Voor eerdere diensten klik hier:
Zondag 19
na Trinitatis in de Lutherse kerk te Zeist
Voorbereiding
Stilte
Klokgelui
Orgelspel Adagio uit Trio in c- klein. BWV 585
J.S. Bach(1685-1750)
Afkondigingen
Wij zijn hier aanwezig in de Naam
van de Vader en de Zoon
en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam
van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Die trouw houdt
tot in eeuwigheid
en niet loslaat het werk van Zijn
handen.
Gebed van toenadering
Heer, vergeef ons al wat
wij misdeden,
opdat wij weer in vrede leven.
Amen.
Zo lief had God
deze wereld, dat Hij Zijn
enige Zoon gegeven
heeft, opdat ieder die in Hem gelooft
aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!
Introïtus:
Voorzang: Antifoon ps35v3 ps 34v18a
V+Gemeente: Psalm 78:2-4
V. 2 Ik open mijn mond voor een wijze les, spreek uit wat sinds lang verborgen
is.
A. 3 Wij hebben het gehoord, wij weten
het,
onze ouders hebben het ons verteld.
4 Wij willen het onze kinderen niet
onthouden,
wij zullen aan het komend geslacht vertellen
van de roemrijke, krachtige daden van de Heer,
van de wonderen die Hij heeft gedaan.
Nogmaals samen de Antifoon.
Laten we de Heer aanroepen om ontferming
met de nood van deze wereld, - die is zo
groot, die raakt ons, en we voelen ons hulpeloos -
maar laten wij juist dan ook Gods
Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid
geen einde komt!
Dienst van het Woord
Groet
Zondagsgebed
Heer, omdat U
onze Hulp bent, en omdat we nu de zorg om de wereld bij U hebben neergelegd, willen wij ons met heel
ons hart richten op U.
Op Uw lof,
Uw wil, Uw
Woord.
Wees hier met Uw Heilige
Geest, dat Zij mag spreken
in ons hart, dat Zij, al wat wij niet
onder woorden kunnen brengen, wil spreken
in Uw hart, door Jezus
Christus, onze Heer,
die met U en Uw Geest leeft
en regeert, nu en tot in eeuwigheid.
Amen.
Lezing Oude Testament: Jeremia 14: 7-10, 19-22
Het zijn slechte tijden.
Israël, het Noordrijk, is al in ballingschap gevoerd; voor Juda,
het Zuidrijk, dreigt dat ook. Er is een grote droogte, en de doodsangst staat
arm en rijk in de ogen. Het volk smeekt:
7 ‘HEER, al getuigen
onze slechte daden
tegen ons, treed op, omwille van Uw
Naam.
Inderdaad, vaak waren wij afvallig,
wij hebben tegen U gezondigd.
8 U, hoop
van Israël, redder in tijden van nood,
waarom bent U als
een vreemde in het land,
als een reiziger die maar één nacht blijft?
9 Waarom bent U als
een verslagen man, als een soldaat, die niet in staat is om ons te
redden?
U bent toch in ons midden,
HEER, wij dragen Uw
Naam, wij behoren U toe!
Laat ons niet alleen!’
10 Zó spreekt de HEER over
dit volk: “Ze lopen alle kanten uit; ze doen
niets liever, nóóit krijgen ze er genoeg
van. Daarom houdt de HEER
niet meer van hen. Hij
gaat nu hun schuld verrekenen, hun zonden
bestraffen.”
11 De HEER zei tegen mij (Jeremia):
“Bid maar niet voor het welzijn
van dit volk.
12 Al vasten ze, Ik luister
niet naar hun klagen;
al dragen ze brand- en meeloffers op, Ik aanvaard ze niet meer.
Door oorlog,
honger en pest roei Ik
hen Zelf uit.”
13 Ik zei: ‘Ach Heer God,
de profeten beweren:
Er komt geen oorlog, geen hongersnood; ongestoorde vrede
geef Ik u hier.’
14 Maar de HEER zei tegen
mij: “De profeten doen wel alsof ze namens Mij
optreden, maar Ik heb hen
niet gezonden, Ik
heb hun geen opdracht gegeven, Ik heb niet tegen hen gesproken.
Hun visioenen zijn bedrog, hun orakels berusten nergens op, ze verkondigen
eigen
verzinsels.
