Zondag
1 na Trinitatis 10-6-2007
in de Lutherse Schuilkerk
in Abrahams schoot te Gorcum
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Confiteor
Grote God, wij aanbidden Uw Naam,
wij zegenen Uw aanwezigheid hier,
en wij vragen Uw zegen,
over allen die, waar ook ter wereld,
bijeenkomen om Uw goedheid te loven.
Goede
God, wij vertrouwen op Uw Woord,
daarom zijn wij hierheen gekomen.
Wij bidden U voor allen die daar toe niet in staat zijn
Lieve God, Uw genade is groter dan ons tekortschieten.
Daarop vertrouwen wij, als wij vragen om vergeving,
als wij U vragen om al wat ons aan zorgen en vragen,
aan verdriet en onrust aankleeft, van ons weg te nemen,
opdat wij U in alle vrijheid als Uw kinderen kunnen aanbidden.
Amen.
Ons introïtuslied, deze eerste zondag na Trinitatis, de eerste zondag in
de groene zomertijd is gezang 310
Bewaar ons, Here, bij Uw Woord...
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!
Zondagsgebed.
Lieve God, wij danken U, dat U hebt willen tonen hoe U één
bent in veelkleurigheid,
hoe U drievuldig bent in eenvoudigheid.
Hoe Uw genadige liefde voor ons het leven
tot een feest
wil maken.
Laat ons dan met Uw ogen zien hoe dit feest ons draagt,
ook in de donkere dagen van ons leven.
Hoe Uw genade ons telkens weer verrassen
wil,
juist als we er niet open voor staan.
Wij danken U voor de Geest
die ons dit wil doen beleven door Jezus
Christus, onze Heer. Amen.
Lezing: 1 Koningen 17: 17 – 24 NB
Koningin Isebel, die uit Sidon
komt, uit Libanon, probeert de dienst aan Israëls God uit te roeien, en Elia de
profeet is haar natuurlijke doelwit. Hij heeft immers Gods profetie overgebracht
dat er droogte zou zijn zolang het volk zich niet bekeert. God heeft hem
verborgen bij de beek Keriet, maar als ook die opdroogt wordt hij gestuurd
naar… Sidon, waar een weduwe
hem onderdak biedt in een opkamer,
en voedsel;
dat kan ze doordat God een wonder doet: het
meel in de pot
raakt niet op, evenmin als de olie in de
kruik.
Maar dan… op een dag….
We lezen hoe Pieter Oussoren vertaalt en verhaalt:
17 Het geschiedt
na wat hier verwoord is
dat de zoon van de vrouw,
de meesteresse van het huis,
ten slotte ziek is;
zijn ziekte wordt heel hevig
totdat er in hem geen levensadem meer over
is.
18 Zij zegt tot Elia:
hoe heb ik het met jou, man Gods?–
ben je naar mij toe gekomen om mijn ongerechtigheid
in gedachtenis te brengen en mijn zoon
te laten sterven?
19 Hij zegt tot haar: geef
mij je zoon eens aan!
Hij neemt hem van haar schoot
brengt hem naar boven,
naar de bovenkamer waar hijzelf zijn zetel heeft,
en legt hem neer op zijn bed.
20 Hij roept tot de ENE
en zegt:
ENE, God–over–mij,
hebt ge zelfs over de weduwe
bij wie ik zwerver–te–gast ben kwaad
willen brengen door haar zoon te doden?
Hij strekt zich drie malen over het kind uit,
roept tot de ENE
en zegt:
ENE, God–over–mij,
moge toch de ziel van dit kind in zijn binnenste terugkeren!
22 De ENE hoort
naar de stem van Elia,–
de ziel van het kind keert in zijn binnenste terug
en hij herleeft.
23 Elia neemt het kind op,
daalt met hem af, van de bovenkamer
het huis in, en geeft hem aan zijn moeder.
Dan zegt Elia: zie aan, je zoon leeft!
24 De vrouw zegt tot Elia:
nú weet ik echt dat jij een man Gods bent, jij,–
en dat het woord van de ENE in jouw
mond betrouwbaar is!
