Zondag 6 na Trinitatis 15-7-2007 in de Lutherse kerk te Winschoten - een gemeenschappelijke dienst met Pekela. We vierden met 20 mensen het feest van Gods liefde, en het klonk als een klok in de vernieuwde kerk. :-) 

Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Amen.

Hem vragen we:
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Ons introïtus lied is op deze zesde zondag na Trinitatis psalm 150.



Zondagsgebed
Lieve God,
Wij danken U, dat we hier bij elkaar mochten komen om U te loven en te zingen, om Uw woorden te horen en mee te nemen.
Zend Uw Geest, opdat we ook begrijpen wat we horen, en de kracht krijgen er iets goeds mee te doen voor U en voor elkaar, door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Lezing OT Deuteronomium 30: 9 - 14.
Aan het eind van zijn leven, als het volk staat voor de grenzen van het beloofde land, roept Mozes op tot een vernieuwing van het verbond.
Hij laat nog eens alles wat er is gebeurd, de revue passeren, met nadruk op Gods trouw en het wankele geloof van het volk. Als ze daarover berouw hebben, dan zal het goed komen.
In feite is er maar één fundamenteel gebod, en dat is: God lief te hebben, te leven zoals Hij wil, en je met al wat in je is aan Zijn voorschriften houden. We lezen:
9. De Aanwezige zal je succes geven in alles wat je onderneemt, in je eigen nageslacht, en in het nageslacht van je vee, en in de opbrengst van je land... geluk brengt Hij!
De Aanwezige doet het jullie ten goede verkeren, zodat hij zich over jullie kan verheugen, zoals Hij zich verheugde om jullie voorvaderen...
10. Tenminste als je luistert naar de Stem van de Aanwezige, je God - die je zegt Zijn voorschriften in ere te houden, en de afspraken met Hem… wat er geschreven staat in dit boek der Tora, als jullie je weer keren tot de Aanwezige jullie God, van ganser harte en van binnen uit (= met je verstand en met je gevoel).
11. Waarachtig! Dit voorschrift, dat ik je nu voorschrijf, dat is niet veel te moeilijk voor je, en het is niet iets dat ver van je af staat!
12. In de hemel is het niet, dat je zou moeten zeggen: Ging er maar iemand voor ons naar de hemel om het voor ons te halen, en het ons te laten horen, zo dat we het kunnen doen!
13. En ook is het niet aan de overkant van de zee, dat je zou moeten zeggen: Ging er maar iemand voor ons naar de overkant van de zee, om het voor ons te halen, en het ons te laten horen, dat we het kunnen doen!
14. Maar dit woord is zeer dicht bij je, in je mond, en in je hart, zodat je het kunt uitvoeren!
Tot hier de lezing. Wat een blijde boodschap! 

Ons lied is gezang 432 - dat past er bij. = Lied 909


Dat licht zien we dagen in de Epistellezing: Openbaring 21: 1 – 6.
Het is aan het einde der tijden. Voorbij de tijden.

1. Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde,
want de eerste hemel en de eerste aarde waren er áán gegaan, (waren dood), zelfs de zee was er niet meer.
2. En de heilige stad Jeruzalem zag ik gloednieuw omlaag komen uit de hemel, van God af,
kant en klaar als een bruid die is opgesmukt voor haar man.
3. En ik hoorde met luider stem van de troon zeggen:
”Zie de Tent Gods onder de mensen!
Ja, Hij zal Zijn Tent opslaan onder hen,
zij zullen Zijn volk zijn, en Zelf zal God in hun midden zijn, hún God!
4. Elke traan zal Hij uit hun ogen wegvegen,
en de dood zal er niet meer zijn, en geen rouw,
geen smartekreet en geen pijnlijk zwoegen meer...
Wat er eerst was, is dood.”
5. En Hij die op de troon zat sprak:
Zie, Ik doe allemaal nieuwe dingen!”
En Hij zei: Schrijf op, want deze dingen zijn betrouwbaar en waarachtig.
6. En Hij sprak tot mij: het is zover. Ik ben de Alfa en de Omega, het begin en het einddoel, ik zal aan wie dorsten gratis te drinken geven, uit de bron van het levenswater. 
Terecht zegt de psalmist dan ook:
Overvloedige vreugde is in Uw nabijheid, voor altijd een lieflijke plek aan Uw zijde (ps 16:11b) HALLELUJA!

Helaas past ons kerkelijk leven niet altijd bij dit visioen van een toekomst zoals die is bedoeld. We zingen daarom: gezang 307 Vergeef, o Heer, dat duizendvoud ons stem en steen gescheiden houdt...


