Voor eerdere diensten klik hier:

Zondag 1 na Trinitatis 23 juni 2019 in de Lutherse kerk te Zeist 
Organist: Eddy Vliem

Voorbereiding

Stilte

Klokgelui

Orgelspel :    Vater unser in Himmelreich.  
J.S. Bach(1685-1750). BWV 636.

Afkondigingen

Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. 
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer   
die hemel en aarde gemaakt heeft.      
Die trouw houdt tot in eeuwigheid
en niet loslaat het werk van Zijn handen.

Gebed van toenadering
Heer, vergeef ons al wat wij misdeden,
opdat wij weer in vrede leven.
Amen.

Introïtus

Voorzang: antifoon 13b ref

Hoe lang nog, Heer, zult Gij mij vergeten,
hoe lang nog verbergt U Zich voor mij Uw gelaat?
Zíe mij, antwoord mij, Heer mijn God!
Geef licht aan mijn ogen, dat ik niet wegzink in de doodsslaap.    
Ik vertrouw op Uw liefde, mijn hart zal juichen omdat U redding brengt.
Ik zal zingen voor de Heer, Hij heeft mij geholpen. (Psalm 13: 2, 4, 6)

Nogmaals samen de Antifoon: 




Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld, - die is groot – wij denken aan de oorlog in Soedan, aan ongelukken op de weg, aan een flat in Cambodja, die in elkaar stortte, en aan nog zoveel meer,
maar laten wij dan toch ook Zijn Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!


Dienst van het Woord

Groet


Zondagsgebed
Heer God, in het licht van Uw feesten, in het licht van Uw drievuldige liefde voor ons, hopen wij op Uw beloften. Vervul die ook in ons midden door Jezus Christus, onze Heer, die met U en Uw Geest leeft en regeert, nu en tot in eeuwigheid.
Amen.


Lezing uit het Oude Testament: Jesaja 65: 1 – 9

Vanmorgen lezen we twee profetieën, voor twee soorten gelovigen die worden aangesproken en aangeduid. De geleerden nemen aan dat deze woorden zijn gesproken na de Babylonische ballingschap, zo tussen 521 en 510 voor Christus.  De mensen die zijn teruggekomen uit ballingschap vielen in verschillende groepen uiteen. De ene groep, die het eerst wordt aangesproken, is blij terug te zijn, en richt zich helemaal op de herbouw van het land en het eigen leven.
Ze zijn uiterlijk wel godsdienstig, zij vragen God ook om orakels en zo, maar trekken zich er in wezen niets van aan.
Ja, sterker, ze doen gewoon mee aan de afgodendienst van het land. Daarmee staan ze in de lijn van hun voorouders, die juist om die reden in ballingschap gestuurd zijn.

De tweede groep bestaat uit de wezenlijk gelovigen, voor wie de herbouw van de tempel gaat vóór de eigen situatie, en voor wie God een levende werkelijkheid is, Wiens Aanwezigheid alleen nog maar niet voor hen zichtbaar is, doordat de tempel nog niet geheel herbouwd is.
We  lezen de eerste en de tweede profetie.  
God zegt:

Ik word gezocht door mensen die Mij niet willen vinden.   
Ik ben Aanwezig voor wie niet naar Mij vragen.
Ik heb gezegd: Hé, hier bèn Ik, híer ben Ik! tegen een volk, dat Mij niet bij name noemt.
De hele dag sta Ik met wijd uitgespreide armen (klaar) voor een volk dat dwars ligt, dat niet de goede weg bewandelt, maar hun eigen gedachten achterna gaat.
Het volk dat Me dagelijks treitert – in Mijn gezicht!
Dat offers brengt in de (cultus)tuinen[1] - en wierook brandt op de (tempel)tegels[2]...
(Een volk) dat huist tussen de graven en overnacht op verborgen plekken... 
dat varkensvlees eet, ja, afschuwelijke dingen op zijn bord heeft.
Dat zegt: ‘(Blijf waar Je bent), nader me niet, want ik ben onbereikbaar voor Je.’
Dat soort dingen maakt dat Ik bries van woede, een vuur dat heel de dag brandt....
Hier is het: opgeschreven, dat Ik het zien kan: Ik zal Me niet meer inhouden, integendeel, Ik zal het ze betaald zetten, Ik zal het ze betaald zetten en in de schoot werpen.
Jullie zonden en, zegt de Aanwezige, de zonden van jullie voorvaderen er boven op, die wierook brandden op de bergen en die op de heuvels Mij de les lazen, nou, Ik zal je je verdiende loon in de schoot werpen voor wat er vroeger gebeurde!     
 
