Voor eerdere diensten klik hier:
Zondag 7 na Trinitatis 22-7-2012 in de Lutherse kerk te Leerdam
Organist: mw. I. Mostert speelde inspirerend.
Afkondigingen
en aansteken van de kaarsen.
Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden.
En laat ons weer in vrede leven.
Amen.
Zo lief had God
deze wereld, dat
Hij Zijn enige Zoon
gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf
ontkomt, en eeuwig
leven hebben mag!
Introïtus:
De Antifoon voor deze zondag luidt:
Klap in de handen,
o volkeren, juich
God toe met jubelzang.
(ps. 47:2)
En de psalm luidt:
Geducht is de HEER,
de Allerhoogste,
machtige koning van heel de aarde.
Zing voor God,
zing een lied,
zing voor onze Koning,
zing Hem een lied:
God heerst als koning
over de volken,
God zetelt op
Zijn heilige troon.. Ps 47: 3,7,9.
Klap in de handen,
o volkeren, juich
God toe met jubelzang.
(ps. 47:2)
Laten we
de Heer aanroepen om ontferming met de
nood van deze wereld, - die is groot -
en laten wij dan ook Zijn Naam prijzen,
want Zijn barmhartigheid heeft geen einde!
Zondagsgebed:
Groot bent
U o God, onze Heer, en wij aanbidden
U om Uw machtige Schepping, om zon en maan en sterren,
om heel deze wereld die U houdt
in Uw hand door Jezus Christus, onze Heer.
Amen.
Lezing Oude Testament: Jeremia 23: 1 – 6
Het Hebreeuwse woord ra’a dat in deze
lezing een sleutelrol speelt, heeft een dubbele
betekenis.
We komen het meestal tegen als: weiden, herder zijn van een kudde, maar de grondbetekenis
is: voorgaan, het pad
voor de ander verkennen, de beste
weg uitzoeken, het leven op die manier mogelijk
maken voor wie aan je zorg zijn toevertrouwd.
De tweede betekenis is dan ook die van prins,
koning, aanvoerder, voorganger van mensen zijn. Dat kan hier ook
op de priesters slaan.
Deze tweede betekenis heeft in deze lezing de overhand,
ook al spreekt de Heer over het volk
in beeldspraak als over Zijn eigen
kudde...
Het stuk bestaat uit drie verschillende profetieën, daar kan enige tijd
tussen zitten...
We lezen Jeremia 23: 1 - 6.
De eerste Godsspraak is:
Wee, jullie - leiders,
die de kudden op Mijn weide
uiteenjagen, ja, verspreiden tot over de grenzen!
Zo zegt de Aanwezige het letterlijk:
Om deze reden, zo spreekt de Aanwezige,
de God van Israël, tegen de leiders:
Jullie die Mijn volk leiden, jullie jagen Mijn
kudde het land uit en maken het ze moeilijk,
en zorgen voor ze doen
jullie niet!
Wel, hier ben Ik dan, om
te zorgen dat jullie krijgen
wat je verdient, precies zoals past bij
jullie kwalijke manier van doen!
Zo zegt de Aanwezige het letterlijk!
En dan de volgende Godsspraak:
Ja, Ik ga zorgvuldig
het restant van Mijn kudde naar Mij toe
halen, uit alle streken waarheen Ik
ze verstoten heb - daarginds -
en Ik zal ze terug laten komen, elk naar
hun woonplaats, zodat ze vruchtbaar
zullen zijn en talrijk worden.
Maar over hen zal
Ik leiders aanstellen, en die zullen ze leiden, dan hoeven ze niet meer in angst
en beven te zitten, en het zal ze niet
meer moeilijk gemaakt worden.
Zo heeft de Aanwezige letterlijk gezegd.
En weer een volgende profetie:
Let op - nu al komen dagen -
letterlijk zegt het de Aanwezige - waarin Ik
David een nakomeling, een Spruit,
doe opstaan,
een rechtvaardige..
Heersen zal hij als koning, zorgvuldig
en verstandig, recht
en gerechtigheid zal hij werkelijk doen
op aarde.
In Zijn dagen wordt Juda (de lofzang) bevrijd,
en Israël kan in alle veiligheid
z’n huis opzoeken, en met deze
naam zal men hem aanspreken:
De Aanwezige is onze gerechtigheid.
