Voor eerdere diensten klik hier:
Zondag
4 na Trinitatis 23 juni 2013 in de Lutherse kerk in Zeist.
Wij
zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven.
Amen
Zo lief
had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren
Zoon gegeven heeft, opdat ieder
die in Hem gelooft
aan het verderf ontkomt,
en eeuwig leven
hebben mag!
Ons introïtuslied is uit Tussentijds nr. 19 = Lied 304
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood
van deze wereld, - die is groot -
maar laten wij dan ook Zijn Naam
prijzen, - die is zéér
groot! – (laten wij die prijzen)
omdat er aan Zijn barmhartigheid
geen einde komt!
Zondagsgebed:
Heer, die
ons hart roept, opdat wij U
ons leven wijden, het leven dat U
ons hebt gegeven, tot Uw eer,
wij danken U voor Uw toewijding, voor
Uw genade,
door Jezus Christus, onze Heer. Amen.
Lezing Oude Testament:
[1]
De Adonistuintjes, vruchtbaarheidsgoden, bloeien en verwelken en weer
opbloeien – natuurcyclus.
[2]
van de afgodstempels
Onze
gradualepsalm is psalm 98: 1 en 4
Epistellezing: Galaten 3:
26 – 29 (Het Boek)
In het stuk hiervoor gaat het over de belofte
van God aan Abraham, en over de wet,
die de mens het verschil duidelijk moest maken tussen wat wel en wat niet zonde
was. Maar door Christus
leven wij in een heel nieuwe situatie. Wij
lezen:
26 Door het geloof in Christus
Jezus bent u allemaal kinderen
van God geworden.
27 Door de doop in Christus
bent u één met Hem
geworden; u bent als het ware omhuld door Hem.
28 Er kan nu geen sprake meer zijn van
Jood of niet-Jood, van slaaf
of vrij man, van man
of vrouw; want in Christus
Jezus zijn wij één geworden.
29 Als u een deel van Christus
bent, bent u ook kinderen van Abraham
en dan is wat God hem beloofde, ook voor u.
Terecht zegt de psalmdichter dan ook: Halleluja.
Vestig uw hoop op God,
eens zal ik Hem weer loven,
mijn God die mij ziet en mij redt!
(psalm 43:5b)
HALLELUJA!
Ons lied is gezang 251 De wereld is gewonnen door Woord en Geest,
zoals het is begonnen met Pinksterfeest...
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Het Heilig
Evangelie staat geschreven bij: Lucas 8 : 26 – 39
Het verhaal speelt net na de storm
op het meer.
Jezus laat zien dat Hij Heer en Meester is over
de natuurelementen. Het verhaal staat in een serie
van gebeurtenissen, waarmee Lucas laat zien dat Jezus
Heer is
over alle terreinen van het leven.
In het nu volgende verhaal zien we dat Hij ook voor geesten
en geesteszieken te sterk is. Nadat de storm
gestild was, gaat het verhaal verder. We lezen Lukas 8: 26 – 39 waar de Heer
iemand ontmoet, die in veel doet denken aan de mensen die in de eerste profetie
van Jesaja werden aangesproken… En die uiteindelijk de woorden van de
psalmist zeker van harte zal kunnen meezingen! Er wordt hier gesproken over de
streek van Gerasa, het land der Gadarenen. Gerasa of Gadara (Um Qais, Jordanië),
was mogelijk gelegen op een bergtop, een kleine 10 km ten Z-O van het meer van
Galilea, en was de hoofdstad van de Romeinse provincie Peraea. De stad begon
zich te ontwikkelen rond 64 voor Chr. Gadara had een grote Joodse bevolking, en eigen geld. Een
belangrijke streek dus!
26. Ze gingen aan land in de streek van Gerasa,
dat is aan de overkant van Galilea. (Ook
wel land der Gadarenen)
27. Maar toen Hij uitstapte kwam Hij
op het land een man uit de stad
tegen, die last had van demonen.