(Maar dan een volgende profetie, naar aanleiding van een algemeen bekend gezegde, voor de andere groep:)

Zo spreekt de Aanwezige: men zegt: ‘zolang de nieuwe wijn verborgen is in de druiventros’, , ‘zal die niet bederven, maar is er zegen op’, zo zal Ik doen vanwege Mijn knecht, opdat niet het geheel bederven zal.

Tot hiertoe de lezing.

Dat laatste betekent dat – ook al is de tempel nog niet klaar – de Heer zíét dat deze mensen goede bedoelingen hebben, en hun best doen.
Hij verwacht dat ze ernst maken met het bouwen van de Tempel, en hen zal Hij dus zegenen.
Dan is degene die Gods wil doet, ook degene die zorgt dat Gods genade overeind blijft.
Om die genade mogen wij bidden als wij zingen: 
Gradualelied: 858 Vernieuw in ons, o God...
 

[1] De Adonistuintjes, vruchtbaarheidsgoden, bloeien en verwelken en weer opbloeien – natuurcyclus.

[2] van de afgodstempels

Lied 858

Epistellezing: Galaten 3: 23-29 (Het Boek)

De brief aan de mensen in Galatië, (nu rond Ankara) is een oude brief, en dateert waarschijnlijk uit het jaar 50. Dus nog geen twintig jaar na de opstanding.
In het stuk hiervoor gaat het over de belofte van God aan Abraham, en over de wet, die de mens het verschil duidelijk moest maken tussen wat wel en wat niet zonde was. Maar door Christus leven wij in een heel nieuwe situatie. Wij lezen:

26 Door het geloof in Christus Jezus bent u allemaal kinderen van God geworden.
27 Door de doop in Christus bent u één met Hem geworden; u bent als het ware omhuld door Hem.
28 Er kan nu geen sprake meer zijn van Jood of niet-Jood, van slaaf of vrij man, van man of vrouw; want in Christus Jezus zijn wij één geworden.
29 Als u een deel van Christus bent, bent u ook kinderen van Abraham en dan is wat God hem beloofde, ook voor u.

Op die belofte hoopte Abraham heel zijn leven, en ook wij mogen leven in en uit die hoop, die Jezus ons leerde: dat God ook aan ons Zijn beloften zal voltrekken. Wij zingen: 
Lied 442


Allen gaan staan

Halleluja. 1 voorzang, 2 allen.


Psalmwoord: Halleluja. Laten alle volkeren op aarde U loven, Heer, zij hebben de beloften uit Uw mond gehoord. (Psalm 138:4) HALLELUJA!



Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lucas 8: 26 – 39

Het verhaal speelt net na de storm op het meer.
Jezus laat zien dat Hij Heer en Meester is over de natuurelementen. Het verhaal staat in een serie van gebeurtenissen, waarmee Lucas laat zien dat Jezus Heer is over alle terreinen van het leven.
In het nu volgende verhaal zien we dat Hij ook voor geesten en geesteszieken te sterk is.
Nadat de storm gestild was, gaat het verhaal verder. We lezen Lukas 8: 26 – 39 waar de Heer iemand ontmoet, die in veel doet denken aan de mensen die in de eerste profetie van Jesaja werden aangesproken…
Er wordt hier gesproken over de streek van Gerasa, het land der Gadarenen. Gerasa of Gadara (Um Qais, Jordanië), was gelegen op een bergtop, een kleine 10 km ten Z-O van het meer van Galilea, en was de hoofdstad van de Romeinse provincie Peraea. De stad begon zich te ontwikkelen rond 64 voor Chr.  Gadara had een grote Joodse bevolking, en eigen geld. Een belangrijke streek dus! 

26. Ze gingen aan land in de streek van Gerasa, dat is aan de overkant van Galilea. (Ook wel land der Gadarenen)
27. Maar toen Hij uitstapte kwam Hij op het land een man uit de stad tegen, die last had van demonen.      
Al tijden lang trok hij geen kleren meer aan, en hij huisde niet in een woning, maar tussen de graven.
28. Toen hij echter Jezus zag, wierp hij zich krijsend voor Hem op de grond en riep luid: Wat heb ik met U te maken, Jezus, Zoon van de Allerhoogste? Ik smeek U dat U me niet martelt.
29. Want (natuurlijk) droeg Hij de onreine geesten op om uit de man weg te gaan.
Immers: heel wat keren had men hem met geweld vastgegrepen, en dan was hij met kettingen en voetboeien vastgebonden, en bewaakt, maar dan werd hij door de demon naar de eenzame plaatsen gedreven, terwijl hij de boeien kapot brak.
30. Maar Jezus ondervroeg hem: “Wat is je naam?” Hij zei: 'Legioen', want menige demon was bij hem binnen gegaan.
31. En zij deden een beroep op Hem (op Jezus) dat deze hen niet zou gebieden weg te gaan, naar de bodemloze hel.

