje.
Jeremia
is de zoon van een priester uit het gebied van Benjamin.
Zijn roeping wordt
gedateerd in het dertiende regeringsjaar van koning Josia, die in Juda regeerde
van 640 tot 609 v.Chr. Zijn profetische werkzaamheid speelde zich bijna
uitsluitend af in Jeruzalem en strekte zich uit over een periode van minstens
veertig jaar. Vanaf het dertiende jaar van koning Josia (627) is hij - wellicht
met een tamelijk lange onderbreking van ± 620-609 - als profeet opgetreden tot
aan de val van Jeruzalem in 587.
Zijn optreden heeft dus voornamelijk plaats
onder de laatste koningen van Juda. Toen Jeremia zijn optreden begon, was de
toestand in het Nabije Oosten verre van rustig. Het Assyrische rijk dat vele
jaren het hele gebied had overheerst, was in verval en stortte weldra ineen
(612-609).
Voor Juda betekende dit geen bevrijding, integendeel. De nieuwe
heersers, de Babyloniërs, brachten het in 587 de genadeslag toe: Jeruzalem en
de tempel werden vernield. Een groot deel van het volk werd in ballingschap naar
Babylonië gevoerd. De leiders van Juda hebben zelf aan dit proces bijgedragen.
De Babyloniërs wilden de ondergang van het rijk niet, maar werden ertoe
gedwongen door de opstand waartoe de zwakke en onbekwame koning Sedekia zich
liet overhalen. In deze laatste jaren van het koninkrijk Juda (609-587) valt dus
het optreden van Jeremia. Hij moest het opnemen tegen koningen van Juda, edelen,
priesters en profeten. Zijn kritiek riep tegenstand op, maar het vertrouwen op
de bijstand van de Aanwezige maakte hem standvastig.
Zijn optreden als profeet
heeft zijn volk, de stad en de tempel niet van de ondergang kunnen redden. Het
volk is in ballingschap gevoerd, stad en tempel zijn verwoest. Vervolging en
mishandeling bleven Jeremia ook niet bespaard, zodat het hem sommige ogenblikken
te machtig werd.
De orakels van de hoofdstukken 2-6 werden voor het grootste
gedeelte uitgesproken tijdens de regering van koning Josia, die het land op
godsdienstig gebied probeerde te hervormen en te zuiveren van de afgodendienst.
Jeremia steunt hem hierin door het volk op te roepen zich te bekeren, de afgoden
te verwijderen en terug te keren naar de HEER. Maar onder de opvolger Jojakim,
die een geheel andere politiek voert dan zijn vader Josia, en die het land
opnieuw in sociaal onrecht en afgodendienst laat verwilderen, ondervindt Jeremia
tegenstand. De aanleiding is onder meer een vlijmscherp orakel, dat we zo zullen
lezen, tegen het vermetel vertrouwen dat het volk van Jeruzalem stelt op de
tempel en de eredienst daar, alsof dat voldoende zou zijn om zich te verzekeren
van de hulp en de nabijheid van de HEER:
`Vertrouw niet op de valse leus: Dit is
de tempel van de HEER', roept Jeremia uit, `Maar verbeter uw leven, behandel
elkaar rechtvaardig, onderdruk geen vreemdeling, weduwe of wees, vergiet geen
onschuldig bloed op deze plaats en loop niet achter andere goden aan. Dan laat
Ik u wonen op deze plaats, in het land dat Ik aan uw voorvaderen gegeven heb
voor altijd'.
Jezus
citeert Jeremia in het verhaal van de tempelreiniging: `U hebt er een rovershol
van gemaakt'.
(Marcus 11:17 is ontleend aan Jeremia 7:11).
We lezen:
1 De HEER richtte zich tot Jeremia:
2 ‘Ga in de tempelpoort staan en verkondig deze boodschap: Luister
naar de woorden van de HEER, Judeeërs;
luister, jullie die door deze poorten
naar binnen gaan om de HEER te vereren.
3 Dit zegt de HEER van de hemelse
machten, de God van Israël:
Beter je leven,
dan mogen jullie in dit land blijven wonen.
