Voor eerdere diensten klik hier:
Zondag 8 na Trinitatis 10-7-2014 in de Lutherse kerk ‘Het Swaentje’ te
Leerdam
Lezing Oude Testament : Habakuk 3: 16 - 19 .
Gebed van de profeet Habakuk. Als een klaaglied
staat boven dit gedeelte.
God trekt, om Zijn eigen volk te redden, uit
en Hij maakt korte metten,
nu of binnenkort, met alle vijanden van Zijn
volk. Dat is een belofte. Habakuk is diep onder de indruk, hij vraagt wel: 'maar
toon toch Uw mededogen als het tumult losbarst, alstublieft!'
en dan eindigt hij met:
16 Ik hoorde dit alles en ik beefde
vanbinnen,
ik vernam het en mijn lippen
trilden.
Mijn botten werden aangevreten,
ik stond te trillen op mijn benen,
wachtend op de dag
van het onheil,
de dag dat U optrekt
tegen het volk dat ons aanviel.
17 Al zal de vijgenboom niet bloeien,
al zal de wijnstok niets voortbrengen,
al zal de oogst van de olijfboom tegenvallen,
al zal er geen koren
op de akkers staan,
al zal er geen schaap meer in de kooien zijn
en geen rund meer binnen de omheining
–
18 toch zal ik juichen
voor de HEER,
jubelen voor de God
die mij redt.
19 God, de HEER,
is mijn kracht,
Hij maakt mijn voeten snel
als hinden,
Hij laat mij over mijn bergen gaan.
Graduale: Wij zingen in datzelfde vertrouwen: psalm 90a: 1 - 3
Epistel: Romeinen 9: 1 - 5
In het hoofdstuk ervoor legt Paulus
uit dat wij leven
door de Geest van Christus,
en dat niets ons van Hem kan scheiden…
nee, niets zal ons kunnen scheiden van de
liefde van God,
die Hij ons gegeven
heeft in Christus Jezus,
onze Heer. Dan gaat hij verder en
schrijft:
1 Omdat ik één ben met Christus spreek ik de waarheid,
en mijn geweten, geleid door de Heilige
Geest, is mijn getuige dat ik niet
lieg:
2 ik ben diepbedroefd en word voortdurend
door verdriet gekweld.
3 Omwille van mijn volksgenoten, de broeders
en zusters met wie ik mijn afkomst
deel, zou ik bijna bidden zelf vervloekt
te worden en van Christus gescheiden
te zijn;
4 omwille van hen, de Israëlieten,
die God als Zijn kinderen heeft aangenomen
en aan wie Hij Zijn nabijheid,
de verbonden, de wet, de tempeldienst
en de beloften heeft geschonken;
5 omwille van het volk dat van de aartsvaders
afstamt en waaruit Christus
is voortgekomen. (Zucht)
God, die boven
alles verheven is, zij geprezen
tot in eeuwigheid. Amen.
Psalmwoord: Halleluja! Ga binnen, laten wij buigen
in aanbidding, knielen
voor de Heer, onze Maker. ps 95:6.
HALLELUJA!
In NLlied
985 knielen wij in ons hart. melodie
gez 457
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Mattheüs 14: 22 -
33.
Na de moord op Johannes
de Doper, Zijn neef, neemt Jezus
de wijk naar eenzame plaatsen. Hij heeft nog veel te doen
en te verkondigen, voordat Hij
aan de beurt is om te sterven. Maar ook daar, in de uithoeken van het land,
komen de mensen in menigte naar Hem toe. Hij
heelt, preekt, en geeft hen wonderbaar te eten.
22 Meteen daarna gelastte Hij de leerlingen
in de boot te stappen en alvast vooruit
te gaan naar de overkant, Hij zou ook
komen nadat Hij de mensen had weggestuurd.
23 Toen Hij hen weggestuurd had, ging Hij
de berg op om er in afzondering te bidden.
De nacht viel, en Hij was daar helemaal
alleen.
24 De boot was intussen al vele stadiën
van de vaste wal verwijderd en werd, als
gevolg van de tegenwind, door de golven geteisterd.
25 Tegen het einde van de nacht kwam Hij
naar hen toe, lopend over het meer.