Al tijden lang deed hij geen kleren
aan, en hij huisde niet in een woning, maar tussen de graven.
28. Toen hij echter Jezus zag, wierp hij zich krijsend
voor Hem op de grond
en riep luid: Wat heb ik met U
te maken, Jezus, Zoon van de Allerhoogste?
Ik smeek U dat U me niet martelt en verhoort.
29. Want natuurlijk droeg Hij
de onreine geesten op om uit de man weg
te gaan. Immers: heel wat keren had men hem met geweld
gegrepen, en dan was hij met kettingen en
voetboeien vastgebonden,
en bewaakt, maar dan werd hij door de demon
naar de eenzame plaatsen gedreven, terwijl hij de boeien
kapot brak.
30. Maar Jezus ondervroeg hem: “Wat is
je naam?” Hij zei: 'Legioen', want menige
demon was bij hem binnen gegaan.
31. En hij deed een beroep op Hem (op Jezus)
dat deze hen niet zou gebieden weg
te gaan, naar de bodemloze hel.
32. Nu was daar een tamelijk grote kudde varkens
aan het grazen op de berg, en toen deden ze een
beroep op Hem, dat Hij ze toe zou staan in die (dieren)
binnen te gaan. En dat stond Hij ze toe.
33. Toen de demonen uit de man weg gingen, gingen ze de varkens
binnen, en de kudde stórmde langs de helling
op het meer af, en verdronk.
34. Toen de herders zagen wat er gebeurde,
vluchtten ze en ze brachten verslag
uit in de stad en op het land.
35. Men ging er op uit om te zien wat er
gebeurd was, en kwam bij Jezus, en vond
de man, waar de demonen uitgegaan waren, gekleed
en bij zinnen, zitten aan de voeten van Jezus,
en de angst sloeg hen om het hart.
36. Zij die het gezien hadden brachten hen verslag
uit hoe de bezetene gered was.
37. En heel de menigte uit de streek van
Gerasa vroeg Hem
bij hen weg te gaan, want ze voelde zich beklemd door grote angst;
Hij nu ging aan boord
van het schip en ging terug.
38. De man uit wie de demonen
verdwenen waren sméékte Jezus
bij Hem te mogen blijven, maar Hij
stuurde hem weg met de woorden:
39. “Ga terug naar je huis, en vertel uitgebreid
wat God voor je gedaan heeft.”
En hij gíng weg, en verkondigde heel de stad door wat Jezus
voor hem gedaan had.
Zalig die het
Woord van God horen en er gehoor aan geven!
Credo: In antwoord op Gods
Woord willen wij samen ons geloof belijden:
Wij
geloven in God - Schepper van hemel en aarde.
Heer over alle machten
Die om ons van alle macht heeft afgezien
en in Jezus de prijs heeft betaald voor onze overtredingen.
Die in eenvoud tot ons kwam,
en werd verraden en vermoord - gekruisigd...
maar Hij overwon de dood!
Na drie dagen opgestaan ten leven
verscheen Hij aan vriend en vijand;
weer in Zijn hemels rijk terug zond Hij Zijn Geest
die ieder mens bezielen wil tot leven in de Heer.
Tot een geméénschap van heiligen,
door een doop, door vergeving van zonden,
tot leven in der eeuwigheid.
Amen
Preek
Genade zij u en vrede
van God onze Vader en
van Jezus Christus,
onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve
vrienden, broeders en zusters, in Christus.
In de brief aan de Galaten lazen wij
zojuist dat wij geen onderscheid dienen te maken binnen de groep
mensen die in Christus is gedoopt,
en die door het geloof in Hem
met elkaar is verbonden.
Een vrij mens is niet meer of beter
dan een slaaf, een man
niet meer of beter dan een vrouw,
en een Griek niet minder
dan een echte ouderwetse Jood, die
vanaf Abraham al deel heeft aan het Verbond.
Maar onze ervaring is toch, dat er binnen
het Lichaam van Christus, binnen die éénheid,
waar de briefschrijver van uit gaat, weldegelijk een behoorlijke veelkleurigheid
kan bestaan.
