Voor eerdere diensten klik hier:

Zondag  21 na Trinitatis 16 october 2016 in de Lutherse kerk te  Zeist.  



Organist:  Ton Büchener.

Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.         
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer         
die hemel en aarde gemaakt heeft.

Die Heer vragen wij nu:
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden.
 
En laat ons weer in vrede leven.

God hield zoveel van deze wereld, dat Hij Zijn Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt en eeuwig leven mag hebben!
Introïtus: Onze introïtuspsalm is psalm 81: 1, 2 en 4


Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld, - die is groot – oorlogen en natuurrampen, vervolgingen en ziekten, ons persoonlijk verdriet en onze hulpeloosheid naar anderen toe… we leggen het in Gods hand;
maar laten wij dàn ook Zijn Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!




Zondagsgebed:
Heer van Hemel en aarde, God van ons leven,
wij danken U dat wij hier in vrijheid bij elkaar mogen komen, om U te loven, te danken en te eren.
Schenk ons de genade dat Uw Heilige Geest hier is, 
om ons duidelijk te maken hoe U wilt dat wij U leren kennen en begrijpen, door Jezus Christus onze Heer
Amen
.

Lezing Oude Testament  Genesis 32: 23 - 32 
Jacob is teruggekomen vanuit het buitenland waar hij bij zijn oom Laban had gewerkt.
Hij komt met vrouwen en kinderen en grote kudden, maar hij is bang voor zijn broer Ezau, voor wie hij destijds gevlucht was, omdat hij hem diens erfdeel had ontfutseld. Hij heeft boodschappers gestuurd met geschenken, maar hij is kennelijk nog niet erg gerust op de ontvangst. Nu zijn ze dicht bij de plek waar Ezau woont.
23 Het was nog nacht toen Jacob opstond en de Jabbok overstak op een doorwaadbare plaats, samen met zijn beide vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn elf kinderen.
24 Nadat hij hen over de rivier had geholpen, bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant.
25 Maar zelf bleef hij achter, helemaal alleen, en er worstelde Iemand met hem totdat de dag aanbrak.
26 Toen de Ander zag dat Hij het niet van hem kon winnen, raakte Hij Jacobs heup aan, en daardoor raakte Jakobs heup tijdens die worsteling ontwricht.
27 Toen zei de Ander: "Laat Mij gaan, het wordt al dag." Maar Jacob zei: ‘Ik laat U niet gaan tenzij U mij zegent.’
28 De Ander vroeg: "Hoe luidt je naam?"   
Jakob,’ antwoordde hij.
29 Daarop zei Hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’
30 Jacob vroeg: ‘Zeg me toch hoe U heet.’ Maar hij kreeg ten antwoord: "Waarom vraag je naar Mijn naam?" Toen zegende die Ander hem daar.
31 Jacob noemde die plaats Peniël, ‘want,’ zei hij, ‘ik heb oog in oog gestaan met God en ben toch in leven gebleven.’
32 Zodra hij bij Peniël was overgestoken, zag hij de zon opkomen. Jacob liep mank.
(33 Omdat de Ander Jacob had aangeraakt bij de spier die boven het heupgewricht ligt, eten de Israëlieten de heupspier niet, tot op de dag van vandaag.)
 
Tot hier het verhaal van Jacob bij de Jabbok.
Als hij is overgestoken komt zijn broer hem tegemoet, en alles komt goed. Maar dat is een andere geschiedenis.
Jacob had reden om God te loven en wij ook: dat doen we met: psalm 150b uit het nieuwe liedboek.


Epistellezing: 2 Timotheüs 3: 14 - 4: 5
 
Paulus schrijft Timotheus, vanuit de gevangenis, over zijn taak als evangelist.
Je zou deze brief kunnen beschouwen als een testament, want Paulus verwacht snel de marteldood te zullen sterven.
Ook schrijft hij over de maatschappij waarin ze leven, en die nogal lijkt op de onze....
Hij gaat verder:
 
14 Maar jij, blijf jij bij alles wat je geleerd hebt en met overtuiging hebt aangenomen. Je weet wie je leraren waren
15 en bent van baby af aan vertrouwd met de heilige geschriften die je wijsheid kunnen geven, zodat je wordt gered door het geloof in Christus Jezus.
 
16 Elke schrifttekst die door God geïnspireerd is kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven,
17 zodat een dienaar van God voor zijn taak berekend is en voor elk goed doel volledig is toegerust.
 
4:1 Ik roep je dringend op, ten overstaan van God en van Christus Jezus, die zal oordelen over de levenden en de doden, ik bezweer je bij Zijn komst en heerschappij:
  2 Verkondig de boodschap, blijf aandringen, of het nu uitkomt of niet, wijs terecht, straf en vermaan met alle geduld dat het onderricht vereist.
  