Tot hier toe deze lezing.
Onze Gradualepsalm is: psalm 27: 1 en 2
Epistellezing: Efese 2: 11
– 22
De apostel herinnert de gemeente
aan het feit, dat ze van huis uit geen
deel hadden aan het heil... En zegt:
11. Daarom, vergeet
niet hoe jullie ooit naar het vlees de
(heiden)volken waren, onbesnedenen
genoemd, onder hen die genoemd worden: de met de hand besnedenen
- in het vlees.
12. Omdat jullie in die tijd nog steeds
apart van Christus waren, en geen
deel uitmaakten van Israëls gemeenschap, en vreemd
waren aan de bondgenootschappen van de belofte,
geen hoop hadden, en God-loos
in de wereld (stonden).
13. Maar nu, in Christus Jezus, zijn jullie,
die ooit randfiguren waren, er nauw
bij betrokken, in het bloed
van Christus.
14. Want Zelf is Hij
de vrede tussen ons, Hij
die beiden een maakt, die de barrière
van de scheidsmuur vernietigt, de
on-enigheid - in
Zijn vlees.
15. Doordat Hij
de wetmatigheid van de (10) geboden
in starre voorschriften te niet
deed, opdat Hij de
twee (partijen) in Hem tot een nieuwe
mens kon scheppen, en al doende vrede
brengen...
16. en opdat Hij beiden in een
Lichaam zou verzoenen met God,
door het kruis, en zo doende daarin
de on-enigheid zou doden....
17. Ja, bij Zijn
komst bracht Hij de blijde
boodschap van vrede, voor jullie
aan de rand, èn van vrede voor hen
die er nauw bij betrokken waren...
18. Want door Hem hebben wij beiden in een
en dezelfde Geest toegang tot de Vader.
19. Weest daarom geen vreemden
en voordeurdelers meer, maar wees samen met de heiligen
deel van de gemeenschap, en leden van Gods
gezin.
20. waarbij jullie opgebouwd worden op het fundament
van de apostelen en profeten,
(een fundament) waarvan Christus Jezus
Zelf de hoeksteen is.
21. (De hoeksteen) waarop heel het aaneengevoegde
bouwwerk groeit
tot een Heilige Tempel
in de Heer
22. waarin ook jullie mee
ingebouwd worden tot Gods woning,
in de Geest.
De Psalmist roept op:
Halleluja: Kom, laten wij jubelen voor de HEER, juichen voor onze rots, onze
redding.(ps. 95:1). Halleluja!
Wij zingen
uit TussenTijds nr. 6: 1, 2 en 6 = Lied 326
Het Heilig
Evangelie staat geschreven bij Marcus
6: 30-44
In Marcus 6 staat het verhaal van
Jezus’ ontvangst in Zijn
geboortestreek. Men geloofde Hem
niet, omdat ze hem toch kènden: een gewone
jongen uit de buurt... Alleen een paar zieken
genazen, omdat zij Hem wel wilden geloven.
Vervolgens
zendt de Heer Zijn leerlingen er 2 aan 2 op uit, om te verkondigen
dat Gods tijd aanbreekt, en dat men zich bekeren
moet - ook zij genezen en zalven
en hebben macht gekregen over demonen.
Dat is een teken , een levende
gelijkenis, dat het werk van Jezus
doorgaat, ook als Hij Zelf
door ongeloof of straks door dood, Opstanding
en Hemelvaart niet meer Persoonlijk onder de
mensen rond kan gaan.
We lezen in vers 30:
30. En de
apostelen kwamen bij Jezus
samen en ze brachten Hem verslag
uit van alle dingen die ze gedaan
hadden en waarover ze gepreekt hadden.
31. Dan zegt Hij tegen ze: "Gaan jullie
maar onder elkaar naar een afgelegen plaats,
en neem een beetje rust".
Want de hele tijd was het een gaan en komen
van veel mensen, en ze
hadden zelfs geen moment om te eten.
32. Nu, ze gingen met de boot weg, naar een afgelegen
plaats, onder elkaar.
33. Maar… men zag hen weggaan, en velen kregen
er weet van, en te
voet renden ze uit alle steden daarheen te hoop. Ja,
ze gingen naar hen toe...