Ons loflied op de Ene is psalm 89: 1 en 6
Epistellezing: Hebreeën 4:14 – 5:10
14 Nu wij een hooggeplaatste
hogepriester hebben die de hemel is doorgegaan,
Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden
aan het geloof dat we belijden.
15 Want de hogepriester die wij
hebben is er een die met onze zwakheden kan meevoelen, juist omdat
Hij, net als wij, in elk opzicht op
de proef is gesteld, met dit verschil
dat Hij niet vervallen is tot zonde.
16 Laten we dus zonder schroom
naderen tot de troon van de Genadige,
waar we telkens als we hulp nodig
hebben barmhartigheid en genade
vinden.
1 Wie uit het volk
tot hogepriester wordt gekozen, wordt aangesteld om tussen God
en de mensen te bemiddelen, om gaven en
offers te brengen voor de zonden.
2 Doordat hij zelf aan
zwakheden ten prooi kan vallen, is hij bij machte begrip
op te brengen voor hen die uit onwetendheid
dwalen,
3 en daarom moet hij niet alleen
offers opdragen voor de zonden van het volk
maar ook voor zijn eigen zonden.
4 Niemand kan zich die waardigheid
toe–eigenen, men wordt daartoe door God geroepen,
zoals ook met Aäron gebeurde.
5 Christus
heeft zich de eer hogepriester te worden evenmin Zelf verleend, dat deed Degene
die tegen Hem zei: ‘Jij bent Mijn Zoon, Ik heb je vandaag verwekt.’
6 Ergens anders zegt Hij
iets vergelijkbaars: ‘Jij zult voor eeuwig
priester zijn, zoals ook Melchisedek
dat was.’
7 Christus
heeft tijdens zijn leven op aarde onder tranen
en met luide stem gesmeekt en gebeden
tot Hem die hem kon redden van de dood, en Hij werd verhoord
vanwege Zijn diep ontzag voor God.
8 Hoewel Hij Zijn Zoon was, heeft
Hij moeten lijden, en zo heeft Hij gehoorzaamheid
geleerd.
9 En toen Hij naar de uiteindelijke
volmaaktheid gevoerd was, werd Hij voor allen
die Hem gehoorzamen een bron
van eeuwige redding,
10 omdat God
Hem heeft uitgeroepen tot hogepriester
zoals Melchisedek dat was.
De psalmist zingt terecht: Laten alle koningen op aarde U loven, Heer. Zij
hebben de beloften uit Uw mond gehoord. (ps 138:4) HALLELUJA!
Lied
321
helemaal…
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lucas 7: 11 – 17.
Hieraan vooraf gaat de genezing van de knecht van de hoofdman over honderd,
in Kapernaüm.
11 Niet lang daarna ging Jezus
naar een stad die Naïn heet, (lieflijkheid) en
Zijn leerlingen en een grote menigte
gingen met Hem mee.
12 Toen Hij de poort van de stad
naderde, werd er net een dode naar buiten gedragen, de enige zoon
van een weduwe. Een groot aantal mensen vergezelde
haar.
13 Toen de Heer
haar zag, werd Hij door medelijden bewogen
en zei tegen haar: ‘Weeklaag niet meer.’
Hij kwam dichterbij, raakte de lijkbaar aan – de dragers
bleven stilstaan – en zei: ‘Jongeman, Ik
zèg je: sta op!’
De dode richtte zich op en begon te spreken,
en Jezus gaf hem terug aan zijn moeder.
16 Allen werden vervuld van ontzag
en loofden God
met de woorden: ‘Een groot profeet is
onder ons opgestaan, ‘en: ‘God heeft Zich om Zijn volk bekommerd!’
17 Het nieuws
over Hem verspreidde zich in heel Judea en in de wijde
omtrek.
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor
aan geven!
Credo:
In antwoord op Gods Woord willen wij ons geloof belijden met het zingen van: het
lied uit de nieuwe bundel tussentijds nummer 95. Wie is die God die eeuwig
leeft...
wisselzang v - g
Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD
ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS,
ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve vrienden, lieve mensen van God,
Als we het verhaal van Elia horen, dan zijn veel
mensen geneigd de schouders op te halen. Wonderen
bestaan voor hen niet, die zijn een overblijfsel
uit een primitieve tijd, uit een andere
cultuur. Tegelijk zien we dat in onze
maatschappij een groot verlangen bestaat
naar wonderen.