32. Nu was daar een tamelijk grote kudde varkens aan het grazen op de berg, en toen deden ze een beroep op Hem, dat Hij ze toe zou staan in die (dieren) binnen te gaan. En dat stond Hij ze toe.
33. Toen de demonen uit de man weg gingen, gingen ze de varkens binnen, en de kudde stórmde langs de helling op het meer af, en verdronk.
34. Toen de herders zagen wat er gebeurde, vluchtten ze en ze brachten verslag uit in de stad en op het land.
35. Men ging er op uit om te zien wat er gebeurd was, en kwam bij Jezus, en vond de man, waar de demonen uitgegaan waren, gekleed en bij zinnen, zitten aan de voeten van Jezus, en de angst sloeg hen om het hart.
36. Zij die het gezien hadden brachten hen verslag uit hoe de bezetene gered was.
37. En heel de menigte uit de streek van Gerasa vroeg Hem bij hen weg te gaan, want ze voelde zich beklemd door grote angst; Hij nu ging aan boord van het schip en ging terug.

38. De man uit wie de demonen verdwenen waren sméékte Jezus bij Hem te mogen blijven, maar Hij stuurde hem weg met de woorden:
39. “Ga terug naar je huis, en vertel uitgebreid wat God voor je gedaan heeft.”   
En hij gíng weg, en verkondigde heel de stad door wat Jezus voor hem gedaan had.
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!


 
Credo
In antwoord op Gods Woord willen wij ons geloof belijden door samen te zeggen:

Wij geloven in God - Schepper van hemel en aarde.
Heer over alle machten

Die om ons van alle macht heeft afgezien
en in Jezus de prijs heeft betaald voor onze overtredingen.

Die in eenvoud tot ons kwam,
en werd verraden en vermoord - gekruisigd...

maar Hij overwon de dood!

na drie dagen opgestaan ten leven
verscheen Hij aan vriend en vijand,

weer in Zijn hemels rijk terug zond Hij Zijn Geest
die ieder mens bezielen wil tot leven in de Heer.

Tot  een gemeenschap van heiligen,
door een doop, door vergeving van zonden,

tot leven in  der Eeuwigheid.  Amen

Allen gaan zitten.

Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, door de Heilige Geest.

Het riekt in de eerste en de laatste lezing naar varkensvlees. Voor veel mensen is dat een aangename lucht, maar de Aanwezige heeft Zijn volk vanaf het begin al verboden om varkensvlees te eten.
In Egypte aten ze dat waarschijnlijk wel.
Net als de Egyptenaren.

Wij weten intussen dat het een wijze maatregel is, want van varkensvlees kun je een lelijke ziekte oplopen: trichinose, waarbij je besmet wordt met nare worminfecties, die allerlei organen kunnen aantasten. (Zelfs als we het heel goed verhitten, zijn er tegenwoordig veel mensen die er een beetje od erg allergisch voor zijn) (maar daar gíng het niet om).

Maar zoals kinderen die het huis uit zijn, graag gaan experimenteren, en voor zichzelf willen uitzoeken of de dingen, die hun ouders hen verboden hadden, echt wel zo erg zijn, zo is Gods volk na een paar eeuwen ook wat losser in de leer geworden, en ze zijn bij de buurvolken gaan kijken, wat díe allemaal voor spannende dingen op het menu hadden, zowel cultureel als religieus, en ja… ook op tafel. (En dan gaat het vaak om offervlees!)

U weet het. Dat liep dermate uit de  hand, dat het volk niet te handhaven was, en de Aanwezige Zijn beschermende Hand boven het land en het volk weghaalde. De ballingschap was het gevolg.

