Voor eerdere diensten klik hier:
Organist: Ina MostertVoorzang: Jakkenanna en Willem
Voorbereiding
Stilte
Afkondigingen en aansteken van de kaarsen.
Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon
en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Heer, vergeef ons
al wat wij misdeden,
en laat ons weer in vrede leven.
Amen.
Zo lief had God
deze wereld,
dat Hij Zijn eniggeboren
Zoon gegeven
heeft,
opdat ieder die in Hem
gelooft aan het verderf
ontkomt,
en eeuwig leven hebben mag!
Introïtus: Begint met de
Antifoon
voor de zondag.
Voorzang:
En de psalm luidt:
Mijn ziel smacht naar de redding die U brengt, in Uw Woord heb ik mijn hoop
geteld. Mijn ogen smachten naar Uw belofte, wanneer zult U mij troosten? Blijf
mij trouw, laat mij leven, dan houd ik mij aan de richtlijn uit Uw woord. Heer,
voor eeuwig staat Uw woord in de Hemel vast. Psalm 119 deels
Allen nogmaals de Antifoon:
Dienst van het Woord
Zondagsgebed
Allen: 2. Zoals de dag steeds aan de nacht vervalt, Halleluja! Lied
747: 1 en 8
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lied
974
Salutatio (groet)
Goede Gever van al het leven, open onze harten voor U
en Uw Woord, opdat het leeft in ons, en wij in U.
Om Jezus’ wil.
Amen.
Eerdere Testament: Deuteronomium 15: 1 - 11
In deze
hoofdstukken wordt het samenleven in Gods Naam geregeld voor het volk Israël,
op weg naar het beloofde land. Maar ook voor het volk in ballingschap in
Babylonië, mensen die ooit weer naar het beloofde, het eigen land, terug zullen
keren.
De boeken van Mozes, dus Genesis t/m Deuteronomium, zijn tijdens de ballingschap
opgeschreven.
Daarvóór werden ze mondeling doorgegeven, en in de manier van opschrijven
proef je af en toe ook mee. Mozes moet hier, als het ware over de hoofden van de
Israëlieten van zijn tijd heen, spreken tot Gods volk, dat op Gods tijd terug
zal keren.
Nu gaat de lezing onder andere verder over de actuele vraag of je bij een lening
wel een onderpand mag eisen, een hypotheek
dus, waarbij mensen soms het onderpand vormden, en dus als slaaf
werkten, en het gaat ook over de armenzorg.
We lezen:
1. Aan het eind van zeven jaar organiseer je een kwijtschelding.
2. Zo
gaat die kwijtschelding:
dat iedere schuldeiser hetgeen hij tegen onderpand
heeft uitgeleend aan zijn buur niet
terugvordert
van zijn buur of van zijn broeder, want er is van Godswege een kwijtschelding
uitgeroepen.
3. Van de buitenlander
kun je terugvorderen, maar voor zover je broeder aan
jou toebehoort moet je hem, die aan je zorg is toevertrouwd,
vrijlaten.
4. Overigens zal
er onder jullie geen
behoeftige
wezen waar de Aanwezige jullie
zegent
in het land dat de Aanwezige, jullie God, bezig
is jullie te schenken
als wettig
bezit, om te hebben
en te houden.
5. Maar alleen
als je heel goed luistert
naar de stem van de Aanwezige
je God,
zodat je al
deze geboden
die ik
nu bezig ben je op
te dragen in acht neemt
en uitvoert,
6. opdat de Aanwezige je God je zegenen
mag zoals Hij
jullie gezegd
heeft, en opdat jullie (zo rijk zullen zijn dat je) uitleent
aan vele
volkeren, en jullie niet hoeven te lenen, maar dat je heerst over vele volkeren, en zij
niet
over jullie heersen.
7. Mocht
er onder jullie een behoeftige
wezen
onder een van je broeders,
in een van je steden
in het land dat de Aanwezige, je God,
bezig is je te schenken, laat dan
je hart
níét hard
wezen, en laat je hand
zich dan níét gesloten
houden voor je broeder,
die behoeftig
is.