Het Heilig Evangelie staat geschreven bij Lucas hoofdstuk 10: 25-37 NBV
Jezus spreekt over het koningschap van God en het eeuwig leven dat de gelovigen wacht... maar er is nog veel verschil van mening. zeker onder de theologen:
25   Er kwam een wetgeleerde die Hem op de proef wilde stellen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’
26 Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Wat leest u daar?’
27 De wetgeleerde antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’
28 ‘U hebt juist geantwoord, ‘zei Jezus tegen hem. ‘Doe dat en u zult leven.’
29 Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’
30 Toen vertelde Jezus hem het volgende:
‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten.
31 Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen.
32 Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen.
33 Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen.
34 Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze.
Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde.
35 De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.”
36 Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’
37 De wetgeleerde zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!

In antwoord op Gods woord willen wij samen ons geloof belijden:

Ik geloof in God,
        die wilde dat de wereld goed was,
        die mensen en dieren maakte,
        planten en bomen,
        vogels en vissen,     
en er van hield.

Ik geloof in God,
        die als een vader zorgen wil,
        die als een moeder ons omringt.

Ik geloof in Jezus -
        in wie Gods Liefde mens werd,
                om ons lot te delen
                ons leven, onze dood,
        die dwars door alles heen
        vast hield aan Zijn Vader -
en angst en dood overwon -
stervend aan het kruis.

Hij ging door de hel,
maar stond óp tot nieuw leven:
        de derde dag.

Ik geloof in de Geest
die Jezus ons zond,
        om ons dichter dan ooit
        bij God te doen zijn.
        Zij bidt en zingt en dankt in ons;
        geeft ons nieuw leven,
in eeuwigheid.

Daarom durven wij geloven
in goedheid, gerechtigheid, trouw....
... in Liefde en toekomst
zelfs voorbij de dood....
... in een kerk, waar mensen zijn
        als één lichaam, dat bestuurd wordt
                door Jezus, ons Hoofd....
... in een doop, die mensen nieuw maakt...
... in vergeving, in genade en hoop -
voor gewone mensen zoals wij.
Amen.

Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.


Lieve gemeente van God, mensen geroepen om Hem te dienen en lief te hebben…

Soms lees je oud vertrouwde woorden, en opeens zie je ze in een nieuw licht.
Dan lees je er dingen in, die je eerst niet zag, openen zich nieuwe perspectieven, en roepen ze andere beelden op in je geest dan ze daarvoor deden.
Dat is iets wonderlijks, dat we allemaal wel kennen, en misschien vinden we het daarom wel zo prettig boeken opnieuw te lezen, en verhalen nogmaals te horen
Het overkwam mij ook bij het voorbereiden van de lezingen van vandaag... 
Bij de eerste lezing dacht ik opeens aan een gedichtje dat Emily Dickinson, die nogal ziekelijk was, schreef in de IXX eeuw en dat ongeveer luidt:
Ik had geen tijd voor haat, omdat het graf mij hind’ren zou, en ’t leven was te kort om vijandschap ten einde toe te voeren.
Voor liefde had ik ook geen tijd, maar daar een mens toch íets moet doen, dacht ik dat liefdes lichte last voor mij wel zwaar genoeg zou zijn.

Liefdes lichte last….
Het ís niet te moeilijk, je kunt het aan, zegt Mozes tegen het volk, tegen ons.
Je hoeft niet naar de hemel of naar de andere kant van de aarde, het ligt op je lippen, het is in je hart, je kunt het volvoeren. Je kunt ook zeggen:
Liefdes lichte last.
Ja, liefde is net zo goed werk. Het is niet alleen rozengeur en maneschijn, liefde is ook iets waar je over na moet denken, waar je je verstand bij moet gebruiken (dat voor de Joden met het hart verbonden was), en het ligt op je lippen. Het uit zich al in de gewone dingen die je zegt en zwijgt.
Liefde kan zijn: iets níet te zeggen, ook al denk je het. Eerlijkheid kan dodelijk zijn, want de woorden die je ooit hebt gezegd, zijn niet meer terug te halen.
Liefde kan zijn: iets vriendelijks zeggen, ook al moet je daar naar zoeken.
Is liefde dan huichelen?, hoor ik iemand denken. Nee, maar liefde is groter en meer dan onze gevoelens. Verliefdheid blijft steken in gevoelens, liefde gaat verder, drijft ook op discipline en verstand, en zoekt niet het eigen belang, maar dat van de ander.
Daar hebben we het vaker over gehad...