4 Vertrouw niet op die bedrieglijke leus: “Dit is de tempel van de HEER!
De tempel van de HEER!
De tempel van de HEER!”
5 Als jullie je leven werkelijk beteren,
als jullie elkaar rechtvaardig behandelen,
6 vreemdelingen, wezen
en weduwen niet onderdrukken, in
dit land geen onschuldig bloed
vergieten en niet achter andere goden aan lopen,
jullie onheil tegemoet,
7 dan mogen jullie hier blijven
wonen, in dit land dat ik jullie voorouders
gegeven heb. Zo is het altijd geweest,
zo zal het dan altijd zijn.
8 Maar jullie vertrouwen op die
bedrieglijke leus, en dat zal je niet baten.
9 Jullie stelen, moorden, plegen
overspel en meineed, branden wierook
voor Baäl en lopen achter andere goden
aan, die jullie eerst niet kenden.
10 En toch durven jullie,
terwijl jullie al die gruweldaden
plegen, voor Mij te verschijnen
in deze tempel, het huis
waaraan Mijn Naam verbonden is, met de gedachte:
Ons kan niets gebeuren!
11 Denken jullie soms dat het huis dat Mijn Naam
draagt een rovershol is? Ik zie wel degelijk
wat jullie doen – spreekt de HEER.
Wij zingen NL lied 156 dat zingt van Gods trouw, ook als wij die niet waard
zijn.
Epistel: Romeinen 9: 1- 5.
In het hoofdstuk ervoor legt Paulus
uit dat wij leven
door de Geest van Christus,
en dat niets ons van Hem kan scheiden…
nee, niets zal ons kunnen scheiden van de
liefde van God,
die Hij ons gegeven
heeft in Christus Jezus,
onze Heer. Dan gaat hij verder en
schrijft:
1 Omdat ik één ben met Christus spreek ik de waarheid,
en mijn geweten, geleid door de heilige
Geest, is mijn getuige dat ik niet
lieg:
2 ik ben diepbedroefd en word voortdurend
door verdriet gekweld.
3 Omwille van mijn volksgenoten, de broeders
en zusters met wie ik mijn afkomst
deel, zou ik bijna bidden zelf vervloekt
te worden en van Christus gescheiden
te zijn;
4 omwille van hen, de Israëlieten,
die God als Zijn kinderen heeft aangenomen
en aan wie Hij Zijn nabijheid,
de verbonden, de wet, de tempeldienst
en de beloften heeft geschonken;
5 omwille van het volk dat van de aartsvaders
afstamt en waaruit Christus
is voortgekomen.
God, die boven
alles verheven is, zij geprezen
tot in eeuwigheid. Amen.
Psalmwoord: Halleluja. Ga binnen, laten wij buigen
in aanbidding, knielen
voor de Heer, onze Maker. ps 95:6.
HALLELUJA!
Ons
loflied is NL lied 146c: 1,3,5,6
Het Heilig
Evangelie staat geschreven bij: Mattheüs 14: 22 - 33.
Na de moord op Johannes
de Doper, Zijn neef, neemt Jezus
de wijk naar eenzame plaatsen. Hij heeft nog veel te doen
en te verkondigen, voordat Hij
aan de beurt is om te sterven. Maar ook daar, in de uithoeken van het land,
komen de mensen in menigte naar Hem toe. Hij
heelt, preekt, en geeft hen wonderbaar te eten.
22 Meteen daarna gelastte Hij de leerlingen
in de boot te stappen en alvast vooruit
te gaan naar de overkant, Hij zou ook
komen nadat Hij de mensen had weggestuurd.
23 Toen Hij hen weggestuurd had, ging Hij
de berg op om er in afzondering te bidden.
De nacht viel, en Hij was daar helemaal
alleen.
24 De boot was intussen al vele stadiën
van de vaste wal verwijderd en werd, als
gevolg van de tegenwind, door de golven geteisterd.
25 Tegen het einde van de nacht kwam Hij
naar hen toe, lopend over het meer.
26 Toen de leerlingen Hem op het meer zagen lopen, raakten ze in paniek.
Ze riepen: ‘Een spook!’ en schreeuwden
het uit van angst.
