Klik voor een aantal eerdere diensten hier
Zondag
18 na Trinitatis 21-9-2008 te Heusden Lutherse kerk.
Organist Joop de Zwart.
Voorbereiding
(Paaskaars brandt al bij aanvang van de dienst)
Orgelspel
Introïtus:
Binnenkomst dienstdoend ouderling, diaken en predikant
Moment van stilte.
Mededelingen en welkom door de ouderling. Hij eindigt
met:
Na ‘t aansteken der altaarkaarsen zingen wij psalm 27: 1 en 2
Ouderling steekt de beide kaarsen op tafel aan en geeft de voorganger een
hand.
Gemeente gaat staan
Introïtuspsalm: psalm 27: 1 en 2
Wij zijn samengekomen in
de naam van de Vader,
de Zoon en de Heilige Geest
Amen
Genade zij u en Vrede van God onze Vader
en van Jezus Christus onze Heer.
Amen
Bemoediging:
Onze Hulp is in de naam van de Heer
Die Hemel en aarde gemaakt heeft.
De Heer zal bij u zijn.
De Heer zal u bewaren.
Gemeente gaat zitten
Verootmoediging:
Gebed van toenadering
Voorg.: Almachtige God,voor U liggen
alle harten open, alle verlangens zijn U bekend en geen geheim is voor U
verborgen.
Gebedsstilte
Zuiver de overleggingen van ons hart door
de ingeving van Uw heilige Geest, zodat wij U van harte liefhebben en grootmaken
Uw heilige Naam
Gem.: Amen.
Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn
eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder
die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt,
en eeuwig leven hebben mag!
Ontferming en Genadeverkondiging
Kyriëgebed:
Voorg.:
Laten wij de Heer om ontferming aanroepen
voor de grote nood van de wereld, waarmee we
op zoveel terreinen dagelijks worden geconfronteerd, en waar we ons zo hulpeloos
bij voelen,
maar laten we ook Zijn Naam prijzen,
want Zijn barmhartigheid heeft geen einde.
ss
Zondagsgebed
Dienst van
het Woord
Ons lied om verlichting door de Heilige Geest
bij de opening van het woord: gezang 410 = Lied 225
Lezing uit het Oude Testament Jona 3:1-4:11
Jona had opdracht gekregen Nineve de wacht aan te zeggen. We hebben het er
vorige keer dat ik hier was over gehad. Het verhaal gaat hier verder.
Jona 3:1
En wat gebeurt er: nóg eens Gods woord tot
Jona, klinkend aldus:
2. Kom overeind en ga naar Nineve,
de grote stad, en roep tot haar wat Ik je al sprekend
Zelf tot haar te roepen geef …
3. En Jona kwam overeind en ging
naar Nineve, naar het woord van de Aanwezige,
en Nineve was zo’n reuze grote
stad, dat het drie dagen kostte om er doorheen te trekken.
4. En Jona begon de stad in te gaan,
een dagreis ver, en hij riep het
uit, met de woorden: nog veertig dagen en
Nineve wordt ondersteboven gekeerd…!
5. En de mannen van Nineve hechten geloof aan
God, en ze riepen een vasten uit, en ze
kleedden zich in jute, van groot tot klein.
6. En ook de koning van Nineve kreeg
het te horen, en hij stond op van zijn troon, en hij ontdeed
zich van zijn staatsiemantel, en hij deed jute
aan en zette zich in de as.
7. En namens de koning en diens groten werd het volgende
(bevel) in Nineve uitgevaardigd: ‘Mens
noch dier, rund noch schaap
zal iets nuttigen, niets grazen,
en geen wáter drinken…
8. Gehuld moeten ze zijn in jute, mens en
dier, en luid moeten ze tot God roepen, en ieder
mens moet zich omkeren van zijn slechte levenspad,
en van het onrecht dat aan zijn handen kleeft.
9. Wie weet maakt God wel een ommekeer en heeft Hij spijt,
en slaat Zijn vurige woede óm,
en gaan we niet ten gronde….’
