Voor eerdere diensten klik hier:
Zondag 18 na Trinitatis 4 october 2015 te Leerdam
Organiste: Corry Hasebos
Afkondigingen en aansteken van de kaarsen.
Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader
en de Zoon en de Heilige
Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Heer, vergeef ons al wat
wij misdeden,
en laat ons weer in vrede leven.
Amen.
Zo lief had God deze wereld, dat Hij
Zijn eniggeboren Zoon gegeven
heeft, opdat ieder die in Hem gelooft
aan het verderf ontkomt, en eeuwig
leven hebben mag!
Introïtus: de Antifoon
voor deze zondag luidt:
Beloon wie standvastig op U
wachten. Laat Uw
profeten geloofwaardig blijken. Verhoor,
Heer, het gebed van Uw dienaren. (Jesus
Sirach 36:18)
En de psalm luidt: Verheugd was ik
toen ik hoorde: ‘Wij gaan naar het huis van de Heer’!
Verheugd ben ik, nu onze voeten staan
binnen je poorten, Jeruzalem. Vraag om vrede
voor Jeruzalem. Dat rust hebben wie van je houden,
dat vrede heerst binnen je muren en rust
in je vesting. (Psalm 122:
1,2,6,7)
Antifoon: Beloon wie
standvastig op U wachten.
Laat Uw profeten geloofwaardig blijken. Verhoor,
Heer, het gebed van Uw dienaren. (Jesus Sirach
36:18)
Laten we de Heer aanroepen om ontferming
met de nood van deze wereld, - die is
groot – we horen van overstromingen en modderstromen, van oorlogsgeweld en
eindeloze rijen vluchtelingen, we mogen die bij God
neerleggen…
Maar laten wij dan ook Zijn Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde
komt!
Zondagsgebed:
Heer God, nu Uw
volk het Loofhuttenfeest viert bidden
wij U: wil hen en ons leiden in Uw Geest,
geef vrede aan Jeruzalem,
door Jezus
Christus, onze Heer. Amen.
Lezing Oude Testament: Ezechiël 34: 20 – 31
Ezechiël, priester en
profeet… Hij wordt in 597 voor Christus met de koning en het hof naar Babel
gedeporteerd. 11 jaar later, valt Jeruzalem,
het wordt verwoest en de bevolking wordt op transport gesteld. Voor
die tijd heeft Ezechiël gewaarschuwd, nu ziet hij uit naar een toekomst
vol troost, zoals God die voorzegt. Maar kort na de val van Jeruzalem moet
Ezechiël toch de leiders van het volk waarschuwen, sterker: hij moet ze
aanklagen. Zij komen niet op voor het volk, zoals een goede herder voor zijn
kudde. Déze herders denken alleen aan zichzelf. Dan zal God wel Zelf voor Zijn
schapen zorgen, en ze van overal terughalen, en ze weer naar Israël brengen.
Maar ook binnen de kudde gaat
het mis. De mannetjes (lees: de sterkere dieren) proberen de vrouwtjes (de
zwakkere dieren) buiten de wei te drijven. En dat accepteert de Heer niet. We
lezen:
20. Daarom, zo spreekt mijn Heer, de Aanwezige,
hun God: “Let op Mij!
Ikzelf zal rechtspreken
tussen de leden van de kudde die vet zijn en de leden van de kudde die mager
zijn.
21. Omdat jullie je je met flank en schouder tegen hen in
zetten, ja, met behulp van jullie beide hoorns over heel het stuk
(land) dat jullie ter beschikking staat
héén walsen, drijven jullie de vrouwtjes óp tot ze buiten
staan.
22. Maar Ik zal Mijn kudde te hulp
komen, en ze zullen (niemand) meer ten prooi vallen, ja, Ik
zal rechtspreken tussen het ene lid
van de kudde en het andere.
23. Ik zal over hen één herder aanstellen, en de wijfjes zal hij: Mijn
dienaar David, weiden, hij weidt
hen en hij is hen tot herder.