Een televisieprogramma heeft er een jaar lang ruim aandacht aan
gegeven. Het dagblad Trouw heeft een regelmatige
rubriek waarin mensen hun soms inderdaad heel
wonderlijke ervaringen kwijt kunnen, ervaringen met God
of het goddelijke, want vaak schroomt
men God als zodanig te benoemen. Dat vraagt immers meteen keuzes,
en stellingnames, en consequenties, en
daar hebben we niet zo’n zin in…
Vooral niet als ze religieus
getint zijn. Mensen mochten eens denken dat je fundamentalist
bent, en de maatschappij wilt hervormen.
Dat op zich is niet zo’n gekke gedachte, want wie zich verbonden
weet met God, wie haar of zijn leven toewijdt
aan God, of aan een god, die zal zijn of haar leven daar ook aan moeten àànpassen.
Die maakt geen keuzes die alleen op de persoon zelf gericht
zijn, maar ook de Ander waar je deze relatie mee
hebt, wordt daarin betrokken. Elke relatie brengt mee
dat je blik op de werkelijkheid
wordt bijgesteld, omdat die ander ook een inbreng
heeft die meetelt.
En dus zeker zo’n belangrijke relatie
als die met God….
Wonderen verwijzen in onze beleving
altijd naar God.
Dus is de manier waarop wij naar wonderen kijken, hoe wij met
wonderen omgaan, een aanwijzing voor ons Godsbeeld,
en voor de mate waarin we het bestaan van God erkennen en toelaten
in ons leven.
Waarschijnlijk reageren mensen daarom zo heftig op wonderverhalen.
Ze willen ze ook vaak meteen om zeep helpen, is u dat wel eens opgevallen?
Ze komen haast altijd met verklaringen
die ze moeten ontkrachten.
Toch is dit verhaal
dat maar een klein deel vertelt uit het leven
van Elia, en waaraan Lucas
zeker moest denken toen hij het verhaal van de jongen in Nain
opschreef, - hij gebruikt dezelfde zinswendingen,
en geeft daarmee aan dat Jezus minstens
zo groot is als Elia, en
in dezelfde traditie staat, - toch is dit verhaal méér
dan alleen een verhaal over een wonder.
En wat voor een wonder! Het is een wonder waarmee de God
van Israël, de
Schepper van heel deze wereld, aangeeft
dat Hij de macht over leven
en dood heeft.
Over dingen en mensen.
Als ik nog even terug mag gaan naar het begin, dan was daar
koningin Isebel,
die vanuit het gecultiveerde Libanon
naar het achterlijke Israël is uitgehuwelijkt.
Natuurlijk heeft ze haar eigen cultuur en haar eigen goden hoger
dan wat ze daar aantreft. En die eigen godsdienst
probeert ze dan ook langs alle kanten te promoten.
Maar ze heeft in de God van Israël en in Diens
hoogste vertegenwoordiger in Israël: de profeet Elia,
een formidabele tegenstander.
Eigenlijk had de koning die rol moeten vervullen, maar het koningschap
is niet meer wat het geweest is: geen zelfverplichting van een
mens om eerst God en dan het volk
te dienen. Dat is, denk ik, wat onze koningin Beatrix op de been
houdt, maar koning Achab boog zich voor de Baäl,
de regengod die zijn echtgenote Isebel
diende, en die ook door de Kanaänieten werd vereerd voordat de
kinderen van Jacob het beloofde
land binnen trokken…
Extra irritant dan, dat er geen regen
komt, zolang de rechtmatige God van Israël de vinger
op de kraan houdt!
Het koningspaar, met de koningin voorop, vervolgt
Elia zo fanatiek als maar mogelijk
is.
En, o ironie! deze vindt een onderdak bij een straatarme weduwe
uit datzelfde Sidon waar Isebel vandaan kwam.
We zien hier een onverhuld stuk maatschappijkritiek.