Mensen zijn nogal verschillend.
Van nature, zou ik zeggen.
Anders zouden wij nu niet hier kerken, maar met zijn allen in de kerk
op honderd pas hiervandaan zitten. Of omgekeerd, natuurlijk.
Mensen zijn vol variatie, hebben verschillende mogelijkheden
en onmogelijkheden meegekregen bij hun geboorte,
en ontwikkeld door hun opvoeding of door
de omstandigheden waarbinnen zij moeten of mogen leven.
En dat maakt ook dat mensen op verschillende manieren reageren
op God, en op Zijn Woorden,
op wat wij van God weten, voelen,
ervaren, op wat er van de Heilige uitgaat.
Daarin hebben wij onze eigen beslissingen
te nemen, onze eigen verantwoordelijkheden
onder ogen te zien. Soms zelfs tegen onze omstandigheden in.
En mensen doen dat ook.
Wij kennen allemaal de heldenverhalen,
de geschiedenissen van mensen die stand houden in verdrukking,
die keuzes maken ten behoeve van anderen, en ten koste
van hun eigen gemak, hun eigen comfort. En soms vragen wij ons af,
of wij wel van die geloofshelden
zouden zijn...
Maar vanaf het begin is er altijd al verschil geweest. Toch?
Of… is het aanvulling?
Zijn wij soms als man en vrouw
geschapen om iemand te hebben waarmee wij kunnen overleggen?
Om naar te luisteren? Om wijzer
van te worden?
Dat zou zomaar kúnnen.
Zeker is dat in het scheppingsverhaal de
mens in de ander een maatje kreeg, iemand om in de ogen te kijken,
op voet van gelijkheid.
In
het Hebreeuws staat er letterlijk: iemand als tegenover
je.
En als je goed luistert naar de tekst, en naar de context,
gaat het om iemand, een mens als jijzelf,
die een beetje de rol van God kan
vervullen.
Iemand om mee in gesprek te gaan.
Iemand, die maakt dat wij niet eenzaam zijn.
Wij zijn daarom niet alleen aan God verantwoording
schuldig, maar ook aan elkaar.
Alleen dan nu op voet van gelijkheid.
Als je het zó leest, zie je ook dat het niet gaat om mannen
en vrouwen met hun eigen
sekse-specifieke kwaliteiten, maar dat het er om gaat dat de mens leeft
in een gemeenschap, waarbij ons doen en laten
ook de ander aangaat.
Als wij nu een gemeenschap vormen in Christus,
is een stuk schepping, zoals die bedoeld
was, hersteld.
Laten wij dat vasthouden.
Intussen is de realiteit van alledag,
dat mensen vaak meer op zichzelf dan op God
gericht zijn, en daarom ook meer op zichzelf dan op de ander-zónder-hoofdletter.
Dat was in de tijd van Jesaja zo, toen God
Zijn beloften waar had gemaakt, en de mensen terug
had gebracht uit ballingschap, - mijn
liefje, wat wil je nog meer?
Het was ook zo in de tijd van Jezus Zelf.
Wie de verhalen kent uit de bijbel, en die kent
u, die weet dat er veel enthousiasme
was voor Hem en Zijn boodschap, maar dat
er ook heel veel tegenwerking was. Die
is Hem zelfs fataal geworden.
Dit kruis hangt hier niet voor niets.
Maar het is voor ons ook tot heil!
Maar voordat het zover is, komt Jezus
per schip naar de overkant. Naar het land van de Gadarenen, of de Gerasenen. Twee
namen voor het zelfde gebied. De ene naam is Grieks en de andere komt uit de Aramese
taal die in Jezus' dagen werd gesproken in Zijn Vaderland. Hebreeuws
was voor de Synagoge.
Ongeveer zoals nu in de Moskee een Arabisch wordt gelezen, dat
door de meesten, althans in ons land, niet
wordt gebruikt of zelfs vaak niet
wordt verstaan. Maar dit terzijde.