27 Meteen sprak Jezus hen aan:
‘Blijf kalm! Ik
ben het, wees niet bang!’
28 Petrus antwoordde: ‘Heer,
als U het bent, zeg me dan dat ik
over het water naar U toe moet komen.’
29 Hij zei: ‘Kom!’
Petrus stapte uit de boot
en liep over het water
naar Jezus toe.
30 Maar toen hij voelde hoe sterk de wind
was, werd hij bang. Hij begon te zinken
en schreeuwde het uit: ‘Heer,
rèd me!’
31 Meteen strekte Jezus Zijn hand
uit, Hij greep hem vast en zei: ‘Kleingelovige,
waarom heb je getwijfeld?’
32 Toen ze in de boot stapten, ging de wind
liggen.
33 In de boot bogen
de anderen zich voor Hem neer
en zeiden: ‘U bent werkelijk
Gods Zoon!’
Zalig
die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!
Credo: In antwoord op Gods
Woord willen wij samen ons geloof belijden
door te zeggen:
Ik geloof
in God,
die
wilde dat de wereld goed was,
die
mensen en dieren maakte,
planten
en bomen,
vogels
en vissen,
en er van hield.
Ik geloof in God,
die
als een vader zorgen wil,
die
als een moeder ons omringt.
Ik geloof in Jezus -
in
wie Gods Liefde mens werd,
om ons lot te delen
ons leven, onze dood,
die
dwars door alles heen
vast
hield aan Zijn Vader -
en angst en dood overwon -
stervend aan het kruis.
Hij ging door de hel,
maar stond óp tot nieuw leven:
de
derde dag.
Ik geloof in de Geest
die Jezus ons zond,
om
ons dichter dan ooit
bij
God te doen zijn.
Zij
bidt en zingt en dankt in ons;
geeft
ons nieuw leven,
in eeuwigheid.
Daarom durven wij geloven
in goedheid, gerechtigheid, trouw....
... in Liefde en toekomst
zelfs voorbij de dood....
... in een kerk, waar mensen zijn
als
één lichaam, dat bestuurd wordt
door Jezus, ons Hoofd....
... in een doop, die mensen nieuw maakt...
... in vergeving, in genade en hoop -
voor gewone mensen zoals wij.
Amen.
Preek
Genade zij u en vrede
van God onze Vader en van Jezus
Christus, onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve gemeente, zusters en broeders in Jezus
Christus, lieve mensen…
De lezingen zijn nogal heftig
vandaag.
Daar is de vreselijk emotionele uitroep van Paulus,
dat hij bijna, bijna zou willen dat hij maar vervloekt
was, als daarmee zijn broeders en zusters naar het
vlees, zou kunnen redden, zijn volksgenoten,
waarmee hij alles wat hem heilig en dierbaar is deelt…
Alles? Nee, hij deelt nu net het allerbelangrijkste
niet met hen. Wel alles wat vroeger
zijn ziel en zaligheid
uitmaakte: het besef als Israëliet
aangenomen kinderen van God te zijn, en
dan de wet, de geboden, de nabijheid
van God, in elk geval in de tempel,
de liturgie…
Maar daar is iets bijgekomen dat voor hem nog veel
belangrijker is geworden, namelijk het besef
dat Jezus van Nazareth
de langverwachte Messias was, en dat Hij
de Zoon van God
is. Jezus, die is gestorven en opgestaan,
Jezus, die Paulus zelf heeft willen uitroeien,
en zeker Zijn volgelingen, díe Jezus
is hem verschenen op de weg naar Damascus, en daarna is
zijn leven nooit meer hetzelfde
geweest.
Er is een heel àndere nabijheid in zijn leven gekomen,
de Heilige Geest die in hem spreekt, die
hem inspireert tot grote daden…
En bijna, ja bijna zou Paulus
die grote genade willen missen, als hij
daarmee het heil voor zijn broeders en zusters
zou kunnen kopen of afdwingen.
Maar zo werkt het niet. Zo werkt het nooit.
Dat weet hij.
We kunnen God niet chanteren
door goede werken, of omkopen door grote
persoonlijke offers.
Als u kinderen hebt die niet willen of kunnen geloven, dan weet
u dat het niet werkt.
