Voor eerdere diensten klik hier:
Organist: Eddy VliemVoorbereiding
Stilte
Lieve God,
Uw genade is groter dan ons tekortschieten.
Daarop vertrouwen wij, als wij vragen om
vergeving,
als wij U vragen
om alles van ons weg te nemen,
wat ons aan zorgen en vragen, aan verdriet
en onrust aankleeft,
opdat wij U in alle vrijheid
als Uw kinderen
kunnen aanbidden.
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
opdat wij weer in vrede leven.
Amen.
Zo lief had God deze wereld,
dat Hij Zijn
eniggeboren Zoon gegeven
heeft, opdat ieder die in Hem
gelooft aan het verderf
ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!
Introïtus zondag 20 na Trinitatis
V. Antifoon:
Heer, laat U leiden door Uw
goedheid en Uw groot
erbarmen. Red ons door Uw
wonderbare daden en verleen luister aan Uw
Naam. (Bij Daniel 1: 19b-20)
Gemeente: Psalm+ antifoon
Mijn ziel smacht naar de redding die U brengt,
in Uw Woord heb ik mijn
hoop geteld.
Mijn ogen smachten naar Uw
belofte,
wanneer zult U mij
troosten?
Blijf mij trouw, laat mij leven,
dan houd ik mij aan de richtlijn uit Uw woord.
Heer, voor eeuwig staat Uw
woord in de Hemel vast. Psalm 119 deels
Heer, laat U leiden door Uw
goedheid en Uw groot
erbarmen. Red ons door Uw
wonderbare daden
en verleen luister aan Uw
Naam.
Daar
de Antifoon gesproken wordt, zingt men nu:
Dienst van het Woord
Zondagsgebed
(groet)
Hemelse Vader,
uit de grond van ons hart bidden wij U: houd de listen van het kwaad dat om ons woedt vér van ons,
maak ons standvastig
zodat wij met heel ons hart blijven bij U,
goede God, door Jezus Christus, onze Heer,
die met U en Uw
Geest leeft en regeert, nu en tot in eeuwigheid.
Amen.
Lezing uit het Oude Testament: Deuteronomium
15: 1 - 11
In deze hoofdstukken wordt het
samenleven in Gods Naam geregeld voor het volk Israël, op weg naar het beloofde
land. Maar ook voor het volk in ballingschap in Babylonië, mensen die ooit weer
naar het beloofde, het eigen land, terug zullen keren.
De boeken van Mozes, dus Genesis t/m Deuteronomium, zijn tijdens de ballingschap
opgeschreven.
Daarvóór werden ze mondeling doorgegeven, en in de manier van opschrijven
klinkt dat af en toe ook mee. Mozes moet hier, a.h.w. over de hoofden van de
Israëlieten van zijn tijd heen, spreken tot Gods volk, dat later op Gods tijd terug zal keren naar dat land.
Nu gaat de lezing onder andere verder over de actuele vraag of je bij een lening
wel een onderpand mag eisen, een hypotheek dus, waarbij
mensen soms het onderpand vormden, en dan als slaaf werkten, en het gaat ook
over de armenzorg. We lezen:
1. Aan het eind van zeven jaar organiseer je een kwijtschelding.
2. Zo gaat die kwijtschelding:
dat iedere schuldeiser hetgeen hij tegen onderpand
heeft uitgeleend aan zijn buur, niet terugvordert
van zijn buur of van zijn broeder, want er is van Godswege
een kwijtschelding
uitgeroepen.
3. Van de buitenlander kun je terugvorderen, maar voor zover je broeder
aan jou toebehoort, moet je hem, die aan je zorg is
toevertrouwd, vrijlaten.
4. Overigens zal er onder jullie geen behoeftige
wezen waar de Aanwezige
jullie zegent in het land dat de Aanwezige, jullie God,
bezig is jullie te schenken als wettig
bezit, om te hebben en te houden.
5. Maar… alleen als je heel goed luistert
naar de stem van de Aanwezige je God,
zodat je al
deze geboden die ik nu bezig ben je op
te dragen in acht neemt en uitvoert,
6. opdat de Aanwezige je God
je zegenen mag zoals Hij
jullie gezegd heeft, en opdat jullie (zo
rijk zullen zijn dat je) uitleent aan vele volkeren,
en jullie niet hoeven te lenen, maar dat je heerst
over vele volkeren, en zij niet over jullie
heersen!
7. Mocht er onder jullie een behoeftige
wezen onder een van je broeders, in een van je steden in
het land dat de Aanwezige,
je God, bezig
is je te schenken, laat dan je hart
níét hard wezen, en laat je hand zich dan níét gesloten
houden voor je broeder, die behoeftig
is.