24. En Ik, de Aanwezige,
Ik ben hen (dan) tot God, en Mijn dienaar David
is in hun midden de prins, (de man met
gezag).
Ik, de Aanwezige,
heb gesproken!”
(Dan een volgende profetie die naar de toekomst kijkt:)
25. “En Ik zal met hen een vredesverbond
sluiten, en Ik zal alle slechte wezens
van de aarde verwijderen, maar zij
zullen veilig en wel
in de vlakten wonen, en zij zullen slapen in de bossen…
26. Ja, Ik zal hen een plaats
aanwijzen, en wel rondom Mijn gezegende
heuvel, en Ik
zal op zijn tijd stortregens omlaag laten
klateren, regens (vol) zegen
zullen het zijn!
27. De boom in het veld geeft zijn vruchten,
en de aarde zal haar rijkdom voortbrengen, en zij zullen veilig
en wel op hun grond
leven. En ze zullen weten dat Ik,
de Aanwezige, het ben, die de armen van
hun juk stuk breekt. Ja, Ik
zal hen bevrijden uit de hand van hun slavendrijvers.
28. De overige volkeren zullen hen niet meer buit maken, de
wilde dieren zullen hen niet
meer verslinden, maar ze zullen in veiligheid
leven, en niemand die ze schrik aanjaagt!
29. Ik zal, als visitekaartje, voor hen zorgen
dat er (ruim) planten zijn, dan zijn er geen
verwoestende hongersnoden meer op
aarde, en de overige volkeren spreken van niemand meer schande.
30. Ja, ze zullen weten, dat Ik,
de Aanwezige, hun God, mét
hen ben, en dat zij, het huis
Israël, Mijn volk
zijn.” Zo heeft mijn Heer, de Aanwezige,
letterlijk gezegd.
31. “Ja, jullie, vrouwen, zijn Mijn
kudde, een kudde mensen die Ik
weid zijn jullie, mannen!
Ik ben jullie God.”
Zo heeft mijn Heer, de Aanwezige, het letterlijk
gezegd.
Aldus Ezechiël. Tot hiertoe deze lezing.
Wij mogen op God vertrouwen,
ook als het moeilijk is! Laten we dan zingen: lied: NL16b
(2x)
Epistellezing:
1 Corinthe 1: 1 - 9
De eerste brief aan de Corinthiërs is gericht aan een
gemeente die Paulus zelf had gesticht (1 Cor 2,1-5; vgl. Hnd
18,1-17). Dit was geschied in de jaren
50-52. Corinthe was toen een belangrijke havenstad, een knooppunt van
verbindingen tussen Oost en West. De gemeente bestond hoofdzakelijk uit bekeerde
heidenen, behorend tot de maatschappelijke onderlaag (1,26-31).
De directe aanleiding tot het schrijven van 1 Corinthiërs was een brief
van de gemeente zelf, waarin zij het oordeel van Paulus vroeg over een aantal
punten (7,1). Hij
antwoordt hierop vanaf 7,1. De vragen betroffen in elk geval kwesties over
seksualiteit en huwelijk (7); waarschijnlijk hadden ze ook betrekking op het gebruik van het offervlees (8-10) en de charisma's of bijzondere
genadegaven (12-14), misschien ook op de leer van de opstanding (15). Bovendien had Paulus mondelinge
inlichtingen (1,11) ontvangen omtrent de situatie van de gemeente, o.a. over onderlinge
partijdigheid en onenigheden; hierover heeft hij het in de eerste zes
hoofdstukken. Reeds eerder had hij een brief geschreven aan de Corinthiërs,
maar deze is verloren gegaan (5,9-13).
1 Corinthiërs is geschreven te Efese, waarschijnlijk in het voorjaar van 54 of
55, vgl. 5,6-8; 16,5-9. We
lezen:
1 Van Paulus, apostel van Christus Jezus, geroepen door de wil
van God, en van onze broeder Sostenes.
2 Aan de gemeente van God in Corinthe, geheiligd door Christus
Jezus, aan hen die zijn geroepen om Zijn heiligen te zijn, en aan allen die de Naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen, waar dan
ook, bij hen en bij ons.