8. Als je werkelijk
je hand royaal
opent voor hem, dan zul je hem zeker
lenen wat hij belooft terug te geven, genoeg voor de
nood waarin hij verkeert.
(Dus niet lenen op onderpand!)
9. Let goed op jezelf,
dat er geen minne gedachte in je hart opkomt als: het zevende jaar is al dichtbij, het jaar van de
kwijtschelding,
zodat je het je broeder die behoeftig is niet gunt, en je het hem niet geeft,
en dat hij het uitroept
vanwege jou tot de Aanwezige,
en dat het jou tot zonde
is...
10. Je zult hem vast
en zeker geven,
en je hart zal het niet
kwaad menen, als je het hem geeft, want juist hierom
zal de Aanwezige,
je God,
je zegenen in al
wat je doet
en in al waar je hand
zich naar uitstrekt....
11. Maar àls
er tóch geen gebrek
is aan behoeftigen
in het land, dan
draag
ik
je daarom juist op en zeg: je
moet je hand royaal openen
voor je broeder die in nood
is en behoeftig
is, in je land!
Tot hiertoe de lezing, en daar kunnen we het mee doen! Dat vraagt om een goede
geestesgesteldheid, en daar vragen we ook om in ons lied.
Het is niet zo bekend, dus misschien kunnen Willem en Jakkenanna het eerste vers
zingen.
Gradualelied: Sietze de Vries Tegen het
Donker 26
in duister ondergaat
maar door de nacht heen over ons blijft lichten,
zijt Gij de zon, ons lieve licht.
Wij zullen stralen van geluk,
wij weten ’s nachts van vergezichten.
3. Zoals ons hart ons bloed in omloop houdt
en ons beweegt te gaan,
ons voortstuwt naar Uw gouden stad van vrede,
herschep ons dan naar hart en ziel.
Wees ons de weg, tot ons geluk
en kroon voorgoed wat blijft gebeden.
4. Zoals het zaad diep in de voren valt
en aan de winter sterft,
maar als in slaap ontkiemt en vrucht zal geven,
roep ons zo in het volle licht.
Ons hart hervindt een groot geluk:
wij kunnen van de liefde leven!
5. Zoals het vuur uit de verharde steen
het zilver smelt,
een felle vlam die zuivert en laat glanzen,
raak zo ons hart met heilig vuur.
Wij zullen zingen van geluk:
Gij doet verharde harten dansen!
Epistellezing: Hebreeën 3: 7 - 14
In het voorafgaande deel wordt aangetoond dat Jezus groter
is dan Mozes, tot dan toe de grootste figuur uit de heilige schrift. Hij, Jezus,
leidt de gelovige naar het eeuwige leven. Nu wordt volk van Christus vergeleken
met het volk dat door Mozes werd uitgeleid, de woestijn in, op weg naar het
beloofde land. Het stuk dat wij lezen begint met een aanhaling uit psalm 95,
vandaar dat opmerking dat de Heilige Geest het zegt.
De psalmen werden gezien als geïnspireerd.
Er is sprake van een rustplaats, en d.w.z. de
plek voor het volk om te wonen, zich rustig te vestigen, die door God
was beloofd aan Abraham,
Izaäk
en Jacob.
We lezen:
7. Daarom, zoals de Heilige
Geest spreekt:
(in psalm 95, vandaar)
“Heden, mocht je Zijn
stem horen,
8 wees dan in je hart
niet zo koppig als tijdens de opstand,
ten tijde van de beproeving in de woestijn,
9 toen jullie (voor)vaderen (Mij) tartten,
ook al hadden ze Mijn
werken gezien…
10 veertig jaren (lang)!
Daarom werd Ik boos
op die generatie,
En Ik zei: Altijd dwalen
ze in hun hart,
Ze hebben nooit begrip getoond voor Mijn wegen.
11 Zo(doende) heb Ik in Mijn
woede gezworen:
(Geen sprake van) dat ze binnen gaan in Mijn rustplaats!
(Tot hier de psalm)
12
Kijk uit, broeders en zusters, dat er niet een van jullie is met een slecht,
ontrouw
hart, en afvallig
wordt van de levende God,
13 Maar bemoedig
elkaar dagelijks, zolang het nog “Heden” is, opdat niemand van jullie
dwars ligt in bedrieglijke zonde.