15 Daarom”, zó spreekt de HEER,
“zullen de profeten die in Mijn
Naam optreden, die, zonder dat Ik
hen gezonden heb zeggen:
‘Oorlog noch honger zullen dit land treffen’, zelf omkomen door oorlog
en honger.
16 De mensen
voor wie ze optreden, worden in de straten van Jeruzalem geveld door hongersnood en oorlog,
zonder
dat iemand hen begraaft: mannen en vrouwen, zonen en dochters.
Zó laat Ik hun slechtheid
op hun eigen hoofd neerkomen.”
17 “En zeg dit woord tegen
hen:
Mijn ogen zullen
(bittere) tranen wenen, dag en nacht, zonder ophouden,
want een vreselijke ramp heeft dan mijn dochter (Sion) getroffen;
door een zware slag ligt dan Mijn
volk
geveld.
18 Als Ik de stad uitga,
dan zie Ik hen daar liggen,
geveld door het zwaard. Als Ik
de stad inga, dan zie Ik
hen daar liggen, uitgeteerd door de honger. Zelfs
profeten en priesters worden weggesleept naar een onbekend
land.”
(Het
volk vraagt:)
19 ‘Hebt U Juda
verworpen, hebt U
een afkeer van Sion gekregen?
Waarom hebt U ons
dan zó geslagen,
dat er geen genezing
meer is?
We hoopten op vrede maar die bleef
uit;
op een tijd van herstel,
maar de verschrikking bleef duren.
20 HEER, wij erkennen
onze misdaden
en de schuld van onze voorvaderen.
Wij hebben inderdaad tegen U
gezondigd.
21 Omwille van Uw Naam, verwerp
ons niet,
maak Uw roemrijke troon
niet tot schande.
Denk toch aan Uw verbondmet ons
en verbreek het niet.
22 Brengen de goden van de volken soms regen
of laat de hemel zelf die neerstromen?
Nee, U laat dit gebeuren, HEER
onze God.
Wij hopen op U,
want dit alles komt van U.’
Tot hier toe de lezing, het wanhopige
gebed van een volk
in nood, mensen
zoals we ze nu ook zien in het Midden-Oosten, in Afrika, in Zimbabwe,
we zagen het in het nieuws, hoe zelfs de olifanten daar omkomen, er is nood in
veel landen en streken van onze wereld. Iedere dag kunnen we de beelden
ervan op de televisie zien.
We weten dat het volk
van Juda wel bad om verandering van de situatie, maar dat moest
dan van God komen, zelf wilden ze of konden ze niet veranderen.
En daarom werden ook zij in Ballingschap gevoerd.
Maar juist daar, juist toen, is hun leven veel meer terug gekomen bij God.
Hebben velen Hem weer erkend
als hun God en Heer in hun dagelijks leven.
Nood leert bidden. Echt, gemeend.
En dàt hielp!
Ze kwamen terug.
Ze herbouwden de tempel…
Met Nieuwjaar, Rosh Hashanna, dat de Joden kort geleden hebben gevierd,
zongen ze de Nieuwjaarspsalm, die wij nu
gaan zingen. Om Zijn Naam!
Zij zongen die met de priesters in beurtzang.
Zo zong Jezus die psalm ook
nog.
Wij zijn hier nu met wat weinig mensen, dus laten we samen zingen van
Gods vaak onbegrijpelijke goedheid:
Gradualepsalm: psalm 136: 1, 3, 13
Epistellezing: 2 Timotheüs 4: 5-8, 16-18 Het Boek
Paulus’ levenseinde is nabij en hij schrijft vanuit de gevangenis aan Timotheüs
over diens taak als evangelist. Je zou deze brief kunnen beschouwen als een
testament, want Paulus verwacht snel de marteldood te zullen sterven. Ook
schrijft hij over de maatschappij waarin ze leven, en die nogal lijkt op de
onze… Timotheüs moet nuchter lijden en moeite aanvaarden, en stug doorgaan
met evangeliseren. Paulus schrijft hem (en ons):
5 Blijf kalm en wees niet bang om voor de Heer
te lijden. Breng anderen tot Jezus
Christus.
Laat niets na van wat je moet doen.