10. En God zag wat ze deden, dat
ze terugkeerden van hun verkeerde
levenspad, en God kreeg spijt van het kwaad
dat Hij gezegd had ze aan te zullen doen, en Hij dééd het níet.
4:1. Maar Jona vond dat vreselijk verkeerd,
ja, hij werd er erg kwaad om.
2. Ja, hij richtte een smeekbede tot de
Aanwezige, ‘Ach, Aanwezige, toe nou! Hàd
ik het niet gedacht, toen ik nog in mijn eigen land
was? Omdat ik het zag aankomen ben ik gevlucht naar Tarsis,
want ik weet heus wel dat U een God bent vol genade
en meeleven, niet snel boos en vol
vriendelijkheid, die het kwaad spijtig vindt…
3. Nu dan, Aanwezige, neem mijn leven maar van me weg, want ik ben liever
dood dan dat ik leef.’
4. En de Aanwezige zei: Is het wel in orde,
dat je er zo kwaad om bent?
5. Maar Jona ging de stad uit,
en hij ging ten Oosten van de stad zitten, en maakte zich daar een hutje
van takken; hij ging daaronder zitten,
in de schaduw, om te kijken wat er
met de stad gebeuren ging.
6. En God, de Aanwezige,
besloot dat er een palmboom moest komen, en die
liet hij boven Jona uitgroeien om hem schaduw
op zijn hoofd te werpen, om zijn kwaadheid
weg te nemen… - en: Jona verheugde
zich zeer over de palmboom.
7. Maar God besloot (ook) dat er een worm
moest komen, bij het aanbreken van het eerste morgenlicht,
de volgende dag, en die viel aan
op de boom, en deze verwelkte….
8. Dus wat gebeurt er: toen de zon opging,
en God besloot dat er een zoele oostenwind moest gaan waaien, viel de zon
aan op het hoofd van Jona, en die viel er flauw van. Hij
dacht dat hij dood ging, en zei: Ik ga liever dood dan dat ik leef…
9. En God zei tegen Jona: Is het wel in orde,
dat je zo kwaad bent om de palmboom? En
hij zei: Het is terecht dat ik zo kwaad ben dat ik er aan sterf!
10. De Aanwezige zei: Jij hebt verdriet
om de palmboom, waar je zelf geen hand
voor uitgestoken hebt, en die jij niet groot hebt laten groeien…
die was maar een nachtje oud, ja, maar één enkele nacht…
11. Zou Ikzelf dan niet verdriet hebben om Nineve, die grote stad, waarin wel meer
dan 12000 man zijn, die het verschil niet eens weten tussen links
en rechts, en dan ook nog heel veel vee?
Jona
mag dan ontstemd zijn, de inwoners van Nineve zullen God op
hun blote knieën hebben geloofd. Laten we met hen zingen, omdat het er
van nature met ons niet zo veel beter voor staat. We zingen Psalm 66: 1
en 7
De Epistellezing vinden we in 1 Thess 5: 2-11. We lezen uit de Goed
Nieuwsbijbel.
Deze lezing staat in het kader van het waakzaam zijn en bewust leven in
verwachting van de komst van de Heer,
die ook de dag van het oordeel is. We lezen:
2 U weet
zelf maar al te goed
dat die dag komt als een dief in de nacht.
3 Wanneer de mensen zeggen: ‘Alles is rustig
en veilig,’ juist dan overvalt hun
plotseling de ondergang, zoals de weeën
een zwangere vrouw, en is er voor hen geen ontkomen meer aan.
4 Maar u, broeders
en zusters, leeft niet in het donker, zodat die dag u zou overvallen als
een dief. 5 Want u behoort allen
tot het licht van de dag. We
hebben niets van doen met het duister
van de nacht. 6 We moeten dan ook niet slapen
zoals de rest van de mensen, maar waken en nuchter blijven.
7 Want wie slaapt doet dat ’s nachts,
en wie zich bedrinkt evenzo.
