Voor eerdere diensten klik hier:

Organist:  Ina Mostert

Voorzang: Jakkenanna en Willem

Voorbereiding

Stilte
 
Afkondigingen en aansteken van de kaarsen.


Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.     
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer   
die hemel en aarde gemaakt heeft.

Heer, vergeef ons al wat wij misdeden,
en laat ons weer in vrede leven.
Amen.

Zo lief had God deze wereld,
dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft,
opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt,
en eeuwig leven hebben mag!

Introïtus: Begint met de Antifoon voor de zondag. 

Voorzang:

  
En de psalm luidt:
Mijn ziel smacht naar de redding die U brengt, in Uw Woord heb ik mijn hoop geteld. Mijn ogen smachten naar Uw belofte, wanneer zult U mij troosten? Blijf mij trouw, laat mij leven, dan houd ik mij aan de richtlijn uit Uw woord. Heer, voor eeuwig staat Uw woord in de Hemel vast. Psalm 119 deels
Allen nogmaals de Antifoon:

Kyrië en Gloria
Laten wij de Heer aanroepen om ontferming  voor de nood van de wereld, 
die is heel groot, oorlogen en rampen, overal, 
maar laten we dan juist nu ook Zijn Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt.
   

Dienst van het Woord
Salutatio (groet)

Zondagsgebed
Goede Gever van al het leven, open onze harten voor U en Uw Woord, opdat het leeft in ons, en wij in U. Om Jezus’ wil.
Amen.

Eerdere Testament: Deuteronomium 15: 1 - 11

In deze hoofdstukken wordt het samenleven in Gods Naam geregeld voor het volk Israël, op weg naar het beloofde land. Maar ook voor het volk in ballingschap in Babylonië, mensen die ooit weer naar het beloofde, het eigen land, terug zullen keren.
De boeken van Mozes, dus Genesis t/m Deuteronomium, zijn tijdens de ballingschap
opgeschreven. Daarvóór werden ze mondeling doorgegeven, en in de manier van opschrijven proef je af en toe ook mee. Mozes moet hier, als het ware over de hoofden van de Israëlieten van zijn tijd heen, spreken tot Gods volk, dat op Gods tijd terug zal keren.
Nu gaat de lezing onder andere verder over de actuele vraag of je bij een lening wel een onderpand mag eisen, een hypotheek dus, waarbij
mensen soms het onderpand vormden, en dus als slaaf werkten, en het gaat ook over de armenzorg. We lezen:

1. Aan het eind van zeven jaar organiseer je een
kwijtschelding.
2.
Zo gaat die kwijtschelding: dat iedere schuldeiser hetgeen hij tegen onderpand heeft uitgeleend aan zijn buur niet terugvordert van zijn buur of van zijn broeder, want er is van Godswege een kwijtschelding uitgeroepen.
3. Van de
buitenlander kun je terugvorderen, maar voor zover je broeder aan jou toebehoort moet je hem, die aan je zorg is toevertrouwd, vrijlaten.
4. Overigens
zal er onder jullie geen behoeftige wezen waar de Aanwezige jullie zegent in het land dat de Aanwezige, jullie God, bezig is jullie te schenken als wettig bezit, om te hebben en te houden.
5. Maar
alleen als je heel goed luistert naar de stem van de Aanwezige je God, zodat je al deze geboden die ik nu bezig ben je op te dragen in acht neemt en uitvoert,
6. opdat de
Aanwezige je God je zegenen mag zoals Hij jullie gezegd heeft, en opdat jullie (zo rijk zullen zijn dat je) uitleent aan vele volkeren, en jullie niet hoeven te lenen, maar dat je heerst over vele volkeren, en zij niet over jullie heersen.
7.
Mocht er onder jullie een behoeftige wezen onder een van je broeders, in een van je steden in het land dat de Aanwezige, je God, bezig is je te schenken, laat dan je hart níét hard wezen, en laat je hand zich dan níét gesloten houden voor je broeder, die behoeftig is.
8. Als je
werkelijk je hand royaal opent voor hem, dan zul je hem zeker lenen wat hij belooft terug te geven, genoeg voor de nood waarin hij verkeert.
(Dus niet lenen op onderpand!)
9. Let goed op jezelf, dat er geen minne gedachte in je hart opkomt als: het zevende jaar is al dichtbij, het jaar van de kwijtschelding, zodat je het je broeder die behoeftig is niet gunt, en je het hem niet geeft, en dat hij het uitroept vanwege jou tot de Aanwezige, en dat het jou tot zonde is...
10. Je zult hem
vast en zeker geven, en je hart zal het niet kwaad menen, als je het hem geeft, want juist hierom zal de Aanwezige, je God, je zegenen in al wat je doet en in al waar je hand zich naar uitstrekt....