6 Ik zeg dit omdat mijn tijd bijna voorbij is. Ik zal voor God
geofferd worden en binnenkort sterven.
7 Ik heb lang en hard voor mijn Heer gestreden
en door alles heen ben ik Hem trouw
gebleven.
8 In de hemel wacht mij een kroon, die
de Heer (de rechtvaardige Rechter) mij op de grote
dag van Zijn terugkeer
zal geven.
En niet alleen aan mij, maar ook aan alle mensen die vol verwachting
naar Zijn terugkeer uitkijken.
(Dan volgen wat opmerkingen over allerlei mensen, die er niet zoveel toe doen
in dit verband. We gaan verder:)
16 De eerste keer dat ik voor de rechter
moest komen, was er niemand die mij hielp.
Iedereen had mij in de steek gelaten.
Ik hoop dat het hun niet zal worden aangerekend.
17 Maar de Heer heeft mij altijd bijgestaan.
Hij gaf mij de kracht zodat ik het goede
nieuws onder alle niet-Joodse volken heb kunnen brengen en zij het
allemaal gehoord hebben. Hij
heeft mij beschermd tegen de verscheurende
leeuwen.
18 Ja, de Heer zal er altijd voor zorgen
dat mij geen kwaad overkomt; Hij zal mij veilig
in Zijn hemels
koninkrijk brengen.
Alle eer is voor God,
voor altijd en eeuwig. Amen.
Zondagslied lied 838
Allen gaan staan
Halleluja.
1. Voorzang
2. Allen
(ps 138:8b)
Lied
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij Lucas 18: 9-14.
Hiervoor: de geboorteweeën van de
laatste tijden, en de scheiding der geesten. Lucas 18 begint met het
feit dat je altijd moet bidden, en niet verslappen.
Jezus vertelt de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter, en de weduwe die
door drammen haar recht krijgt.
Ook in de lezing van vandaag gaat het om bidden. En dan in alle nederigheid! In
vers 15 gaat het over de kindertjes die bij Hem worden gebracht en niet
tegengehouden mogen worden. Vervolgens: hoe kan ik het Rijk des Hemels krijgen?
Maar nu dus een nieuwe gelijkenis over het bidden.
9. Ook vertelde
Hij deze gelijkenis
aan zekere lieden die van zichzelf overtuigd
waren dat ze rechtvaardig waren en die neerkeken
op de anderen:
10 “Twee mannen gingen naar de Tempel om te bidden, de één: een Farizeeër, de ander: een tollenaar.
11 De Farizeeër, die breeduit ging staan, bad bij zichzelf: ‘O God, ik dank U dat
ik niet ben zoals de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen,
overspeligen, of als die tollenaar
(daar)!
12 Ik vast twee keer in de week, (en) ik betaal tien
procent van alles wat ik (voor mezelf) koop.’
13 Maar de tollenaar die vér wég stond, wilde zelfs de ogen niet
opslaan naar de Hemel, maar hij sloeg
zich op de borst, terwijl hij zei:
‘Wees,
o God, mij arme zondaar
genadig!’
14. Ik zeg jullie: déze
(man) daalde
gerechtvaardigd af
naar zijn huis, in tegenstelling tot die andere. Want iedereen
die zichzelf in de hoogte steekt zal van zijn voetstuk gehaald worden, maar
iedereen die een stapje omlaag doet, zal in de hoogte gestoken worden.”
Zalig die het Woord van God
horen en er gehoor aan geven!
Credo
In antwoord op Gods woord willen wij ons geloof belijden door samen te zeggen:
Wij belijden
ons geloof samen met de eerste getuigen van Jezus Christus:
Met Johannes de Doper: Zie hier het lam Gods dat de zonden der wereld
wegdraagt...
Met Andreas: We hebben de Messias gevonden...
Met Nathanaël: Meester, U bent de Zoon van God, de koning van Israël...
Met de Samaritanen: Wij weten dat Hij werkelijk de redder der wereld is...
Met Petrus: U bent de Christus, de Zoon van de levende God....
Met Martha: U bent de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komt...
Met Thomas: Mijn Heer en Mijn God....
Amen.
Allen gaan zitten.
Preek
Genade
zij u en vrede van God
onze Vader en van Jezus
Christus, onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve gemeente, kinderen van God,
uitverkorenen tot de eeuwigheid.