8. Als je werkelijk je hand royaal
opent voor hem, dan zul je hem zeker lenen
wat hij belooft terug te geven, genoeg
voor de nood waarin hij verkeert. (Dus
niet lenen op onderpand!)
9. Let goed op jezelf, dat er geen minne gedachte in je hart opkomt
als: het zevende jaar is al dichtbij, het jaar van
de kwijtschelding, zodat je het je broeder die behoeftig is niet gunt, en je het hem niet geeft, en dat hij het uitroept vanwege jou tot de Aanwezige,
en dat het jou tot zonde is.
10. Je zult hem vast en zeker geven, en
je hart zal het niet kwaad menen, als
je het hem geeft, want juist hierom
zal de Aanwezige, je God,
je zegenen in al wat je doet en in al waar je hand
zich naar uitstrekt....
11. Maar àls er tóch geen gebrek
is aan behoeftigen in het land, dan draag ik
je daarom juist op en zeg ik: je moet je hand
royaal openen voor je broeder
die in nood is en die behoeftig is, in je land!
Dat belooft een goede samenleving.
Dát is Gods bedoeling met ons, en voor ons.
We zingen als Gradualepsalm: psalm 8 (nummer 2 uit de Evangelische Liedbundel):
Heer, onze God, hoe heerlijk is op aarde Uw grote Naam…
Epistel:
Hebreeën 3: 7 – 14 Goed Nieuws Bijbel
In het voorafgaande deel wordt aangetoond dat Jezus
groter is dan Mozes, tot dan toe de grootste figuur uit de heilige schrift. Hij
leidt de gelovige naar het eeuwige leven. Nu wordt het volk van Christus
vergeleken met het volk dat door Mozes werd uitgeleid, de woestijn in, op weg
naar het beloofde land.
Het stuk dat
wij lezen begint met een aanhaling uit psalm 95, vandaar dat opmerking dat de
Heilige Geest het zegt. De psalmen werden gezien als geïnspireerd.
Er is sprake van een rustplaats, d.w.z. de plek
voor het volk om te wonen, zich rustig te vestigen, die door God
was beloofd aan Abraham, Izaäk
en Jacob. We lezen:
Het is
dus zoals de Heilige Geest zegt:
“Als u vandaag Zijn stem hoort,
8 wees dan niet koppig zoals jullie voorouders,
die tegen Mij opstonden
tijdens de beproeving in de woestijn.
9 Wat had Ik niet voor hen
gedaan?
Ze hadden het zelf gezien, veertig jaar lang,
en toch stelden ze Mij op
de proef,
toch daagden ze Mij uit.
10 Daarom waren ze Mij een
ergernis.
Het was een wispelturig volk,
ze trokken zich van Mij niets
aan.
11 Toen heb Ik woedend bij Mijzelf
gezworen:
Nooit zullen ze Mijn rustplaats binnengaan.”
(Tot hier de aanhaling van de psalm.)
(En díe opstandige generatie heeft de woestijntocht ook niet overleefd. Het waren hun kinderen, die het beloofde land in gingen!)
12 Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van u door een slechte
gezindheid ontrouw wordt aan de levende
God en Hem
de rug toekeert.
13 Nee, moedig elkaar elke dag aan, zolang dat ‘vandaag’ nog
klinkt; niemand van u mag zich door de zonde
laten verblinden en koppig worden.
14 Want we zijn deelgenoten van Christus,
als we tenminste aan onze aanvankelijke zekerheid
vasthouden tot
het einde toe.
Tot
hiertoe de lezing.
Als zondagslied zingen we Lied 283
Het Heilig Evangelie vinden we bij: Marcus 10: 17 –
31.
Allen gaan staan
HALLELUJA!
Marcus
10: 17-31
Jezus is, na de verheerlijking op de
berg, verder gegaan, op weg naar Jeruzalem. Onderweg wordt er gesproken over
echtscheiding etc., en Jezus zegent de kinderen, omdat voor Hem niemand minder
is dan een ander.
We lezen in vers 17 en verder:
17. Toen Hij weer op weg, ging rende er
iemand voor Hem uit, en die vroeg Hem,
op de knieën vallend: ’Goede meester, wat
moet ik doen om mijn deel te hebben aan
het eeuwig leven?’
18. Maar Jezus zei tegen hem: “Waarom noem je
me ‘goed’? Niemand
is goed, behalve God!
19. De geboden ken je: dat je niet ter dood
brengt, niet overspelig bent, niet steelt, dat je geen valse verklaring aflegt,
niemand tekort doet...
eer je vader en je moeder...”