Anders hadden wij, als ouders en grootouders, ons eigen
heil willen opgeven
voor hen.
Ons leven voor hun eeuwig
leven.
Of voor een zieke vriend, vriendin, een ernstig ziek familielid.
Het werkt nooit.
En wat doet dat een pijn…
Misschien wel bijna net zoveel pijn als het God
doet.
Maar… Paulus blijft niet in die pijn
en die teleurstelling hangen.
Hij kan tóch zeggen: God, die boven
alles verheven is, zij geprezen
tot in eeuwigheid. Amen.
Want hij weet van genade
en vergeving, en daar hoopt
hij op, daar bidt hij om.
Ook als hij niet degene mag zijn die hen
tot Jezus mag brengen, dan nog blijft hij
voor hen bidden, net zoals wij dat
doen… voor onze kinderen en vrienden.
En dan kun je het in Gods handen
leggen…
Paulus had het moeilijk, maar Jeremia
ook.
Hij bevindt zich eigenlijk ongeveer in de zelfde positie.
Hij probeert zijn volksgenoten terug te
brengen tot God. Hij probeert ze te overtuigen
van een wezenlijke ommekeer, een andere
manier van denken.
Een andere manier van leven.
Een manier van leven, waarbij God in het middelpunt
staat, en niet hun eigen interesses,
hun gemak, de spannende en erotische
afgodendiensten, de politieke belangen,
en wat dies meer zij.
Wij kunnen ons wel indenken hoe dat voelt voor
het volk…
Stel je voor, dat er – wanneer we hier naar binnen willen voor
de dienst, en misschien ben je al wat laat – dat er buiten iemand
op de trap staat te roepen dat die hele
dienst van ons niets voorstelt,
dat God baalt van een mooie liturgie
en een doorwrochte preek, omdat we niet leven zoals past bij God.
Omdat Jan de belasting oplicht, en Piet iets ongehoords
doet met de buurvrouw, dat je zelf wel weet
wat er in je eigen leven mis is… of
moet hij het soms voor je spellen?
Nu, een ding is vrij zeker: we zullen niet
geïnteresseerd zeggen: vertel eens verder.
Ik denk dat we ons hoofd een
beetje afwenden, doen alsof we niets horen,
of misschien verontwaardigd zeggen dat
hij op moet hoepelen,
want dat het hier een fatsoenlijke kerk is.
Wij zijn tenslotte Luthers!
Voor sommigen is dat net zo’n leuze als: Dit
is de tempel van de Heer, nietwaar? Garantie voor waar geloof! ;-)
Misschien dat hij in nog wel een kopje
koffie krijgt…
Zo zijn we ook wel!
En dan…
maar hopen dat er toch iets blijft hangen,
en dat je vanavond in bed, of op je knieën voor je
bed, toch nog eens nagaat, wat
er in je leven misschien wel een beetje beter
kan…
Is het echt zo erg? Zijn we werkelijk meeverantwoordelijk
voor alle verkeerde dingen in
deze wereld… dat hoop je dan toch van niet.
En je probeert er misschien nog wel onderuit te kruipen, naar jezelf
toe, en ook naar God toe.
Eerlijk is eerlijk, de Heer heeft Jeremia
met een onmogelijke klus opgeknapt!!! Arme
profeet.
Je zou niet willen ruilen, toch? Tja…
Het valt niet mee om dicht bij God
te leven, als gewoon mens. Dat mag gezegd worden…
Misschien denken de leerlingen
van Jezus dat ook wel, als zij midden
op het meer kampen met tegenwind
en een lelijke storm met hoge golven.
Als Jezus nu bij ze was… maar nee.
Ze hadden die kleine 15 kilometer in een paar uurtjes kunnen
zeilen, als het weer niet tegen had gezeten, maar rond het laatste
kwart van de nacht, als het duister
het diepst is, zijn ze nog maar halverwege…
Ja, ze zijn wel geharde vissers, maar
ze vechten nu echt voor hun leven,
en ze weten dat in dergelijke
stormen boten met man en muis
kunnen vergaan.
De schrik zit er behoorlijk in.
En dan... daar!