11. Maar
àls er tóch geen gebrek is aan behoeftigen in het land, dan draag ik je daarom juist op en zeg: je moet je hand royaal openen voor je broeder die in nood is en behoeftig is, in je land!

Tot hiertoe de lezing, en daar kunnen we het mee doen! Dat vraagt om een goede geestesgesteldheid, en daar vragen we ook om in ons lied.
Het is niet zo bekend, dus misschien kunnen Willem en Jakkenanna het eerste vers zingen.


Gradualelied: Sietze de Vries Tegen het Donker 26

Allen: 2. Zoals de dag steeds aan de nacht vervalt,
in duister ondergaat
maar door de nacht heen over ons blijft lichten,
zijt Gij de zon, ons lieve licht.
Wij zullen stralen van geluk,
wij weten ’s nachts van vergezichten.

3. Zoals ons hart ons bloed in omloop houdt
en ons beweegt te gaan,
ons voortstuwt naar Uw gouden stad van vrede,
herschep ons dan naar hart en ziel.
Wees ons de weg, tot ons geluk
en kroon voorgoed wat blijft gebeden.

4. Zoals het zaad diep in de voren valt
en aan de winter sterft,
maar als in slaap ontkiemt en vrucht zal geven,
roep ons zo in het volle licht.
Ons hart hervindt een groot geluk:
wij kunnen van de liefde leven!

5. Zoals het vuur uit de verharde steen
het zilver smelt,
een felle vlam die zuivert en laat glanzen,
raak zo ons hart met heilig vuur.
Wij zullen zingen van geluk:
Gij doet verharde harten dansen!

Epistellezing: Hebreeën 3: 7 - 14

In het voorafgaande deel wordt aangetoond dat Jezus groter is dan Mozes, tot dan toe de grootste figuur uit de heilige schrift. Hij, Jezus, leidt de gelovige naar het eeuwige leven. Nu wordt volk van Christus vergeleken met het volk dat door Mozes werd uitgeleid, de woestijn in, op weg naar het beloofde land. Het stuk dat wij lezen begint met een aanhaling uit psalm 95, vandaar dat opmerking dat de Heilige Geest het zegt.
De psalmen werden gezien als geïnspireerd.
Er is sprake van een rustplaats,
en d.w.z. de plek voor het volk om te wonen, zich rustig te vestigen, die door God was beloofd aan Abraham, Izaäk en Jacob.
We lezen:

7. Daarom, zoals de Heilige Geest spreekt:
(in psalm 95, vandaar)
“Heden, mocht je Zijn stem horen,
8 wees dan in je hart niet zo koppig als tijdens de opstand, ten tijde van de beproeving in de woestijn,
9 toen jullie (voor)vaderen (Mij) tartten,
ook al hadden ze Mijn werken gezien
10 veertig jaren (lang)!
Daarom werd Ik boos op die generatie,
En Ik zei: Altijd dwalen ze in hun hart,
Ze hebben nooit begrip getoond voor Mijn wegen.
11 Zo(doende) heb Ik in Mijn woede gezworen:
(Geen sprake van) dat ze binnen gaan in Mijn rustplaats! (Tot hier de psalm)