20. Hij zei tegen Hem:
‘Meester, al die dingen heb ik vanaf mijn jeugd strict in acht
genomen!’
21. En Jezus, die hem onderzoekend aankeek,
vond hem erg sympathiek, en Hij
zei tegen hem:
”Een ding mis je nog:
Vooruit, verkoop wat je hebt,
en geef het de armen, en je zult een schat
hebben in de hemel, ja, kom op! Volg Mij!”
22. Maar zeer terneergeslagen ging hij na
dit woord verdrietig weg... want hij was in het bezit van veel goederen...
23. En om Zich heen kijkend
zei Jezus tegen Zijn
leerlingen: “Wat zullen zij, die rijkdommen hebben, toch moeizaam
het Koninkrijk ingaan...”
24. De leerlingen waren hoogst verwonderd
over wat Hij zei. Maar Jezus
nam nog eens het woord, en zei tegen ze:
”Kinderen, wat is het toch moeilijk het koninkrijk van God
binnen te gaan!
25. Het is nog beter te doen, dat een kameel
door het oog van de naald gaat, dan dat een rijke
in het koninkrijk van God binnen gaat...”
26. Ze raakten hemelmaal van slag, zodat ze tegen elkaar zeiden: ‘Maar wie
kan (dan nog) gered worden?’
27. Jezus, die ze strak aankijkt, zegt
tegen ze: “Bij mensen onmogelijk,
maar niet bij God, want alles is mogelijk
bij God!”
28. Daar begon Petrus tegen Hem
te praten:
’Kijk eens, wij hebben alles in de steek gelaten, en zijn U
gevolgd!’
29. Jezus zei: “Waarlijk,
Ik zeg jullie: niemand
is er die huis of broers of zusters
of moeder of vader
of kinderen of akkers
vanwege Mij en vanwege het Evangelie in de steek heeft gelaten,
30. als die niet honderd keer zoveel krijgt, nu, in deze
tijd, aan huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers – na
vervolgingen! – en in de komende
eeuwigheid: eeuwig leven!”
31. Maar vele eerstelingen zullen tot de laatsten behoren en van
hen die tot de laatsten horen zullen er eerstelingen
zijn.!”
Zalig die het Woord van God
horen en er gehoor aan geven!
Credo
In antwoord op Gods woord willen wij ons geloof belijden door samen te zingen:
Ik geloof in God de Vader, groot in wijsheid, en in macht... melodie van lied
464 in het oude liedboek.
Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader
en van Jezus Christus,
onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve gemeente, zusters en broeders…
In deze lezingen lijkt het allereerst te gaan om krijgen, om beloften, voor nu
en later…
Maar in de eerste lezing ging het ook over loslaten.
En in de laatste ook…
Zeker, er is gesproken
over het Beloofde
Land, een land om te hebben en te houden, maar de gemeenten
voor wie deze woorden zijn opgeschreven, wonen dan al lang niet meer in
dat beloofde land!
Ze zijn in ballingschap, weggesleurd
uit dat land, en ze werken zelf vaak als slaven onder de Babyloniërs.
Voor goed begrip: Babylon lag in wat nu Irak
heet, 80 km ten zuiden van Bagdad. 12u10 vanuit Jeruzalem.
Voor déze mensen zijn de oude verhalen opgeschreven. Om gelezen
en voorgelezen te
worden, als ze hier en daar bij elkaar komen, na het werk, of op
de enkele vrije dagen
die ze misschien hebben.
In de loop van de tientallen jaren die de ballingschap duurt,
hebben zo op verschillende plekken ook wat meer vrijheden gekregen.
Je kunt je voorstellen dat het lezen en het horen van de verhalen hen ook moed gegeven zal hebben.
En een identiteit.
Ze horen ergens bij, ze horen bij Iemand, die het goed met ze voorheeft. Hun God.
Ik weet van mijn ouders dat de kerkdiensten tijdens de Tweede
Wereldoorlog die functie
ook hadden.
En ik vermoed,
ik hoop, dat de gegijzelden
in de tunnels onder Gaza, maar ook de vervolgde Christenen elders
in de wereld, moed
putten uit de Psalmen,
uit liederen en teksten, die ze uit het hoofd hebben geleerd. Dát is hun
bezit, dat geeft ze ook nieuwe
gedachten over hun situatie.
Over God in hun situatie.
Ze horen het: God wil dat
schulden worden kwijtgescholden, eens in de vijftig jaar, eens in de twee
generaties, ongeveer.
Dat geeft perspectief. Gods
volk en ons.
Want dat kwijtschelden
draagt de Aanwezige niet
alleen het volk op, Hij
doet het Zelf
ook.