(Kennelijk is Jezus daar ook heen
gekomen, want het verhaal gaat zó verder:)
34. Toen Hij dan naar buiten kwam, zag Hij
een talrijke menigte, en Hij
werd getroffen door een gevoel van meeleven
met ze, - want ze waren als schapen die geen
herder hadden - en Hij
begon ze velerlei dingen te leren.
35. Toen het al behoorlijk laat
geworden was, kwamen de leerlingen naar Hem toe
en zeiden:
'Verlaten is deze plaats,
en het is al behoorlijk laat.
36. Laat ze toch gaan, zodat ze onderweg naar de boerderijen
en dorpen rondom, zich wat te eten
kunnen kopen'.
37. Maar Hij gaf ze ten antwoord:
“Geven jullie ze te eten.”
En ze zeggen tegen Hem: ‘Zelfs al
zouden we voor 200 daglonen brood gaan
kopen, konden we ze dan
wel te eten geven?’
38. Dan zegt Hij tegen ze: “Hoeveel broden
hebben jullie? Ga eens kijken!”
En als ze het weten zeggen ze: ‘Vijf,
en twee
vissen’...
39. En Hij gaf ze opdracht hen allemaal groepsgewijs
op het groene gras te laten zitten.
40. Zo zaten ze in regelmatige
groepjes van 100 en van 50 man klaar
om te eten.
41. Terwijl Hij nu de vijf broden
en de twee vissen
oppakte, en omhoog keek, naar de Hemel,
sprak Hij de zegen
uit, en brak Hij de broden
in stukjes en gaf Hij ze aan de leerlingen,
dat die ze aan hen zouden voorzetten... en de twee vissen
verdeelde Hij onder allen.
42. En ze aten allemaal tot ze genoeg hadden.
43. Ze haalden nog twaalf manden vol
met brokken op, en ook nog vis.
44. De eters, dat waren 5000 man(nen)!
Zalig die het
Woord van God horen en er gehoor aan geven!
Credo: In antwoord op Gods
Woord willen wij samen ons geloof belijden
door te spreken/zingen: = Lied 67a
Preek
Genade zij u en vrede
van God onze Vader en van Jezus
Christus, onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve gemeente,
Je kunt op verschillende manieren ver
van huis zijn. In deze vacantie-periode
spreekt dat vanzelf, en sommigen
van u hebben al vacantie gehad, anderen gaan
misschien nog, al zijn er natuurlijk ook nog velen
voor wie dat niet is weggelegd.
Ach, met een beetje mooi weer is het
zelfs in Balconia nog goed toeven… in de tuin,
op het balkon, even de dingen anders
doen dan normaal, mensen kunnen ook met
weinig heel creatief
zijn.
Maar ik dacht nu eigenlijk meer aan hen die onvrijwillig
ver van huis zijn.
We horen over stromen vluchtelingen die
in Afrika door het land
trekken, en nu zijn er weer veel vluchtelingen die van Syrië
naar Turkije proberen te gaan… Ook
zijn er mensen die door natuurgeweld, bosbranden
hier, geweldige stortregens
daar, hun huis moesten verlaten.
En het volk van God,
waarover wij in de eerste lezing hoorden,
was ook ergens terecht gekomen,
waar ze absoluut niet hadden willen wezen.
Niet vrijwillig, zelfs niet op
de vlucht, maar ze zijn als gevangenen weggevoerd,
en ze hebben heel die lange tocht, honderden
kilometers, moeten lopen.
En wie dat niet kon, die overleefde het niet.
Ook de mensen in de gemeente van Efese,
(en misschien wel die in de gemeente Leerdam?), waren ooit ver
van huis.
Wij staan er niet zo bij stil, maar
voor Jezus' leerlingen
sprak het helemaal niet vanzelf dat buitenlanders ook
wel eens bij Gods volk
zouden kunnen behoren.
Je kunt je zelfs afvragen of Jezus wel
direct begrepen heeft dat het heil
dat Hij bracht ook buiten Israël zou gelden.
Dat is een ontdekking die je Hem gaandeweg
ziet doen, tijdens de drie jaar die Zijn evangelisatietournee
hier op aarde duurde.
Ja, zélfs voor Paulus, de apostel der heidenen,
waar wij, gezien door Joodse ogen,
nog altijd toe behoren, naar
het vlees, zoals Paulus schrijft, naar het lichaam dus,
zelfs voor Paulus spreekt het in het begin helemaal
niet vanzelf dat de buitenstaanders mee mogen doen. Integendeel!