Je moet het als dienaar van God
niet hebben van de officiële macht, maar van hen
die zelf in de problemen
zitten. De onderste laag van de maatschappij.
Moeder en zoon blijven in leven, doordat
ze een andere verschoppeling opnemen
in hun gastvrije huis, ook al zijn ze zelf op de rand
van de hongerdood.
Wie niet heeft, die geeft.
Wie reist ziet vaak met schaamte hoe royaal
de armen zijn en hoe weinig wij in
het algemeen geneigd zijn onze huizen open te stellen voor
vreemden. :-(
Maar God geeft
waar de mens bereid is te delen.
Mooi!
Eind goed, al goed.
Niet dus.
De jongen, die ondanks de hongersnood in leven
is gebleven door Gods ingrijpen, wordt zo
ziek dat alle leven uit hem wijkt.
Zijn moeder zit daar, als een voortijdig pietàbeeld
met haar kind op de knieën, en ze verwenst Elia,
die haar dit heeft aangedaan.
Eerst redden, en dan wegnemen.
Het is niet eerlijk!
Ze valt Elia aan met een zinswending die we nog een paar keer vaker
terug vinden in de bijbel.
Letterlijk
staat er: wat (is er) tussen u en mij?
We vinden die uitdrukking eveneens bij de bruiloft te Kana,
waar Jezus zich in het nauw gebracht
voelt door de aandrang die Maria op Hem uitoefent
om een wonder te doen, om kunstjes
te vertonen, waarvan Hij echt niet het gevoel heeft dat Hij daarvoor
nou op aarde gekomen is…
En we vinden de uitdrukking bij de demonen die de Heer aanspreken,
in hun angst dat Hij ze zal uitwerpen
en vernietigen. Het klinkt dan ook behoorlijk agressief!
Ik heb deze uitdrukking tot nu toe steeds gelezen als de kreet
van iemand die zich onschuldig in het nauw gedreven ziet.
Maar er is kennelijk ruimte voor twijfel.
Ben je soms gekomen om mij mijn ongerechtigheid onder de neus te
wrijven? Is dit een wraakactie van je God?.
Kennelijk is haar geweten niet helemaal
brandschoon.
En dat van de demonen die Jezus uitdrijft natuurlijk helemaal
niet, als ze al een geweten hebben.
En als Jezus nu echt had gedacht dat Zijn moeder honderd procent ongelijk
had, dan zou Hij zich denkelijk niet bedacht
hebben, of Hij zou de Vader niet hebben gevraagd:
wat moet Ik hiermee?
En de vreugdevolle bruiloft zou in het water
van de teleurstelling gevallen zijn.
Hoe héb ik het met jou, man Gods? vertaalt Pieter
Oussorn.
Wij mogen God ter verantwoording
roepen, en Zijn dienaren ook.
Dat zien we heel de bijbel door.
Gelukkig maar, want in pijn en nood
schudden wij nog wel eens de vuist naar de hemel. Wanneer mensen
die ons dierbaar zijn veel te jong overlijden
bijvoorbeeld.
Dan zeggen we lang niet altijd: de Heer
heeft gegeven, de Heer
heeft genomen, de Naam
des Heren zij geloofd.
Job zegt dat in het eerste hoofdstuk
van het boek dat zijn naam draagt. Maar aan het eind bevraagt hij God wel
degelijk. En als God antwoordt door te verwijzen naar Zijn macht,
dan zegt Job geschrokken: Oeps, ik heb voor mijn
beurt gesproken, ik wist niet waar ik het over had.
Zó ver is Elia nog niet.
Hij probeert eerst de macht die hij
van God gekregen heeft als profeet op
de jongen toe te passen.
Daar behoren rituelen bij.
Die hebben eerder gewerkt. Dus waarom nu
niet?
Ze werken niet.
Elia spreekt God er op aan!
Dit kunt U niet maken: deze weduwe, die
me onderdak en voedsel
verschaft, kwaad doen door haar het enige
dat ze heeft: haar kind, dat later
voor haar zorgen moet, van haar af
te nemen.