 3 Want er komt een tijd dat de mensen de heilzame leer niet meer verdragen, maar leraren om zich heen verzamelen die aan hun verlangens tegemoet komen en hun naar de mond praten.
  4 Ze zullen niet meer naar de waarheid luisteren, maar naar verzinsels. (In het Grieks: mythen)
 
  5 Jij echter moet in alles nuchter zijn, je lijden aanvaarden, je werk als verkondiger van het evangelie doen, je dienende taak vervullen.

De dichter van psalm 146 zingt: Halleluja! Loof de Heer, mijn ziel! En hij antwoordt zichzelf: De Heer wil ik loven, zolang ik leef, mijn God bezingen, zolang ik besta.
Psalm 146: 1 en 2 HALLELUJA!


Laten wij zingen: lied 791: 1, 2 en 6


Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lucas 18: 1 - 8 waar Jezus op weg is naar Jeruzalem.

1. Hij vertelde hun een gelijkenis over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven:
 
2. ‘Er was eens een rechter in een stad die geen ontzag had voor God en zich niets aan de mensen gelegen liet liggen.
3. Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: “Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander.”
 
4. Maar lange tijd wilde hij dat niet doen. Ten slotte zei hij bij zichzelf: Ook al heb ik geen ontzag voor God en laat ik mij niets aan de mensen gelegen liggen,
5. toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan.’
 
6. Toen zei de Heer: ‘Luister naar wat deze rechter zegt, al minacht hij ook het recht.
7. Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan Zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen?
Of laat Hij hen wachten?
8. Ik zeg jullie dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen.
Maar als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden op aarde?’

Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!


Credo
: In antwoord op Gods Woord willen wij samen ons geloof belijden
Wij geloven in God - Schepper van hemel en aarde.
Heer over alle machten

Die om ons van alle macht heeft afgezien
en in Jezus de prijs heeft betaald voor onze overtredingen.

Die in eenvoud tot ons kwam,
en werd verraden en vermoord - gekruisigd...

maar Hij overwon de dood!

Na drie dagen opgestaan ten leven,
verscheen Hij aan vriend en vijand,

weer in Zijn hemels rijk terug zond Hij Zijn Geest
die ieder mens bezielen wil tot leven in de Heer.

Tot  een gemeenschap van heiligen,
door een doop, door vergeving van zonden,

tot leven in  der eeuwigheid.  Amen
 

Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, door de Heilige Geest.

Lieve vriendinnen en vrienden, broeders en zusters,

Dat geloven niet voor watjes is, heb ik hier wel eerder verteld. Als we niet staan voor wat we geloven, als we er geen handen en voeten aan geven, gelooft de Heer het wel met ons.
En dat is dan toch zonde!

Maarten Luther wist 500 jaar geleden al dat de mens geneigd is tot een gemakkelijk leven, en tot allerlei dingen die in Gods ogen zonde zijn, en die wij graag schikken onder: dat is toch zo erg niet en: dat moet toch kunnen

Maar juist het feit dat de zondige mens, u en ik, door God wordt bemind, en begenadigd, dat het naast elkaar kan bestaan: dat besef van onze eigen ontoereikendheid, en Gods genadige goedheid, heeft van Maarten de Hervormer gemaakt die wij kennen en vaak liefhebben.
Hij zal zeker de woorden uit de brief aan Timotheüs vaak hebben overgelezen, alsof ze door Paulus aan hemzélf waren geschreven: ‘Jij echter moet in alles nuchter zijn, je lijden aanvaarden, je werk als verkondiger van het evangelie doen, je dienende taak vervullen…’

Hij wist ook dat wij gered worden door het geloof in Jezus Christus, en niet door de goede werken, zoals de kerk in zijn tijd wel vaak beweerde…

Overigens… bij de Wereldraad van Kerken in Genève ging een paar jaar geleden een mopje rond, dat ik met u wil delen. Misschien kent u het al, maar ach
Een vrome vrouw van onverdacht Luthersen huize overleed, en ze kwam niet waar ze verwachtte: het was benauwd en heet, en onaangenaam. Maar het was een flinke vrouw, en ze dacht: daar is ergens een administratieve fout gemaakt, die gaan we eens even rechtzetten!
Ze loopt rond en rond, en opeens ziet ze een bekende figuur: haar vroegere predikant, die een tijdje eerder was overleden. ‘Dominee, U hier!?!’
‘Ja, ik begrijp het ook niet, mevrouw Jansen, er moet iets fout gegaan zijn, maar ik krijg niemand te pakken die het me uit kan leggen.’
En zo gaan ze samen verder. Totdat…
Totdat ze een nóg bekendere figuur zien in de verte. Ze haasten zich erheen, en ja, het ís Maarten Luther!
‘Broeder Maarten, hoe komt Ú nu hier?’

