Voor eerdere diensten klik hier:

Zondag 21 na Trinitatis

Organist: 
Eddy Vliem

Orgelspel
 
Afkondigingen

Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.       
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer     
die hemel en aarde gemaakt heeft.

Grote God, U weet hoe ons hart ons aanklaagt:
U weet van onze lafheid, ons tekort komen,
U weet van ons zwijgen als wij hadden moeten spreken,
van ons spreken als wij hadden moeten zwijgen.
Wij bidden U:
Heer, vergeef ons al wat wij mis-deden.
 
En laat ons weer in vrede leven.

God hield zoveel van deze wereld, dat Hij Zijn Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt en eeuwig leven mag hebben.

Ons Introïtus-lied is NL 442

Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld, - die is groot -
maar laten wij dan ook Zijn Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!



Zondagsgebed:
Goede God, wil in ons het verlangen wekken naar Uw nabijheid, opdat wij U zoeken, elk uur, elke dag van ons leven, door Jezus Christus, onze Heer. Amen.

Lezing Oude Testament: Genesis 32: 23 - 33 
Jacob is teruggekomen vanuit het buitenland waar hij bij zijn oom Laban had gewerkt. Hij komt met vrouwen en kinderen en grote kudden, maar hij is bang voor zijn broer Esau, waarvoor hij destijds gevlucht was, omdat hij hem diens erfdeel had ontfutseld. Hij heeft boodschappers gestuurd met geschenken, maar hij is kennelijk nog niet erg gerust op de ontvangst. Nu zijn ze dicht bij de plek waar Esau woont.

23 Het was nog nacht toen Jacob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf kinderen.
24 Nadat hij hen over de rivier had geholpen, bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant.
25 Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde Iemand met hem totdat de dag aanbrak.
26 Toen de Ander zag dat Hij het niet van hem kon winnen, raakte Hij Jacobs heup aan, en daardoor raakte Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht.
27 Toen zei de Ander: "Laat Mij gaan, het wordt al dag." Maar Jacob zei: ‘Ik laat U niet gaan tenzij U mij zegent.’
28 De Ander vroeg: "Hoe luidt je naam?"  
Jakob,’ antwoordde hij.
29 Daarop zei Hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’
30 Jacob vroeg: ‘Zeg me toch hoe U heet.’ Maar hij kreeg ten antwoord: "Waarom vraag je naar Mijn naam?" Toen zegende die Ander hem daar.
31 Jacob noemde die plaats Peniël, ‘want,’ zei hij, ‘ik heb oog in oog gestaan met God en ben toch in leven gebleven.’
32 Zodra hij bij Peniël was overgestoken, zag hij de zon opkomen. Jacob liep mank.
33 Omdat de Ander hem had aangeraakt bij de spier die boven het heupgewricht ligt, eten de Israëlieten de heupspier niet, tot op de dag van vandaag.
 
Tot hier het verhaal van Jacob bij de Jabbok.
Als hij is overgestoken komt zijn broer hem tegemoet, en alles komt goed. Maar dat is een andere geschiedenis. Ik denk dat Jacob achteraf het volgende lied uit volle overtuiging zou kunnen meezingen. Maar dan wel met de oude tekst van gezang 429. Wie maar de goede God laat zorgen, en op Hem hoopt in 't bangst gevaar...
...
en wie gelovig op Hem ziet, weet zeker, Hij verlaat ons niet.

Epistellezing: 2 Timotheüs 3: 8 – 1514 - 4: 5
 
Paulus schrijft Timotheus, vanuit de gevangenis, over zijn taak als evangelist.
Je zou deze brief kunnen beschouwen als een testament, want Paulus verwacht snel de marteldood te zullen sterven.
Ook schrijft hij over de maatschappij waarin ze leven, en die nogal lijkt op de onze.... Hij gaat verder:

 
14 Maar jij, blijf bij alles wat je geleerd hebt en met overtuiging hebt aangenomen. Je weet wie je leraren waren
15 en bent van baby af aan vertrouwd met de heilige geschriften die je wijsheid kunnen geven, zodat je wordt gered door het geloof in Christus Jezus.
 
16 Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven,
17 zodat een dienaar van God voor zijn taak berekend is en voor elk goed doel volledig is toegerust.
 