Overigens zijn er ook geleerden die menen dat het gaat om twee heel verschillende
steden, die ver van elkaar af liggen, maar die liggen niet aan het meer, dus die
vallen af. Ook dit: terzijde.
Waar het om gaat is dit, en ik zei het al:
Jezus' bezoek aan de overkant
staat bij Lucas in een reeks van
gebeurtenissen, die laten zien dat de Heer
macht heeft over alle aspecten van het
leven: over ziekten, over de
elementen als storm en wind,
en nu: nu drijft Hij demonen uit in
een buitengebied. Demonen heeft Hij al vaker
uitgedreven, in het eigen land. Maar dit
terrein ligt niet binnen het oorspronkelijke gebied
dat aan de twaalf stammen is toegewezen. Ook al
wonen er wel Joden.
En de bezetene, of liever: de bezetters van de bezetene, die zich samen
Legioen noemen, beginnen dan ook meteen
te roepen dat ze niets met Jezus
te maken hebben. Hij is niet op
eigen grondgebied.
U weet wel dat in die tijd
de mensen geloofden dat de goden bij de grond
hoorden. Wodan en Donar
hadden hun plek in West-Europa, Zeus
in Grieken-land en Jupiter
in Rome, al liepen die laatsten dan ook door
elkaar toen de Romeinen Griekenland
hadden veroverd… Heel overzichtelijk. Maar de
God van de Joden
had de pretentie dat Hij de hele wereld had geschapen,
en ook Heer over heel de wereld was.
Wanneer Jezus nu een man in het buitenland van
diens demonen bevrijdt,
legt Hij namens Zijn Vader een claim op
de wereld voorbij de grenzen van het oude Israël.
Het is overigens interessant, hoe de beschrijving van de bezetene
uit het Evangelie, rijmt op die van de eerste groep bewoners van het
Heilige land, uit Jesaja 65!
Hij huist tussen de graven, en ze eten er warempel varkensvlees!
En wie weet wat voor walgelijke dingen ze nog meer opdissen! Walgelijk
in Gods ogen.
Terwijl zij beter kunnen weten, want niet alleen is het Joodse
land aan de overkant van het meer, dat is
maar 13 km
breed, er wonen ook Joden in hun midden.
Maar ja, de Romeinse bezetters houden wel van een karbonaadje op zijn tijd, en
ze zijn gretige afnemers van de
varkensboeren…
En wij zien aan het eind van het verhaal, dat de plaatselijke middenstand
Jezus vraagt of Hij
alsjeblieft óp wil krassen, want Hij is slecht voor hun economie.
Dat er een stadgenoot is genezen, dat is
mooi voor hem, en een hele zorg minder,
- als dit tenminste zo blijft, - maar toch… ze zouden het zeer op prijs
stellen, als Jezus rechtsomkeert maakt.
Als de prijs te hoog is, zijn wij mensen niet
altijd bereid om de deur open te doen voor God
en Diens Gezalfde.
Toch is dit niet het laatste woord.
Ik moet nog iets vertellen over die toestand
met die varkens.
Onreine dieren, waar de demonen, machten die niet bij God
horen, zich bij thuis voelen.
Dat legioen duivelse bezetters van deze naamloze man denkt Jezus
te slim af te zijn…
Ze zijn bang dat Hij, want zo zouden ze het zélf
doen, hen zal martelen totdat ze de waarheid
over zichzelf en over Hem moeten vertellen.
En dan zal Hij ze zeker verbannen naar de grondeloze hel,
waar ze eigenlijk thuis horen. Dus ze
proberen het met Hem op een accoordje te gooien.
Als Hij hen nu gebiedt,
en dat zal Hij zeker doen, om deze gastheer te verlaten, mogen ze dan
hun intrek nemen in die kudde zwijnen?