Uitverkorenen! Het uitverkoren volk van God was heel ver van Hem weg gedwaald. Ver
van Hem, in hun persoonlijk
leven van alle dag, en ook ver van Hem
als maatschappij, als staat.
Als twee aparte staatjes zelfs! Het Noordrijk had de prijs al betaald,
het was weggevoerd naar Babylon, (in het huidige Irak, 80 km ten
zuiden van Bagdad), te voet, in gevangenschap.
In het grote Babylonische rijk werden ze verdeeld over het land, om de
Israëlitische gemeenschap te ontkrachten,
en de samenhang te vernietigen.
Men wilde zeker géén Catalaanse kwestie op hun grondgebied!
En géén Hervorming van hun religie!
In Juda
weet men wel wat daar gebeurt.
En ze zijn in paniek! Niet alleen omdat de jaren van droogte hen in de problemen
hebben gebracht, velen hebben honger, maar de keizer van Babylon wil ook
grote bedragen ontvangen, voor zijn zogenaamde bescherming. Lees: omdat hij hen nog níet heeft overwonnen,
en stad en land nog níet heeft ingenomen.
Heel royaal van hem. L
Maar geld hebben
ze nauwelijks meer. En Egypte, waar ze stiekem
boden
heen hebben gestuurd, zit ook niet te wachten op Jeruzalem als bondgenoot. Laat dat maar lekker fungeren
als buffer!
Ze zitten als de Koerden tussen Erdogan en Assad! Zó is de situatie.
Het volk
komt naar de Tempel met offers en gebeden.
De Aanwezige was immers hun
hoop in moeilijke
tijden?
Hij woonde toch in hun midden? Dus!
Waarom doet Hij niets?
En moet je ze horen:
terwijl ze op grote schaal de Baäl vereren, de regengod van de Filistijnen, de
Palestijnen, komen ze nu slijmen,
dat alleen de God van hun
voorvaderen regen
kan geven.
De Aanwezige heeft het helemaal
met hen gehad.
Hij zegt zelfs tegen
Jeremia,
Zijn profeet,
dat die het niet moet wagen om te bidden voor dat zootje ongeregeld, dat de ene
keer zus, en de andere keer zo kijkt voor hun religieuze behoeften.
Ze zijn zo ontrouw als … vul zelf maar in.
Ze zoeken de Eeuwige, geprezen zij Zijn
Naam, alleen maar op als het hun uit
komt.
Met evenveel gemak gaan ze buurten in de tempels van Dagon, Baäl,
Astarte, en wie er nog meer worden vereerd
op het Beloofde Land. Bah!
Uitverkoren zijn?
Dat is géén eenrichtingsweg naar het Luilekkerland! Je moet er
wel iets voor doen.
En de Heer is niet
automatisch de grote Genezer
voor menselijke ongelukjes. Niet Moeder
die er wel een kusje op geeft, en het allemaal
weer in orde maakt.
Het uitverkoren volk heeft van God
beloften ontvangen, en in ruil daarvoor
ook beloften gedaan.
Maar ze niet gehouden.
Daarvoor moeten ze boeten!
Nu zei ik al, dat de Ballingschap niet eindeloos was. Want na
een paar generaties, toen de oorspronkelijke zondaars
allemaal dood waren, was de situatie veranderd.
Een deel van de mensen
was opgegaan in het Babylonische rijk.
Je hebt mensen die overal iets van kunnen maken.
Maar anderen waren zich steeds meer gaan richten op de oude verhalen. Die werden voor een groot
deel pas tóén gericht opgeschreven.
De eerste vijf boeken van de Bijbel, zoals wij ze nu kennen, hebben deze vorm gekregen
in de Ballingschap.
De verhalen konden toen
niet, als van ouds, op het dorpsplein
worden doorverteld en overgeleverd van
de ene generatie op de andere.
Daarvoor woonden ze té zeer verspreid.
Maar mensen konden ze wel opschrijven.
Niet alleen de bovenlaag kon schrijven en lezen, het blijkt nu dat ook de
laag daaronder wel enige mate van geletterdheid had. Priesters en geleerden
maakten daar gebruik
van, en via de opgeschreven verhalen,
vormden ze de mensen van de diaspora, (dat is
Grieks voor verstrooiing!) beetje bij beetje weer tot een eenheid,
met als bindmiddel: de Thora. De boeken van Mozes.