8 Maar laten wij, die behoren tot de dag,
nuchter zijn. We moeten ons met het geloof
en de liefde uitrusten als met een pantser,
en met de hoop op redding als met een helm.
9 We zijn door God niet bestemd om veroordeeld
te worden, maar om deel te krijgen aan de redding
dankzij onze Heer Jezus Christus. 10 Hij
is voor ons gestorven, opdat wij samen met
Hem zullen leven, ongeacht of we nog
in deze wereld verkeren of al gestorven
zijn.
11 Blijf elkaar hiermee troosten en steunen,
zoals u trouwens ook al doet.
Psalmwoord Halleluja. Loof de Heer, want Hij is goed, bezing Zijn naam,
zo lieflijk van klank. (psalm 135:3) Halleluja
Gemeente gaat staan
Evangelielezing
Mattheüs 20: 1 – 16
De Heer heeft de leerlingen beloofd dat ze rijk beloond zullen worden, maar
hij vertelt ze dat veel mensen van het eerste uur achteraan zullen staan voor de beloning, en dat anderen die
er pas laat bijkomen, vooraan staan. Want het koninkrijk van God is heel anders
dan hun eigen maatschappij. Hier probeert de Heer dat uit te leggen met een
gelijkenis.
1. Het koninkrijk der Hemelen lijkt op een man,
een grootgrondbezitter, die ‘s morgens in alle vroegte er op uit
ging om arbeiders voor zijn wijngaard te
huren.
2. En toen hij het met de werklui eens werd voor één denarie (een
dagloon) per dag, stuurde hij ze naar zijn wijngaard
toe...
3. Maar toen hij rond het derde uur (+ 9 uur) buitenkwam, zag hij nog anderen
op het marktplein staan nietsdoen.
4. En hij zei tegen ze: ‘Vooruit, jullie ook naar de wijngaard! En ik
zal jullie naar behoren betalen’, en
ze gingen.
5. En toen hij weer buiten kwam, rond het zesde en het negende
uur (dus rond 12 en 3 uur), deed hij hetzelfde.
6. Maar zelfs als hij tegen het elfde uur buiten komt, vindt hij er nog anderen
staan, en hij zegt tegen ze: ‘Hoe komt het dat jullie hier al heel de dag niets
staan te doen?’ - en ze zeggen ten hem:
7. ‘Omdat niemand ons gehuurd heeft!’ en hij zegt tegen ze:
‘Vooruit, jullie ook naar de wijngaard!’
8. Maar als het dan avond geworden is, zegt de eigenaar
van de wijngaard tegen zijn penningmeester: ‘Roep de arbeiders,
en betaal het loon uit, te beginnen
bij de laatsten, en dan zo door tot de eersten.’
9. En zij, die tegen het elfde
uur gekomen waren, kregen elk één denarie, één dagloon, en zij die als eersten
waren gekomen, verwachtten dat ze wel méér
zouden ontvangen, maar ook zij kregen elk een
denarie.
11. Toen ze die in ontvangst namen, monkelden
ze tegen de kapitalist:
12. ‘Die daar, die het laatst
kwamen, hebben maar één uur gewerkt, en U hebt ze gelijkgeschakeld met ons,
die de last en de hitte van de dag verdragen
hebben!’
13. Maar hij gaf één van hen ten antwoord: ‘Makker,
ik doe je niets te kort. Heb je met mij
niet één denarie
afgesproken?
14. Neem het jouwe, en verdwijn.
Ik wil deze laatsten geven wat ik jou ook gaf;
15. staat het me soms niet vrij om met mijn
dingen te doen wat ik wil?
Of kijk je zo boos omdat ik goed
ben?
16. Op die manier zullen de laatsten
tot de eersten behoren, en de eersten tot de laatsten.
Zalig die het Woord van God horen
en er gehoor aan geven!
Gemeente gaat zitten
Gezang 353: 1 en 6 = Lied 565
Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE
VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS
CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Volgens Edy is dit een hondenbaan, kijk maar!
En ik geloof dat Jona er net zo
over dacht.