4:1 Ik roep je dringend op, ten overstaan van God en van Christus Jezus, die zal oordelen over de levenden en de doden, ik bezweer je bij Zijn komst en heerschappij:
  2 Verkondig de boodschap, blijf aandringen, of het nu uitkomt of niet, wijs terecht, straf en vermaan met alle geduld dat het onderricht vereist.
  

 3 Want er komt een tijd dat de mensen de heilzame leer niet meer verdragen, maar leraren om zich heen verzamelen die aan hun verlangens tegemoet komen en hun naar de mond praten.
  4 Ze zullen niet meer naar de waarheid luisteren, maar naar verzinsels. (In het Grieks: mythen)
 
  5 Jij echter moet in alles nuchter zijn, je lijden aanvaarden, je werk als verkondiger van het evangelie doen, je dienende taak vervullen.

De dichter van psalm 146 zingt:
Halleluja! Loof de Heer, mijn ziel! En hij antwoordt zichzelf: De Heer wil ik loven, zolang ik leef, mijn God bezingen, zolang ik besta. Psalm 146: 1 en 2  HALLELUJA!



Ons loflied is NL910: 1 en 2


Het Heilig Evangelie staat geschreven bij:  Lucas 18: 1 - 8 waar Jezus op weg is naar Jeruzalem.

1. Hij vertelde hun een gelijkenis over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven:
 
2. ‘Er was eens een rechter in een stad die geen ontzag had voor God en zich niets aan de mensen gelegen liet liggen.
3. Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: “Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander.”
 
4. Maar lange tijd wilde hij dat niet doen. Ten slotte zei hij bij zichzelf: Ook al heb ik geen ontzag voor God en laat ik mij niets aan de mensen gelegen liggen,
5. toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan.’
 
6. Toen zei de Heer: ‘Luister naar wat deze rechter zegt, al minacht hij ook het recht.
7. Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan Zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen?
Of laat Hij hen wachten?
8. Ik zeg jullie dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden op aarde?’

Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!


Credo:  In antwoord op Gods Woord willen wij samen ons geloof belijden:

Wij geloven in God, sterker dan de dood,
die het leven wil van mensen, zoals jij en ik,
die ons heeft gedroomd, voor we er waren,
die veel van ons verwacht, en ons geschapen heeft
met kracht en moed en liefde.
 
Wij geloven in Jezus, Zijn Zoon, die mens werd,
ons gelijk, om weer zin te geven
aan wat zinloos werd: ons leven.
Gekruisigd is Hij, om onze schulden te voldoen.
Opgestaan van drie dagen, leeft Hij voor eeuwig
bij God, waar Hij op ons wacht.
 
Wij geloven in de Geest van Liefde en waarheid,
Gods wezen, dat Hij met ons deelt.
Zij juicht en huilt in ons, spreekt ons weer moed in,
brengt ons terug.
In één doop, in één kerk - die wereldwijd
ontheven aan structuren en machten,
ons verenigt in één Lichaam, één geheel.
Tot in eeuwigheid.
Amen.


Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, door de Heilige Geest.

Lieve gemeente, zusters en broeders,
 
Vandaag is het tijd om eens nuchter naar ons leven te kijken, en ook naar de teksten die ons dit uur worden aangereikt om ons daarbij te helpen.
Ook al lijkt het gevecht van Jacob een hoogst romantische geschiedenis, of in elk geval een oude mythe waarbij een riviergod Jacob het oversteken belemmert, zoals wel is gesuggereerd, het is de moeite waard om het verhaal te lezen zoals het er staat. Een geschiedenis van God en mensen.
 