Dat gaf eigenheid, identiteit, met als middelpunt: de Aanwezige,
de God van hun voorvaderen,
hun persoonlijke God.
Een tempel was er niet, en zo ontstonden er nieuwe vormen van
religieus leven. J
Toen werd het tijd om weer naar huis te gaan.
De Heilige heeft dat mogelijk
gemaakt.
Op Zijn tijd.
Voor Zijn uitverkorenen. En het werd goed.
In Jezus’ dagen (4à500
jaar later) voelden sommige groepen zich méér uitverkoren dan anderen.
Dat is niet zo moeilijk, als je geld, macht of het wáre geloof hebt.
Jezus veegt de vloer aan met hun pretenties.
Het is een heerlijk verhaal, dat we lazen.
Met veel op en neer. En knipoogjes.
Zoals het uitverkoren volk opging vanuit
Egyptes laagland naar Jeruzalem, dat wat hoger ligt op de berg Sion,
zo gaan de gelovigen ook op naar de Tempel, die op een
plateau ligt, waar je aan alle kanten via trappen op
kunt komen.
Want in principe woont God
op een berg.
Op meerdere bergen zelfs, als dat zo uitkomt.
En in de hoge Hemel, boven de
wolken.
Het is allemaal beeldspraak.
Want
Hij (Zij)
is en blijft meer
dan wij ons kunnen voorstellen.
J En volkomen
anders.
Jezus vertelt:
Er gaan twee mensen omhoog
naar de Tempel.
Om dichter bij God te
komen. Om te aanbidden.
Dat zegt het Griekse woord, dat Jezus
gebruikt.
De één voelt zich dik tevreden
en gaat er voor stáán om dat eens goed uit de doeken te doen.
(Het was de gewoonte om hardop te bidden!)
De Farizeeër
is dankbaar, dat God
hem zo genadig is, dat
hij aan de goede kant is geboren, en dat hij in de gelegenheid is
om zich te houden aan
de voorschriften. Hij is brááf!
God moet wel blij
zijn met hem. J
De ander
werkt bij de belastingdienst, en werkt dus ook samen met de Romeinse bezetter.
L
Hij heeft een wijk gepacht, de bezetter
verwacht een bepaalde hoeveelheid belastinggeld uit die wijk, en de tollenaar
mag op allerlei manieren zorgen dat hij dat binnenkrijgt en af kan dragen.
Of hij daarvoor oude vrouwen uit hun huis moet zetten, of
kinderen zwaar moet laten werken, dat maakt niet uit. En alles wat hij extra
binnenkrijgt, mag hij houden!
Het zijn meestal geen leuke jongens, in die omstandigheden. En
niet populair.
Maar soms komen ze op andere gedachten.
We zien in het Evangelie dat Jezus
nogal eens tollenaars onder Zijn
gehoor heeft. Hij is ook
niet te beroerd om ze thuis op te zoeken.
In Zijn gelijkenis
is er een tollenaar tot inzicht gekomen.
Hij is een zondaar. Hij leeft verkeerd.
Met lood in de schoenen gaat hij God
opzoeken. In een hoekje slaat hij zich op de borst.
Hij kijkt naar zijn voeten. Niet omhoog.
‘Wees,
o God, mij arme zondaar
genadig!’
Meer weet hij niet te zeggen.
Meer heeft hij niet te bieden.
Hij wéét dat hij zal moeten veranderen. Maar dat heeft geen zin, als God
hem niet genadig zal zijn. Hij
heeft zichzelf gezien als iemand die het woord: uitverkoren niet waard
is.
Maar wáár is hij, waar blijft
hij, als God hem niet vergeeft?
Als God hem niet genadig
is? Hoe kan hij zichzelf dan vergeven?
Hoe kan hij zijn slachtoffers om vergeving vragen?
De psalm zegt: een gebroken hart en oprecht berouw is God meer waard dan grote offers.
(Psalm 51:19 Het offer voor God is een gebroken geest; een gebroken en
verbrijzeld hart zult U, God, niet verachten.)
Omdat Jezus weet van genade,
durft de hoofdpersoon van Zijn
gelijkenis daar op te hopen.