14 Want we zijn partners van Christus
(geworden), mits we van begin
tot eind
stevig vast blijven staan in het (oorspronkelijke) vertrouwen…
Zondagslied
Lied 842
Allen gaan staan
Willem zingt voor…
Marcus 10: 11-31
Jezus is na de verheerlijking op de berg, op weg gegaan naar Jeruzalem.
We lezen in
vers 17 en verder:
17. Toen Hij
weer op weg ging, rende er iemand voor Hem uit,
en die vroeg Hem, op de
knieën vallend:
’Goede meester, wat moet ik doen om mijn deel
te hebben aan het eeuwig leven?’
18. Maar Jezus zei tegen hem: “Waarom noem je
me ‘goed’? Niemand
is goed, behalve God!
19. De geboden ken je: dat je niet
ter dood brengt, niet overspelig bent, niet steelt, dat je geen valse verklaring
aflegt, niemand tekort doet...
eer je vader en je moeder...”
20. Hij zei tegen Hem: ‘Meester, al
die dingen heb ik vanaf mijn jeugd strict in acht genomen!’
21. En Jezus, die hem onderzoekend aankeek,
vond hem erg sympathiek, en Hij
zei tegen hem:
”Een ding mis je nog:
Vooruit, verkoop wat je hebt,
en geef het de armen, en je zult een schat
hebben in de hemel, ja, kom op! Volg Mij!”
22. Maar zeer terneergeslagen ging hij na
dit woord verdrietig weg... want hij was in het bezit van veel goederen...
23. En om Zich heen kijkend zei Jezus
tegen Zijn leerlingen: “Wat zullen zij die rijkdommen
hebben toch moeizaam het Koninkrijk binnengaan...”
24. De leerlingen waren hoogst verwonderd
over wat Hij zei. Maar Jezus
nam nog eens het woord, en zei tegen ze:
”Kinderen, wat is het toch moeilijk het Koninkrijk van God binnen te gaan!
25. Het is nog beter te doen, dat een kameel
door het oog van de naald gaat, dan dat een rijke
in het Koninkrijk
van God binnen gaat...”
26. Ze raakten hemelmaal van slag, zodat ze tegen elkaar zeiden: ‘Maar wie
kan (dan nog) gered worden!?!’
27. Jezus, die ze strak aankijkt, zegt
tegen ze:
“Bij mensen onmogelijk,
maar niet bij God,
want alles is mogelijk bij God!”
28. Daar begon Petrus tegen Hem
te praten:
’Kijk eens, wij hebben alles in
de steek gelaten, en zijn U
gevolgd!’
29. Jezus zei: “Waarlijk,
Ik zeg jullie: niemand is er die huis
of broers of zusters of moeder
of vader of kinderen
of akkers vanwege Mij
en vanwege het Evangelie in de steek heeft gelaten,
30. als die niet honderd keer zoveel krijgt, nu, in deze tijd, aan huizen
en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers – na
vervolgingen! – en in de komende
eeuwigheid: eeuwig leven!”
31. Maar vele eerstelingen zullen tot de laatsten behoren en van hen
die tot de laatsten horen zullen er eerstelingen
zijn.!”
Zalig die het Woord van God
horen en er gehoor aan geven!
Credo
In antwoord op Gods woord willen wij ons geloof belijden door samen te zingen:
'Ik geloof in God de Vader, groot in wijsheid en in macht' op de melodie van
lied 464 in het oude liedboek.
Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus
Christus, onze Heer,
door de Heilige Geest.
Broeders en zusters, partners in en ván Jezus Christus, onze Heer…
Arm en rijk, daar gaat
het om vandaag.
Je hebt mensen die rijk zijn aan vrienden en vriendelijkheid, in
een - naar de buitenkant toe - armoedig
bestaan, en je hebt mensen die bulken van het geld, die bekend en beroemd
zijn, maar met wie je absoluut niet zou willen ruilen!
Tenminste, als je verstandig bent.