Een paar weken geleden hebben we gesproken over het mooie gebed van Jona,
vanuit de diepste diepte van ellende, en
hoe de Heer hem redde.
Maar uit onze lezing van vandaag hebben we kunnen opmaken, dat Jona
daarna alsnog met frisse tegenzin naar Nineve
is getrokken. Hij gaat dan wel doen wat de Heer hem heeft opgedragen,
maar zijn hart is er niet bij. Integendeel.
Hij doet zijn plicht, en meer niet. Hij verwacht er
ook eigenlijk niets van. En hij doet zijn werk maar half.
Als de stad zo groot is, dat je er pas met drie dagen lopen doorheen
bent, dan mag je niet verwachten dat je meer dan de helft
van de mensen bereikt, wanneer je op een derde
van de stad je boodschap achterlaat.
Toch doet Jona dat, hij draait zijn riedeltje
af, en vervolgens neemt hij de benen, om te gaan zitten kijken
hoe het afloopt. En natuurlijk verwacht hij dat het slecht afloopt, want
dat is wat hij graag wil.
Nineve vertegenwoordigt voor hem alles
wat verkeerd is. Het is de hoofdstad
van de grootste bedreiging van zijn eigen
land. En vanuit het diepst van zijn ziel hoopt
hij dat deze bedreiging weggenomen wordt. Hij doet er aan wat hij kan.
Eerst door weg te vluchten voor deze opdracht
om Nineve tot de goddelijke orde te roepen,
en als dat niet lukt, brengt hij zijn boodschap zo minimaal
mogelijk.
Ja, hij roept, want dat is zijn opdracht. De Heer had hem door,
anders zou hij wellicht in een hoekje zijn gaan mompelen.
Zodat niemand hem hoorde.
In het Hebreeuws is ‘Jona’ hetzelfde woord als dat voor duif. Maar je
kunt de naam ook afleiden van een werkwoord, dat je kunt vertalen met: het
lastig maken. En dat is hier meer op zijn plaats. Jona
is niet bepaald een vredesduif in dit
verhaal, maar hij is een lastpak, die
het de Aanwezige bar moeilijk maakt, om
Zijn verzoeningswerk te doen. Om genade
voor recht te laten gelden.
En tóch gebeurt dan, ondanks alle tegenwerking
van Zijn profeet. Want de boodschap
wordt opgepakt. Haast alsof ze er op hebben
zitten wachten, zonder het te weten.
‘Mensen, jullie zijn volkomen verkeerd bezig, ga anders
leven, zo niet, dan zijn jullie reddeloos
verloren.’
Het is alsof ze stuurloos bezig
waren, geen kompas hadden, alsof ze wachtten tot iets
of Iemand ze bij de hand zou nemen, en ze weer op de goede weg zou
brengen. Ze hebben maar zó’n klein duwtje
nodig.
En ze gaan om. Als een blok.
De boodschap gaat als een lopend vuurtje door de stad.
En bereikt ook de koning
in zijn paleis, én de hoge autoriteiten. De koning beslist dat niet
alleen heel de bevolking in zak
en as moet zitten, maar dat ook de dieren
als teken van berouw in zakkengoed, in
jute gekleed moeten worden. En iedereen
moet vasten. Geen kruimel eten, geen druppel
drinken. Zèlfs het vee niet.
Als God geen medelijden
krijgt met de mensen, heeft Hij het misschien wel met de dieren.
Het werkt. Want ze besluiten echt het roer
om te gooien.
En Nineve wordt gered.
Niet het vijandige volk ligt dwars,
zoals je zou verwachten, maar Gods eigen profeet.
En zo worden hier de eersten: Jona, en
het Godsvolk dat hij vertegenwoordigt, tot de laatsten,
en de laatsten worden de eersten.
Wie had dat gedacht?
De dag van God, de dag van het oordeel,
kwam voor Nineve als een dief in de nacht. Ze dachten dat ze gebeiteld
zaten. Dat alles rustig en veilig
was, zoals het in de epistel staat. En van het ene moment op het andere
was daar die dreigende ondergang. Ze
waren er absoluut niet op bedacht.