Daar om te vragen.
Deze tollenaar daalt af naar
zijn huis.
Nederig heeft hij gebeden. God heeft hem gerechtvaardigd.
Heeft hem rechtvaardig verklaard.
En een rechtvaardige in Israël is heel wat!
Die ander, die stond op
te scheppen, die God dankte
voor zichzelf, maar niet God
loofde om wie de Heilige Zelf is, díe is voor God afgegaan.
Hij is nergens.
En zeker niet uitverkoren. Geen rechtvaardige. Geen tsaddiek.
Luther
heeft ook met deze problematiek geworsteld. Hij was opgeleid om rechtvaardigheid
te verdienen door de goede
werken.
Maar bij het lezen van de brief aan de Romeinen, zie
je de ironie?,
raakte hij in paniek.
Totdat de Heilige Geest Zelf hem aanraakte
met het woord: gerechtvaardigd.
Je kunt gerechtvaardigd zijn door God.
Simul iustus ac peccator. (D.w.z.:)
Je kunt tegelijk in Gods
ogen rechtvaardig zijn, door Hem
rechtvaardig verklaard, uit pure Liefde,
en in eigen ogen terecht een zondaar.
Dat gaat samen.
Halleluja! J
Uitverkoren.
Paulus,
die als Saulus
de volgelingen van Jezus
heeft vervolgd, bloedig vervolgd, is
door de Heer uitverkoren om
de ànderen, die niet bij het van oudsher
uitverkoren volk horen, het goede nieuws
te vertellen, dat ook zij er bij
mogen horen.
Dat ook wij er bij mogen horen.
Maar die uitverkiezing, komt Paulus in menselijk opzicht duur te
staan. Tig keer in de gevangenis, gegeseld, op de vlucht gejaagd,
bijna verdronken, noem
maar op.
Hij schrijft aan Timotheüs, die hij liefheeft als zijn eigen
zoon, en die hij ziet
als een opvolger.
Het zal niet meevallen om een uitverkorene te zijn.
Niet voor Timotheüs, niet voor Paulus, niet voor de Assyrische Christenen,
die nu in Noord-Syrië de dood in de ogen zien, de vele andere vervolgde
Christenen, en uiteindelijk ook niet voor ons.
Maar als je het hen vraagt, zullen de
meesten volmondig beamen dat het het
allemaal waard is geweest.
(Iemand uit de Zendingswereld vertelde me eens dat een gelovige
uit de verdrukking
tegen hem had gezegd: ‘Ik vind het zo zielig voor jullie, dat
jullie niet worden vervolgd. Want hoe kan jullie geloof
nu echt groeien?) Tja…
En toch…!
We lazen o.a. deze tekst van Paulus die bij sommige begrafenissen klinkt: ik heb de goede strijd gestreden, en ik heb tot het
einde volgehouden.
Dat is in veel levens waar!
En hoeveel moeite het heeft gekost, dat zien
wij, als buitenstaanders, er vaak niet aan af.
Dat is iets tussen God en mensen,
tussen jouzelf en de Hemelse Vader.
Maar als je terug kijkt,
dan kun je vaak zeggen: ‘Tot hiertoe
heeft de Heer ons geholpen.
Ik zag het niet altijd. Maar Hij
heeft me gedragen toen
het moeilijk was!’
Dus ja. Houd moed. Ook als het leven
moeilijk is, geloven zwaar valt, vergeven
onmogelijk lijkt, weet je dan
gedragen door God.
(Voetstappen in het zand…)
Gods
geloof in ons
heeft ons gemaakt tot uitverkoren kinderen, die Hij
graag met Hem in de Hemel
wil zien. Hoe die Hemel er dan ook uit mag zien.
Dat blijft nog even een mooie verrassing.
God houdt
van je. Houd jij / U ook van Hem,
van Haar? Blijf dan trouw in kleine dingen,
spreek over Zijn liefde, en de grote dingen komen wel van God
die trouw blijft tot in Eeuwigheid.
Uitverkoren zijn ook wij, om God
in alles te zoeken en te aanbidden. Om van Hem te getuigen. Tot in Eeuwigheid. J
Amen.
Muziek: Ach bleib mit deiner Gnade Max Reger (1873-1916) opus 135a nr.1.