Als je jong bent, en onbezonnen, dan
laat je je makkelijk verblinden door de schone schijn.
Denk aan al die ‘influencers’ met hun grote invloed op de jeugd van
tegenwoordig.
Ik denk dat het leven
voor de meesten van ons hier tóch makkelijker is dan het voor die jongeren is, ondanks alle
dingen die tegen kunnen vallen, ondanks ziekte en pijn,
eenzaamheid
soms, zelfs dat, omdat wij geleerd hebben dat het in het leven
om wezenlijke zaken moet gaan, en dat je er iets voor moet doen, dat je er
iets voor over moet hebben…
Om vrienden te hebben, hoef je niet de juiste ‘gadgets’ hebben, de juiste
kleren, noem maar op, maar om vrienden
te hebben, moet je een vriend zijn, een vriendin.
Van mensen én van God.
Moet je de ander en de Ander
serieus
nemen.
Respect
hebben voor de ander, zowel voor God
als voor Zijn schepselen.
‘Dàn zal het je goed gaan’, zegt Mozes.
Mozes
zegt dat namens de Aanwezige
tegen het volk dat in het Beloofde
Land hoopt te gaan wonen, in alle veiligheid
en voor altijd.
Dat woord is ook bedoeld voor het volk in Ballingschap, én in feite eveneens
voor ons.
Dat land was beloofd aan Abraham,
Izaäk
en Jacob.
Er is wel altijd een mits en een maar verbonden aan die belofte.
Het zal goed zijn, mits
we ons maar houden aan de regels. Regels, die er zijn om een goede
samenleving mogelijk te maken.
Liefdevolle regels. De Aanwezige en Mozes gaan er
optimistisch van uit, dat het volk
zich er aan gaat houden,
zó moeilijk is het niet. Je kunt ze op je vingers natellen,
en het begint met liefde.
Nu kán het natuurlijk gebeuren dat iemand pech
heeft. Misschien breekt er iemand een been, wordt er iemand ziek,
of wordt zijn of haar vee ziek…
Dat kan gebeuren, maar dat zal dan toch een uitzondering zijn in
het Beloofde Land… en dat kan worden opgevangen door de omgeving.
Zo niet, dan kan er geleend worden, desnoods
tegen onderpand.
Maar we zien in psalm 95 dat dit onderpand niet echt de bedoeling
is.
Buitenlanders, O.K.
Maar de eigen mensen, je zusters en je broeders, die vertrouw
je gewoon.
En elke zeven jaar krast de Heer
de schulden door.
Het is niet voor niets dat Jezus
ons leert bidden:
Vergeef ons onze schulden,
zoals wij de mensen die ons iets schuldig
zijn vergeven.
Sterker: bij Mattheüs staat zelfs: zoals wij vergeven hebben! Vergeet dat niet!
Afgelopen maandag was het zeven october, en 7-10-23 was precies een
jaar geleden. Een feestdag
die uitliep op een bloedbad. We weten het.
Het zou véél te gemakkelijk zijn om te roepen dat het hun eigen schuld
was, omdat ze de vreemdeling die in hun
poorten woont slecht behandeld
hebben.
Wij zijn zelf echt niet veel beter.
Maar we kunnen ons wel schamen voor wat er na die datum gebeurd
is, en ons zorgen maken over en om de vele onschuldige
slachtoffers aan beide kanten. Aan àlle kanten.
We kunnen en mogen de ogen niet sluiten voor het leed, en we mogen onze handen ook niet dicht
houden…
Niet voor de vele slachtoffers van oorlog en geweld, voor doden
en gewonden, voor al die vluchtelingen, en ook niet voor de mensen
die helaas gebruik moeten maken van de voedselbank
hier.
Het gaat toch wel om geven en delen!
Ook als dat ongemakkelijk voelt.
We moeten vérder kijken dan eigen huis en haard.
…
Die jongeman,
die naar Jezus toe kwam, kéék
verder. Hij kwam niet naar de Heer
toe om fysiek genezen te worden aan het een of ander, maar hij
had wel een leegte, een onzekerheid.
Hoe zat het met het eeuwige leven voor hem?