Maar nu zijn ze al een tijdje terug.
Ze worden niet met open armen ontvangen, want waar ruimte is, daar komen altijd wel weer mensen die zich daar vestigen. Die mensen saboteren de pogingen van de Joden die met toestemming van de Grote Koning in Babylon teruggekomen zijn om Jeruzalem weer bewoonbaar te maken, en de Tempel te herstellen.
Dan is het niet zo heel gek, dat een aantal mensen zegt: eigen volk eerst. Als we eenmaal fatsoenlijke huizen hebben, en een veilige stadsmuur, kunnen we daarna veel beter en sneller werken aan die tempel, dat is toch verstandiger!
Maar als je met God te maken hebt, is ons verstand lang niet altijd goed genoeg om te begrijpen waarom Zijn prioriteiten voor moeten gaan.

Varkensvlees ruikt lekker pittig, en het heeft ook een speciaal smaakje, maar de Aanwezige had héél goede redenen om het te verbieden.
J
Ook de Tien Leefregels zijn op de Sinaï gegeven om het leven mogelijk en aangenaam te maken voor
iedereen. Daarbij gaat het om het belang van heel de samenleving.
Het gaat in de Bijbel bijna nooit om het individu, maar het gaat om het geheel.

Als er geen orde is, lopen de zwaksten groot gevaar. En ieder van ons is een zeker deel van zijn of haar leven zwakker dan anderen. Maar je bent ook dan wel van waarde voor de kwaliteit van het bestaan van de groep, omdat we nuttige ervaringen opbouwen, omdat we – in ons geval – kunnen bidden voor de anderen, of omdat we nog tot iets heel moois kunnen uitgroeien. (Als je jong bent.)

In die aandacht voor de kwetsbare medemens en voor de kwetsbare schepping is de godsdienst waar wij deel van mogen uitmaken, ‘door Jezus toegevoegd aan Abrahams kinderen’ lazen we in Galaten, tamelijk uniek.

Je ziet hoe groot het verschil is met die egoïstische mensen uit de streek rond Gerasa.
Dat Jezus die enge vent, die zij niet klein hadden kunnen krijgen, in de kleren heeft gekregen, en dat die nu bij zijn volle verstand lijkt, dat interesseert hen een stuk minder dan het verlies van hun handelswaar.

Als die varkens opeens met een goudstuk in de bek hadden rondgelopen, ik noem maar wat, hadden ze dàt wonder van Jezus beslist méér gewaardeerd!
Ze willen Jezus echt liever niet in hun midden.
Of Hij maar weg wil gaan!
En Hij gaat.
Misschien heeft Hij ook even gedacht aan de profetie van Jesaja, over God die met wijd open armen wacht op Zijn geliefde schepselen, die dan zo dom zijn om te zeggen: ‘kom niet bij me in de buurt, want ik ben liever onbereikbaar voor Je’.
Dat doet pijn! Wij mensen doen God zó vaak pijn!

Maar omdat er altijd mensen zijn geweest, goede mensen, hoe weinig ook, die zich wél iets aantrokken van de Heilige, die wél probeerden Zijn wil te doen, dààrom is het volk nooit vernietigd, bleef er altijd een rest.
Een rest die het stroompje genade open hield, waardoor die vernietiging nooit volkomen was.
Zelfs niet in Auschwitz, of in Bergen-Belsen.
LL

Die rest heeft het werk van Jezus voorbereid, zou je kunnen zeggen. Die heeft Gods goedheid blijvend geprikkeld, zodat Hij nooit de deur achter Zich heeft dichtgegooid.
Integendeel!!!
Jezus mocht komen, om te voltooien wat mensen met zwakke krachten en goede bedoelingen de eeuwen door hebben gedaan.
(Mensen van Gods welbehagen!)

Jezus heeft Gods wil volkomen gedaan, perfect.
Dàt heeft de ban gebroken.
Dat heeft iedereen die Hem wil volgen vrij gemaakt.

Dat betekent niet, dat we maar kunnen doen wat we willen.
Kijk naar de niet-meer-bezetene, die zo graag Jezus had willen volgen. Je kunt je voorstellen, dat hij daar wel wég had gewild. Hij heeft me daar een voorgeschiedenis, die heel onplezierig is.
Me dunkt! En hij heeft, nadat hij bevrijd is van al die boze geesten, lang met Jezus zitten praten.
Daar wil hij nog wel mee doorgaan, graag zelfs, hij wil nog veel meer horen en nog veel meer weten.
Maar Jezus zegt: “Ga terug naar je huis, en vertel daar uitgebreid wat God voor je gedaan heeft.”   
En hij gíng weg, en verkondigde heel de stad door wat… Jezus voor hem gedaan had.
Jezus stuurt hem terug naar het huis waar hij al jaren niet in geweest is, omdat hij niet binnen kon blijven, niet leven kon binnen de gemeenschap, en Jezus herstelt zo niet alleen deze mens, maar ook diens relatie met de mensen om hem heen.
De mensen waar hij bij gehoord heeft.
Waar hij ooit van gehouden heeft en omgekeerd.