26 Toen de leerlingen Hem op het meer zagen lopen, raakten ze in paniek.
Ze riepen: ‘Een spook!’ en schreeuwden
het uit van angst.
27 Meteen sprak Jezus hen aan:
‘Blijf kalm! Ik
ben het, wees niet bang!’
28 Petrus antwoordde: ‘Heer,
als U het bent, zeg me dan dat ik
over het water naar U toe moet komen.’
29 Hij zei: ‘Kom!’
Petrus stapte uit de boot
en liep over het water
naar Jezus toe.
30 Maar toen hij voelde hoe sterk de wind
was, werd hij bang. Hij begon te zinken
en schreeuwde het uit: ‘Heer,
rèd me!’
31 Meteen strekte Jezus Zijn hand
uit, Hij greep hem vast en zei: ‘Kleingelovige,
waarom heb je getwijfeld?’
32 Toen ze in de boot stapten, ging de wind
liggen.
33 In de boot bogen
de anderen zich voor Hem neer
en zeiden: ‘U bent werkelijk
Gods Zoon!’
Zalig die het
Woord van God horen en er gehoor aan geven!
Credo: In antwoord op Gods
Woord willen wij samen ons geloof belijden:
Wij geloven in God
- Schepper van hemel en aarde.
Heer over alle machten
Die om ons van alle macht heeft afgezien
en in Jezus de prijs heeft betaald voor onze
overtredingen.
Die in eenvoud tot ons kwam,
en werd verraden en vermoord
- gekruisigd...
maar Hij overwon
de dood!
Na drie dagen opgestaan ten leven
verscheen Hij aan vriend en vijand,
weer in Zijn hemels rijk terug zond Hij
Zijn Geest
die ieder mens bezielen wil tot leven
in de Heer.
Tot een
gemeenschap van heiligen,
door een
doop, door vergeving
van zonden,
tot leven in
der eeuwigheid. Amen
Preek
Genade zij u en vrede
van God onze Vader en van Jezus
Christus, onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
zusters en broeders…
Wat is het leven soms moeilijk en verwarrend,
vindt u ook niet?
Er gebeuren allerlei dingen die je nooit
had verwacht, en de dingen die je wel
verwacht gebeuren heel anders dan je dacht…
Daar kan niet iedereen tegen.
Maar het leven zit vol
met dat soort dingen.
Een vliegtuig vol vacantiegangers, dat uit de lucht
geschoten wordt, Israël dat Gaza
plat bombardeert, - misschien niet zonder reden
en aanleiding, - maar je hebt toch het gevoel
dat het gebruikte geweld niet
past bij de dreiging die er van Gaza
uitging.
Alleen wonen wij hier, en hebben we makkelijk
praten… En dan de uitbraak van Ebola in
Afrika… noem maar op!
In de epistellezing horen we de klacht
van Paulus. Hij had het goede nieuws, dat de Messias
echt was gekomen, dat het Jezus van Nazareth
was, gekruisigd maar opgestaan
uit de dood, o graag willen delen met
zijn landgenoten, volksgenoten…
Maar ze wilden er niet van horen.
En kennen wij dat zèlf niet: je kinderen die
het mooiste en belangrijkste
in je leven niet de moeite waard
vinden, of maar moeilijk te geloven?
Dat doet pijn!
Dat had je niet verwacht toen je ze liet
dopen…
En dan de discipelen… Ze hebben gezien
hoe Jezus van een paar broodjes
en wat vis een hele menigte mensen
te eten kon geven. Hij zal ze nu naar huis
sturen, met een zegen voor onderweg, en met nog wat brood
en vis in de buidel, er is genoeg,
en dan komt Hij wel achter de vrienden aan
naar de overkant van het meer. Hij zal
wel een boot charteren, denken ze. En
ze verheugen zich erop om Hem later weer
te zien.
Maar wat gebeurt er? Een heftige storm
steekt op.
Dat kun je daar hebben. Ze roeien voor hun leven.
Aan de zeilen heb je dan niets, want de wind
komt van alle kanten, daar.
In plaats van een uurtje of anderhalf varen, hoogstens twee, zijn ze heel de nacht
aan het tobben.
En als alles op zijn donkerst is, zien ze een gestalte
over het meer naar hen toe komen. Doodeng!!!
Een spook…!