En met een zucht zegt de Hervormer:
‘Ja, ziet u, de goede werken waren tóch nodig!’
J
Nu, dat is natuurlijk een plaagstootje van de niet-Lutheranen in de Wereldraad, want ook Maarten heeft nooit gezegd dat de goede werken niet nodig waren. Maar wel, dat je niet gered kon worden door je goede werken op zich.
Alleen het geloof in Christus kan je redden.
En als je echt gelooft in Jezus Christus, dàn wil je natuurlijk niets liever dan doen wat Hij heeft voorgedaan, en niets liever doen dan wat Hij heeft gevraagd: God en de naaste liefhebben en dienen met heel je inzet.

God én je naaste dienen en liefhebben.

Hoe dien je je naaste het best? Door het beste in je leven met hem of haar te delen, denk ik.
Als dat je bezit is, dan kom je niet verder, dan de ander te laten delen in je geld en je goederen.
Dat kàn al een hele opgave zijn, denk maar aan die jongeman, die bij Jezus kwam, en zei: Goede Meester, wat kan ik doen om recht op de eeuwigheid te krijgen? En Jezus vond het een schat van een jongen, en zei: “Weet je wat jij moet doen? Geef alles weg wat je hebt, en volg Mij!” Toen werd die jongen erg verdrietig, want hij had heel veel… (Of het had hém!)

Maar… als het beste in je leven, het belangrijkste en mooiste, Gods liefde is, en ik hoop dat dit voor ons allemaal hier zo is, dan is het onze roeping om die liefde met anderen te delen. Om de buren en de kinderen daarover te vertellen, om de goede boodschap, dat God van mensen houdt, door te geven, of het nu uitkomt of niet

En ja, die boodschap, en die Liefde van God voor ons en van ons voor God, die mogen we niet voor onszelf houden. En als dat vervelende situaties met zich meebrengt, of zelfs lijden, dan moeten we nuchter zijn en zeggen: Jezus heeft voor ons geleden, het is niet meer dan normaal dat wij met Hem lijden. De eerste Christenen werden vervolgd, zoals er nu nog steeds heel velen worden vervolgd. En we zien het om ons heen: geloof is niet bepaald een populair onderwerp!
Het vraagt moed en bezieling om tóch voor kerkgang en geloof uit te komen. En om, als wij iets aardigs voor een ander doen, te durven zeggen dat we dat doen vanuit Jezus’ liefde voor ons en voor alle mensen.
Als we straks een flinke bijdrage (hoop ik) doen in de collecte voor de Wereldvoedseldag, dan bid ik ook dat daar uw liefde in zit.
Uw liefde voor God.

Als de goede werken liefdedaden zijn, dan zijn we dicht bij het doel van ons leven.

Amen? Ja, en nee. Amen in de zin van: zo is het.
Maar niet in de zin van: einde van de preek. ;-)

Daar was niet alleen Maarten, maar ook Jacob.
Met permissie, het mag dan een van de Aartsvaders geweest zijn, hij begon als een klier van een vent! De firma List en Bedrog.

U kent het verhaal wel, hoe hij zijn oudste broer met een foefje de zegen afhandig maakte.
(Dat betekende dat hij recht zou hebben op 2/3 van de erfenis, en zijn broer nog maar op 1/3, i.p.v. omgekeerd.)
Maar tóch zag God iets in hém, dat Hij niet zag in Ezau, de oudste. Ezau heeft best iets van zijn leven gemaakt, hoor, hij heeft goed geboerd.
Maar hij was aards, hij was geen man voor godsdienst. Dat lag niet in zijn wezen, en daar kon hij ook niets aan doen, denk ik.
God zal ook best van Ezau hebben gehouden, maar Hij kon niet met hem werken.
Terwijl Hij dat wel kon, en wilde met Jacob, ook al was dat een laffe zwakkeling. Mét potentie.
En een volhouder. Toen zijn schoonvader hem bedroog, en hem opzadelde met Lea, terwijl Jacob dacht het huwelijksbed te zullen delen met Rachel, zijn grote liefde, werkte hij zonder klagen nog zeven jaar extra, om ook haar te mogen trouwen. In die jaren is hij gegroeid.
Sterker geworden. Maar niet genoeg.
En nu staat hij aan de vooravond van zijn ontmoeting met zijn gevreesde broer.
Hij heeft kapitale cadeaux laten sturen, en die zijn aanvaard, maar toch… je weet maar nooit, met zo’n woesteling. Jacobs kinderangsten voor de grote, brute, broer komen terug. Hij brengt zelfs eerst zijn gezin naar de overkant, naar de kant waar Ezau is, en hij kan alleen maar hopen en bidden dat Ezau hen zal sparen. Zelf durft hij nog niet te gaan. Hij gaat zeker niet voor hen uit.
Zij zijn zijn menselijk schild… het is diep droevig!