En wát voor mensen!
Alles behalve ideale mensen…
zeker als je kijkt naar Jacob en Esau.
Kleinzoons van Abraham, die vriend van God werd genoemd. Hun vader, Izaäk, komt niet echt op je over als een krachtige figuur, zoals Abraham.
Hij laat zich op zijn oude dag bedriegen door echtgenote Rebekka en zoon Jacob, de gladde mooiprater, moederskindje, die gebruik maken van Izaäks slechte ogen, en van diens voorliefde voor Esau, de jager, die regelmatig een pittig stukje rood vlees voor vader meebracht. U kent het verhaal wel: vader twijfelt en zegt: 'je ruikt als Jacob maar je voelt aan als Esau' (dank zij een vachtje in zijn nek) en zo geeft hij de zegen die voor Esau bedoeld was aan Jacob.
De zegen die hoort bij de eerstgeborene.
Die geeft namelijk recht op een dubbel kindsdeel bij de erfenis. Die eerstgeborene, en met name als die een jongen is, krijgt dan ook meer verantwoor-delijkheden, dus zo gek is dat dubbele deel niet.
De oudste krijgt de zorg voor de moeder en voor de eventueel aanwezige jongere kinderen, die nog niet op hun eigen benen kunnen staan, voor het bedrijf, de kudden, later het land
Het is overigens iets waar Esau niet om maalt, als hij een keer moe en bezweet thuis komt en laaiende honger heeft.
Voor die pittige rode linzensoep waar tweelingbroer Jacob in roert geeft hij grappenderwijs zijn eerstgeboorterecht wel op.
En wanneer later uitkomt dat Jacob daar mee vandoor is gegaan, dàn is hij razend.
Niet zonder reden vlucht Jacob honderden kilometers ver wèg naar zijn oom Laban.
Maar daar vindt hij een bedrieger die hem aankan. Die zijns gelijke is.
 
Zo komt hij nu, ruim veertien jaar later, terug met twee vrouwen, twee bijvrouwen, dat kon toen nog, en met elf kinderen. Benjamin moet nog geboren worden.
En Jacob is bang.
Bang voor Esau, die is gebleven in het land dat God had toegezegd aan Abraham en diens nageslacht.
Jacob heeft wel gehoord dat Esau goed geboerd heeft. Die heeft zelfs een klein legertje, en is meer op jacht naar het snelle geld dan dat hij zelf zijn handen vuil maakt aan eerlijk werk.
Die indruk krijg je uit de tekst.
 
Maar, terwijl Jacob als herder werkte bij Laban, intussen twee keer zijn schoonvader, heeft de God van Abraham en Izaäk hem wel telkens geholpen, bemoedigd, getroost en gesterkt.
 
Morgen zullen de broers elkaar ontmoeten, niet meer als de grote, sterke broer en de kleine loser, maar, maatschappelijk gezien, als twee gelijkwaardige partijen.
 
Echter, zo voelt Jacob het niet.
Hij is nog steeds bang voor zijn broer.
En wat hij doet is ronduit laf: hij stuurt knechten met grote geschenken naar Esau, om hem mild te stemmen, zeg maar gewoon om hem om te kopen, en dan, op het laatst, zet hij zijn vrouwen en kinderen over de Jabbok, en blijft hij alleen achter.
 
Zijn naam Jacob betekent voordringer.
In de bijbel hebben mensen vaak een naam die het verhaal al uitlegt. Jacob probeerde in de moederschoot al voor te dringen, hij hield de voet van zijn broertje vast, maar het lukte net niet.
Hij werd als tweede geboren.
Later, met die zegen, leek het wel te lukken, maar hij kon er niet van genieten, want hij moest vluchten, vér van het erfdeel…
Uiteindelijk moest hij, met Gods hulp, gewoon zélf zijn bestaan opbouwen. Daarbij gehinderd door Laban, die hem te glad af was, zoals hijzelf Izaäk en Esau te glad af geweest was.
En nu zit hij daar, aan de rand van de Jabbok.
Het tegendeel van een voordringer. Hij denkt na.
Het is een moment om terug te kijken, om je leven onder ogen te zien, en… om te bidden.
O ja, hij zal zeker gebeden hebben tot de God die hem al die tijd had geleid en geholpen.
Die hem beloofd had dat het ooit goed zou komen met hem, als hij maar trouw bleef.
 
Wàt hij bad? Wij kunnen alleen maar raden.
Om hulp en leiding, denk ik, om bescherming tegen zijn broer, om kracht misschien, zodat hij zijn lafheid en angst zou overwinnen… Dat zouden wij in die omstandigheden ook vragen, nietwaar?
 