3 Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van
de Heer Jezus Christus.
4 Ik dank
mijn God altijd voor u, omdat Hij u in Christus Jezus Zijn genade heeft geschonken.
5 Door Hem bent u in elk opzicht rijk geworden. Alles wat u zegt en al uw kennis
6 bewijst
dat het getuigenis over Christus bij u verankerd is,
7 en
hierdoor ontbreekt het u, terwijl u op
de komst van onze Heer Jezus Christus wacht, aan geen enkele gave van de Geest.
8 Zij is het ook die u tot het einde toe de zekerheid geeft dat
u geen blaam zal treffen op de dag van onze Heer
Jezus Christus.
9 God, door wie u geroepen bent om één te zijn met Zijn
Zoon Jezus Christus, onze Heer, is trouw.
De Psalmist roept op: Halleluja!
Loof de Heer,
want Hij is goed, bezing
Zijn Naam, zo lieflijk van klank. Psalm 135:3. HALLELUJA!
Laten we Gods lof dan zingen met lied NL870: 1, 2, 3 en
8. Het is een bekende melodie!
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Mattheüs 22:
34-46
Eerder in het hoofdstuk is er geprobeerd om de Heer Jezus via allerlei
trucjes in de val te laten lopen, zodat men een reden had om Hem
aan te klagen.
Maar Hij is ze te slim af!
34. Als de Farizeeërs horen dat Hij de Sadduceeërs tot zwijgen heeft gebracht stromen ze bij Hem samen;
35. één uit hen, een wetgeleerde, stelt een vraag
om Hem op de proef te stellen:
36. 'Leermeester, wat is in de Wet het grote gebod?'
37. Hij verklaart hem:
"'liefhebben zul je de Heer, je God
met heel je hart en heel je ziel
en heel je verstand’;
38. dat is het grote en eerste
gebod;
39. het tweede,
daaraan gelijk:
‘liefhebben zul je je
naaste als jezelf’;
40. aan deze
twee geboden
hangt heel de Wet én de profeten!
41. Nu de Farizeeërs samengestroomd
zijn stelt Jezus een vraag aan hén
42. en zegt: "Wat denkt ú over
de Christus? –
wiens zoon is hij?"
Ze zeggen tot Hem: 'van David!'
43. Hij zegt tot hen: "Hoe kan het dan dat David -
door de Geest gedreven - hem ‘heer’ noemt,
als hij zegt (psalm 110)
44. ‘de Heer zegt tot mijn heer:
zetel aan Mijn rechterhand,
totdat Ik je vijanden heb gelegd onder je voeten’?
45. Als David hem dus ‘heer’ noemt,
hóe is hij dan zijn zoon?
46. Niemand is bij machte geweest
Hem een woord te antwoorden,
en men durfde vanaf die dag
Hem niet meer zo’n vraag te stellen.
Zalig die het
Woord van God horen en er gehoor aan geven!
Credo: In antwoord op Gods
Woord willen wij samen ons geloof belijden:
We lezen alles samen...
Wij belijden ons geloof samen met de eerste getuigen van Jezus Christus:
Met Johannes de Doper: Zie hier het lam Gods dat de zonden der wereld
wegdraagt...
Met Andreas: We hebben de Messias gevonden...
Met Nathanaël: Meester, U bent de Zoon van God, de koning van Israël...
Met de Samaritanen: Wij weten dat Hij werkelijk de redder der wereld is...
Met Petrus: U bent de Christus, de Zoon van de levende God....
Met Martha: U bent de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komt...
Met Thomas: Mijn Heer en Mijn God....
Amen.
Preek
Genade zij u en vrede van God
onze Vader en van Jezus Christus,
onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve Gemeente,
In de Bijbel worden ons soms vragen
gesteld, waar je niet zomaar van terug hebt.
De vragen die aan anderen worden
gesteld, worden in wezen ook aan ons
gesteld, als wij bij de gemeenschap, de gemeente van God
willen horen.