12 Kijk uit, broeders en zusters, dat er niet een van jullie is met een slecht, ontrouw hart, en afvallig wordt van de levende God,
13 Maar bemoedig elkaar dagelijks, zolang het nog “Heden” is, opdat niemand van jullie dwars ligt in bedrieglijke zonde.
14 Want we zijn partners van Christus (geworden), mits we van begin tot eind stevig vast blijven staan in het (oorspronkelijke) vertrouwen

Zondagslied
Lied 842

Halleluja!
Allen gaan staan
Willem zingt voor…

Lied 747: 1 en 8 

Het Heilig Evangelie staat geschreven bij:
Marcus 10: 11-31
Jezus is na de verheerlijking op de berg, op weg gegaan naar Jeruzalem.
We lezen in vers 17 en verder:
17. Toen Hij weer op weg ging, rende er iemand voor Hem uit, en die vroeg Hem, op de knieën vallend:
’Goede meester, wat moet ik doen om mijn deel te hebben aan het eeuwig leven?’
18. Maar Jezus zei tegen hem: “Waarom noem je me ‘goed’? Niemand is goed, behalve God!
19. De geboden ken je: dat je niet ter dood brengt, niet overspelig bent, niet steelt, dat je geen valse verklaring aflegt, niemand tekort doet...        eer je vader en je moeder...”
20. Hij zei tegen Hem: ‘Meester, al die dingen heb ik vanaf mijn jeugd strict in acht genomen!’
21. En Jezus, die hem onderzoekend aankeek, vond hem erg sympathiek, en Hij zei tegen hem:
Een ding mis je nog: Vooruit, verkoop wat je hebt, en geef het de armen, en je zult een schat hebben in de hemel, ja, kom op! Volg Mij!”
22. Maar zeer terneergeslagen ging hij na dit woord verdrietig weg... want hij was in het bezit van veel goederen...
23. En om Zich heen kijkend zei Jezus tegen Zijn leerlingen: “Wat zullen zij die rijkdommen hebben toch moeizaam het Koninkrijk binnengaan...”
24. De leerlingen waren hoogst verwonderd over wat Hij zei. Maar Jezus nam nog eens het woord, en zei tegen ze:       
”Kinderen, wat is het toch moeilijk het Koninkrijk van God binnen te gaan!
25. Het is nog beter te doen, dat een kameel door het oog van de naald gaat, dan dat een rijke in het Koninkrijk van God binnen gaat...”
26. Ze raakten hemelmaal van slag, zodat ze tegen elkaar zeiden: ‘Maar wie kan (dan nog) gered worden!?!’
27. Jezus, die ze strak aankijkt, zegt tegen ze:
“Bij mensen onmogelijk, maar niet bij God, want alles is mogelijk bij God!”
28. Daar begon Petrus tegen Hem te praten:
’Kijk eens, wij hebben alles in de steek gelaten, en zijn U gevolgd!’
29. Jezus zei: “Waarlijk, Ik zeg jullie: niemand is er die huis of broers of zusters of moeder of vader of kinderen of akkers vanwege Mij en vanwege het Evangelie in de steek heeft gelaten,
30. als die niet honderd keer zoveel krijgt, nu, in deze tijd, aan huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers – na vervolgingen! – en in de komende eeuwigheid: eeuwig leven!”
31. Maar vele eerstelingen zullen tot de laatsten behoren en van hen die tot de laatsten horen zullen er eerstelingen zijn.!”
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!


Credo
In antwoord op Gods woord willen wij ons geloof belijden door samen te zingen:
'Ik geloof in God de Vader, groot in wijsheid en in macht' op de melodie van lied 464 in het oude liedboek. 

Preek

Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, door de Heilige Geest.