En zo kun je soms in de kerk zitten, en meezingen, liederen tot Gods lof, en er toch niets bij voelen, omdat je te moe bent, of omdat je zorgen niet achter je kon laten aan het begin van de dienst, omdat je je niet kunt concentreren, omdat je trek hebt, nou ja, er zijn honderd en één redenen waarom je er met je hoofd en hart niet bij bent, af en toe.
Maar God ziet het hart aan. Hij ziet onze goede bedoelingen. Hij kijkt niet alleen naar de gevoelens. Hij weet wat ons bezig houdt, en Hij ziet hoe wij bezig zijn. Niet alleen hier, in de kerk, thuis, onder elkaar, maar ook in de wereld. En dan komt het er niet op aan of we overlopen van medelijden, maar of we iets doen.
Het gaat er om dat we trouw blijven komen in de kerk, ook al zit ons geloofsleven voor ons gevoel op slot en kunnen we er zelf niet bij. We hebben allemaal van die perioden.
Het gaat er om dat we een naaste willen zijn, voor wie aan de kant van de weg liggen, of aan de rand van de samenleving staan.
De barmhartigheid van de Samaritaan beperkte zich niet tot een gebed voor het slachtoffer van het geweld, maar hij dééd iets voor de man. Ongetwijfeld hebben de priester en de leviet, die, mogen we uit het verhaal opmaken, op weg waren naar hun dienst in de tempel, wel voor de man gebeden. Maar de dienst aan God gaat voor natuurlijk… stel je voor dat ze te laat kwamen.
God gaat voor alles. Dat spreekt vanzelf.   
Je hoort de ironie in het verhaal van Jezus.
Nee, zo is het bij God niet. Want Hij houdt van ons, en zoekt Zichzelf niet.
De mens in nood gaat voor. Dat is Liefde. Met een hoofdletter. 
Wie een leven redt, heeft de wereld gered, is een oud Joods gezegde. En ook nu heeft op de sabbat het redden van levens voorrang op de religieuze plichten. Maar dat terzijde.

De wetgeleerde, die theoretisch prima weet hoe je God moet dienen, met heel je verstand en al je gevoel, heeft voor zichzelf niet het idee dat dit voldoende is om de eeuwigheid te verdienen, waar Jezus over spreekt, en hij komt met die vraag naar de naaste als een soort excuus. Hij zoekt het hoger en verder, in de hemel en aan de overkant van de zee. Hij zoekt het ook niet in de genade van God. 
Hij is zo bezig met Gods hoge heerlijkheid, met Gods eer en goede Naam, dat hij vergeet dat de liefde voor God samenvalt met de liefde voor de naaste, en zo heel dicht bij het dagelijks leven staat en zich uit in alles wat we zeggen en denken.
Jezus laat hem dat heel fijntjes zien, door te vragen: wie van de drie zou nu de naaste zijn geweest van het slachtoffer?
Met andere woorden: van wie van de drie zou de arme beroofde kunnen houden als van zichzelf?
Het gaat er niet om dat wij een zielig slachtoffer vinden om iets aardigs voor te doen, een girootje en hup, we kunnen weer verder, maar het gaat er om dat we in het dagelijks leven iemand zijn, waar anderen van kunnen houden.
Als je je afvraagt of dát van jou, van u, gezegd kan worden, wordt het een heel ander verhaal, krijgt het een ander perspectief.
Zo zet God ons leven regelmatig op zijn kop.
En dat zal Hij blijven doen.

We zien dat ook in de epistellezing. Als Johannes gezien heeft hoe deze schepping met alle wel en wee ten einde is gelopen, ziet hij een nieuwe wereld. En een nieuw Jeruzalem, brandschoon.
Als een bruid.
Er is niets mis mee. Er wordt geen traan meer gelaten, de dood is overleden, de pijn en het verdriet zijn verleden tijd. Johannes zíet wat Jezus heeft beloofd. 

Jeruzalem staat voor de ontmoeting met God. Voor de plaats waar we God loven en dienen – maar een tempel is er niet meer.
Er wordt niet meer geofferd, en niet meer geslachtofferd.
Dat is na Golgotha niet meer nodig.
Dat is voorbij na de val van Jeruzalem, waarbij de tempel werd afgebroken en onteerd, en waarbij geen Jood meer wonen mocht in de directe omgeving.
Een tempel is een plaatsvervangende plek.
Als het ware een postadres van God.
Hier staat dat God er Zijn tent opslaat in het midden van de mensen.
Hij woont Zelf tussen ons in, en de tent verwijst naar het begin van het bestaan van het Joodse volk, toen Mozes hen in Gods opdracht uit Egypte leidde, en ook toen hij jaren later zijn rede hield.  
Gods aanwezigheid werd gevierd in de tent van de ontmoeting. Zijn aanwezigheid was zichtbaar in de wolkkolom, en in de vuurzuil.
Maar nu komt God nóg dichterbij: in Johannes’ visioen ziet Hij hoe God samenwoont met de mensen van Zijn welbehagen. Hij heeft geen gebouw nodig. We kunnen Hem overal tegenkomen. 