Hij
wilde gerustgesteld
worden, of een magische formule horen.
Dit leven hier was op
zich prima voor hem, maar er ontbrak
iets. Hij kon het niet zo goed benoemen,
maar ik denk dat hij eigenlijk het gevoel had dat zijn religieuze
leven wat mager was. Hij
miste de ‘klik’.
Misschien had hij het gevoel dat zijn gebeden niet ‘aan’ kwamen. We
hebben dat allemaal wel eens.
En hij
komt bij Jezus, geeft Hem
alle eer…
Een beetje overdreven, vindt Jezus.
Maar ondanks Zijn
kennelijke irritatie, neemt Hij
wel de tijd om verder te kijken,
om te praten, en te luisteren.
Hij stelt Zich
open.
Dan
blijkt het een alleraardigste jongeman te zijn, eerlijk en sympathiek.
Er bloeit warmte in Jezus’ hart, liefde
die verder gaat dan liefde voor alle mensen.
En Jezus legt de vinger op
de wonde plek.
Het eeuwig leven, dat krijgt de jongeman
als hij Jezus volgt, maar
dat kan hij niet zomaar.
Hij moet eerst een en ander kwijt.
Al die bezittingen die hij heeft en die hem
hebben, die zoveel van zijn aandacht vragen, dat hij zich
daar niet zomaar los van kan maken. Die moet hij zelf
loslaten.
Hij gaat teleurgesteld en verdrietig
naar huis.
We weten niet hoe het is afgelopen met hem. God heeft een eeuwigheid geduld, denk ik dan wel.
Maar Jezus is ook
verdrietig.
Om hem,
en om al die mensen die zó rijk zijn dat ze geen tijd en aandacht hebben voor waar het wezenlijk
om gaat.
Hoe aardig en sympathiek ze misschien ook zijn.
Petrus
steekt natuurlijk meteen zijn vinger op!
‘Wij hebben alles in de steek gelaten voor
U!’
Hij
wil een aai over zijn bol van de Heer.
Ja hoor. Komt goed, maar… ná vervolgingen! En
die zijn gekomen!
En wat krijgt hij, krijgen wij, ná die vervolgingen
dan wel? We krijgen vaders en moeders, broers en zussen, huizen en land… niet
om te hebben,
maar om samen te delen.
We krijgen de gemeente, de kerk, de gemeenschap der heiligen…
Dát krijgen we!!!
We lazen in de epistel dat we partners
van Christus zijn, mits
we vasthouden aan het geloof
waarmee we ons leven met Hem
begonnen. Het vertrouwen
dat het Evangelie waar
is, en ook voor ons
geldt.
Dat partnerschap is niet iets
dat ons, met een stempeltje ‘Christen’ bij de doop zó maar wordt mee
gegeven. Er staat in het Grieks letterlijk dat we Partners van Christus
geworden zijn: dat is een geboorteproces, zoals Christus
méns geworden is!
Geboren als baby, en opgegroeid to Man van God.
Dat is ook een wordingsproces. Een kwestie van groei.
Dat groeien
mogen we blijven doen,
u en ik.
Daar mogen we elkaar op aanspreken, én daar mogen we elkaar dagelijks of wekelijks
in bemoedigen.
Daar zij onze kerkdiensten enorm belangrijk voor.
Allereerst zingen we samen Gods
lof.
En we brengen onze zorgen bij de Heer.
Dat mag ook. Gods
woord geeft ons moed,
en leert ons hoe we samen verder kunnen gaan, in vrolijke en
in zorgelijke tijden, we mogen
tegen elkaar zeggen: ‘Je deugt.
God houdt van je en ik ook.’
Dat kunnen we niet vaak genoeg zeggen.
Ook niet tegen onszelf. Want anders
kun je niet van je naaste houden als van jezelf.
Mits… en daar komt ie weer: mits we dan ook handen en voeten geven
aan dat houden van.
Vandaag zeg ik het nog maar eens tegen jullie allemaal: God
houdt van je. Zoals je bent. Ik ook. Geniet ervan. En geef
die liefde door.
Amen!