Broeders en zusters, partners in en ván Jezus Christus, onze Heer

Arm en rijk, daar gaat het om vandaag.
Je hebt mensen die rijk zijn aan vrienden en vriendelijkheid, in een - naar de buitenkant toe - armoedig bestaan, en je hebt mensen die bulken van het geld, die bekend en beroemd zijn, maar met wie je absoluut niet zou willen ruilen!
Tenminste, als je verstandig bent.
Als je jong bent, en onbezonnen, dan laat je je makkelijk verblinden door de schone schijn.
Denk aan al die ‘influencers’ met hun grote invloed op de jeugd van tegenwoordig.
Ik denk dat het leven voor de meesten van ons hier tóch makkelijker is dan het voor die jongeren is, ondanks alle dingen die tegen kunnen vallen, ondanks ziekte en pijn, eenzaamheid soms, zelfs dat, omdat wij geleerd hebben dat het in het leven om wezenlijke zaken moet gaan, en dat je er iets voor moet doen, dat je er iets voor over moet hebben…

Om vrienden te hebben, hoef je niet de juiste ‘gadgets’ hebben, de juiste kleren, noem maar op, maar om vrienden te hebben, moet je een vriend zijn, een vriendin. Van mensen én van God.
Moet je de ander en de Ander serieus nemen.
Respect hebben voor de ander, zowel voor God als voor Zijn schepselen.
‘Dàn zal het je goed gaan’, zegt Mozes.
Mozes zegt dat namens de Aanwezige tegen het volk dat in het Beloofde Land hoopt te gaan wonen, in alle veiligheid en voor altijd.
Dat woord is ook bedoeld voor het volk in Ballingschap, én in feite eveneens voor ons.
Dat land was beloofd aan Abraham, Izaäk en Jacob.

Er is wel altijd een mits en een maar verbonden aan die belofte. Het zal goed zijn, mits we ons maar houden aan de regels. Regels, die er zijn om een goede samenleving mogelijk te maken.
Liefdevolle regels. De Aanwezige en Mozes gaan er optimistisch van uit, dat het volk zich er aan gaat houden, zó moeilijk is het niet. Je kunt ze op je vingers natellen, en het begint met liefde.

Nu kán het natuurlijk gebeuren dat iemand pech heeft. Misschien breekt er iemand een been, wordt er iemand ziek, of wordt zijn of haar vee ziek…
Dat kan gebeuren, maar dat zal dan toch een uitzondering zijn in het Beloofde Land… en dat kan worden opgevangen door de omgeving.
Zo niet, dan kan er geleend worden, desnoods tegen onderpand.
Maar we zien in psalm 95 dat dit onderpand niet echt de bedoeling is.
Buitenlanders, O.K.
Maar de eigen mensen, je zusters en je broeders, die vertrouw je gewoon.
En elke zeven jaar krast de Heer de schulden door.

Het is niet voor niets dat Jezus ons leert bidden:
Vergeef ons onze schulden, zoals wij de mensen die ons iets schuldig zijn vergeven. Sterker: bij Mattheüs staat zelfs: zoals wij vergeven hebben! Vergeet dat niet!

Afgelopen maandag was het zeven october, en 7-10-23 was precies een jaar geleden. Een feestdag die uitliep op een bloedbad. We weten het.

Het zou véél te gemakkelijk zijn om te roepen dat het hun eigen schuld was, omdat ze de vreemdeling die in hun poorten woont slecht behandeld hebben.
Wij zijn zelf echt niet veel beter.
Maar we kunnen ons wel schamen voor wat er na die datum gebeurd is, en ons zorgen maken over en om de vele onschuldige slachtoffers aan beide kanten. Aan àlle kanten.
We kunnen en mogen de ogen niet sluiten voor het leed, en we mogen onze handen ook niet dicht houden…
Niet voor de vele slachtoffers van oorlog en geweld, voor doden en gewonden, voor al die vluchtelingen, en ook niet voor de mensen die helaas gebruik moeten maken van de voedselbank hier.

Het gaat toch wel om geven en delen!
Ook als dat ongemakkelijk voelt.
We moeten vérder kijken dan eigen huis en haard.