Bij Gods volk, bij Zijn kudde…
Weet wel dat in de tijd van het Oude
Testament, en ook nog in Jezus’ dagen,
een kudde het kostbaarst was wat je hebben
kon.
Jezus stelt de Farizeeërs
en Schriftgeleerden de vraag: “Hoe zit
dat, hoe zien jullie, die altijd maar
met de letter, punt en komma van de Heilige Tekst bezig
zijn, deze vraag?”
“Hoe kan David hem (in psalm
110) -
door de Geest gedreven - ‘heer’ noemen,
als hij zegt: ‘de Heer zegt tot mijn heer:
zetel aan Mijn rechterhand,
totdat Ik je vijanden heb gelegd onder je voeten’?
Als David hem dus ‘heer’
noemt, hóe is hij,
de Christus, dan zijn zoon?”
Het is een vraag waarmee niet alleen de theologen uit Jezus’ dagen mee in hun maag zaten, wij weten ook niet zo meteen een antwoord, maar
ik denk dat onze lezing uit Ezechiël ons iets verder kan
helpen.
In vers 20 – 23 gaat het over het misbruik
dat sommige mensen maken van hun kracht. De samenleving
wordt in deze gelijkenis, want dat is
het, afgebeeld als een kudde met geiten
en schapen, rammen en bokken samen
met de vrouwtjes.
Melk en kaas
zijn nog een luxeartikel, het meest
brengen het vlees en de vacht
op, dus zijn op zich de mannetjes en de vrouwtjes economisch evenveel
waard. Het is echter duidelijk dat de positie
van de vrouw ook in de tijd van Ezechiël
niet echt te benijden is, maar
eveneens dat dit níét is wat God voor ogen
heeft. Hij zegt met nadruk dat Hij
een aparte herder zal aanstellen,
die er voor de vrouwtjes is, met andere woorden: voor de zwakkeren
in de samenleving. Die zal hij weiden,
hij zal hún herder zijn. Wat de mannetjes
betreft zal God Zelf hun herder
zijn.
De herder die hen met stokslagen en
zijn staf op de juiste weg brengt. (Denk maar aan psalm 23: Uw stok en Uw
staf…)
Maar de andere herder gaat zachtzinniger
te werk, hij zorgt voor de vrouwtjes, geeft ze
te eten, geeft
ze wat ze binnen de kudde tekort kwamen. Hij heelt
ze, verzorgt ze…
Het is interessant te zien hoe God
hier heel nadrukkelijk de kant van de vrouw kiest, als ze
door anderen in de verdrukking komt!
En dan niet alleen om de vrouw als vrouw, maar het gaat natuurlijk
over alle kwetsbare mensen en dieren
in Gods goede schepping.
Die herder, die er voor haar zal zijn,
voor hen, daar herkennen wij Jezus in.
En terecht!
Immers: Hijzelf herkent
Zijn eigen roeping hier ook in. Dàt
lezen we vaker in de Bijbel.
Voor de zieken en de zwakken is Hij gekomen, de gezonden
redden het wel – ook in hun relatie met God.
Nu wordt er hier wel iets bijzonders gezegd over deze herder,
deze figuur, die ‘Mijn dienaar David’ wordt genoemd. In vers
24 staat: En Ik, de Aanwezige,
Ik ben hen (dan) tot God, en Mijn
dienaar David is in hun midden de prins
(de man met gezag).
Aangezien God de wérkelijke Koning
van het volk is, zal de afstammeling van David, die hier wordt
genoemd als herder,
ongetwijfeld méér zijn dan gewoon een van de koningen uit de dynastie
van David. Deze prins staat in een directe relatie
met God, met de Aanwezige,
hij kon wel familie van Hem zijn!
In de koningspsalmen in het Oude Testament zien we de koning van het volk
soms als een geadopteerde zoon van God.
Zo heeft Ezechiël die
tekst, die hij het volk had over te brengen, waarschijnlijk ook
gehoord. En het volk
net zo.