En wat gebeurt er dan?
Juist als het moeilijk is, juist als hij hoopt op een bemoediging, een geruststellend woord?
Dan overkomt hem een aanval in het duister!!!
 
Is dat niet waar wij in wezen allemaal bang voor zijn? Waar wij als kind nachtmerries van hadden?
Iemand legt zijn zwakke plekken bloot, en dwingt Jacob zichzelf te zijn, tot in de diepste diepten van zijn wezen, en om eindelijk op eigen benen te staan.
Pas nu wordt hij volwassen. Hij gaat er voor.
Hij moet wel.
 
Zo kan het leven je overkomen, juist in wanhoop, in ziekte, als de bodem onder je bestaan wordt weggeslagen…
Dan moet je soms zelfs vechten met God.
En dan kun nog op de been blijven ook.
 
Jacob heeft oog in oog met God gestaan, en in die ogen heeft hij zichzelf gezien, zoals God hem zag.
Een laffe dief, een zondaar die zich wanhopig aan God heeft vastgeklampt, en die vergeven is.
En nu neemt hij niet, maar hij smeekt.
Hij laat God niet los, voordat Deze hem zegent.
Voordat hij zijn eigen zegen ontvangt.
Niet die van Esau. Niet die van een ander.
Hij laat God niet los, voordat hij de kracht en het recht krijgt om zichzelf te zijn.
 
Hij zal niet meer degene zijn die zijn moeder in hem zocht, niet meer degene die een droom achterna liep, en er voor vluchten moest, maar hij zal de man zijn die God in hem ziet.
Want, al vrààgt hij naar de Naam, hij weet, hij moet wel weten, met Wie hij van doen heeft…
Met de God die Zijn beloften nakomt. Nog steeds.
 
Jacob heeft met God en met mensen gevochten, maar uiteindelijk het meest met zichzelf.
 
Bidden kan een worsteling zijn, een wanhopig je vasthouden aan Gods beloften, een volhouden, tot je er bijna aan onderdoor gaat.
 
Jezus laat dat ook zien in het verhaal van de weduwe, die de onrechtvaardige rechter bijna gek maakt.
Uiteindelijk verschaft hij haar haar recht.
 
En daar gáát het God om. Dat wij elkaar recht doen.

Deze zondag is ook Micha-zondag. Een zondag waarop jaarlijks sterke aandacht wordt gevestigd op recht en gerechtigheid, en waarin eveneens wordt stil gestaan bij het onrecht dat veel mensen ondergaan waardoor ze onnodig arm zijn. Wereldwijd is er heel veel onrecht, en het zijn juist de zwakken die daaronder lijden. Naar schatting zijn er op dit moment 172 miljoen slaven op onze aarde. Nog altijd! Dat hoorde ik een dezer dagen op de radio. Dat komt door het 'recht van de sterkste', en door de onverschilligheid van hen die dat lot niet treft.
 
Jezus is gekomen om dat 'recht van de sterkste' te doorbreken. Dat heeft Hij overwonnen door Zijn weerloosheid op het kruis.
Hij is afgedaald in de diepten van de dood.
En daar heeft Hij nieuw leven gebracht, door Zijn worsteling met de Godverlatenheid.
Opdat wij die nooit echt hoeven mee te maken.
Ook al lijkt het soms zo, net als met Jacob
Maar God hóórt ons gebed.
 
Hij verhoort het - op Zijn manier.
Vaak heel anders dan wij vragen.
 
Toen Jacob vroeg om hulp in de door hem verwachte strijd tegen zijn broer Esau, werd hij gedwongen te vechten. Werd hij op de knieën gedwongen, en na dat gevecht liep hij mank. Was hij gehandicapt.
Maar hij liep nooit meer weg, en hij liep in het vervolg met het hoofd omhoog het gevaar tegemoet.
Hij wist dat hij het kón.
werd hij verhoord.
 
Zo kan het ook ons vergaan.
 
En daarom mogen we bij God en mensen aandringen. In gebed én in verkondiging.
Want heel die bijbel, al die verhalen, die zijn ons gegeven om te delen met elkaar en met anderen.
 