En hij wrijft het de gemeente in Efese
fijntjes ín dat dit een Godswonder
is, een grote genade.
Alleen omdat Jezus in Zijn menselijke lichaam ondragelijke
pijnen, vernederingen, en de dood
heeft willen doorstaan, mogen wij deelhebben
aan het Oude én het Nieuwe
Verbond, in Jezus' bloed.
Laten wij dus niet denken dat het allemaal heel gewoon is dat wij
er bij horen, en laten we ook niet neerkijken
op onze oudere broeder Israël, ook al
hoeven we het absoluut niet ééns te zijn met wat ze daar allemaal uitspoken.
In Christus zijn wij een, zij en wij
behoren bij het Ene Lichaam, dat dus meer
is dan alleen de kerk, en dat verder
gaat dan Kerk-en-Israël.
Gods Volk op aarde,
dat ooit Gods Volk
in alle Eeuwigheid zal wezen.
En omdat ook wij hier in Leerdam mogen aanschuiven
aan de tafel die de God van Israël
en heel de aarde heeft bereid, mogen wij
delen in Gods goede gaven.
In brood en wijn,
maar ook in brood en vis.
Voordat wij in Jezus tot een eenheid
werden gesmeed, waren wij ver van God,
en waren we dus ver van Huis.
Want zonder God zijn wij de weg
kwijt, ook al zijn wij nóg zo knap in velerlei wetenschappen, zonder God
zijn ook wij als een kudde zonder herder,
als een volk waarvan de leiders niet
deugen.
Ik geef toe: in bijna heel Europa denken de burgers dat de leiders
niet deugen. In veel landen gaan ze de straat
op om te protesteren tegen de gevolgen
van de economische crisis,
een crisis die te wijten is aan het feit dat wij
mensen de neiging hebben altijd meer te willen. En soms
is de prijs die je daar dan later voor betaalt,
of die anderen daarvoor moeten betalen, hoger,
veel hoger dan je lief is.
En inderdaad, voor velen gaat het nu om het dagelijks brood
dat ontbreekt. Om de kinderen die zonder een behoorlijk
ontbijt naar school gaan, niet omdat de ouders te lui
zijn om ze dat voor te zetten, maar omdat het ontbijt er gewoonweg
niet ís. Of straks de warme maaltijd.
Ook in Leerdam is er een voedselbank, aan de Talmastraat.
Jammer genoeg is die brood-nodig.
Maar als mensen leven wij in wezen niet
van brood alleen, niet van dit dagelijks brood voor vandaag
en morgen, waar we in het Onze Vader om lijken te bidden, maar we leven
van ieder woord dat van God uitgaat, staat er in Mattheüs 4:4.
Geef ons steeds weer het
brood dat wij dagelijks behoeven, verwoordt de Nieuwe Bijbelvertaling
de bede in het Onze Vader.
Maar als je goed leest staat er in het Grieks méér dan dat. Het Griekse
woord Eπιουσιον dat daar staat, kun je vertalen als het voedsel
dat er wezenlijk bij hoort.
Hoe moet je dat zien?
Als jam op de boterham,
als vis bij het brood?
Jezus zegt ergens dat je om dat soort
dingen niet hoeft te vragen, omdat onze Hemelse Vader
al wéét wat wij als mens nodig hebben.
Hij weet ook wat wij nog méér nodig hebben…
Jezus is immers Zelf
het hemelse brood, dat door de Vader
is gestuurd, zoals het manna, dat dagelijks
in de woestijn voor het oprapen lag, zoveel
en zolang de mensen het nodig hadden?
Ik ga even terug naar Jeremia...
De mensen in de ballingschap kregen de belofte
dat God Zelf voor ze zou zorgen als een Herder.
En dat Hij ook een menselijke herder zou sturen, ene Tsedekia,
wiens naam betekent: de Aanwezige is mijn Gerechtigheid.
Als ze dat zagen, zou het volk vol vertrouwen
kunnen beamen: de Aanwezige is onze
Gerechtigheid. En zo is het ook gebeurd.
Later heeft de kerk deze tekst herkend als een belofte waarop ook Jezus,
onze Gerechtigheid, de vervulling
is.