Hij pakt het groots aan, en
Hij heeft Jezus
gegeven als onderpand. Als zondebok.
Jezus heeft ons
tekortschieten op Zich
genomen als Zijn eigen
tekortschieten, en omdat geen mens voor Hem op kwam, heeft Hij
dat tekortschieten mee genomen in Zijn kruisdood. Onvoorstelbaar.
Daarmee is onze hypotheek afgelost. Voor altijd.
Jezus vertelt
de mensen van Zijn tijd
over Gods liefde voor hen,
voor ons. En over het eeuwige leven, later.
Veel van Zijn tijdgenoten
snappen daar niets van, ook de leerlingen hebben vaak moeite met Jezus’
woorden. En hier is een jongeman
die er naar snakt!
Hoe kan hij daar deel aan krijgen, aan dat Beloofde Land, die
stralende Toekomst… Wat moet hij doen?
Zo te zien vindt Jezus hem
maar een beetje opdringerig en overdreven.
Hij reageert een tikkeltje geïrriteerd.
Maar… Hij luistert
wél, en dat doen wij niet altijd als we geïrriteerd zijn.
Jezus luistert,
en opent Zijn
hart voor die jongeman, en dan vindt Hij
hem opeens sympathiek
en oprecht.
Hij leeft mee,
en daarom ziet Hij
wat er aan schort.
Voordat die jongen rijp is voor de hemel, voor het eeuwige leven, moet
hij een en ander kwijt, opdat hij Jezus
kan volgen. Die zegt tegen
hem: ”Een ding mis je nog: Vooruit, verkoop
wat je hebt, en geef het de armen, en dan
zul je een schat hebben in de hemel, ja, kom op!
En dan volg je Mij!”
Er zijn mensen die een roeping ervaren, die in de Zending
gaan werken, of die elk jaar een maand naar Afrika gaan om te helpen.
Werken bij Artsen zonder grenzen… of actief
zijn voor BEZWA…
Maar de meesten van ons drukken dat soort opwellingen weg, want we
hebben, net als die rijke jongeling, al zoveel verantwoordelijkheden,
die op ons drukken. Mensen, werk, de kerk… toch óók allemaal heel
belangrijk.
Als wij het niet doen,
gebeurt het niet.
Het gaat niet altijd om geld en goed.
Er is véél dat tussen ons en de Heer
kan komen, omdat wij het niet los willen - of kunnen - laten.
Jezus zegt tegen die jongen
én tegen ons,
dat we onze prioriteiten op een rijtje moeten zetten.
We zijn vaak zó rijk aan dingen die wij van onszelf moeten, dat we
er soms in omkomen.
De enige manier om daar goed
mee om te gaan, is door er eerst met God, en dan met je naasten over te praten.
Alleen als je heel goed luistert naar de stem
van de Aanwezige kun je er uitkomen. En
als we elkaar bemoedigen op die weg, en met elkaar mee denken.
We lazen over de broeder die aan jou
toebehoort, die (door God)
aan je zorg is toevertrouwd en die je moet loslaten.
Het kan ook zijn dat je je zélf eens moet loslaten.
De eerste stap is: gebed, een eerlijk en ernstig gesprek. En
dan… na, en door verdrukkingen heen, worden ons vaders en moeders, zussen en
broeders geschonken, en daarmee ook land en ruimte, kortom: de gemeente!
Als gemeenschap van mensen die in Jezus Christus geloven;
als gemeenschap der heiligen zijn we deelgenoten,
partners van Christus, als
we tenminste aan onze aanvankelijke zekerheid
vasthouden tot het einde toe. Samen met Hem en met elkaar kunnen we elkaar bijstaan
en bemoedigen.
En dán zal de Aanwezige, je God,
je zegenen in
al wat je doet en in alles waar je hand zich naar uitstrekt...
Juist ook als die
handen zich vouwen in gebed.
Gebed voor de ander, voor elkaar en voor jezelf.
Het is de Geest van Jezus, die onze woorden, onze zorgen, onze vragen aan de voet van het kruis
neerlegt in het Vaderhart van God, en de antwoorden
neerlegt in ons hart.
In liederen en psalmen, in een glimlach, in een stilte die zo vól van goedheid is dat je van kunt uitlenen.
Heb moed. Heb vertrouwen.
Heb lief.
Amen.
Muziek Es ist das Heil uns kommen her. Componist:
anoniem (~1770)
Dienst van
gaven en gebeden
God heeft ons vele gaven geschonken,
om ons blij
te maken,
maar ook om ons de gelegenheid te geven anderen blij te maken,
door er van te delen.