Wij zouden dat wél mogen en moeten
zijn, want een gewaarschuwd mens telt voor twee, nietwaar?
En wie niet nuchter en waakzaam is, kon wel
eens achteraan in de rij komen te staan.
Maar zíjn we er op bedacht,
dat God ons wel eens hier en nu oordelen
kan? Zijn we niet ingeslapen op het bed
der genade, onder een warme deken van zekerheden,
omdat we weten dat God van ons houdt, en
dat 'dus' alles goed komt?
Staan we ’s morgens al te trappelen
om aan het werk te gaan in Gods wijngaard,
ieder op zijn en haar eigen plek in het leven?
Vragen we bij het opstaan: Heer, wat hebt U
vandaag voor me te doen, wilt U het me laten zien?
Wat mezelf betreft moet ik bekennen, dat het daar regelmatig aan ontbreekt.
:-(
En dat ik ook niet altijd op het derde, zesde
of negende uur mijn diensten aanbied. Zelfs het elfde uur schiet
er tot mijn schande nog wel eens bij in.
Ik hoop en verwacht
dat het bij u beter gesteld is.
En toch sta ik hier, om tegen u en jullie
en tegen mezelf te zeggen, dat het de hoogste
tijd is dat we het roer van ons leven omgooien.
Dat is geen leuke boodschap.
Een hondenbaan? Nee, dat niet.
Want die boodschap kan wel levensreddend zijn.
Ieder van ons weet voor zichzelf best wat de zwakke plekken
zijn in ons leven, en waar we beslist niet
leven zoals God dat van ons vraagt. Op
het moment dat we ons onbehaaglijk voelen bij
de gedachte dat Jezus, dat God, over onze schouder mee kijkt,
zitten we al mis.
Dat is één kant van de zaak.
En als, aan de andere kant, het leven
komt met teleurstellingen en tegenslagen,
moeten we daartegen gepantserd zijn, en wat is er beter en effectiever dan liefde
en geloof, dan de hoop
op redding, om de tegenslagen af te weren!
Maar de liefde, geloof en hoop dienen we dan niet op dat moment nog van zolder
te moeten halen, want dan is het te laat.
Dat werkt niet. We moeten ze als vast
onderdeel van ons leven in onze geestelijke gereedschapskist
hebben.
We moeten er dagelijks mee oefenen, en dan zal blijken, dat
liefde en geloof
ons leven ook richting geven, en wel dat ze de juiste richting
geven aan ons doen en laten. Aan onze omgang
met mens en dier, met God
en schepping.
Als alles tegenzit, dan wil ons verstand nog wel eens plaats maken
voor paniek, maar de hoop
op redding mag ons dan de weg terug
wijzen naar liefde en geloof, naar Godzelf.
Dat werkt alleen als liefde en geloof niet wordt beleden met de mond,
maar ook met hart en handen.
Bidden doe je met iedere handeling die
met volle aandacht en met respect uitvoert, als voor Gods aangezicht, leerde
Nevil Shute ons in zijn boek Round the Bend.
Dan kan de straat vegen net zo goed dienst aan God zijn als afwassen
of een computerprogramma ontwikkelen.
Dat is mooi, dat moeten we vasthouden.
Maar het verhaal van Jona nodigt ons ook uit, om in ons eigen leven te
onderzoeken wat ons persoonlijk Nineve is.
In de realiteit van onze maatschappij denk ik
dat ons gemeenschappelijk Nineve wel eens de moslim-broeder en -zuster
zou kunnen zijn, die met meer ijver dan wijzelf
God dient, en die ons aanspreekt op onze
laksheid.
Wij willen van hen niet horen dat wij in een overspelige maatschappij
leven, ook al schrijven we zorgelijke rapporten vol over de seksualisering
van de samenleving, en is vrouwenhandel
in Nederland helaas een bekend verschijnsel.