Ze zien het al voor zich: een goed leventje op de zonnige
berghellingen…
Maar als Jezus deze smeekbede toestaat,
gebeurt het onverwachte: de kudde slaat op hol en stort
zich in de diepte van het meer. Dat is
bijna 60 meter diep.
Wist U dat varkens
normaal best kunnen zwemmen?
En toch! Toch staat er dat die hele kudde verdrinkt!
En zo zijn die demonen terecht gekomen in de afgrond van het doodsgebied.
Daar staat dit water voor.
En Jezus heeft de strijd gewonnen.
Met God kun je niet marchanderen.
Dat weten wij.
Er is nog iemand die Jezus smeekt om
een gunst.
Dat is de man die is genezen.
U hoorde dat de stadsgenoten hem aantroffen, zit-tend
aan de voeten van Jezus, gekleed,
en bij zinnen. Aan de voeten van Jezus wil zeggen: Hij werd door Jezus
onderwezen in de leer, in de wil van God.
Dat is wezenlijk. Daar gaat het om. Dat is zijn genezing:
dat hij geïnteresseerd is in God.
En zijn roeping is dan ook niet: Jezus volgen, zoals de andere
leerlingen dat nog mogen doen, maar Hij wordt gezonden,
als eerste zendeling, om het Evangelie
te verkondigen in zijn eigen omgeving,
die vijandig staat tegenover Jezus.
Geen sinecure!
Ook wijzelf zouden dolgraag Jezus
op de voet volgen, laten wij eerlijk
zijn. Wij zouden Hem heel graag horen spreken,
of zien hoe Hij mensen geneest,
wel-licht door Hem worden aangeraakt,
misschien wel een glimlach van Hem opvangen,
de kwast van Zijn kleed aanraken… even heel dicht bij Hem
zijn…
Wat een droom…
Maar zo gaat het niet. Onze roeping is waakzaam zijn, en in het geestelijk
huis wonen dat ons in elkaar en in de kerk geschonken
is.
De berg van God,
waar Jesaja over spreekt, is de plek
waar God wordt gediend en geëerd.
Vroeger stond daar de tempel.
Die plek is ook hier, is overal waar mensen
samenkomen met éénzelfde doel: Gods
lof zingen, omdat wij leven
in en uit Gods liefde.
Ik weet niet of een van U wel eens op de Opwekkingsconferentie
is geweest, met Pinksteren.
Dit jaar waren er ruim 20.000 mensen uit verschillende kerken en groepen bij
elkaar om te zingen, te danken, te loven en te leren.
Dat is heel indrukwekkend.
Wijzelf zijn nog maar een paar weken terug van Lourdes waar voor de 55ste
keer sinds WO II een internationale militaire bedevaart was, waar militairen, in
hun eigen uniform, samen eensgezind de dankbaarheid
vieren voor Gods genade. Dankbaarheid
voor de vrede en voor nieuwe vriendschappen.
Het is daar een Roomse aangelegenheid, dus wordt de viering eucharistie
genoemd, naar het belangrijkste onderdeel van de viering. Eucharistie
is Grieks voor dankzegging, en als wij met ons hart bij de Heer zijn, dan zijn wij in Hem één.
Wie en wat wij ook zijn.
Wat onze persoonlijke moeite of strijd
ook is, ziekte, verdriet, wrok, verlies,
dat raakt op de achtergrond, en het wordt beetje bij beetje genezen,
wanneer wij in Christus God
danken voor Zijn genade.
Voor Zijn liefde, tot op het kruis.
Voor Zijn macht, die groter is dan alles
wat ons verdriet en pijn doet.
En dan kunnen wij alleen nog maar verwonderd zijn, en dankbaar.
Ook in onze viering hier
staat de dank aan God
centraal. In die dank vinden
wij elkaar als zusters en broeders,
als vrije mensen, die mogen kiezen
voor het goede, voor God en voor elkaar. Zo vullen wij elkaar aan, en
vormen wij een wereldwijde eenheid,
die gehuld is in Jezus'
liefde.
Lof zij U Christus in eeuwigheid.
Amen!