Voor hen die hongeren en dorsten
naar Gerechtigheid is het dagelijks brood echter niet voldoende.
Voor de tijdgenoten die op zoek gingen
naar Jezus en naar Zijn leerlingen ging
het daar ook niet om.
Zij wilden antwoord op de vragen
van het leven.
Zij waren de weg naar God kwijt, en
daarmee meteen de weg naar zichzelf en
naar de ander.
Het beeld dat wij van God hebben, bepaalt
ook heel erg hoe wij naar onszelf en naar onze medeschepselen
kijken. Dat kunt U zich wel voorstellen.
Het maakt een heel verschil of je hebt
geleerd dat God reuze streng is en dat je
heel erg moet uitkijken dat je geen fouten
maakt, want dan zwaait er wat, dan kom je in
de hel, daar
word je geen blij mens van, of dat je hebt geleerd
dat God van mensen houdt,
en dat Hij mild en genadig
is. Dan zul je zelf veel makkelijker het goede
zien in de ander.
Jezus laat uit de Schriften telkens
weer zien–ook in het verhaal dat we vandaag
hoorden in het Evangelie– hoe God wezenlijk
is.
Hoe God er wezenlijk bij hoort.
Hoe het leven pas goed
kan zijn wanneer wij mensen God
aanvaarden als de Heer en Koning
van ons leven.
Want daar gaat het
de hele lieve Bijbel lang over.
Omdat zij dit weigerden, heeft de Heer
het volk in ballingschap laten gaan. Maar toen ze spijt
kregen, heeft Hij ze beloofd
dat het weer goed zou komen, dat ze terug mochten naar hun land.
Al zou dat niet zonder slag of stoot gaan.
Wie denkt dat het leven aan Gods hand altijd makkelijk
is, heeft het mis. Maar het is de
moeite waard!
Maar goed, ik kom nog even terug op het Onze Vader, en dat moeilijke Griekse
woord…
Vader, geef ons het voedsel dat er wezenlijk
bij hoort. Dat is meer dan brood
en kaas, melk en honing. Dat gaat
om hogere zaken.
Dat moet gaan om brood en wijn,
om Gods intieme Aanwezigheid
in ons leven. Dat gaat over samen aan tafel
zitten en weten dat wij zondaar
en begenadigd zijn, dat wij mens
zijn en kind van God.
En dan begrijpen we ook dat Jezus niet
bedoelde dat de leerlingen bij de bakker brood
zouden halen voor al die mensen. Maar dat ze moesten leren begrijpen
dat het leven volkomen verandert
wanneer God in het midden staat.
Wanneer het draait om Hem…
Ja, ze waren het land rond geweest, ze
hadden genezen en gepreekt, ze hadden mensen opgeroepen zich tot God
te bekeren, maar of ze het zelf helemaal
hadden begrepen, dat is de vraag die Jezus
ze hier leert stellen.
Van God houden betekent: niet de ander
weg sturen, zodat die zichzelf
maar moet kunnen redden, maar het betekent van de ander
houden zoals van jezelf, en dus: jezelf
en wat je hebt délen met God en de ander.
Zoals we dat doen bij het Avondmaal.
Wanneer Jezus die avond het brood
breekt en Zijn Vader dankt en zegent
om de goede gaven, is God daar aanwezig.
En dan wordt de schepping gezegend,
zodat er genoeg is voor iedereen.
Ik denk zomaar dat de leerlingen, die later naar Emmaüs gingen, er wel bij
geweest kunnen zijn.
En dat ze zich herinnerden hoe Jezus de
mensen moed had ingesproken, de bijbelteksten
had uitgelegd, hoe Hij daarna het brood
had gebroken, en de Vader had gezegend
en geloofd. Zoals de Onbekende
het toen bij hen had gedaan, die avond.
Herkenden ze Hem
daar aan, of zagen ze de littekens op Zijn polsen, toen Hij
het brood brak en dankte? Wij zullen het voorlopig niet weten,
maar we weten wel hoe deze ontmoeting
hen uit de put haalde, en hoe ze opeens de energie kregen om terug
te gaan naar Jeruzalem, en het verhaal
van hun ontmoeting met Jezus te delen met
de zusters en broeders daar.
Want opeens weten ze het: waar mensen
brood delen met elkaar, en waar ze over God
en de Bijbel spreken, daar is Jezus Zelf
aanwezig.