Iets lichts, alsof er iemand over het water
loopt…
Dat is vast een spook dat hun zielen
komt roven, dat hun dood voorspelt. Ze kennen
de verhalen! Help!
En dan is daar een bekende stem.
Verbeelden ze het zich of…? Hoe kan dat?
Intussen loeit de wind, maar die draagt de woorden hun kant
op: "Blijf kalm! Ik
ben het, wees niet bang!"
Ze vertrouwen het nog van geen kant.
En Petrus, de waaghals, die
roept: Heer, als U het echt bent, beveel
dan maar dat ik over het water naar U toe
kom. En Jezus zegt: "Kom".
Petrus stapt uit de boot, houdt de rand
nog even goed vast, maar inderdaad, op
de een of andere manier kan
hij over het water lopen. Hij is verrukt!
Het is dus echt de Heer, en ondanks
de wind en het wiebelende water loopt hij
stralend op Hem af.
Totdat hij wordt afgeleid, en even niet
meer op Jezus gericht is, dan dondert
de wind in zijn oren, en voelt hij hoe het water
onder hem heen en weer
klotst. Op het moment dat hij niet meer naar Jezus
kijkt is hij verloren, begint hij weg
te zakken…
Hij kan maar één ding doen: hij schreeuwt het
uit: ‘Heer, rèd
me!’ En Jezus strekt meteen de hand
uit, en redt hem van de zee en van zichzelf.
U weet het: heel vaak heb ik hier op deze
kansel al gezegd dat het hier
om gaat… dat wij ons op God moeten
richten, dat we Jezus in het oog moeten
houden, en dat we ons niet moeten laten afleiden door allerlei dingen
die op de deur van ons leven
kloppen en die om het hardst vechten om
onze aandacht.
De storm en de diepe zee, of de lieflijke
verleidingen van onze welvaartsmaatschappij,
dat maakt niet uit.
En dan dacht u misschien wel eens: het moet wel leefbaar
blijven, en liefst ook leuk.
Niet overdrijven,
dominee!
Maar hier, in dit kleine gebeuren tussen Petrus
en Jezus, hier zien we in kleuren
en geuren waar het werkelijk om gaat!
Het is méér dan een verhaal!
Het is van levensbelang!
Als we niet op Jezus gericht blijven, als
we onze aandacht laten afdwalen, dan kunnen wij snel ten onder
gaan.
Maar… ja, maar… Hoe dàn?
Laten we nog eens kijken naar de hoofdrolspeler van deze zondag. Naar Jezus
Zelf.
Hij had een zware dag achter de rug.
Straks willen de vrienden ook
weer Zijn aandacht.
En wat doet Hij?
Hij klimt de berg op… alleen.
Voor een goed gesprek helemaal alleen met Zijn Vader.
Alles valt van Hem af: al de eisen
en de verwachtingen van de mensen, het verdriet
om Johannes, het gevoel van onmacht,
omdat de mensen vaak maar niet snappen
waar het om gààt…
de vermoeidheid… er is alleen maar God.
De Vader. Het luisterend
oor, de helpende hand.
Hij wordt stil.
Misschien was dat wel het belangrijkste: samen met God
stil zijn… tot rust
komen, tot elkaar komen.
Dat kan zonder woorden…
En dat, dat mogen wij ook. Zo
tot God komen.
Alles los laten. Je hoeft het niet eens
te zeggen…
Daar mogen wij stilte voor inbouwen.
Rust en aandacht
scheppen, midden in een wereld die bol
staat van oorlog en geweld, verlies
en frustratie, angst en pijn…
Wij mogen altijd aankloppen bij God,
als… de rest van ons leven tenminste bij Hem
past.
Anders moet je dat eerst in orde brengen.
Maar nee, niet eerst, want tegelijk met de wil
om dat te doen, mag je het uitroepen: Heer,
rèd mij!
En dan ís die Hand daar.
Als de storm van het leven op je inbeukt, als pijn
en angst je aandacht vast houden, als het
lieve leven je toelacht, als je tegelijkertijd
diep ongelukkig bent over Israël
en Gaza, Syrië en Isis,
MH17 en de mensen die verdwenen…
God redt.