De man gaat enthousiast aan het werk.      
Hij vertelt overal in de buurt wat Jezus voor hem heeft gedaan.
God heeft hij nog niet herkend in Hem.
Misschien is dat nog gekomen, later.
Na Pasen en na Pinksteren.
Bij God is alles mogelijk.
J

Dat lezen we ook in de brief aan de Galaten.
Daar staat:
Door het geloof in Christus Jezus bent u allemaal kinderen van God geworden.
Door de doop in Christus bent u één met Hem geworden; u bent als het ware omhuld door Hem. En: als u een deel van Christus bent, bent u ook kinderen van Abraham en dan is wat God hem beloofde, ook voor u.
(En dat is: een zegen voor anderen zijn!)

Als gedoopte mensen mogen ook wij leden van Gods volk zijn.
Er echt helemaal bij horen. Er in opgenomen zijn, zoals wij in Christus zijn opgenomen.   
We zijn in Jezus door Gods liefde omhuld.
‘Zoals een mantel om ons heen geslagen’.
Jezus heeft de bezetene, de genezene, voorzien van kleren. Misschien heeft Hij zelf het ene uitgetrokken en hebben een paar leerlingen weer iets anders uitgetrokken, misschien hadden ze wel iets extra’s in de boot liggen… maar, zou Hij, die sterker is dan zee en wind, dan demonen en ziekten, die van een paar broden en wat visjes duizenden mensen te eten kon geven, niet van één stel kleren er twee kunnen maken??? Natuurlijk!
Geen probleem.

Maar voor ons is nu het probleem: wat doen wij hier mee?
Nemen we de lezingen voor kennisgeving aan, of maakt het ons actief?
Zoeken wij de aanwezigheid van Jezus in ons leven, en gaan we, gehuld in de warme aanwezigheid van Zijn Geest, op pad om over Gods grote daden te spreken, en bouwen we zó Zijn heilige Tempel, omdat we vertrouwen op Gods beloften, of… zeggen we: ‘eerst zorgen voor mijzelf en het mijne, en als ik tijd en gelegenheid heb zal ik de rest wel doen’?
Zeg je misschien: ‘wat ik kan doen is zo weinig, dat zet geen zoden aan de dijk?

Ik las daar laatst een mooie opmerking van de Dalai Lama over. Die had gezegd: ‘als je denkt dat je te klein bent om verschil te maken, moet je eens proberen te slapen met een mug in je kamer!!!

Misschien zijn wij wel geroepen om een mug te zijn, die zeurt in andermans oren, en het heeft over God, ook al zitten die anderen daar wellicht niet op te wachten.

Al zeg je deze week maar één keer tegen iemand: ‘Weet je wel dat God van jou houdt?’
Dan heb je een zaadje gezaaid, en wie weet wat daar mee gebeurt.

Hou moed, want zoveel heeft God van de wereld, van u en jou en jou en iedereen hier gehouden, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt en eeuwig leven zal.
En Jezus heeft Zijn Geest ons gegeven, die in en om ieder van ons is, nóg dichter bij, nóg intiemer dan een goed gesprek met iemand naast ons.
Zij werkt in ons. Geef Haar de ruimte!
Amen.

Muziek Ach bleib' bei uns, Herr Jesu Christ. J.S.Bach(1685-1750). BWV649

Dienst van gaven en gebeden

De wereld is wijd en Gods goedheid is groot;
vanuit ons aandeel mogen wij helpen en delen,

nu in de collecte, straks in ons leven van alledag weer op allerlei andere manieren.
Na het gebed over de gaven zingen wij: lied 705
 
Collecte   1. Voor het werk in de eigen gemeente
              2. Voor Maarten van der Weijdens kankerproject!