Dienst van gaven en gebeden
Alles wat wij hebben, hebben wij van God
gekregen,
om door
te geven, om te delen met velen,
en er zo dubbel
van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen:
in de collecte.
Na het gebed over de gaven zingen wij: lied
623: 1 en 2
Collecte 1. Voor het werk in de
eigen gemeente
2. Voor de Lutherstichting, juist nu het donderdag Hervormingsdag is.
Geef dus extra
Intussen speelt Eddy: Presto uit Sonate 4 in D-Dur opus 1 nr. 4
F. X. Schnitzer (1740-1785).
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend,
wat wij hebben gekregen, het is alles
uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken,
zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde
en aandacht. Wij geven
die met liefde aan U en anderen.
Wijs ons in dit alles de juiste weg.
Om Jezus’ wil. Amen.
Lied 623: 1 en 2
Voorbeden
Laten we danken en bidden:
Goede God, wij danken U
voor Uw Woord van genade en vrede, ook voor ons,
als wij er naar willen luisteren en er naar willen leven.
Wil in ons werken, en wil ons helpen in alles Uw
wil te zoeken, naar Uw stem
te luisteren,
open te staan voor het goede dat U met ons wilt delen, en
waarvan U hoopt
dat wij het met anderen willen delen. Wij
bidden U:
God van vrede
en genade, wij danken U
voor twee generaties vrede,
en wij bidden U voor
alle slachtoffers van oorlog en geweld,
natuur en verkeer in onze wereld. Dat U
hun leven heelt, en dat zij U
leren kennen als hun Heiland.
Wij bidden U:
God van vergeving
en mildheid, dank voor Uw liefde tot op het kruis.
Wij bidden voor mensen die in nood zijn.
Op allerlei manieren. We weten
zo vaak niet hoe we hen kunnen helpen.
Open ons daarin de ogen.
Wij bidden voor allen
die worden vervolgd om het geloof,
of omdat ze ànders, zijn, op wat voor manier dan ook. Sta hen bij, bescherm hen, leid hen.
Wij bidden U
ook voor de mensen met wie wij het moeilijk hebben. Neem alle pijn en bitterheid,
wrok en gekwetstheid, alles wat negatief is, uit ons weg,
en ook uit hen, maak ons allen zo tot goede en vruchtbare
grond voor Uw Woord, voor Uw
liefde, zodat zij en wij voor U
mogen bloeien als een tuin vol vreugde.
Wij bidden U:
Heer van de Toekomst, God van de Eeuwigheid, wij danken
U dat U
ook ons wilt uitkiezen om in Uw
koninkrijk van liefde en vrede
een rol te spelen. Leid ons allen daarin, en help
ons Uw wil te doen.
Wij bidden U
voor deze gemeente, voor de zieken,
dank U dat Teun en Leny er weer zijn! J We bidden voor
hen die hier vandaag niet konden komen, voor allen die in eenzaamheid of
verdriet worstelen om de dagen door te komen…
U kent hen. Wees hen zeer nabij
en troost
hen.
In de stilte van dit uur zeggen wij in ons hart wat ons hindert of pijn doet,
wie we missen, door dood of leven, hoor onze gedachten…
Laten wij samen danken en bidden:
…
Om Jezus, die ons leerde bidden zeggen wij:
A:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Slotlied 1012: 1-4
(Na de zegen, zingen we, in plaats van het ‘Amen’:
vers 5)
Zegen:
Moge de Geest
van God waaien in Uw leven en het vrolijk
maken, en gericht op God
en de naaste.
Mogen de veelkleurige
gaven van de Geest Uw leven verrijken,
Uw geloof bouwen,
Uw moed sterken, Uw liefde
doen ontvlammen…
† Daartoe zegent U nu de ene,
enige en eindeloze God,
de Vader, de Zoon
en de Heilige Geest.
Amen.
Orgelspel na de dienst:
Allegro assai vivace uit Sonate 1 Felix Mendelssohn ( 1809-1847) opus 65 nr. 1.
(Iemand zei: Eddy veegt de pijpen van het orgel schoon!) ;-)
Bij de koffie werden we verrast met oosterse heerlijkheden.
De mensen die de koffie verzorgden waren net zo blij met ons als wij met hen.
Dank!!!!