Het kind zal, als ze niet meer in staat is te werken, haar levensverzekering
zijn. In dit verhaal – en in het Evangelie – gaat het niet
om het kind, maar om de moeder
die beroofd wordt. Niet alleen van het kind
waarvan ze houdt, maar ook van haar enige
zekerheid op de lange duur.
Het zijn beiden vrouwen met maar een minimum aan bestaanszekerheid.
Vrouwen zonder maatschappelijke rechten.
Ook al wordt de baar in het geval van het Evangelieverhaal gevolgd
door een lange stoet rouwdragers en sympathisanten.
En in beide gevallen geeft God het kind,
via Elia, via Jezus,
aan de moeder terug.
En Hij laat zien: een alleenstaande vrouw moet niet van haar toch
al zo wankele bestaanszekerheid beroofd worden.
God neemt in de bijbel vaak in relatie tot de
mensen de gestalte aan van een vader. Dat wil zeggen: van de ouder
die voor de opvoeding verantwoordelijk is. Die ons zal leren hoe
we moeten leven.
En opvoeden, dat weten we allemaal, drijft op het voorbeeld dat we geven.
We kunnen honderd uren goede
woorden vernietigen door een onachtzaam oordeel dat
we uitspreken waar de kinderen bij zijn, of door een manier van doen, die dwars staat op wat
onze woorden vertegenwoordigen. God vertelt
niet alleen dat we ons moeten bekommeren om de weduwe
en de wees, de
economisch en sociaal zwakste groepen in de bijbelse
samenleving, maar Hij leeft het ook voor.
En dat legt de bal weer bij ons neer.
Wat doen wij met deze verhalen?
Wat kúnnen wij er mee?
Durven we geloven dat God ons in Zijn wonderen
een aanwijzing geeft hoe wij
met de schepping om moeten gaan?
We hebben misschien al zo vaak om een wonder gevraagd, en het kwam
maar niet.
Of we zagen het niet, omdat het een andere vorm
had dan we hadden gevraagd, geëist, gehoopt…
Dat gebeurt regelmatig.
Of wij begrepen maar niet waarom God in Zijn wijsheid iets toeliet
waarvan wij het gevoel hadden dat Hij
het had moeten verhinderen. Hij kán het
toch?
Dan moet Hij het ook doen,
vinden wij, want wij weten het beste wat goed
is voor onszelf en voor anderen.
Niet dus. Net als Job spreken we soms voor onze beurt.
Geloven in God
vraagt van ons het lef om te vertrouwen
dat ook onze pijn
in Gods hart gegrift is.
En dat onze klachten God écht wel bereiken, en
dat Hij er iets mee dóét!
Lazen we niet in de epistel dat wij
in Jezus vertegenwoordigd zijn in de
Hemel zelf, voor Gods troon?
Zoals de Hogepriester vroeger als enige
in het Heilige der Heilige in de tempel
kwam, om daar te offeren voor de zonden
van het volk en van zichzelf, zo staat Jezus,
Hij die ons leven deelde, zonder zich af
te keren van God,
want dat is de diepste zonde, oog
in oog met God,
en komt voor ons op.
De opwekking uit de dood van deze jongens,
maar meer nog: de Opstanding die wij met Pasen
en elke zondag vieren, moet ons toch doen erkennen dat het Woord
van de Ene, van de Aanwezige,
het Woord van God, betrouwbaar
is.
En dat we ons dat moeten aantrekken.
Dat het ons ter harte moet en mag
gaan.
De zorg voor de zwakken is een onderdeel van het programma
dat de Heer ons voorhoudt.
Houd van God met al wat in je is, en houd van je naaste
als van jezelf. Zo formuleert Jezus het.
Houden van vraagt om vertrouwen.
Vertrouwen dat de ander het goed
met je voor heeft.
Maar ook het vertrouwen
dat je mag vragen hoe het zit, zonder
dat daarmee de verhoudingen voor altijd en volledig verstoord
zijn.
Als onze kinderen op een redelijke toon vragen naar het hoe
en waarom van onze beslissingen, kunnen we daarover goed met ze praten,
mits we er zelf over na gedacht hebben, en onze beslissingen goed gefundeerd
zijn. Anders komen we daar ter plekke achter, en dan moeten we nog eens goed
nadenken.