Dat is het wonderlijke, dat God steeds weer zoekt naar de ontmoeting met Zijn mensen, en ook met ons.
Dan kan het zijn dat we denken: Hij is te groot en te heilig voor mij, ik kan dat niet aan. Maar Hij is ook heel dichtbij als onze Naaste in de meest kwetsbare medemens, Hij is onze Naaste in de broeder en zuster naast ons, en Hij hoopt dat we daar naast Hem komen staan, en Hem aankijken in de ander. Hij hoopt in ons iemand te vinden om van te houden.
Een naaste.
Houdt God dan niet van alle mensen?
Jazeker, dat doet Hij.
Meer dan we ons kunnen voorstellen.
Maar Hij wil ook graag een relatie met ons.
Een directe betrokkenheid.
Hij wil ons vriendelijke dingen horen zeggen en denken tegen Hem in de mens naast ons.
De mens voor wie wij de naaste kunnen en willen zijn. De mens voor wie wij de handen uit de mouwen steken, voor wie we trouw een kaartje schrijven, bij wie we een bezoekje afleggen, ook al komt het niet zo uit.

Want een nieuwe wereld begint hier.
In Winschoten, Pekela en omgeving.
Bij wat je zegt en wat je denkt en wat je doet.

Ik ga nog even terug naar het Jeruzalem van onze dagen, waar we verdrietig en boos om kunnen zijn; dit Jeruzalem wordt gekenmerkt door angst in plaats van geloof en vertrouwen.
Angst voor de ander. Voor de ander die de naaste zou moeten wezen.
Dat is diep droevig, voor alle partijen.
Daar is God niet van gediend.
Zo wordt God niet geëerd en gediend.

Het is niet aan ons om te oordelen.
Hoe hebben we zelf gereageerd in de oorlog, hoe zouden we nu reageren?
Trouwens, hoe gaan we nu om met de ‘enge’ naaste, waardoor we ons bedreigd voelen?

Jezus heeft Zijn leven gegeven om te laten zien hoe het wél moet. Hoe het kan.
Hoe wij het kunnen. 
God liefhebben is altijd hier en nu.
In ons eigen leven. Op onze eigen plaats.

Dan zal de Heer ons het water des levens schenken. 
Water dat eeuwig leven geeft, want: 

Waar liefde woont gebiedt de Heer Zijn zegen.
Daar woont Hijzelf,
daar wordt Zijn heil verkregen,
en leven tot in eeuwigheid.
Amen.

Muziek

Gods goedheid is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
   wij mogen daarin delen door te doen zoals Hij:
dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
genade en geduld…
Nu kunnen we er, als een goed begin, gestalte aan geven in de collecte!
Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang 457. Maar nu eerst de collecte!

Collecte

Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde en aandacht.
Wijs ons de weg. Om Jezus’ wil… Amen.

gezang 457  = Lied 405


Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U dat U telkens weer nieuwe dingen bedenkt en doet, die Uw schepping, en onze leefwereld, steeds mooier kunnen maken.
Wij bidden U om de kracht en de energie,
de liefde en het geloof, om daarin méé te gaan. Om ons in te zetten voor U en voor de mensen om ons heen.
Schenk ons Uw eindeloze liefde, zodat we steeds meer en steeds beter elkanders naaste kunnen zijn, dat wij met Uw ogen kunnen leren kijken naar deze wereld, met ogen vol liefde, en zo elkaar en onszelf, met al onze beperkingen kunnen accepteren en liefhebben.
Zo bidden we ook voor de wereld waarin we leven: een plaats waar sommigen alleen beren en leeuwen op hun weg zien, waar mensen beroofd en geslagen worden, waar hulp vaak niet te vinden is, waar die zou moeten worden gegeven, en ook wij maken ons daar soms schuldig aan. Wij belijden het met schaamte.
Help ons dan, dat we deze wereld ook mogen leren zien als een plek waar hulp komt uit onverwachte hoek, waar wij iets voor U mogen betekenen, op de plaats waar U ons hebt gesteld.
Wij bidden U voor allen die hier niet zijn. Door vacantie, door ouderdom of door ziekte.
Daarbij denken we in het bijzonder aan Grietje en Janneke, mijnheer Stam, maar ook aan andere dierbare familieleden en aan vrienden die het zwaar hebben. 

Wij danken U voor het voorbeeld van Jezus, die ons wilde redden van de wanhoop, en die ons leerde bidden en zingen: 

Onze Vader in de hemel,
laat Uw naam geheiligd worden,
laat Uw koninkrijk komen
en Uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.


 

Ons slotlied is gezang 456: 1 en 2 = Lied 415


Zegen:
De Heilige van voor alle tijden,
de genadige God, die ons vrijspreekt van zonde,
de liefdevolle Vader, de trouwe Moeder,
de Hulpe naast ons,
de trouwe gids en steun op elk moment,
zegent en behoedt U,
draagt U en zendt U deze wereld in
als koningskinderen met een opdracht.
Ga dan in de Naam van de Vader
en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen.

Vers 3

Daarna dronken we heel plezierig samen koffie.