Maar wij weten
intussen wel dat onze logica niet Gods
logica is.
Zijn Geest gaat onze denkwereld
telkens weer verrassend en verre
te boven.
In Jezus zijn veel van Gods
beloften vervuld.
Of er is een begin met die vervulling
gemaakt.
Op een manier die niet werd verwacht,
en die daarom ook niet werd herkend.
In Jezus’ tijd werd de van God
gezondene verwacht als de Messias,
de Gezalfde, die trekken zou
hebben van een profeet, een hogepriester,
een koning… Er werd véél van hem
verwacht: alle problemen zou
hij oplossen.
Als hij er eenmaal was zou alles
goed komen.
En dan is hier die Jezus, die niet
heeft gestudeerd aan een rabbijnenschool,
maar wél praat alsof hij de wijsheid in pacht
heeft, die het over God heeft als over zijn ‘Papa’,
en die ze maar niet op woorden kunnen vangen,
terwijl hij heel het volk achter zich aan
krijgt door de vele wonderen, en doordat hij
steeds vertelt dat Gods Koningschap heel dichtbij is.
Al bijna zichtbaar is.
En weer lukt het niet om hem te
slim af te zijn.
Maar nu stelt Hij een vraag.
Jullie zijn zo knap, hoe lezen jullie de schriften? Hoe zit
dat nu met David, en met degene over wie
de psalm zingt als: mijn Heer????
Het is een strikvraag. Ongetwijfeld,
want wat ze ook antwoorden, Hij zal het
hen ongemakkelijk maken. Hij zal ze
laten afgaan, waar het volk bij
is.
Stél je voor dat Hij inderdaad de Messias
was, dan zou die tekst op Hem kunnen
slaan. Brrrr!
En dan zou Hij terecht vragen: waarom luisteren
jullie niet maar Mij?
Ze willen het antwoord maar liever niet
weten.
En ze willen in elk geval niet dat hij het antwoord ís…
Ezechiël 34:22 laat ons zien, dat het
antwoord op Jezus’ vraag moet zijn: de prins,
die God heeft aangesteld
als Zijn Zoon en
stadhouder.
Jezus dus!
En Lukas heeft ons laten zien dat Jezus
van méér dan koninklijk bloed is. Dat Hij
op onvoorstelbare wijze werkelijk
Gods Zoon is.
Een Prins met een hoofdletter.
Voor ons is dat makkelijker te zien
en te aanvaarden dan voor Jezus’
tijdgenoten.
Wij weten immers van Zijn
opstanding en Hemelvaart, wij weten
van het Pinksterfeest, en van de uitstorting
van de Heilige Geest, die al die dingen
heeft uitgelegd, en nog uitlegt,
ook hier en nu, die Jezus’ tijdgenoten
niet van Hem begrepen hebben, zelfs
niet Zijn leerlingen en vrienden.
Jezus daagde met Zijn
vraag aan de Farizeeërs en Schriftgeleerden Zijn
toehoorders uit om zich af
te vragen of ze wel wilden
weten wie Hij
wezenlijk was, en wat Hij voor hen
betekende.
Maar die vraag stelt Hij U en jou en mij ook:
Wie bén Ik voor
je?
Jezus vraagt: Ben Ik degene naar wie je toekomt
met je pijntjes en je verdriet, kus
er op, en je kunt weer verder, of ben ik ook de Prins
in je leven?
Ben ik voor jou de Man met gezag
in je bestaan? En… luister je dan naar
Mijn woorden?
Héb je God lief
met heel je hart en heel je verstand
en al je kracht, en houd je van je naaste
als van jezelf? Durf je eigenlijk wel
van jezelf te houden zoals Ik
van je houd?
Dat zijn serieuze vragen, waar we niet omheen kunnen…
Is het zo dat ons leven als gemeente
in deze wereld, en als mensen
in deze gemeente ook
bewijst dat het getuigenis over Christus bij ons verankerd is, en is het zo dat het hierdoor, ons, net als in Corinthe, terwijl wij op
de komst van onze Heer Jezus Christus wachten, aan geen enkele gave van de Geest ontbreekt?