Eddy speelt: Intermezzo uit Sonate 1 in C-Dur. Franz Xaver Schnizer.  Opus 1 -1.  (1740-1785)

Gebed over de gaven

Dank Heer, voor alles wat U ons de afgelopen tijd gegeven hebt aan gezondheid en liefde, aan vriendschap en zegen, aan geld en goederen.
Wat wij hiervan in de collecte hebben gedeeld met anderen dragen wij aan U op, en wij vragen Uw zegen over onze gaven en over ons zelf, door Jezus Christus, onze Heer.     
Amen

Lied 705


Voorbeden
Laten we danken en bidden:
Machtige en heilige God, wij danken U, dat U sterker bent dan alles wat op aarde ons kan tegenzitten.
Storm en wind, honger en ziekte, U weet er van.
Dank voor Jezus die de ergste bezetenheid kan aanpakken. Wij bidden U voor allen die in de geestelijke gezondheidszorg werken, voor allen die daar beslissingen moeten nemen, met vaak verstrekkende gevolgen, op allerlei niveaus.
Wij bidden U ook voor ons zelf, want in ons eigen leven zijn er ook dingen die ons zo bezig houden, zo bezet houden, dat we aan U en de naaste vaak niet toe lijken te komen. Help ons die patronen te herkennen en te doorbreken. En waar het onszelf niet lukt, wilt U het dan doen, dat bidden we U uit de grond van ons hart.
Zo bidden wij U:


Liefdevolle God, Vader en geliefde, broeder en vriendin, wij danken U voor de vele waardevolle mensen die wij in de loop van ons leven mogen en mochten leren kennen. Help ons hen op waarde te schatten.
Help ons voor anderen van waarde te zijn.
Wij danken U voor mensen als Maarten van der Weijden, die dagen lang zwemt ten gunste van het  kankeronderzoek. Zegen hem en alle mensen om hem heen, maar zegen ook hén die met het opgehaalde geld goed werk kunnen doen.
Dat Uw Geest hen in het onderzoek op nieuwe, wonderbaarlijke wegen mag leiden.
Aan U komt de lof en de eer toe.
Wij danken U voor alle mensen die waar ook ter wereld verschil maken. Verschil voor de natuur, voor zieken en gezonden, voor veilig gedrag op de weg, voor Veteranen, voor nieuwe vormen van energiebeheer…
Wil hen allen zegenen. En hoor ons, wanneer wij op onze eigen kleine plek bidden voor mensen, om gezond voedsel, om mensen die zich inzetten voor de zorg, voor politici en regeringsleiders, voor mensen die verantwoordelijk zijn in kerk en staat. 
Zo bidden wij U:

Barmhartige God, wij danken U voor deze gemeente, die op twee plaatsen bijeenkomt. Wat een rijkdom! Wij bidden U voor de zoektocht naar de nieuwe predikant in Utrecht, dat zij of hij door Uzelf hiertoe mag zijn uitgezocht en gestuurd!
Wij bidden U voor alle mensen in deze grote gemeente-familie, waarin we zo welkom zijn.
Allereerst bidden we voor alle zieken, en voor allen die hier niet konden zijn. We missen Jolien, (maar we danken U dat Teun en Leny er zijn!), we denken aan de ouderen in deze gemeente, aan hen die in verpleeghuizen wonen, U kent hen allen… Wij denken ook aan het gezin van Daniel en Astrid Damen, in hun moeizame en blijde dagen, aan Maaike, Erik en Niels en het nieuwe zusje dat ze kregen… Geef dat het met hen allen verder goed gaat.
In de stilte van ons hart en dit huis noemen wij U de namen die U beter kent dan wie ook.
Laat Uw Geest ons gebed afmaken in Uw hart…
...
Zo bidden wij U:


Om Jezus, die ons leerde bidden zeggen wij:
Onze Vader, die in de hemelen zijt,
Uw Naam worde geheiligd, Uw Rijk kome.
Uw Wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde;
geef ons heden ons dagelijks brood;
en vergeef ons onze schulden,
gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;
en leid ons niet in verzoeking.
maar verlos ons van het kwade.
 
Allen gaan staan


Slotlied: lied 413:3
(Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’: vers 1 en 2 )


Zegen:

De Aanwezige zegent ons,    
Hij houdt ons in Zijn hoede,
genadig is Hij het licht van ons leven,
zo maar, voor niets....
Hij ziet ons voor onschuldig aan,
schenkt ons leven en welzijn.
Omdat Hij van ons houdt.
† Zo zijn we dan gezegende mensen,
in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen

413: 1 en 2


Orgelspel: Allegro moderato maestoso in C.  
Felix Mendelssohn Bartholdy.(1809-1847)

U kunt gaan zitten om naar het orgelspel te luisteren, of alvast naar de koffiekamer gaan.