U en jou en mij. Want Hij houdt van
ons allemaal.
Het is genoeg als wij ons daarvan bewust
zijn, en als wij vanuit dat bewustzijn leven.
Als wij iedere morgen vragen om te mogen
kijken met Gods ogen.
En al die anderen?
Gods genade is groter
dan wij ons kunnen voorstellen. We leggen hun leven
in Gods hand.
Dat is genoeg. (En anders laat
Hij het ons wel weten!)
Amen.
Muziek
Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen, om door
te geven, om met velen te delen,
en er zo dubbel van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen: in de collecte
Na het gebed over de gaven zingen wij: lied 858
Nu eerst de Collecte
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde
en aandacht.
Wijs ons in dit alles de weg. Om Jezus’ wil… Amen.
Lied NL 858
Voorbeden
Laten we danken en bidden:
Lieve Vader in de Hemel,
wij danken U voor de goede boodschap van Jezus,
die is gekomen om ons te redden.
Wij danken U voor al die dappere mensen,
profeten en discipelen, zendelingen
en missionarissen, predikanten en priesters,
die door de eeuwen heen mensen hebben verteld van U, mensen hebben
herinnerd aan u.
En wij bidden U nu voor al Uw kinderen
die in de knel zitten, voor hen die om hun geloof
zijn verjaagd, worden vermoord, dreigen te verhongeren en om
te komen van de dorst.
Mensen als wij…
Ook voor al die anderen die om een ander geloof
of om een andere levensstijl worden vervolgd
bidden wij U. Mogen zij U allemaal leren kennen
als hun Heiland en redder.
Als hun Vader en moed inspreekster.
Goede God, waar het mogelijk is om door
onze harde koppen en norse harten
heen te breken, geef vrede! Inspireer
regeringsleiders en aanvoerders van legerbenden… laat hen
zien hoe U in weerloosheid overwon.
Wij bidden U voor de vele slachtoffers
van oorlog, geweld en rampen
wereldwijd. We schamen ons, dat we na een paar
dagen vaak alweer vergeten zijn wat er elders gebeurde,
omdat het teveel voor ons is om dat allemaal
te bevatten.
Laat ons zien wat wij voor hen in gebed, aandacht en giften
kunnen betekenen.
Voor onze zieken bidden wij U, en wij danken
U dat mijnheer Wouters zijn 90ste verjaardag mocht vieren. Wij bidden
U voor hem om levenskracht en gezondheid
in zijn komende levensjaar.
Barmhartige God, wij danken
U dat U ook ons ziet, temidden van al die miljoenen, miljarden
mensen.
Wij danken U voor vrede
en veiligheid hier.
Voor gezondheid en het kleine en grote
geluk.
En wij bidden U: vergeef ons dat we zoveel met ons zelf bezig
waren, help ons om in onze dagindeling momenten
van stilte in te bouwen, om dicht bij U
te zijn, momenten om een stukje te lezen, momenten voor een kort gebed,
momenten om alleen maar te zeggen dat we zoveel van U
houden… stil te
zijn.
Geef ons dat wij telkens weer met Uw
liefdevolle ogen naar de naasten en naar het leven mogen kijken,
zodat wij ons bewust blijven van U, en
leven zoals bij U past.
Heer, zonder U vergaan
wij. Red ons.
In de stilte van dit moment vragen wij U om in ons hart te lezen,
al die vragen en verlangens, de gebeden en de dank…
En met Jezus zeggen wij samen:
Onze Vader, die in de hemelen zijt,
Uw Naam worde geheiligd.
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Ons
slotlied is lied 967: 1, 2 en 6
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ het laatste vers, daarbij
vervangen we het laatste Erbarm U, Heer door: Ik loof U, Heer.
Nu: 1, 2 en 6.
Zegen:
De gemeenschap met God,
met alle heiligen en elkaar
vervulle Uw harten en gedachten,
Uw doen en laten, Uw bidden
en danken.
Van nu aan tot in alle eeuwigheid.
† Zo zegent U God,
de Vader, de Zoon
en de Heilige Geest. Amen.
Lied 967:7b
En
daarna dronken we samen koffie en thee... :-)