We willen van hen niet horen, dat
we van God los
zijn, en dat daarom onze cultuur ten onder dreigt te gaan. En dus wijzen
wij met onze vinger naar de uitwassen van hún cultuur. En stiekem
willen we het liefste maar met zijn allen, de goeden daar gelaten (en die
zitten natuurlijk hier), dat ze
ten onder gaan, zodat wij geen last meer van ze hebben.
Zoals Jona dacht ten aanzien van Nineve.
Het probleem van Jona was, dat hij geen
liefde kon opbrengen voor de mensen van Nineve.
Voor de aartsvijand. En hij verwijt de Aanwezige
in feite dat Deze dat wel doet. Hij zegt
bijna honend: ‘Hàd ik het niet gedacht,
toen ik nog in mijn eigen land was? Omdat ik
het zag aankomen ben ik gevlucht naar Tarsis,
want ik weet heus wel dat U een God bent
vol genade en meeleven,
niet snel boos en vol vriendelijkheid,
die het kwaad spijtig vindt…’
Hij kent deze kant van God, maar neemt er geen voorbeeld
aan.
Het moge u bekend zijn dat ook de moslims Allah
belijden als de Barmhartige, de Genadige.
Zij ontlenen dat uiteindelijk aan dezelfde tekst uit Exodus 34:6 als Jona.
Als God ons uitnodigt
om in Zijn wijngaard te komen werken,
(en geloof zonder werken is geen geloof!) dan kon Hij wel eens van ons allen
verwachten dat wij voor onze medelanders een voorbeeld van liefde
en geloof zijn. En als we dat niet óp
kunnen brengen, dat we dàn een voorbeeld aan hen nemen, waar zij de
dienst aan God oprecht integreren in hun
dagelijks leven.
Ik leg u dat, en ook mezelf, ernstig vóór.
Maar ook zouden we eens moeten we onderzoeken wat daarnaast ons persoonlijk
Nineve is. In ons privé –leven.
Waar ontbreekt het ons aan liefde?
Voor wie kunnen we niet meer opbrengen dan op zijn best beleefde
interesse? Wie of wat zouden we het liefst in de hel
zien branden?
We hebben bijna allemaal wel van die zwakke plekken.
En voordat we die onder ogen hebben
gezien en beleden, voordat we oprecht geprobeerd
hebben om daar met Gods hulp aan te werken,
zijn we voor God eerder lastpakken dan vredesduiven,
en behoren we eerder tot de laatsten dan tot de eersten.
Daar kunnen we iets aan doen!
Laten we in Godsnaam zorgen dat we er bij
zijn!
Dat we kinderen van het licht zijn.
Dat we niet in duisternis en nacht
dwalen, maar dat we Christus als ons lichte
kompas volgen.
Dan is er voor ieder van ons een dagloon.
Voldoende om te leven
in Gods overvloedige
genade en barmhartigheid.
Niet in gezapige rust, maar als actieve inwoners
van het Koninkrijk.
We staan er niet alleen voor.
De Heilige Geest wil voor ieder van ons Haar licht laten schijnen. Jezus wil
voor elk de Weg zijn die Waarlijk ten Leven leidt.
Laten we er voor gáán.
Met Gods hulp.
Amen.
Orgelspel
Antwoordlied:
gezang
484
= Lied 941
Dienst van Gebeden en Gaven
Inzameling van de gaven
Dan is het nu tijd om ons geloof in daden om te zetten in de collecten voor
diaconie
en kerk.
Dankgebed over de gaven
Heer, wat wij bij elkaar gebracht hebben, is meer dan geld,
wil er ook onze goede wil in zien,
en onze dank
voor Uw liefde.
Zegen het,
zodat het vrucht draagt in overvloed
-hier en elders-
om Jezus'
wil.
Amen
Geloofsbelijdenis (staande)
Ik geloof in God,
die
wilde dat de wereld goed was,
die
mensen en dieren maakte,
planten
en bomen,
vogels
en vissen,
en er van hield.
Ik geloof in God,
die
als een vader zorgen wil,
die
als een moeder ons omringt.