(Omgekeerd geldt natuurlijk hetzelfde: als wij onze kinderen met echte
belangstelling bevragen, en zonder dat in onze toon het al gevelde oordeel
doorklinkt, blijken ze te kunnen communiceren zonder met deuren te slaan!)
Maar het kan ook gebeuren dat we moeten zeggen:
dít is nog een beetje te ingewikkeld voor
jou om te begrijpen, vertrouw nu maar dat we
het goed met je voor hebben.
En dan kunnen er wonderen
van goede wil en samenwerking
gebeuren.
De basisvraag van ons leven is elke dag weer: vertrouw
ik God, en vertrouw ik mijn leven aan Hem toe,
ook als ik niet begrijp waarom de dingen zo moeten?
En als we daar ‘ja’ op willen
zeggen, dan zal het met wat oefenen ook gaan. Dan kunnen
we dat op den duur ook.
En dan kunnen we Gods grote Naam loven om de goede dingen die Hij wèl doet, en
die we om ons heen zien.
Er was in de bijbel ook een moeder die haar Kind zag sterven, en
er gebeurde géén wonder.
Maar het Kind dat Zijn leven voor ons allen gaf, op dat kruis,
schonk Zijn moeder een àndere zoon.
Zijn beste vriend Johannes.
En díe naam betekent:
God is genadig.
Laten we ook daar aan denken, als het leven moeilijk is en we toch
verder moeten, toch verder mogen.
In de Naam van de Vader en de Zoon, door de Heilige Geest. Amen.
Muziek
Collecte door de kinderen
Gebed over de gaven
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we
hier bij elkaar hebben gebracht,
zodat het is tot eer
van Uw Naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede
komt.
Laat het een offer mogen zijn, dat onze dankbaarheid
en liefde uitdrukt,
door Jezus Christus, onze Heer.
Amen
Ons lied komt uit het kleine blauwe boekje Zolang er mensen zijn, lied 97
Herschep
ons hart, heradem ons verstand...
Voorbeden:
Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U voor Uw liefde, ook
als we die niet zien en niet herkennen. Wij danken U voor de getuigen
die ons telkens weer verzekeren: God bestaat,
God heeft ons lief, heeft jóú
lief, zoals je bent.
Wij bidden U dat Uw Heilige Geest die stem
en die woorden in ons hart wil versterken en herhalen,
totdat we er van harte mee in kunnen stemmen en
er uit kunnen leven. :-)
Lieve God, wij danken U dat Jezus
is gekomen, en dat Hij in eeuwigheid onze
aarde bij U vertegenwoordigt, ons leven bij U present
stelt. Dat wij zo, ook als wij zelf tekort
schieten in aanbidding en gebed,
altijd in Uw aandacht blijven. Dat ons leven geborgen is in Uw aanwezigheid.
En dat Uw liefde blijvend is. Of wij leven of sterven, wij zijn bij U, U bent
bij ons.
En wij bidden U voor allen die dit niet ervaren, dit niet horen,
dit niet van ons zien.
Heer, ontferm U.
Ontferm U Heer, over deze wereld met
haar pijn en onmacht, met haar angst
en luide geschreeuw, met haar geweld en
onzekerheden.
Wij bidden U ook voor onze zieken,
voor deze gemeente en voor de kerk
waartoe we horen, voor allen die daarin voorgaan in de dienst
aan U en elkaar, en voor allen die daarin volgen
op de weg die Jezus
ging.
Hij die ons leerde zeggen en zingen:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij aan anderen hun schuld vergeven;
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Slotlied:
wij zingen lied 418 het eerste vers
Na de zegen, zingen we, in plaats van het
‘Amen’ de rest van het lied
Zegen:
Gods zegen draagt ons door dood en doop heen
naar het leven in eeuwigheid.
Gods Geest
geeft ons de woorden van eeuwig leven in de mond, en de moed in ons hart om ze
te spreken.
Gods geliefde Zoon gaat aan onze zij,
wanneer we hier vandaan gaan.
Zo zijn we dan gezegende mensen,
in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Amenlied: Lied 418: 2, 3 en 4
En toen was er koffie! :-)