Wachten en hopen we echt wel op Zijn
komst?
De
Heilige Geest is het die ons tot het einde toe de zekerheid geeft dat ons geen blaam zal treffen op de dag
van onze Heer Jezus Christus. Omdat God ons vergeven heeft.
En natuurlijk verwacht Hij dat wij daarnaar zullen leven, dat spreekt vanzelf.
God, door wie u geroepen bent om één te zijn met Zijn
Zoon Jezus Christus, onze Heer, is trouw. Daar mogen wij ons
aan vasthouden.
Ook als ons verstand het niet bij kan benen.
Luister naar je hart.
Luister naar Gods stem diep in je binnenste.
En open je hart voor Jezus. God is trouw.
God is goed. God houdt van je. Van jou!
Amen.
Orgelmuziek.
De wereld is wijd
en Gods goedheid is groot;
vanuit ons aandeel mogen wij helpen en delen,
nu in de collecte, straks in ons leven
van alledag weer op allerlei andere manieren.
Na het gebed over de gaven zingen we: NL870: 5, 6, 7, 8
Maar nu eerst de Collecte voor Kerk en Israel, zo kunnen we een beetje
bijdrage aan de vrede daar.
Gebed over de gaven:
Heer
God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen,
is uit Uw genade.
Wij kregen het van U te leen.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U
kunt beschikken over onze tijd, liefde en
aandacht.
Wijs ons in dit alles de weg,
en geef er Uw zegen op. Om Jezus’
wil.
Amen.
Lied NL870: 5, 6, 7, 8
Voorbeden:
Laten we op Dierendag God danken voor Zijn goede schepping, en aanstonds samen het gebed
van Franciscus bidden:
Goede God, wij danken U voor Uw liefde, liefde voor ieder van ons, die U hebt
neergelegd in Uw schepping, mensen en dieren, planten en water, wind en weer…
Help ons om dit grote geschenk waard te zijn en in goede staat door te geven aan
volgende generaties. Wij bidden U voor Uw volk, dat vandaag het Loofhuttenfeest
viert. Dat het voor hen en voor allen tot zegen mag zijn.
Wij bidden U ook voor deze gemeente, en in het bijzonder voor onze zuster Truus
van de Koppel bidden wij. Neem haar bij de hand en weid haar, verzorg haar en
als het mogelijk is, Heer, genees haar!
Amen.
(Gebed van Franciscus samen:)
Heer, maak mij een instrument van Uw vrede.
Waar haat het hart verscheurt,
laat mij liefde brengen.
Waar wordt beschuldigd,
laat mij vergeving schenken.
Waar verdeeldheid mensen van elkaar
vervreemdt,
laat mij eenheid stichten.
Waar twijfel knaagt,
laat mij geloof brengen.
Waar dwaling heerst,
laat mij waarheid uitdragen.
Waar wanhoop tot vertwijfeling
voert,
laat hoop doen herleven.
Waar droefenis neerslachtig maakt,
laat mij vreugde brengen.
Waar duisternis het zicht beneemt,
laat mij licht ontsteken.
Maak dat wij niet zozeer zoeken
om getroost te worden,
als wel om te troosten.
Om begrepen te worden
als wel om te begrijpen.
Om bemind te worden
als wel om te beminnen.
Want wij ontvangen door te geven.
Wij vinden door onszelf te
verliezen.
Wij krijgen vergeving door vergeving
te schenken
en wij worden tot eeuwig leven
geboren
door te sterven.
Amen.
St. Franciscus van Assisi
(1182-1226)
- Stil gebed -
Net als Uw Zoon en als Franciscus, en alle andere Christenen willen wij U
aanbidden als wij samen zeggen:
Onze Vader,
die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons
heden ons dagelijks brood
En vergeef
ons onze schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven
En leid ons
niet in verzoeking
Maar verlos ons van het kwade
Ons slotlied is NL141: 1, 2, 3 Na de zegen,
zingen we, in plaats van het ‘Amen’ lied NL993: 1, 2
.