Het is het uur van alles dat onheil
en dood voorspelt. Ze zijn al
doodsbang. En nu dit ook nog.
Ze gillen het uit… kunt u het zich voorstellen???
Petrus dan… Vol bravoure
loopt hij op de Heer af.
Als het de Heer ís, dan kan dat, dat weet hij zeker.
Maar opeens voelt hij hoe wiebelig
het water is waarop hij loopt, en hoe hard
de wind waait…
Hij wordt onzeker,
en met zijn vertrouwen in de Heer
zinkt ook hijzelf weg in het water.
U en ik hadden die eerste stap op het water misschien niet eens gezet…
Habakuk, díé wel.
Zijn naam betekent
'omhelzing' of 'omhelzer'.
Hij heeft de Heer zijn God
hartelijk lief.
Als profeet heeft hij het vast niet
makkelijk gehad. Wij weten niet zo heel veel van hem, we kunnen
hem wel ongeveer plaatsen in de tijd tussen de overwinning
van de Chaldeeën op de Assyriërs (met de vernietiging van Ninevé in
612 v. Chr.) en de eerste aanval van Nebukadnezar
tegen Juda (605 v. Chr.)
Het volk van God
was in die tijd omringd door vijanden,
en de koningen van Juda en Israël zochten hun heil niet bij hun Verbond
met God, maar bij allerlei bondgenootschappen
met grote volkeren om hen heen.
Habakuk spreekt daar met God
over.
Hij is zo gelovig, dat hij het waagt
God vragen te stellen, en God
geeft antwoord.
Op Zijn geheel eigen manier, natuurlijk.
Hij laat Habakuk in een visioen de ellende
zien, die het volk kan, en als het niet anders gaat leven zeker zàl,
overkomen.
Dat is heel wat anders dan het volk
verwacht, en misschien ook wel anders
dan Habakuk zelf had verwacht.
Maar de Aanwezige heeft beloofd dat Hij het volk
uiteindelijk zal bevrijden van de vijanden,
hoe dan ook.
Maar dat zal dan dwars door oorlog en ellende
heen zijn.
In zijn gebed, in de eerste
15 verzen van hoofdstuk 3, looft Habakuk de Heer,
die als een machtige held eropuit
trekt om oorlog te voeren met de vijanden
van Zijn volk.
Hij ziet het voor zich.
En wij zien het dagelijks op de televisie: bij oorlog
vallen doden, gewonden, worden huizen, steden,
land en oogsten
verwoest. Dat gebeurt gewoon.
Oorlog ontstaat waar mensen willen bezitten, in plaats
van delen, waar mensen exclusieve rechten
willen hebben, die andere mensen dus uitsluiten.
Weinig mensen worden daar beter van, voor de meeste mensen
is het één grote ellende.
Habakuk weet
dat, en hij aanvaardt het.
Ook al zal de vijgenboom niet meer bloeien,
omdat de vijand die heeft omgehakt of verbrand,
ook al wordt de oogst vernietigd,
omdat daar nu juist gevochten wordt, of
omdat er een vliegtuig neerkomt in je zonnebloemenvelden,
ook al is er geen schaap of rund
meer over in de velden of de stallen, toch
ziet Habakuk reden tot juichen: want God
komt Zijn volk redden.
Habakuk heeft alle vertrouwen in de
goede afloop, ook al kost dat nu moeite en pijn,
verdriet en leed.
Want het gaat niet om hem, maar om het grote geheel.
Wij zouden van zijn Godsvertrouwen wel wat kunnen leren. Juist
als het leven moeilijk is.
Juist als alles een onbegrijpelijke wending
krijgt.
Dan toch nog jubelen en
juichen, niet om je eigen ellende,
maar omdat je het hele plaatje ziet, omdat je vertrouwt op Gods
beloften, waarbij je eigen narigheid
maar een klein détail is, en waarin dat waar het wezenlijk om gaat,
waar het uiteindelijk om gaat, goed
komt. Want God redt.
In dat vertrouwen zingt hij:
‘God, de HEER,
is mijn kracht,
Hij maakt mijn voeten snel
als hinden,
Hij laat mij over mijn bergen gaan…’
Dat vat het samen voor Habakuk.