Die jongeman, die naar Jezus toe kwam, kéék verder. Hij kwam niet naar de Heer toe om fysiek  genezen te worden aan het een of ander, maar hij had wel een leegte, een onzekerheid.
Hoe zat het met het eeuwige leven voor hem?
Hij wilde gerustgesteld worden, of een magische formule horen.
Dit leven hier was op zich  prima voor hem, maar er ontbrak iets. Hij kon het niet zo goed benoemen, maar ik denk dat hij eigenlijk het gevoel had dat zijn religieuze leven wat mager was. Hij miste de ‘klik’.
Misschien had hij het gevoel dat zijn gebeden niet ‘aan’ kwamen. We hebben dat allemaal wel eens.

En hij komt bij Jezus, geeft Hem alle eer…
Een beetje overdreven, vindt Jezus.
Maar ondanks Zijn kennelijke irritatie, neemt Hij wel de tijd om verder te kijken, om te praten, en te luisteren. Hij stelt Zich open.
Dan blijkt het een alleraardigste jongeman te zijn, eerlijk en sympathiek.
Er bloeit warmte in Jezus’ hart, liefde die verder gaat dan liefde voor alle mensen.
En Jezus legt de vinger op de wonde plek.

Het eeuwig leven, dat krijgt de jongeman als hij Jezus volgt, maar dat kan hij niet zomaar.
Hij moet eerst een en ander kwijt.
Al die bezittingen die hij heeft en die hem hebben, die zoveel van zijn aandacht vragen, dat hij zich daar niet zomaar los van kan maken. Die moet hij zelf loslaten.
Hij gaat teleurgesteld en verdrietig naar huis.

We weten niet hoe het is afgelopen met hem. God heeft een eeuwigheid geduld, denk ik dan wel.

Maar Jezus is ook verdrietig.
Om hem, en om al die mensen die zó rijk zijn dat ze geen tijd en aandacht hebben voor waar het wezenlijk om gaat.
Hoe aardig en sympathiek ze misschien ook zijn.

Petrus steekt natuurlijk meteen zijn vinger op!
Wij hebben alles in de steek gelaten voor U!’
Hij wil een aai over zijn bol van de Heer.
Ja hoor. Komt goed, maar… ná vervolgingen! En die zijn gekomen!

En wat krijgt hij, krijgen wij, ná die vervolgingen dan wel? We krijgen vaders en moeders, broers en zussen, huizen en land… niet om te hebben, maar om samen te delen. We krijgen de gemeente, de kerk, de gemeenschap der heiligen…
Dát krijgen we!!!

We lazen in de epistel dat we partners van Christus zijn, mits we vasthouden aan het geloof waarmee we ons leven met Hem begonnen. Het vertrouwen dat het Evangelie waar is, en ook voor ons geldt.
Dat partnerschap is niet iets dat ons, met een stempeltje ‘Christen’ bij de doop zó maar wordt mee gegeven. Er staat in het Grieks letterlijk dat we Partners van Christus geworden zijn: dat is een geboorteproces, zoals Christus méns geworden is!
Geboren als baby, en opgegroeid to Man van God
Dat is ook een wordingsproces. Een kwestie van groei.

Dat groeien mogen we blijven doen, u en ik. 
Daar mogen we elkaar op aanspreken, én daar mogen we elkaar dagelijks of wekelijks in bemoedigen.
Daar zij onze kerkdiensten enorm belangrijk voor.

Allereerst zingen we samen Gods lof.
En we brengen onze zorgen bij de Heer.
Dat mag ook. Gods woord geeft ons moed, en leert ons hoe we samen verder kunnen gaan, in vrolijke en in zorgelijke tijden, we mogen tegen elkaar zeggen: ‘Je deugt.
God houdt van je en ik ook.’
Dat kunnen we niet vaak genoeg zeggen.
Ook niet tegen onszelf. Want anders kun je niet van je naaste houden als van jezelf.

Mits… en daar komt ie weer: mits we dan ook handen en voeten geven aan dat houden van.
Vandaag zeg ik het nog maar eens tegen jullie allemaal: God houdt van je. Zoals je bent. Ik ook. Geniet ervan. En geef die liefde door.
Amen!