Waar wij samen bidden: Onze Vader,
geef ons heden het dagelijks brood, daar vragen wij om meer
dan een boterham met kaas, om meer dan voedsel
voor het lichaam, daar mogen we vragen
om voedsel voor lichaam en ziel.
En het zal er zijn. Genoeg voor iedereen.
Er blijft over om aan heel het volk uit te delen.
Gods eigen voedselbank…
Dat zijn wij.
Hij stuurt ook u en mij er op uit
om te delen wat we hebben. Ook dat kleine
beetje geloof, die paar broodjes en visjes
zijn genoeg om velen te voeden.
Geloof het maar. En dóé maar! De Geest zal
ons de woorden wel geven. Amen.
Orgelmuziek (Heel toepasselijk: gezang 252 "Wat zijn de goede vruchten".)
Nu is het tijd voor de collecte. Voor de gemeente en voor Onderhoudsfonds. Ook
dat is nodig.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid
en liefde uitdrukt, om Gods
liefde in onze Heer
Jezus.
Na het gebed over de gaven zingen wij:
gezang 241 helemaal.
Collecte
Offerandegebed
Grote God, vol eerbied komen wij tot U
met onze gaven. Wil ze aanvaarden, wil
ons aanvaarden. Door Jezus Christus, onze
Heer. Amen.
Gezang 241= Lied 671
Voorbeden:
Laten we danken en bidden:
Lieve God, wat is het toch heerlijk dat U zoveel om mensen geeft.
Dank U wel voor het Evangelie dat ons weer is verteld, voor de beloften die U in
Jezus hebt vervuld, en voor Uw Trouw en Gerechtigheid, die maken dat het leven
goed is, wanneer U er bent.
Wij bidden U voor alle mensen die tekort komen, die ontberingen lijden naar
lichaam en geest.
Wil heel dicht bij hen zijn, allereerst met Uw Heilige Geest, en dan ook door
mensen om hen heen, die kunnen helpen en bijstaan.
Waar wij die mensen mogen zijn: stuur ons aan en leid ons in alles wat we mogen
delen en geven.
Laten wij de Heer bidden!
Heer, ontferm U!
Lieve God, wij danken U omdat wij hier in ons veilige landje mogen leven, in
alle vrijheid Uw Naam belijden, en het nog steeds goed hebben, vergeleken met de
rest van de wereldbevolking.
Toch hebben ook hier mensen grote problemen, en wij bidden U voor allen die
geroepen zijn om leiding te geven aan het land en aan gemeenten, om te regeren
als dienst aan U. Zoals onze Koningin erkent dat zij slechts regeert om te
dienen bij de gratie Gods, geef Uw Geest aan allen die macht uitoefenen, opdat
ook zij een geest van dienstbaarheid mogen ontwikkelen, om kwetsbare mensen te
steunen en te helpen.
Laten wij de Heer bidden!
Heer, ontferm U!
Lieve God, dank voor Uw Zoon, die voor ons zulke offers heeft gebracht.
Blijf ons steeds nabij met de Geest die onze Heer Jezus ons zond, zodat U in het
midden van ons bewustzijn blijft, en dat U ons voedt met de gaven van Uw Geest.
Wij danken U voor de mensen in deze gemeente die blij en tevreden mogen zijn, we
denken aan mevrouw Van der Koppel, die vandaag haar verjaardag mag vieren…
Maar we bidden U ook voor hen die verdrietig zijn, en die het leven zwaar valt.
In het bijzonder bidden wij U voor mevrouw Van Meurs en haar zoon, die nog
steeds zo ziek is…
Wil hen, en alle ander zieken in onze gemeente
en
in onze eigen levens, bijstaan en kracht geven, voed hen naar lichaam en
geest...
En samen bidden wij het gebed dat onze Heer ons leerde:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven
En leid ons niet in verzoeking
Maar verlos ons van het kwade
Ons slotlied is: gezang
242: 1, 4 en 6. = Lied 672
Na de zegen zingen we het laatste vers.
Zegen
De Heer dezer wereld moge Koning zijn in onze
harten.
Gods welbehagen in mensen moge ook aan ons
zijn af te lezen.
Het licht van God moge ons leven doorstralen.
Daartoe zegenen ons de vader, de Zoon en de
Heilige Geest! Amen.
Vers
7