Kijk, als je mét God over die dingen heen
kunt stappen waar je tegenóp ziet als tegen een hoge berg, dàn kun je verder
kijken dan je neus lang is, en dan zie je toekomst,
waar je ten onder lijkt te gaan.
God redt.
Of Habakuk dat met eigen ogen heeft gezien,
dat mogen we betwijfelen, maar hij
heeft er niet aan getwijfeld dat het zou gebeuren.
Paulus heeft niet gezien
dat zelfs wij hier in Leerdam, ver
weg van Jeruzalem, Athene en Rome, Jezus hebben aanvaard
als onze Heer en Heiland…
Maar hij heeft gedaan wat God van hem vroeg.
Hij heeft het Evangelie
verkondigd aan Joden
en heidenen, en al had hij het allerliefst zijn broeders
en zusters bekeerd, God
had voor hem nu juist weggelegd dat hij dat niet zou doen,
maar dat hij de weg naar de heidenen moest gaan, weggehoond,
uitgelachen en mishandeld door zijn geloofsgenoten
van-huis-uit.
Paulus wilde niet een nieuwe Godsdienst
stichten, maar hij wilde juist het goede
nieuws vertellen dat Hij, op Wie ze zo lang gewacht
hadden, nu gekomen was. Het
is een vreemde wereld, maar God
wist wat Hij deed, en anders zaten
wij hier nu niet.
Petrus riep
in zijn nood nét op tijd naar Jezus, en die
greep hem bij de hand.
Inderdaad, het was geen spook, maar de Heer,
die macht heeft over de dingen die ons
leven en ons geloof
bedreigen, ook in het spookuur,
ook in het holst van de nacht, en
in het diepst van onze ellende. De Heer
redt…
Als we dat zien, en dat ervaren,
als we dat durven geloven, dan
wordt de storm van ons leven lam
gelegd. Dan kunnen wij het leven aan.
Ook als wij niet kunnen begrijpen
hoe dat nu allemaal kan: oorlog, geweld,
beschietingen, dingen die van de ene op
de andere dag kunnen beginnen, en vooral mensen
treffen die alleen maar vreedzaam willen
leven.
Ik denk aan twee oudere mensen die uit
hun dorp in Oost-Oekraïne gevlucht waren, hij zei geen stom
woord, zij klaagde dat ze opeens weg
moesten, op hun pantoffels, en het eten stond nog in de ijskast.
Zelf hadden ze niets bij zich.
Ze waren zo ontredderd…
Als je dàn niet kunt geloven
dat Iemand jou, onder al die
miljoenen anderen, op het oog heeft, dat Hij weet
wat je overkomt, en dat Hij er iets aan
zal doen, dan blijft er alleen wanhoop
over…
Over Israël en Gaza kan ik niets zinnigs zeggen.
Ik kan mij zelf niet voorstellen dat dit de oorlog is van de Heer
tegen de vijanden van Zijn
volk.
We zullen het zolang wij leven niet weten,
denk ik.
Maar we weten wel dat er geen 'schone',
sportieve oorlog meer bestaat,
als die er al ooit is geweest.
Isis vermoordt op dit moment honderden Christenen
in Noord-Irak, de mannen worden neergeschoten, de vrouwen
en kinderen worden waarschijnlijk als slaaf
verkocht. Maar we zien nu ook beelden van kinderen die worden onthoofd,
waar hun ouders bij zijn. Vreselijk.
Hetzelfde geldt voor Koerden die een andere godsdienst
aanhangen, en geen moslim willen worden.
En tóch mogen wij, in deze grote
misère, maar ook in de moeilijke
momenten van ons eigen leven, er vast
op vertrouwen dat de Heer
ervan weet, dat wij hem ter harte gaan,
en dat Hij het kwaad
bestrijdt.
Niet zoals Habakuk Hem
beschreef: als een geweldige, grote held,
met spierballen van hier tot ginter, wapens
en paarden waar niemand tegenop
kan.
Sinds Golgotha weten
wij dat God door de dood en ellende
heen overwint in liefde,
geduld, vergeving
en gebed.
Als je, met Jezus, kunt bidden: Heer,
vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen, dan ben je sterker
dan het kwaad, sterker dan de vernietiging
van alles wat goed en dierbaar
is. Liefde is Gods
meest effectieve wapen.