Ik geloof in Jezus -
in
wie Gods Liefde mens werd,
om ons lot te delen
ons leven, onze dood,
die
dwars door alles heen
vast
hield aan Zijn Vader -
en angst en dood overwon -
stervend aan het kruis.
Hij ging door de hel,
maar stond óp tot nieuw leven:
de
derde dag.
Ik geloof in de Geest
die Jezus ons zond,
om
ons dichter dan ooit
bij
God te doen zijn.
Zij
bidt en zingt en dankt in ons;
geeft
ons nieuw leven,
in eeuwigheid.
Daarom durven wij geloven
in goedheid, gerechtigheid, trouw....
... in Liefde en toekomst
zelfs voorbij de dood....
... in een kerk, waar mensen zijn
als
één lichaam, dat bestuurd wordt
door Jezus, ons Hoofd....
... in een doop, die mensen nieuw maakt...
... in vergeving, in genade en hoop -
voor gewone mensen zoals wij.
Amen.
Dankgebeden en Voorbeden
Lieve God, grote God, wij danken U voor de voorrechten waarmee U ons hebt
omringd.
Wij danken U voor vrede en veiligheid, voor een stabiele regering en een
degelijke economie, al is de weelde in onze ogen niet altijd eerlijk verdeeld.
Open ons de ogen voor wat we zelf in deze wereld kunnen doen, in delen en geven,
in aandacht en trouw.
Zo bidden wij U:
Heer onze God
Lieve
God, wij danken U dat U ons door Uw woord telkens weer op pad stuurt op weg naar
de ander.
Dat verrijkt ons leven, maar het maakt ons vaak ook angstig, omdat we niet
altijd weten hoe we moeten omgaan met de verschillen tussen mensen. Schenk ons
dan de liefde, de barmhartigheid die U kenmerkt, opdat wij deze spiegelen naar
de wereld toe.
Geef ons de juiste blik, de goede woorden, de liefdevolle bejegening in de
contacten met mensen veraf en dichtbij, zodat niet de angst voor het vreemde
overheerst, maar het vertrouwen in U. Zo
bidden wij U:
Lieve God, wij bidden voor hen allen die als vreemdeling in ons midden
verblijven. En voor hen die wij nog steeds als vreemdeling willen zien, ook al
zijn ze hier geboren en getogen. Wij bidden voor allen, wereldwijd, die van huis
en haard verdreven zijn door geweld van natuur of mensen, of die geen bestaan
konden opbouwen, in het land van herkomst. Zo bidden wij U:
Lieve
God,
wij
danken U voor de vele fijne momenten in ons leven als gemeente, voor de
jarige, voor het feit dat Dirk-Jan iets beter lijkt te worden, en we bidden voor
onze
zieken, voor Gerrit, om
beterschap.
Vanwege ons kleine geloof,
om onze lafheid bidden wij U om genade, om Uw Geest en Haar veelkleurige gaven,
Uw helende nabijheid, en in de stilte van Uw huis bidden wij: kijk in het diepst
van ons hart, en neem onze zorgen weg. Wij leggen ze nu in Uw handen.
Stil gebed
Onze Vader in de hemel,
laat Uw naam geheiligd worden,
laat Uw koninkrijk komen
en Uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan U behoort het koningschap,
de macht en de majesteit,
tot in eeuwigheid,
Amen.
Gemeente staat op
Slotlied
gezang
170: 1 en 6
Meester, men zoek U, wijd en zijn, komend langs velerlei wegen...
Koning,
verheugd geloven wij wat uw
getuigen verkonden:
slechts onder uwe heerschappij heeft
ons hart vrede gevonden.
Uitzending en Zegen
De God nu der hope
vervulle U met louter vreugde
en vrede in Uw geloof,
Hij geve U overvloed aan hoop,
Hij sterke Uw vertrouwen
in de zachte krachten die overwinnen:
liefde, barmhartigheid
en genade...
door de kracht van Gods goede Geest.
Zo zegent U nu de drie-enige God:
Vader, Zoon en Heilige
Geest.
Amen