En wat gebeurt er dan: in die nacht is daar opeens iemand, een mens, een man, zegt de tekst nadrukkelijk, die met hem vecht.

Psychologen zullen zeggen dat Jacob vecht met zijn eigen angsten. En dat die hem niet de baas worden, heel die lange, donkere nacht.
Dat klinkt heel aannemelijk, want iedereen weet dat onze angsten in de nacht wel tien keer zo groot zijn als overdag, wanneer we ze in proportie tot de rest kunnen zien.
Of dat hij vecht met een duistere kant in hem zelf.

Kenners van de oude culturen van het Midden-Oosten wijzen op de machten die horen bij bepaalde plaatsen, maar ook op riviergoden.
Al die machten en goden konden de vorm van mensen aannemen… Wij kennen toch ook het verhaal van de drie Bezoekers aan Abraham!
Maar àls zo’n macht de gedaante van een mens aanneemt, dan is dat ook met de menselijke beperkingen.
Dat is Jacobs redding. Hij houdt vol, hij laat niet los, zelfs als de Ander hem de heupzenuw afknelt, zodat hij wankelt.
Natuurlijk mag hij de tegenstander niet zien, dat zou ongeluk brengen, je zou er dood aan gaan, als je zó dicht bij de godenwereld kwam…
Maar Jacob weigert op te geven.
Ik laat U niet los, behalve als U mij zegent.
Van wie verwacht hij die zegen?
Hij is er niet zeker van. Ook al heeft hij beloofd dat hij de God van zijn vader en grootvader zal dienen, een extra zegen is nooit weg. Toch?
Het wordt al min of meer licht, als de Ander hem een nieuwe naam geeft. Een nieuwe identiteit. Niet meer hielenlichter, plaatsvervanger, Jacob, maar Israël.          Godsvechter.
De naam wordt meteen uitgelegd: je hebt met mensen én met goden gevochten. Je kunt het Hebreeuws echter ook vertalen als: je hebt gevochten met mensen en met God (met een hoofdletter).
En als hij dan vraagt naar de n/Naam van zijn tegenstander, dan zegt Die alleen: “Moet je dat nog vragen?”
Jacob, Israël, herkent de Stem. Het is die van de de God van zijn leven.        Hij heeft oog in oog gestaan met de God van Abraham en Izaäk.
Met Hem die had beloofd hem te zullen zegenen als hij Hem diende.
En nu zegent Hij Israël. Israël, die de moed heeft gevonden waarmee hij het leven aan kan.
Met alle goede en verdrietige dingen die er nog komen. Omdat hij nooit meer bang zal zijn voor God. Maar zijn heup zal hem er voor behoeden te denken dat God zijn vriendje is.  

Achteraf was zijn vechten een vorm van bidden.

En dat moet een super-lange nacht geweest zijn.

Sommige nachtmerries in ons leven, ziekte, werkloosheid of dingen die anderen ons aandoen, ik denk maar aan onze buren die bijna een half jaar lang hun huis hebben verbouwd met grof geweld, sommige nachtmerries voelen aan als een lange nacht. Dan word je moe gebeukt, en je dreigt het contact met God te verliezen. Dat kan. Maar Jezus moedigt ons aan om te blijven bidden. Ook als alles tegen zit.
Een onrechtvaardige rechter bijvoorbeeld, die geen zin heeft om zich voor je in te spannen… de weduwe uit het verhaal heeft natuurlijk geen geld om hem tot spoed over te halen… maar ze blijft aandringen. En om van het gezeur af te zijn, geeft de rechter toe, anders zou ze hem misschien nog eens aanvliegen, vreest hij.

Kijk, dat is de manier van bidden van Jacob in die nacht. Soms ís bidden knokken met God.
En de zegen die je krijgt, kàn je leven drastisch veranderen. Israël liep mank.
Denk nooit: ‘God luistert niet naar me’, als je niet krijgt waar je om vraagt voor jezelf of een ander. Jacob vroeg om Gods zegen. Hoe die er uit zou zien, dàt liet hij aan de Ander over.