Nu kunnen we dat
doen in de collecte.
Na het gebed over de gaven zingen wij: lied 736
Collecte
1.
Voor het werk in de eigen gemeente
2.
Voor ‘Plant een Olijfboom’
De stichting Plant een Olijfboom werkt voor rechtvaardige vrede met gelijkwaardigheid voor alle
burgers, inclusief recht op terugkeer voor Palestijnse vluchtelingen. Er is veel
ongelijkwaardigheid daar.
En er zijn veel olijfbomen verbrand, in deze oorlog.
Dat kan niet, en dat mag niet. Al zouden we er samen maar één planten, dan zet
Maarten Luther er misschien een appelboompje naast. Wie weet… Bij God is alles
mogelijk.
In Nederland is deze organisatie actief om de situatie in Palestina onder de
aandacht te brengen. Regelmatig zijn ze als expert te gast in de media.
Daarnaast organiseren ze o.a. de schoenenherdenkingsacties en onlangs een grote
manifestatie op de Dam. Naast het planten van olijfbomen in Palestina zorgen ze
voor noodhulp in Gaza via hun Palestinafonds.
Ze leveren goederen en distribueren elke dag enkele tankwagens met water.
Intussen: Orgel: Intermezzo. F.X. Schnizer. Uit opus 1 nr. 1.
Gebed over de gaven
Lieve God, wilt U
alstublieft zegenen wat we hier bij elkaar hebben gebracht,
zodat het is tot eer van Uw
naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede
komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt, door Jezus
Christus, onze Heer.
Amen
We zingen lied 736
Voorbeden
Laten wij samen danken en bidden:
Trouwe Vader in de Hemel,
grote God, wij danken U
dat we uit Uw Woord mogen
horen hoe liefdevol U bent,
hoe barmhartig, hoe goed.
Zo goed zijn wij niet, we kunnen zelfs niet in gedachten tippen aan Uw
Zoon, aan Jezus, onze Heer.
Ook al nodigt Hij ons uit
om Zijn partners te
zijn, hier in het werk op aarde, en later voor altijd…
Help ons door Uw
Geest om grote opruiming te houden in alles wat
wij tussen U en ons in hebben laten komen. Help
ons onze prioriteiten vast te stellen.
Help ons om weer dagelijks
te lezen en te bidden
als daar de klad wat in gekomen was.
Zo bidden wij U: Heer, ontferm U.…
Goede God, dank U dat U in Jezus het licht in onze
duistere wereld wilde zijn. Wij bidden U dat U een licht wilt zijn dat hoop
geeft aan de gegijzelden in de tunnels onder Gaza, maar ook aan de
vervolgde Christenen elders in de wereld.
Met ontzetting zien we dagelijkse verwoesting van huizen, bomen en goederen
overal ter wereld.
Door oorlogen en natuurrampen, droogte en stortvloeden moeten mensen wég van
hun rustplaatsen, waar ze veilig dachten te zijn, waar ze voor gewerkt hebben,
geplant, gezorgd, gebouwd…
Ontferm U over de landerijen die worden bezaaid met kogels en granaten, over de
vluchtelingen in grote delen van Afrika, Oekraïne, Amerika en in en rond Uw
Heilige Land.
Zo bidden wij U: Heer, ontferm U.
Liefdevolle God, wij danken U voor Uw Zoon, voor Uw
Geest, voor Uw gemeente, voor dit huis, onderweg naar U toe.
Wij bidden om Uw leiding in de zaken waar we mee te maken hebben, om Uw wijsheid
voor ieder van ons. En als gemeente bidden we om liefde en goede woorden, om
beterschap en herstel voor allen die hier niet kunnen zijn, omdat ze ziek zijn,
of zich niet fit voelen. We denken aan hen die verdrietig zijn, of over wie we
ons zorgen maken. U kent ze allemaal, en we noemen voor U hier: Joop Lijftogt,
Eddy Knoop, Gerrit, Hetty, Cees… en in de stilte van dit moment noemen we in
ons hart de mensen thuis…
Zo bidden wij U: Heer, ontferm U.
En mét Jezus die het ons leerde, zeggen we samen in
dankbaarheid en vertrouwen het:
A:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Slotlied: 416
Zegen:
De gemeenschap
met God,
met alle Heiligen en met elkaar
wil Uw harten en gedachten
vullen,
Uw doen en laten,
Uw bidden en danken.
† Zo zegent u God:
de Vader, de Zoon,
de Heilige Geest,
van nu aan tot in alle eeuwigheid.
Amen
Daarna dronken we voor in de kerk gezellig samen koffie (en thee
- met koekjes)!