Muziek

Dienst van gaven en gebeden

Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om  door  te geven, om te delen met velen,
     en er zo dubbel van te genieten.

Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen: in de collecte.

       1. Voor het werk in de eigen gemeente
       2. Voedselbank Leerdam
Na het gebed over de gaven zingen we lied 974

Gebed over de gaven

De wereld is wijd en Gods goedheid is groot;
vanuit ons aandeel mochten wij helpen en delen,
nu in de collecte, straks in ons leven van alledag weer op allerlei andere manieren.
Heer, zegen ons en onze gaven, opdat zij leven en vreugde brengen, om Jezus’ wil.
Amen   

Lied 974


Voorbeden
Laten we danken en bidden met broeder Maarten:

Lieve God, wij willen U aanbidden en danken om alle goede dingen die U ons geeft naar lichaam en geest, en vooral voor de blijde boodschap die we mochten horen. Geef dat die krachtig in ons doorwerkt, en dat die ons een diep begrip geeft van Jezus Christus, die door Zijn dood onze gerechtigheid, door Zijn opstanding ons leven en door Zijn Evangelie onze wijsheid geworden is.

Bron van barmhartigheid, wij bidden U dat U Uw kerk met allen die haar dienen wilt bezielen door Uw Geest, opdat Uw heilig Woord er naar waarheid wordt gebracht. Dat daardoor geloof en werkzame liefde versterkt mag worden in ons allen.

Zegen allen die geroepen zijn om op hun eigen plek in kerk en samenleving te dienen, en met name hen die worden opgeleid tot het ambt dat de verzoening preekt.
Ook bidden wij U voor de zending, en voor de dienst aan de naaste. Voor Israël, Uw volk, en zijn omgeving, om Uw beloften aan Abraham, Izaäk en Jacob, aan Sara, Rebekka, Rachel en Lea... Dat zij tot zegen zijn...
We durven het haast niet te vragen, als we zien welke keuzes de huidige regering maakt, maar de regering is het volk niet, Heer! Wees barmhartig!
En ontferm U over de slachtoffers aan alle kanten.

Wij bidden U voor onze koning en voor ons vaderland, voor allen die macht en verantwoordelijkheid hebben, dat zij die mogen uitoefenen in Uw kracht en wijsheid, opdat gerechtigheid en vrede overal ter wereld moge groeien. Ook hier.

Zegen de opvoeders van de jeugd met liefde, vertrouwen, en gevoel voor humor.
Geef mensen eerlijk werk, en maak ons dankbaar voor het voedsel dat we dagelijks van U krijgen.
Denk in Uw goedheid aan alle mensen in nood, en help ons dat ook te doen. Leid ons door Uw Heilige Geest in alles, opdat we werkelijk in al ons doen en laten tot zegen mogen zijn als partners van Jezus Christus, onze Heer.

Geef de zieken de gratie zich aan U toe te vertrouwen en troost hen die in rouw gedompeld zijn.
Wij denken aan al onze gemeenteleden die hier niet kunnen zijn vandaag, U kent ze allemaal, en wij leggen ze in de stilte van dit moment voor Uw troon.

Weer in Uw genade alles van ons af dat leven en geloof bedreigt.
Blijf dan bij ons, in alle voor- en tegenspoed, opdat wij in vreugde voor U leven, in Uw genade sterven en Uw Rijk binnengaan door Jezus Christus, Uw Zoon, met U en de Heilige Geest, waarachtig God, hoog-geloofd in eeuwigheid.
Met Hem willen wij U danken en bidden met de woorden:

A: Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!


Slotlied
1012: 1-4 
Na de zegen zingen we, in plaats van het ‘Amen’, vers 5


Zegen
:
De gemeenschap met God,   
met alle Heiligen en met elkaar
wil Uw harten en gedachten vullen,
Uw doen en laten,
Uw bidden en danken.
† Zo zegent u God,
de Vader, de Zoon, de Heilige Geest,
van nu aan tot in alle eeuwigheid.
Amen.

Amenlied: Vers 5