Ook in ons eigen leven,
in onze eigen omgeving, is liefde
het grootste, sterkste wapen.
Als wij niet de ander klein
willen krijgen, maar God groot
willen maken, dan overwinnen wij door te
geven en te delen.
Op onze plek, hier in Leerdam en
omgeving, kunnen wij het wapen van het gebed
inzetten.
Ons gebed is een druppel dauw
voor wie dorst, is een vleugje vrede
voor wie verslaafd is aan oorlog.
En dan kunnen en mogen wij juichen
en jubelen, omdat God
redt, en omdat wij mét Hem bergen kunnen beklimmen.
Door Jezus Christus, onze Heer,
die het ons heeft voorgedaan.
Hij zorgt voor ons. Hij is erbij.
Amen.
Muziek
Gods liefde is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
wij kunnen daarin delen:
dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
geld en geduld…
Nu kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin,
in de collecte
Na het gebed over de gaven zingen we: lied 1009
Collecte
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend,
wat wij hebben gekregen, het is alles
uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken,
zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde
en aandacht. Wij geven
die met liefde aan U en anderen.
Wijs ons in dit alles de juiste weg.
Om Jezus’ wil. Amen.
NL Lied 1009
Voorbeden
Laten we danken en bidden:
Lieve en grote God, machtige Held,
voor ons mensen klein en kwetsbaar geworden,
wij danken U voor Uw Liefde, die groter
is dan alle kwaad om ons heen.
Behoud ons in die liefde, in die warmte,
in Uw Aanwezigheid, dat wij die mogen ervaren
en vasthouden, alle dagen van ons leven, zodat
wij, wat er ook gebeurt, en hoe wij en onze dierbaren misschien
ook moeten lijden, ons nooit alleen en verlaten
voelen, maar dat we altijd zullen weten dat U
er voor ons bent.
Wij bidden U voor allen die het ons moeilijk maken. Help
ons om net als Jezus te vragen: vergeef
hen, want ze weten niet wat ze ons aandoen.
En help ons dan ook zelf te vergeven, vanuit Uw
liefde. Wat er ook gebeurt.
Wij bidden U voor allen die verward zitten in haat en angst,
die vechten voor hun leven, en niet voor hun ziel.
SOS, Heer, red
onze zielen!
Vergeef ons kleine geloof als wij dreigen weg te zinken, en grijp
ons bij de hand.
Voor onze zieken bidden wij U, Heer, wil hen helen
en genezen als dat zo mag zijn, we denken aan
Fred Godfroi en Truus van de Koppel en Alma’s man… en wij danken
U voor onze jarige, wil hem en zijn gezin zegenen in het jaar dat voor hem ligt.
Liefdevolle God en Vader, wij bidden U voor de Christenen
die om hun geloof worden vermoord of verjaagd,
gemarteld, verkocht en vernederd.
Laten zij Uw genade
en liefde zo mogen kennen,
dat ze zelfs dan nog kunnen juichen en jubelen,
omdat U redt,
omdat van U het kwaad niet het laatste woord mag hebben, ook als
zij en wij het zelf niet zien. U redt,
red ook hen en al die anderen die worden vervolgd om wat
voor redenen dan ook.
Goede God, Liefste, Beminde,
wij bidden U voor hen die wij niet kunnen bereiken met het
Evangelie.
Onze kinderen, onze buren, onze vrienden…
Maar help ons om toch nooit onze mond
te houden over Uw goedheid.
Vergeef ons waar wij zwegen als wij moesten spreken,
waar wij spraken als wij moesten luisteren,
waar wij stil hadden moeten zijn, en geef ons
allen vrede, vrede
in ons hart, en vrede in onze wereld - om Jezus
Christus, Uw Zoon, die ons leerde bidden:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven
En leid ons niet in verzoeking
Maar verlos ons van het kwade
Ons slotlied
is NL lied 248:1
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ het vierde vers.
Zegen:
Gods zegen draagt ons door dood en doop heen
naar het leven in eeuwigheid.
Gods Geest geeft ons de woorden van eeuwig
leven in de mond, en de moed
in ons hart om die te spreken.
Gods geliefde Zoon gaat aan onze zij,
wanneer we hier vandaan gaan.
Zo zijn we dan gezegende
mensen,
† in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen
NL lied 248:4