Muziek
Dienst van gaven en gebeden
Alles wat wij hebben, hebben wij van God
gekregen,
om door te geven, om te delen
met velen,
en er zo dubbel
van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen: in de collecte.
1.
Voor het werk in de eigen gemeente
2.
Voedselbank Leerdam
Na het gebed over de gaven zingen we lied 974
Gebed over de gaven
De wereld is wijd en Gods goedheid is groot;
vanuit ons aandeel mochten wij helpen en delen,
nu in de collecte, straks in ons leven van alledag weer op allerlei andere
manieren.
Heer, zegen ons en
onze gaven, opdat zij leven en vreugde
brengen, om Jezus’ wil.
Amen
Voorbeden
Laten we danken en bidden met broeder Maarten:
Lieve God, wij willen U
aanbidden en danken
om alle goede dingen
die U ons geeft naar lichaam
en geest, en vooral voor de blijde boodschap
die we mochten horen. Geef
dat die krachtig in ons doorwerkt, en dat die ons een diep begrip
geeft van Jezus Christus,
die door Zijn dood onze gerechtigheid,
door Zijn opstanding ons leven
en door Zijn Evangelie onze wijsheid
geworden is.
Bron van
barmhartigheid, wij bidden U dat U Uw kerk
met allen die haar dienen
wilt bezielen door Uw Geest, opdat Uw
heilig Woord er naar waarheid
wordt gebracht. Dat daardoor geloof
en werkzame liefde versterkt mag worden in
ons allen.
Zegen
allen die geroepen
zijn om op hun eigen plek in kerk en samenleving te dienen, en met
name
hen die worden opgeleid tot het ambt
dat de verzoening preekt.
Ook bidden wij U voor de
zending, en voor de dienst aan de naaste. Voor Israël, Uw
volk, en zijn omgeving, om Uw
beloften aan Abraham, Izaäk en Jacob, aan Sara, Rebekka, Rachel en Lea... Dat
zij tot zegen zijn...
We durven het haast niet te vragen, als we zien welke keuzes de huidige
regering maakt, maar de regering is het volk niet, Heer! Wees barmhartig!
En ontferm U over de slachtoffers aan alle kanten.
Wij bidden U voor onze koning
en voor ons vaderland, voor allen die macht
en verantwoordelijkheid hebben, dat zij die
mogen uitoefenen in Uw
kracht en wijsheid, opdat gerechtigheid
en vrede overal ter wereld moge groeien. Ook hier.
Zegen de opvoeders van de jeugd met liefde,
vertrouwen, en gevoel voor humor.
Geef mensen eerlijk werk, en maak ons dankbaar voor het voedsel dat we
dagelijks van U krijgen.
Denk in Uw goedheid aan
alle mensen in nood, en help ons dat ook te doen. Leid ons door Uw Heilige Geest in alles, opdat we
werkelijk in al ons doen en laten tot zegen mogen zijn als partners
van Jezus Christus, onze Heer.
Geef de zieken de gratie zich aan U
toe te vertrouwen en troost hen die in rouw gedompeld zijn.
Wij denken aan al onze gemeenteleden die hier niet kunnen zijn vandaag, U kent
ze allemaal, en wij leggen ze in de stilte van dit moment voor Uw troon.
…
Weer in Uw genade alles
van ons af dat leven en geloof bedreigt.
Blijf
dan bij ons, in alle voor- en tegenspoed, opdat wij in vreugde
voor U leven, in Uw
genade sterven en Uw
Rijk binnengaan door Jezus
Christus, Uw Zoon, met U
en de Heilige Geest, waarachtig God,
hoog-geloofd in eeuwigheid.
Met Hem willen wij U danken
en bidden met de woorden:
A:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Slotlied: 1012: 1-4
Na de zegen zingen we, in plaats van het ‘Amen’, vers 5
Zegen:
De gemeenschap met God,
met alle Heiligen en met elkaar
wil Uw harten en gedachten
vullen,
Uw doen en laten,
Uw bidden en danken.
† Zo zegent u God,
de Vader, de Zoon, de Heilige Geest,
van nu aan tot in alle eeuwigheid.
Amen.
Amenlied: Vers 5