Nu lied 141: 1, 2 en 3
Zegen:
Gods zegen
draagt ons door dood en doop heen naar het leven in eeuwigheid.
Gods Geest geeft ons de woorden van eeuwig leven
in de mond, en de moed in ons hart om die te spreken.
Gods geliefde Zoon gaat aan onze zij, wanneer we
hier vandaan gaan.
Zo zijn
we dan gezegende mensen,
in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Amen-lied NL993: 1, 2
Vandaag
is het de laatste
dag van het Joodse Loofhuttenfeest.
Soekot
(Sukkot) of Loofhuttenfeest is een joods feest dat zeven dagen duurt, en waarbij
herdacht wordt, dat de joden veertig jaren lang in hutten in de woestijn
omzwierven.
Veel van de joodse gedenkdagen herinneren aan de gebeurtenissen die in het oude
testament staan (Het eerste deel van de christelijke Bijbel). Met Soekot wordt
herdacht dat het joodse volk 40 jaar door de woestijn moest zwerven. Zij leefden
toen in hutten gemaakt van palmbladeren. Het Loofhuttenfeest is het begin van
een 7 dagen durende periode, waarin bij veel Joodse gezinnen in hun tuin of in
hun woning een hut wordt nagebouwd. Gedurende deze dagen wonen zij hierin,
gebruiken er de maaltijden en luisteren naar de verhalen over de tocht van de
joden door de woestijn.
De twee dagen die volgen op soekot zijn ook feestdagen,
namelijk Sjemini Atseret en Simchat Torah. (Vreugde der Wet)
Sjemini Atseret. Dit feest sluit het Loofhuttenfeest (Soekot) af. Men bidt om
regen in de hoop op een vruchtbaar jaar. Letterlijk betekent het: 'de achtste
dag van het samenkomen'. Op zich is zeven dagen al genoeg, maar het is voor God
moeilijk om afscheid te nemen, daarom blijven de joden nog een dagje. De tijd
die men hiermee kreeg wordt van oudsher gebruikt om te bidden voor extra regen
zodat straks alles zal gaan groeien en bloeien.
Simchat Thora of Simchat Tora is een
joods feest waarop wordt gevierd dat het Joodse volk de Thora (de Wet) bezit en
het op deze dag na een jaar hebben uitgelezen. Het woord simcha betekent vreugde
in het Hebreeuws. De letterlijke vertaling van Simchat Thora luidt Vreugde van
de Wet. Men viert uitbundig het einde van de Thoralezing, en start op deze dag
weer opnieuw het jaarcyclus, met het begin van de Thora, Genesis. De dag
voorafgaand aan Simchat Thora heet Sjemini Atseret of Slotfeest. In Israël
worden beide dagen op dezelfde dag gevierd. Daarbuiten aldus twee dagen.
Sjemini Atseret begint op de 22e van de maand tisjrie uit de joodse kalender, en
volgt op de week van het feest van Soekot (Loofhuttenfeest). Doordat dit een
maankalender is, vallen feestdagen zoals Sjemini Atseret niet steeds op dezelfde
data op de gregoriaanse kalender. In de lijst hieronder staat een aantal data
aangegeven waarop Sjemini Atseret (en in Israël dus ook Simchat Thora) valt.
Het is een officiële feestdag naar de halacha (joodse wet), en er geldt dus een
werkverbod.
Op Simchat Thora is de jaarlijkse lezing van de gehele Thora compleet. Op deze
dag wordt het laatste deel ervan uit Dewariem (Deuteronomium) gelezen, en kort
erop wordt tijdens de morgendienst verdergegaan bij het begin: het eerste
hoofdstuk van Beresjiet (Genesis). Daarmee is de jaarlijkse lezing van de Thora
een cyclus en heeft de Thora zelf dus als het ware geen einde. In veel synagogen
wordt op Simchat Thora gezongen en gedanst en de Thora blij rondgedragen tijdens
rondgangen.
(Bron:Wikipedia)