Die arme weduwe vraagt erom, dat haar recht wordt gedaan. Jezus zegt tot ons: Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan Zijn uitverkorenen die dag en nacht tot Hem roepen?
Of laat Hij hen wachten? Ik zeg jullie dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen.

Welke vorm zal dat recht hebben?
Jezus’ volgende vraag laat het ons zien, nl: Als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden?

Het is de Messias, de Mensenzoon, Hijzelf, die Gods antwoord is op het onrecht in deze wereld.
Hij is Gods vleesgeworden liefde voor alle mensen.

Aan het kruis bidt Jezus Zijn Hemelse Vader om hen, die Hem dit onrecht aandoen, te vergeven. Zo neemt Hij de schuld van de wereld op Zich, en zo verklaart Hij ons onrecht tot recht.
Dat is Genade! Met een Hoofdletter!
Laten we Hem geloven. En alles voor Hem over hebben. Laten we leven in Gods liefde, en die met kwistige hand om ons heen verspreiden.
Amen.

Muziek

Dankbaar mogen we zijn voor alle goede gaven die we zo vaak als gewoon ervaren, en die dat toch niet zijn: gezondheid, leven, adem, schone lucht, schoon water, vrede en veiligheid, goed voedsel en geld om het te kopen
al heeft de een wat meer dan de ander…
God is goed voor ons!
Vanuit die dankbaarheid mogen we geven en delen! Delen met elkaar en met mensen ver weg.
Het een kunnen we bij de koffie doen, en door de week, het ander aanstonds bij de collecte voor…kerk in actie- voedseldag

Na het gebed over de gaven zingen wij: lied 543, maar nu eerst de
Collecte

Gebed over de gaven
Lieve God, u geeft Uzelf aan ons.
wij bieden U ons eigen leven aan.
neem het, zoals U ons geld aanneemt.
dat het dienstig mag zijn voor U.
In de geest van Jezus - die ons voorging.
Amen.

Lied 543


Voorbeden
Laten we danken en bidden:
Goede God,
Wij danken u voor alles waarmee wij zijn gezegend: schone lucht en zuiver water, voedsel, vrede, veiligheid en vrijheid.
Wij bidden U voor allen die daar naar snakken, en niet weten hoe ze die goede gaven kunnen bereiken. Help ons om te delen en te geven, zoals U dat zelf ook doet.

Liefdevolle God, wij danken U voor de volharding waarmee U van ons blijft houden, ook al zijn we die liefde vaak niet waard. Uw genade is de glorie van ons leven, help ons dan door Uw Geest en Haar gaven om telkens weer naar U te zoeken in Woord en Gebed, in de kerkdienst en in daden van liefde, opdat wij een beeld van U mogen zijn in deze wereld.

Trouwe God, wij danken U voor de verkondiging van Uw liefde en goedheid. Wij danken U voor Jezus, die ons leven wilde delen en helen.
Help ons om Hem na te volgen in de grote en kleine beslissingen van ons leven. Dat wij in alles U raadplegen en om hulp vragen, en dat wij ook in alles Uw lof zingen en uitdragen, in de grote en de kleine kring van ons leven.
Wij danken U voor deze gemeenschap, waarin wij  ons veilig mogen weten, en wij bidden U voor elkaar en in het bijzonder voor onze zieken, zoals Wilma Steinhart, en mevrouw Jansen, dank U dat Herman er weer is!
Maar ook bidden wij voor alle slachtoffers van oorlog en geweld, van natuurrampen en ongelukken in het verkeer! Wees hen die verantwoordelijk zijn daarin zeer nabij!
Met Jezus onze Heer samen willen wij U danken, aanbidden en smeken:

Onze Vader, die in de hemelen zijt,
Uw Naam worde geheiligd.
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!


Ons slotlied is: lied 1014: 1 – 3
Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’ van dit lied vers 4.

Zegen:
De gemeenschap met God,      
met alle Heiligen en met elkaar
zal Uw harten en gedachten vullen,   
Uw doen en laten,
Uw bidden en danken.
Van nu aan tot in alle eeuwigheid.
Zo zegent u God,
U Vader, Zoon en Heilige Geest!
Amen

Lied 1014:4

Daarna dronken we samen koffie, en nodigde een delegatie van de Oosterkerk ons uit om op 30 october, (direct) na de eigen kerkdienst, te gast te zijn, als eersten, in een nieuw project, waarbij andere gemeenten worden uitgenodigd om op bezoek te komen, en samen koffie te drinken, al pratend elkaar te leren kennen, en samen een lunch te gebruiken. 
Bijzonder aardig en wel-overdacht. Er werd aandachtig geluisterd...