Muziek
Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om door te geven, om met velen te delen
en er zo dubbel van te genieten,
in de hoop dat Hij ons en onze gaven aanvaardt tot eer van Zijn naam,
en dat Zijn liefde er in weerspiegeld moge
worden. Als we zo geven, Zijn we rijk!
Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang 234
Collecte
Gebed over de gaven
Heer, wat wij bij elkaar gebracht hebben, is meer dan geld,
wil er ook onze goede wil in zien,
en onze dank
voor Uw liefde.
Zegen het,
zodat het vrucht draagt in overvloed
-hier en elders-
om Jezus'
wil.
Amen
Gezang 234 = Lied 663
Voorbeden
Laten wij danken en bidden:
Lieve God,
wij danken U voor Uw goedheid
en genade, voor Uw geduld,
en voor het feit dat Jezus de schuld
van ons heeft overgenomen, zodat wij niet
worden gestraft voor de zonden van onze voorouders, en zelfs
niet voor onze eigen fouten, als wij maar een nieuw
begin met U willen maken. Dank U wel!
Wij bidden U voor allen die van U niet hebben gehoord,
en die gebukt gaan onder de influisteringen
van het kwaad, dat in zo veel verschillende
vormen tot ons komt. Ontferm
U over hen allen, Heer.
Goede God,
wij danken U dat wij van U mochten horen,
ook al zijn wij maar in de verte kinderen van Abraham.
U hebt ons in Jezus
Christus gedoopt tot Uw eigen
kind, stuk voor stuk. U kent onze
naam, onze geschiedenis, onze voornemens.
Help ons om schoon
schip te maken met de dingen die niet passen bij U, en help
ons om in eenheid met U te leven, van nu
af aan.
Kom met Uw Geest
en Haar gaven
in ons leven, en leid ons en bescherm
ons, elke dag, elke minuut, zodat wij dicht
bij U zijn. Heel dicht.
Zo dicht bij U
als onze hartslag in ons lichaam bij ons
is, zo als Uw Woord in ons bestaan.
Bescherm en leid
zo heel de Christenheid, al onze broeders en zusters,
vooral hen die worden vervolgd om hun geloof,
om hun overtuiging, om hun wezen.
En leid de regeringen, machthebbers, groot en klein, waar
dan ook, door Uw Geest, naar een wereld
waarin ieder mens even waardevol
geacht wordt. Dan zal Uw Rijk zichtbaar
zijn voor iedereen…
Liefdevolle God,
wij danken U om Uw schepping
die mooi is en goed. En wij bidden
U voor al die plekken waar Uw schepping is bedorven, vervallen,
verziekt. Door onszelf of door natuurgeweld.
Wij danken U voor onze kleine gemeenschap,
en wij leggen onze zorgen voor U neer, voor Louk Schipperheijn, dat zijn
nieuwe heup hem mag dragen. En wij danken U dat de operatie is gelukt,
ook die van nevrouw Delmee, die al bezig is met revalidatie i.v.m. nieuwe knie.
Wil er Uw zegen over geven.
Wij bidden U ook voor mevrouw Cecil Masselman, die in het hospice met U haar
laatste dagen doorbrengt. Wil haar zegenen en haar hulp zijn.
Op dit moment, in de stilte van dit huis, willen wij U bidden voor allen
die ons ter harte gaan…
En samen met Jezus willen wij U zegenen
en zeggen:
Onze Vader, die in de hemelen zijt,
Uw Naam worde geheiligd.
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Ons Slotlied
vinden wij in: Tussentijds 211:1 =
Lied 418
God, schenk ons de kracht dicht bij U te blijven…
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ van hetzelfde lied de
verzen 2 en 3.
Zegen:
De heilige
God van Israël,
de Vader van alle
mensen,
wil ons behoeden met Zijn liefde,
wil ons dragen met Zijn Geest,
wil ons voorgaan in Zijn Zoon.
Alle dagen
van ons leven.
Amen.
Vers 2 en 3
....
En toen was er koffie...