Zoals Paulus aan Timotheüs schrijft: 'Verkondig de boodschap, blijf aandringen, of het nu uitkomt of niet', zo geldt het ook voor ons.
Vandaag kunnen we nog vrij spreken over Gods liefde, over Jezus onze Heiland, morgen wil niemand meer luisteren als wij vandaag niet spreken, aandringen, verkondigen.
Dat is niet een zaak van de voorganger, maar van alle gelovigen, van alle leden van de gemeente.
God heeft er recht op, dat wij dat doen.
 
En je hebt alle kans dat er dan minder onrecht zal zijn, als wij het Woord zaaien, en de blijde bood-schap brengen. Hoe eng wij dat ook vaak vinden.
God-Zelf staat ons bij met Zijn Geest.
Houd vol, bid, en God zal horen.
Ik zeg jullie dat Hij spoedig recht zal verschaffen.
 
Maar… als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden op aarde? vraagt Jezus.
Dat ligt voor een deel in onze handen.
Het is aan ons om anderen te laten delen in onze rijkdom, in ons geloof. 
Met Gods hulp.
Amen.


Stilte
 
Orgelmuziek.

Gods goedheid is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
   wij mogen daarin delen door te doen zoals Hij:
dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
genade en geduld…
Nu kunnen we er, als een goed begin, gestalte aan geven in de collecte!
 
Na het gebed over de gaven zingen wij: NL229
Maar nu eerst de 
Collecte
 
Offerandegebed
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bij elkaar hebben gebracht,
  zodat het is tot eer van Uw Naam,
 
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.
 
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt,
door Jezus Christus, onze Heer. 
Amen

Lied NL229

Laten wij danken en bidden:
Lieve God, wij danken U, omdat U ons hebt verwend met Uw liefde en aandacht, met deze vrijheid van geloven, met de rijkdom waarin wij delen in dit land, en wij bidden voor allen die arm zijn aan mogelijkheden, aan gezondheid en gezelschap, aan voedsel en schoon water, aan zekerheid en veiligheid.
Wij bidden U voor allen die proberen hulp te bieden, op kleine en op grote schaal, vaak onder moeilijke en soms gevaarlijke omstandigheden. Dank U voor hun trouw en toewijding, Wij bidden voor hun bescherming.
Heer God, wij hebben zoveel aan U te danken, maar wij bidden voor mensen die er alleen voor staan of hun baan verloren, juist in deze dagen van crisis.
Het is goed dat er organisaties zijn die zich hiervoor inzetten, zoals de Voedselbank, etc… help ons hieraan bij te dragen waar wij kunnen.
Maar wij denken ook aan de vele armen in het buitenland, meer dan wij ons kunnen voorstellen: Burundi, Congo, Myanmar & Thailand, Bangladesh, de Filippijnen…. Oorlogen en overstromingen, aardbevingen en misoogsten ontnemen de mensen ook het beetje dat ze hadden. Ontferm U, Heer!
 
Wij bidden voor de Christenen en alle kwetsbare mensen in Syrië, Libanon en Egypte, in Afghanistan, in heel het Midden-Oosten, die zwaar lijden onder de gevolgen van het geweld. Geef toch mensen van goede wil, die vrede zoeken en bescherm hen.
Wij bidden U ook voor zendelingen in gesloten gebieden: landen waar het verboden is om te evangeliseren: wij bidden voor hun veiligheid en om openingen om Uw liefde te delen.
Dat laatste bidden wij, in onze verlegenheid, ook voor onszelf, Heer, geef ook ons de moed om met onze naasten te spreken over U, ook, en juist, als wij het gevoel hebben dat ze het niet willen horen… Wees zelf onze woorden, geef ons de moed om ze te spreken, of het nu uitkomt of niet opdat wij zonder blozen kunnen bidden:
 
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd

Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.

Geef ons heden ons dagelijks brood

en vergeef ons onze schulden,
zoals wij aan anderen hun schuld vergeven;

en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
 

Ons slotlied is  NL 838: 1 - 3
Na de zegen, zingen we vers 4


Zegen:
De gemeenschap met God,
met alle heiligen en elkaar
vervulle Uw harten en gedachten,
Uw doen en laten,
Uw bidden en danken.
Van nu aan tot in alle eeuwigheid.

Wees dan zo gezegend in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

Lied NL 838:4